RECHTBANK BREDA
 
Sector Handelsrecht
 
Enkelvoudige Kamer
 
VONNIS
 
125896 / HA ZA 03-1825
31 maart 2004
 
In de zaak van:
 
De naamloze venootschap
DEXIA BANK NEDRLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
rechtsopvolger onder algemene titel van Bank
Labouchere N.V., eveneens handelend onder de naam
Legio en op haar beurt rechtsopvolger van Legio Lease B.V.,
eiseres bij dagvaarding van 9 oktober 2003,
Procureur mr. N. Th. ter Haar Romeny,
 
tegen:
 
X,
wonende te (.....)
gedaagde,
procureur: mr. E.C.M. Wagemakers,
 
1. Het verloop van het geding
 
Dit blijkt uit de volgende processtukken:
- de dagvaarding met 7 producties,
- de incidentele vordering tot verwijzing met 2 producties,
- conclusie van antwoord in het incident tot verwijzing met 2 producties.
 
Partijen worden ook aangeduid als Dexia en X.
 
2. Het geschil in het incident
 
X vordert bij incidentele conclusie dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de sector kanton, met veroordeling van Dexia in de kosten van het incident.
 
Dexia weerspreekt de vordering,
 
3. De beoordeling in het incident
 
3.1 in de hoofzaak vordert Dexia veroordeling bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, van X tot betaling van € 12.766,40, vermeederd met rente en kosten.
 
3.2 Nu de incidentele conclusie is genomen vóór alle weren en op de dag voor het voordragen van verweer bepaald, kan X in zoverre in de vordering worden ontvangen.
 
3.3 Tussen de partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken en/of op grond van de onbestreden inhoud van overgelegde productie het volgende vast:
a. Partijen of hun rechtsvoorganger zijn op 12 april 2000 een overeenkomst aangegaan genaamd Winstverdriedubbelaar, met betreking tot door Legio Lease aangekochte pakketten aandelen ABN Amro, Ahold en ING.
De looptid van de overeenkomst is 36 maanden.
b. De betalingsverplichting van lessee, X, is volgens deze overeenkomst:
1) 36 termijnen van f 2499,55 (€ 113,24) per maand;
2) een bedrag van f 100,- op of omstreeks de 35e maand;
3) aan het einde van de lease-overeenkomst een bedrag van f 42.716,52 (€ 19.383,91)
c. Artikel 5 van de overeenkomst luidt:
“Zodra lessee al datgene aan Legio-Lease heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden.”

d. Artikel 2 van de eveneens op deze overeenkomst toepasselijke Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease luidt:
“Legio-Lease en lessee komen overeen dat het eigendom van de waarden op lessee overgaat door vervulling van de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. Teneinde te bewerkstelligen dat lessee alsdan van rechtswege eigenaar van de waarden wordt, worden de in de overeenkomst genoemde waarden voorwaardelijk overgedragen aan lessee en wel onder de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. Deze voorwaardelijke overdracht geschiedt doordat genoemde waarden onverwijld na verkrijging ervan door Legio-Lease ten name van lessee worden bijgeschreven in de administratie van Bank Labouchere, overeenkomstig artikel 17 van de Wge, ter uitvoering van de in de eerste zin van dit artikel omschreven verbintenis tot voorwaardelijke overdracht. Legio-Lease behoudt het eigendom van de waarden totdat de lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan en blijft als zodanig bevoegd over de waarden te beschikken zonder dat dit ten nadele van lessee werkt. Lessee kan niet over de waarden beschikken, behoudens met voorafgaande schriftelijke toestemming van Legio-Lease. Legio-Lease draagt het risico van het verloren gaan van de waarden totdat deze eigendom van lessee zijn geworden.”
 
3.4 Dexia grondt haar vordering op nakoming van de met X gesloten overeenkomst. Dexia stelt dat X in verzuim is doordat hij, ondanks aanmaning, nalaat het uit hoofde van de overeenkomst op de einddatum verschuldigde bedrag te voldoen. Dexia vordert over het eindbedrag een
contractueel bedongen rente van 0.96% per maand en buitengerechtelijke incassokosten.
 
3.5 X stelt - kort samengevat - dat de rechtbank onbevoegd is nu de overeenkomst kan worden gekaraktiseerd als een huurkoopovereenkomst en conform art. 93c Rv de sector kanton de bevoegde rechter is. De rechtbank begrijpt deze stelling aldus, dat volgens X de sector handelsrecht van deze rechtbank onbevoegd is en de zaak moet worden verwezen naar de sector kanton van deze rechtbank.
 
3.6 Dexia verzet zich tegen toewijzing van deze vordering. Op haar verweer zal hierna worden ingegaan.
 
3.7 Dexia stelt dat een effectelease-overeenkomst geen koop op afbetaling is en dus ook geen huurkoop. In de eerste plaats heeft de overeenkomst volgens Dexia betrekking op effecten, zijnde vermogensrechten, terwijl art. 7A:1576 lid 1 BW spreekt over zaken. Welliswaar bepaalt art.7A:1576 lid 5 BW dat titel 5A van boek 7A BW van overeenkomstige toepassing is op vermogensrechten, doch Dexia stelt dat dit een uitbreiding betreft van de werkingsfeer van de
bepaling die op koop op afbetaling van toepassing zijn en niet een uitbreiding van de definitie koop op afbetaling zelf. De overeenkomst voldoet volgens Dexia evenmin aan de drie overige vereisten als omschreven in art. 7A:1576 lid 1 BW; van aflevering is geen sprake, er vindt geen betaling van de koopprijs in termijnen plaats en evenmin zouden patijen eigendomsoverdracht van de aandelen beoogd hebben.
 
3.8 De rechtbank stelt vast dat, volgen artikel 71 lid 3 Rv, haar voorlopig oordeel over het onderwerp van de zaak beslissend is met betrekking tot de bevoegheidsvraag.
 
3.9 Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met art. 7A:1576 lid 5 BW heeft beoogd dat vermogensrechten onderwerp kunnen zijn van koop op afbetaling, en dus van huurkoop, hetgeen een bijzondere vorm van koop op afbetaling is.
Nu aandelen zij te kwalificeren als vermogensrechten, is titel 5A van boek 7A BW ook van toepassing op een overdracht van aandelen.
Wanneer aandelen derhalve worden overgedragen op een wijze die voldoet aan het in art. 7A:1576h lid 1 BW bepaalde, is die overdracht daarmee aan te merken als huurkoop.
 
3.10 Dexia miskent dat de aflevering van de effecten aan een rechthebbende niet in stoffelijke vorm plaats vindt, maar middels bijschrijving in de administratie van de betrokken instelling. Dexia heeft erkend dat in haar boekhouding een aantekening is geplaatst op de voet van art 17 Wet Giraal Effectenverkeer (Wge), waarmee mag worden aangenomen dat de aandelen zijn afgeleverd als in art. 7A:1576h lid 1 BW bedoeld. Het hiervoor aangehaalde art 2 van Bijzondere Voorwaarde is te beschouwen als een eigendomsvoorbehoud als bedoeld in art. 3:92 BW en geeft aldus de in art. 7A:1576h lid 1 BW bedoelde voorwaarde. Dat de eigendom van de effecten pas overgaan na volledige betaling, doet er niet aan af dat de voor huurkoop vereiste aflevering heeft plaatsgehad.
 
3.11 Voorts betwist Dexia ten onrechte dat de betalingsverplichting mede bestond uit termijnbetalingen. Uit hiervoor genoemde maandelijkse termijnen, gevolgd door een tweetal slottermijnen, volgt dat aan het vereiste van meer dan een betaling, na de - hiervoor reeds besproken - aflevering van de aandelen, is voldaan. Gelet op de strekking van art. 7A:1576h BW is het niet relevant of die termijnen al dan niet uitsluitend zagen op rentebetaling.
 
3.12 Ten slotte betwist Dexia vruchtelloos dat partijen geen eigendomsoverdracht hebben beoogd. De hiervoor aangehaalde contractsbepaling (art. 5 van de Overeenkomst en art. 2 van de Bijzondere Voorwaarden) schrijven juist uitdrukkelijk voor dat de eigendom van de aandelen "automatisch" overgaat zodra de betalingsverplichtingen zijn nagekomen. Dat bij het einde van de looptijd van de overeenkomst veelal wordt gekozen voor verkoop van de aandelen en verrekening van de opbrengst, maakt dit niet anders.
 
3.13 Op grond van bovenstaande is het voorlopig oordeel van de rechtbank dat het onderwerp van geschil een huurkoopovereenkomst is. Dit brengt mee dat niet de sector handelsrecht, maar de sector kanton deze zaak verder dient te behandelen. De zaak zal daartoe worden verwezen naar de sector kanton.
 
3.14 De rechtbank zal een nieuwe roldatum bepalen. Partijen kunnen bij de sector kanton in persoon of bij gemachtigde verschijnen en zijn dus niet verplicht bij procureur te verschijnen.
 
3.15 Dexia zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit incident. Bij gebreke van een een daartoe strekkende vordering wordt de proceskostenveroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
 
4. De beslissing
 
De rechtbank, sector handelsrecht:
 
In het incident
 
verklaart zich onbevoegd van de vordering van Dexia kennis te nemen;
 
veroordeelt Dexia in de kosten van het incident tot aan de uitspraak aan de zijde van X begroot op € 390,- aan salaris voor de procureur;
 
In de hoofdzaak
 
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van woensdag 12 mei 2004 te 10.00 uur van de sector kanton van deze rechtbank, locatie Breda, alwwar partijen in persoon kunnen procederen of zich kunnen laten bijstaan of vertegenwoordigen door een gemachtigde.
 
Dit vonnis is gewezen door mr. Römers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 31 maart 2004.