Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 816421 DX EXPL 06-2782
Vonnis van: 30 januari 2008
F.no.:621
 
Vonnis van de kantonrechter
 
Inzake
 
1. [X],
2. [Y],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigde: L.S. Slinkman.
 
tegen
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigde: mr. F.R.H. van der Leeuw.
 
Eisers in conventie, tevens verweerders in (voorwaardelijke) reconventie sub 1 en 2 worden hierna [X] respectievelijk [Y] genoemd en tezamen [X] c.s. Gedaagde in conventie, tevens eiseres in (voorwaardelijke) reconventie wordt hierna Dexia genoemd.
 
1.    De verdere procedure
 
1.1.  Het verdere verloop van de procedure blijkt uit de hierna genoemde stukken:
- akte na tussenvonnis van 24 oktober 2007 aan de zijde van [X] c.s., met producties,
- akte na tussenvonnis van 24 oktober 2007 aan de zijde van Dexia, met producties,
- antwoordakte van 21 november 2007 aan de zijde van Dexia,
- akte van 21 november 2007 aan de zijde van [X] c.s., met producties,
- akte uitlating producties van 19 december 2007 aan de zijde van Dexia, met ιιn productie.
 
1.2.  Daarna is vonnis bepaald op heden.
 
2.    Gronden van de beslissing
 
2.1.  De kantonrechter verwijst allereerst naar hetgeen is overwogen in het tussenvonnis van 19 september 2007. Voorts overweegt de kantonrechter als volgt.
 
2.2.  De kantonrechter heeft partijen in rechtsoverweging 7.12.4 van voornoemd tussenvonnis gevraagd zich bij akte nader uit te laten over de in het tussenvonnis genoemde gegevens en gespecificeerd op te geven:
a.alle betalingen die door [X] terzake van de leaseovereenkomsten aan Dexia zijn verricht (exclusief de leasetermijnen die ten laste van het depot zijn betaald);
b.het bedrag dat door [X] in het depot is gelegd;
c. de dividenden die aan [X] zijn uitgekeerd;
d.op welk tijdstip de laatste leasetennijn uit het depot kon worden voldaan en het depot, derhalve uitgeput was.
Partijen hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Uit de over en weer overgelegde
akten blijkt dat partijen het over een aantal hierna te bespreken gegevens niet eens zijn. Voor
zover van belang voor de beoordeling zullen deze geschilpunten in het hiernavolgende
worden besproken.
 
2.3.  De kantonrechter constateert allereerst dat partijen verschillen van mening omtrent de omvang van de door [X] verrichte betalingen terzake van de leaseovereenkomsten. Partijen maken ten aanzien van de betalingen een onderscheid in handmatige betalingen en betalingen uit het depot. Wat betreft de handmatige betalingen stelt [X] dat hij € 2.430,36 aan betalingen heeft verricht. Hij onderbouwt dit standpunt door middel van bankafschriften. Dexia betwist de omvang van het door [X] gestelde bedrag, maar doet dit enkel middels een overzicht dat zij zelf heeft opgesteld. Dexia betwist hiermee dan ook onvoldoende gemotiveerd de door [X] overgelegde bankafschriften. De kantonrechter gaat in het-hiernavolgende wat betreft handmatige betalingen verricht door [X] aan Dexia uit van een bedrag van € 2.430,36.
 
2.4.  Voorts is tussen partijen in geschil de betalingen die door [X] uit het depot terzake van de leaseovereenkomsten aan Dexia zijn verricht. [X] stelt dat in totaal een bedrag van € 14.086,00 uit het depot is betaald. Er zijn volgens [X] in de periode februari 2001 tot mei 2003 29 termijnen van € 477,14 betaald en op 30 juni 2003 ιιn (laatste) termijn van € 248,94. Volgens [X] was met deze betaling het depot uitgeput en resteerde een saldo van € 3,14. Dexia stelt hiertegenover dat [X] uit het depot 30 - naar de kantonrechter begrijpt volledige - maandtermijnen heeft voldaan en verwijst hierbij naar een door haar bij akte na tussenvonnis als productie 42 overgelegd overzicht.
Als productie 1 bij akte na tussenvonnis heeft [X] een aantal afschriften overgelegd ter onderbouwing van zijn stellingen. Uit deze afschriften valt evenwel niet op te maken dat deze betrekking hebben op betalingen uit het depot. De door [X] zelf opgestelde overzichten maken de door hem verrichte betalingen evenmin inzichtelijk. Nu [X] heeft nagelaten zijn betalingen uit het depot terzake van de leaseovereenkomsten nader toe te lichten en inzichtelijk te maken, houdt de kantonrechter het ervoor dat de bedragen die Dexia terzake heeft genoemd, juist zijn. Derhalve zal in het hiernavolgende worden uitgegaan van een totaal aan betaling uit het depot van € 14.314,00.
 
2.5.  Aan de orde is verder de berekening van de waardedaling van het depot. Tussen partijen staat vast dat door [X] is ingelegd een bedrag van € 23.823,46. Uit deze inleg is, zoals hiervoor in punt 2.4. is vast komen te staan, uit hoofde van de leaseovereenkomsten een bedrag van € 14.314,00 aan maandtermijnen voldaan. Het eindsaldo van het depot bedroeg op 30 juni 2003 € 68,09. Dit is het bedrag dat staat vermeld op het afschrift van 30 juni 2003 dat door [X] is overgelegd als productie 1 bij akte na tussenvonnis onder de kop "OVERZICHTPORTEFEUILLE" als waarde van Labouchere Global Aandelenfonds. Naar de kantonrechter begrijpt heeft dit bedrag betrekking op het depot. Dit afschrift dient in samenhang te worden bezien met het door [X] opgemaakt overzicht getiteld "Labouehere Global Aandelenlease", overgelegd als bijlage bij productie 1 bij akte van 21 november 2007. Het waardeverlies van de depotbeiegging bedraagt derhalve € 9.441,37.
 
2.6.  Het voorgaande in aanmerking genomen, alsmede gelet op hetgeen is overwogen in punt 7.12.3 van voornoemde tussenvonnis, komt de kantonrechter tot de volgende berekening. In totaal heeft [X] aan Dexia in totaal € 16.744,36 (€ 2.430,36 + € 14.314,00) betaald. Dit bedrag verminderd met uitkeringen aan dividenden van in totaal € 2.466,39, alsmede vermeerderd met het waardeverlies van het depot van € 9.441,37, brengt het totaal van het door Dexia aan [X] te betalen bedrag op € 23.719,34.
 
Wettelijke rente
 
2.7.  Daarmee komt de kantonrechter toe aan de beoordeling van de ingangsdatum van de wettelijke rente over het waardeverlies op het depot als bedoeld in rechtsoverweging 7.13 onder b van voornoemd tussenvonnis. De wettelijke rente over het hiervoor onder 2.5. genoemde waardeverlies is toewijsbaar vanaf de datum gelegen halverwege het moment waarop het depotbedrag is betaald en het moment waarop het depot (voortijdig) uitgeput was, derhalve vanaf 1 april 2002 tot de voldoening. Bij de bepaling van dit moment is in aanmerking genomen dat bezwaarlijk is vast te stellen op welk(e) exacte moment(en) tussen storting van het depot en uitputting daarvan het waardeverlies is ontstaan. Met inachtneming van artikel 6:97 BW en aannemende dat het waardeverlies geleidelijk is ontstaan, wordt [X] geacht dit nadeel vanaf genoemde datum te hebben ondervonden.
 
2.8.  Ter aanvulling op hetgeen in het tussenvonnis in rechtsoverweging 7.13 onder a is overwogen met betrekking tot de wettelijke rente heeft met betrekking tot de door [X] betaalde bedragen het volgende te gelden. Zoals overwogen is Dexia wettelijke rente verschuldigd over. de betalingen terzake yan de leaseovereenkomsten vanaf 1 april 2003 tot de voldoening. Tot 1 april 2003 heeft [X] een bedrag van € 12.882,78 betaald. Nadien zijn evenwel door [X] ook nog betalingen verricht. Voor wat betreft deze betalingen geldt dat Dexia eerst wettelijke rente verschuldigd is vanaf de respectievelijke data van betaling tot aan de dag der voldoening. Ten aanzien van de berekening van de wettelijke rente dient tevens in ogenschouw te worden genomen dat bij de berekening van de wettelijke rente niet alleen de door [X] betaalde termijnen in aanmerking moeten worden genomen, maar ook de door Dexia aan [X] uitgekeerde dividenden. Dit brengt mee dat de betalingen van [X] voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [X] met betrekking tot de leaseovereenkomsten dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat [X] ter zake van de leaseovereenkomst aan Dexia heeft betaald. De aldus voor de berekening van de wettelijke rente in aanmerking te nemen hoofdsom is te stellen voor wat betreft de betalingen tot 1 april 2003 op 86,11 % van de termijnen, en voor wat betreft de betalingen vanaf 1 april 2003 op 82,45 % van de desbetreffende termijnen telkens vanaf hun betaaldata. Dit betekent dat het voor wat betreft de betalingen tot 1 april 2003 gaat om een bedrag van € 11.093.37 (86,11% van € 12.882,78).
 
Ontbinding
 
2.9.  De door [X] gevorderde ontbinding van de depotovereenkomst wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase als een (voor)contractuele tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te worden en zal de beslissing daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist. [X] heeft derhalve bij deze vordering geen belang.
 
Schadevergoeding
 
2.10. De overigens door [X] gevorderde schadevergoeding en kosten, althans verwijzing naar de schadestaatprocedure, wordt afgewezen. De in verband daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve financiλle gevolgen voor [X] daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
 
2.11. Hetgeen partijen overigens aan de orde hebben gesteld, behoeft als reeds hiervoor behandeld dan wel als niet terzake dienend geen verdere bespreking.
 
Beslissing
 
De kantonrechter:
 
In conventie
 
I.    veroordeelt Dexia aan [X] te voldoen een bedrag van € 23.719,34, te
vermeerderen met de wettelijke rente over € 9.441,37 vanaf 1 april 2002 voor wat betreft het waardeverlies van het depot, en over € 11.093.37 vanaf 1 april 2003 voor wat betreft de betalingen vanaf het moment waarop Dexia in verzuim was, en voor wat betreft de nadien betaalde termijnen op 82,45 % van de desbetreffende termijnen vanaf de respectievelijke data van betaling, een en ander tot aan de dag der voldoening;
 
II.   veroordeelt Dexia in de kosten van het geding, tot deze uitspraak begroot op
€ 1.400,- aan salaris gemachtigde en € 185,78 aan verschotten;
 
III.  verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
 
IV.   wijst het meer of anders gevorderde af;
 
In onvoorwaardelijke en voorwaardelijke reconventie
 
V.    wijst het gevorderde af;
 
VI.   veroordeelt Dexia in de kosten van het geding, tot deze uitspraak begroot op nihil.
 

Aldus gewezen door mr. A. van Dijk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 januari 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL