RECHTBANK AMSTERDAM
Sector kanton
locatie Amsterdam
zaaknummer/ rolnummer: 6857311 HA ZA
05-10907
Vonnis van 27 september
2006
in de zaak van
1.
[X],
2. [X] -
NNNNN,
beiden wonende te [woonplaats],
eisers in
conventie,
verweerders in (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigde: P.A.
Aan de Kerk,
tegen
de naamloze vennootschap
DEXIA BANK NEDERLAND
N.V.,
rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V.
eveneens handelende
onder de handelsnaam Legio en op haar beurt
rechtsopvolgster van Bank Labouchere B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te
Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in (voorwaardelijke)
reconventie,
gemachtigde: mr. G.P. Roth.
Partijen zullen hierna [X c.s.] en Dexia Bank Nederland
N. V. genoemd worden.
1. De
procedure
1.1. Het verloop van de procedure
blijkt uit:
- het explootvan dagvaarding d.d. 18 april 2005, met
producties;
- de rolmededeling d.d. 26 april 2005;
- de akte
uitlating aanhouding d.d. 31 mei 2005, aan de zijde van [X c.s.];
- de akte
van antwoord d.d. 28 juni 2005, aan de zijde van Dexia;
- de rolmededeling
d.d. 12juli 2005;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie
van eis in reconventie, met
producties;
- het tussenvonnis
d.d. 11 oktober 2005;
- de conclusie van repliek in conventie
tevens houdende wijziging van eis en conclusie van
antwoord in
(on)voorwaardelijke reconventie, met producties;
- de conclusie van dupliek
in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie,
tevens
akte van wijzigingvan eis;
- de conclusie van dupliek
in reconventie.
1.2. Ten slotte is vonnis
bepaald.
2. De
feiten
2.1. Medio 2000 zijn [X c.s.] benaderd
door de heer R. Voskamp (hierna:
Voskamp), medewerker van 'All Personal
Finance Concept B.V.' (hierna: APFC). APFC
was cliëntenremisier voor
Dexia.
2.2. Op 7 december 2000 hebben [X
c.s.] een Aanvraagformulier Capital
Effect ingevuld en ondertekend. Dit
formulier luidt, voor zover van belang, als volgt:
Gewenst maandbedrag:
[...]
x Ander bedrag f.
1.050,-
Looptijd
20
jaar
Vooruitbetaling: x
Ja
Middels depotstorting fl.
32.500,-
[...] ,
2.3. Op 27 december 2000 zijn [X c.s.]
- als lessee - een overeenkomst
'Capital Effect Vooruitbetaling' aangegaan
met Dexia. De overeenkomstbepaalt, voor
zover hier van belang, het
volgende:
Totaal
aankoopbedragen:
EUR 44.726,40
Totaal te betalen rente tijdens de looptijd van deze
lease-overeenkomst EUR 69.744,00
Totaal overeengekomen
lease.som:
EUR 114.470,40
6. Zodra lessee al datgene aan de Bank heeft betaald wat
hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de
daarbij behorende Bijzondere
Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee
automatisch
van rechtswege eigennaar van de waarden geworden.
2.4. Dexia heeft voor [X c.s.] een
beleggingsrekening geopend met
nummer [nummer]. [X c.s.] hebben hierop een
bedrag van EUR 22.894,20
(NLG 52.200,-) gestort. Van deze inleg zijn
participaties Labouchere Global Aandelenfonds
N.V. gekocht. Het saldo op de
beleggingsrekening is sinds april 2003 niet meer toereikend
om de
maandtermijnen voor de effectenlease-overeenkomst te voldoen.
2.5. Bij brief d.d. 3 maart 2005 is
namens [X c.s.], onder meer, het
volgende aan Dexia medegedeeld:
[...]
Verder werd tijdens het gesprek niet
geïnformeerd naar de belleggingsdoelstellingen of - ervaring an
cliënten.
De medewerker (Voskamp. toev. ktr) stelde voor dat
cliënten eenmalig een bedrag zouden inleggen. Hiermede
zouden zij de
verplichting welke voortvloeide uit de overeenkomst ineens hebben voldaan. Zij
gingen er van uit
en mochten er van uitgaan, dat geen verdere verplichting
uit de overeenkomst zouden voortvloeien.
[...]
Vervolgens stelde de medewerker aan cliënten een
brochure van de 'Capital Efffect' ter hand [...]
In de brochure wordt de Capital Effect derhalve
vergeleken met andere vormen van sparen, waardoor bij
cliënten de indruk werd
gewekt dat het zou gaan om een of andere spaarconstructie met
aandelen.
[...]
Mede vanwege het feit dat Bank Labouchere een
dochterondermeming was van Aegon hebben cliënten
aangegeven geïnteresseerd te
zijn. Zij hebben op grond van de gebrekkige en onvolledige informatie
de
navolgende overeenkomst gesloten:
- Capital Effect Vooruitbetaling nr.
[nummer]
In de overeenkomst staat uitdrukkelijk vermeld dat
een som van fl. 50.452,18 na onderttekening zou zijn voldaan.
Naar later
bleek werd naast de overeenkomst een beleggingsrekeing geopend voor het bedrag
van de
overwaarde van de woning naar zou zijn overgeboekt. Het bedrag zou
zijn omgezet in participaties van het
'Bank Labouchere Global
Aandelenfonds'.
Er werd in het geheel geen vooruitbetaling gedaan,
doch werden er maandelijks termijnbedragen van de
beleggingsrekening
afgeboekt. Dat sprake zou zijn van afbetaling van enige vooruitbetaling blijkt
nergens.
[...]
Primair vernietigen cliënten hierbij voornoemde
overeenkomst ex artikel 6:228 BW wegens dwaling.
[...]
Subsidiair vernietigen cliënt op grond van artikel
3:44 BW de overeenkomst wegens misbruik van
omstandigheden.
3. Het
geschil
in conventie
3.1. [X c.s.] vorderen, na wijziging van eis, dat
de kantonrechter bij
vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij
voorraad:
1. primair voor recht verklaart dat de Capital
Effect Vooruitbetaling - nr. 21696853 - door
[X
c.s.] bij aangetekende brief d.d. 3 maart 2005 is vernietigd
wegens
dwaling respectievelijk misbruik van
omstandigheden;
2. op grond van sub 1, dan wel op grond van
onrechtmatig handelen van Dexia jegens
[X c.s.] ter
zake van de schending van haar zorgplicht Dexia veroordeelt
tot
vergoeding van de door [X c.s.] geleden schade
nader op te maken bij staat,
onder meer betreffende
de door hen betaalde inleg c.q. termijnen, verhoogd met
de
wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 18 april
2005 (zijnde de dag der dagvaarding)
tot aan de
datum der algehele voldoening;
3. Dexia veroordeelt tot ongedaanmaking
van de (A-)registratie bij het BKR te Tiel;
4. Dexia veroordeelt tot
betaling aan [X c.s.] van de kosten van juridische
bijstand;
5. Dexia veroordeelt tot betaling van de kosten van dit
geding;
6. de gronden van de onrechtmatige daad, mals in de inleidende
dagvaarding werd
geformuleerd, aanvult met de
onrechtmatigheid welke voortvloeit uit het handelen
van
APFC in strijd met het verbod op cold
calling;
7. meer subsidiair voor recht verklaart dat door [X c.s.] bij
onderhavige
conclusie van repliek rechtsgeldig de
nietigheid van de onder punt 1.16 van de
inleidende
dagvaarding genoemde overeenkomst werd ingeroepen op grond van
artikel
3:40 lid 2 BW wegens het ontbreken van de
Wte-vergunning aan de zijde van APFC;
8. meer subsidiair voor recht
verldaart dat [X c.s.] bij onderhavige conclusie
van
repliek de onder punt 1.16 van de inleidende dagvaarding genoemde
overeenkomst
rechtsgeldig hebben vernietigd op grond
van artikel 23 lid 1 Colportagewet;
9. meer subsidiair voor recht
verklaart dat - indien Dexia de door [X c.s.] in
paragraaf 8 van de inleidende dagvaarding verzochte bescheiden niet overlegt -
de
onder punt 1.16 van de inleidende dagvaarding
genoemde overeenkomst middels
hetgeen door [X c.s.]
werd gesteld onder paragraaf 8 van onderhavige
conclusie van repliek nimmer tot stand is gekomen;
10. meer subsidiair voor
recht verklaart dat - indien Dexia de door [X c.s.]
in
paragraaf 8 van de inleidende dagvaarding
verzochte bescheiden niet overlegt - de
onder punt
1.16 van de inleidende dagvaarding genoemde overeenkomst
door
[X c.s.] middels hetgeen door [X c.s.] werd
gesteld onder paragraaf
8 van onderhavige conclusie
van repliek werd ontbonden wegens een tekortkoming
in
de nakoming;
11. op grond van sub 8, 9, 10 of
11, dan wel als gevolg van het niet tot stand komen van
de
overeenkomst, dan wel als gevolg van de
ontbinding, dan wel als gevolg van schending
van het
verbod op cold calling door APFC, Dexia veroordeelt tot vergoeding van
de
door [X c.s.] geleden schade nader op te maken
bij staat onder meer
betreffende de door hen
betaalde inleg c.q. tennijnen, verhoogd met de wettelijke
rente
over de hoofdsom vanaf datum dagvaarding, tot
aan de datum der algehele voldoening.
3.2. [X c.s.] leggen, naast hetgeen
onder de feiten is weergegeven, onder
meer, de volgende stellingen aan hun
vordering ten grondslag. Gelet op de door Dexia
verstrekte informatie op
grond waarvan [X c.s.] de aandelenlease-
overeenkomst zijn aangegaan, moet
worden vastgesteld dat zij bebben gedwaald dan wel dat
zij zijn misleid. [X
c.s.] zijn volstrekt onervaren op het gebied van beleggen.
Desondanks heeft
Dexia voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst niet
geïnformeerd
naar de beleggingsdoelstelling of - ervaring van [X c.s.] Voorts
hebben [X
c.s.] een brochure ontvangen die een volstrekt onvolledig en
gebrekkig beeld
van (de risico's van) het product scbetst waardoor de indruk ontstaat dat
het
gaat om een spaarproduct. Wanneer [X c.s.] juist en volledig
waren
geïnformeerd over de risico's van de overeenkomst en over de
mogelijkheid dat zij met een
restschuld zouden blijven zitten. hadden zij de
overeenkomst met Dexia nimmer gesloten.
3.3 . Voorts heeft APFC in strijd met het
verbod op cold calling - en derhalve
onrechtmatig - gehandeld. Op grond van
artikel 26 van de Nadere Regeling toezicht
effectenverkeer 1999 (hierna: NR
99) mag een effecteninstelling met wie geen
effectentransactie is afgesloten
een potentiele cliënt in beginsel alleen in persoon (doen)
benaderen als deze
derde daar schriftelijk mee instemt. Vau enige toestemming was in
de
onderhavige situatie geen sprake. Bovendien heeft APFC, nu zij heeft
opgetreden als
orderremisier als bedoeld in artikel 1 Wet Toezicht
Effectenverkeer (hierna: Wte) maar niet
over de alsdan vereiste vergunning
beschikte in strijd met het bepaalde in artikel 7 Wte
gehandeld. Waar voorts,
gelet op het handelen van APFC) de Colportagewet in de
onderhavige situatie
van toepassing is en de handelingen van APFC) gelet op het bepaalde
in
artikel 6 van deze wet, hiermee in strijd zijn, dient de overeenkomst tussen
partijen
vernietigd te worden.
3.4. Dexia voert gemotiveerd verweer.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor
zover van belang, nader
ingegaan.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.5. Dexia vordert - na wijzigingvan
eis - dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar
bij voonaad, [X c.s.]
veroordeelt tot betaling van EUR 27.989,69 te
vermeerderen met de contractuele
rente daatoeer ad 0.96% per maand, althans de wettelijke
rente, vanaf 29
december 2003, althans vanaf 27 september 2005 (zijnde de dag dat
de
conclusie van eis in reconventie wordt gediend), tot aan de dag der
algehele voldoening
almede [X c.s.] veroordeelt in de kosten van het geding.
Dexia vordert voorts
dat de kantonrechter, onder de voorwaarde dat enig deel
van de in conventie ingestelde op
vernietiging of ontbinding van de
overeenkomsten gebaseerde vorderingen wordt
toegewezen. bij vonnis
uitvoerbaar bij voorraad [X c.s.] hoofdelijk veroordeelt
tot restitutie van
de door hen ontvangen dividenden onder de overeenkomst zijnde
een
totaalbedrag van EUR 1.884,90, alsmede [X c.s.] hoofdelijk veroordeelt
tot
betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde
van het onder de
overeenkomst geleaste effecten en de waarde daarvan op de
datum van beëindiging van de
overeenkomst, alsmede voor recht verklaart dat
voornoemde voorwaardelijke
reconventionele vorderingen van Dexia verrekenbaar
zijn met enige schuld van Dexia uit
hoofde van een in conventie uitgesproken
veroordeling.
3.6. Dexia legt, naast hetgeen onder
de feiten is weergegeven, onder meer de volgende
stellingen aan haar
vordering ten grondslag. Door de voortijdige beëindiging van de
overeenkomst
zijn [X c.s.] aan Dexia een bedrag van EUR 27.989,69
verschuldigd geworden.
[X c.s.] is hiervoor verschillende keren aangemaand, maar
betaling is
uitgebleven. Met betrekking tot haar voorwaardelijke vordering heeft
Dexia
gesteld dat het gebruik dat [X c.s.] wensen te maken van de
vermeende
aantastbaarheid van de overeenkomst wordt tegengegaan door het
bepaalde in artikel 6:278
BW.
3.7. [X c.s.] voeren verweer. Op de
stellingen van partijen wordt hierna,
voor zover van belang, nader
ingegaan.
4. De
beoordeling
in conventie
tussenpersoon
4.1. De vraag is allereerst of de
gedragingen van de tussenpersoon - APFC - al dan niet
aan Dexia zijn toe te
rekenen. [X c.s.] stellen dat, nu Dexia zich bij het aangaan
Van de
overeenkomsten heeft bediend van de diensten van een tussenpersoon, de
gevolgen
van de gedragingen en tekortkomingen van deze tussenpersoon op
gelijke wijze voor
rekening van Dexia komen als die van haar zelf. Dexia
heeft betoogd dat misleidende of
ontoereikende informatie door tussenpersonen
niet aan haar kan worden tegengeworpen.
4.2. Bij de beantwoording van de vraag
of een effecteninstelling aansprakelijk is voor
de gedragingen van een
hulppersoon die zij heeft ingeschakeld bij het tot stand brengen
van
overeenkomsten als de onderhavige is er aanleiding om aansluiting te
zoeken bij het
bepaalde in artikel 6:76 8W, te weten dat de schuldenaar die
bij de uitvoering van een
verbintenis gebruik maakt van andere personen, voor
hun gedragingen op gelijke wijze
aansprakelijk is als voor eigen gedragingen.
Wanneer een effecteninstelling zich bij het
aangaan van overeenkomsten van de
diensten van een tussenpersoon bedient, komen de
gevolgen van gedragingen van
deze tussenpersoon, tekortkomingen daaronder begrepen, op
gelijke wijze voor
rekening van de opdrachtgever als de gevolgen van zijn eigen
gedragingen en
tekortkomingen. Hierbij is niet van belang of de tussenpersoon al dan
niet
kan worden beschouwd als vertegenwoordiger van de opdrachtgever. Het
gaat er om dat de
bemiddeling geschiedt ten voordele van de opdrachtgever;
nadelige gevolgen van
gedragingen van de tussenpersoon behoren dan niet te
worden afgewenteld op de
wederpartij, maar dienen voor risico te komen van
die opdrachtgever. Aan het verweer van
Dexia op dit punt zal derhalve worden
voorbijgegaan.
dwaling/ zorgplicht
4.3. Hiermee is de vraag aan de orde
of [X c.s.] de overeenkomst met
Dexia op grond van dwaling mochten
vernietigen. Van dwaling in de zin van artikel 6:228
lid 1 BW is sprake,
indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij,
tenzij
deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou
zijn
gesloten en/of Dexia in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling van
[X c.s.]
wist of behoorde te weten, [X c.s.] had behoren in te lichten en dat
nagelaten
heeft. Voorts dienen [X c.s.] aannemelijk te maken dat zij bij een
juiste
voorstelling van zaken de overeenkomst niet, althaus niet onder
dezelfde voorwaarden.
zouden hebben gesloten.
4.4. Bij de beantwoording van de vraag
of in dit geval sprake is van dwaling is
enerzijds bepalend welke
inlichtingen Dexia in de fase voor het sluiten van de overeenkomst
aan [X
c.s.] had moeten geven en anderzijds welke informatie [X c.s.]
in dezelfde
fase zelf bij Dexia hadden moeten inwinnen. Voor wat partijen
dienaangaande
over en weer van elkaar mochten verwachten, is van doorslaggevend belang
wie
partijen zijn en welke hoedanigheid aan hen moet worden toegekend.
4.5. Waar [X c.s.] onweersproken
hebben gesteld dat zij - bij het sluiten
van de overeenkomsten - onervaren
beleggers waren, moeten zij worden aangemerkt als niet
ter zake kundigen van
wie Dexia mocht verwachten dat zij in beginsel het hun ter
beschikking
gestelde materiaal met de nodige nauwkeurigheid zouden bestuderen en zich
van
de inhoud daarvan rekenschap zouden geven, zoals dat van elke niet terzake
kundige,
doch aandachtige en oplettende consument verwacht mag
worden.
4.6. Dexia trad in dit verband op in
haar hoedanigheid van effectenbemiddelaar in de
zin van artikel 1b van de Wet
toezicht effectenverkeer 1995. Bij het aanbieden en uitvoer
van de
overeenkomst was Dexia gehouden aan de in de NR 99 gecodificeerde
zorgplicht,
waaraan niet afdoet dat zij een kant en klaar effectenproduct aan
een breed publiek aanbood.
De stelling van Dexia dat de NR 99 onverbindend
is, treft geen doel, reeds omdat de daarin
neergelegde regels ook volgen uit
de zorgplicht, waarvan de Hoge Raad in zijn arrest van 9
januari 1998,
NJ1999, 285, JOR 1998, 116, heeft beslist "dat de maatschappelijke
functie
van de banken een bijzondere zorgplicht meebrengt, zowel jegens haar
cliënten uit hoofde
van de met hen bestaande contractuele verhouding, als ten
opzichte van derden met wier
belangen zij rekening behoort te houden op grond
van hetgeen volgens ongeschreven recht
in het maatschappelijkverkeer
betaamt."
4.7. Op grond van het voorgaande en
gelet op de complexiteit van het onderhavige
product - welk product een
risico kent dm bij tussentijdse beëindiging een schuld resteert
indien de te
verkopen aandelen minder waard zullen zijn dan het bedrag waarvoor zij
zijn
aangekocht, verminderd met de op dat moment reeds betaalde aflossing -
mogen aan de
door Dexia aan (toekomstige) cliënten te verstrekken informatie
hoge eisen worden gesteld.
Dit geldt te meer, nu Dexia beoogde met dergelijke
producten een breed publiek te bereiken.
4.8. Uit de tekst van de
effectenlease-overeenkomst blijkt dat [X c.s.] voor
het bedrag van de
hoofdsom aandelen zullen verwerven die aan hen geleverd zullen worden
onder
de opschortende voorwaarde dat aan alle verplichtingen jegens Dexia zal
:zijn
vo1daan. In de overeenkomst wordt voorts vermeld:
'Lessee kan
deze lease-overeenkomst na 60 maanden dagelijks met onmiddellijke ingang en
zonder
annuleringkosten beëindigen, onder betaling of verrekrning van de
restanthoofdsom. [...]'
Uit deze tekst kan niet worden opgemaakt dat de
restant hoofdsom zou worden
kwijtgescholden bij tussentijdse beëindiging van
de overeenkomst. De gebruikte
terminologie (lease-overeenkomst, lessee) is
weliswaar verhullend - nergens wordt klip en
klaar gesproken over een
geldlening - maar een oplettende niet-deskundige moet in staat
kunnen zijn te
begrijpen dat sprake is van be1eggen met geleend geld. Dexia heeft
met
betrekking tot de effecten-leaseovereenkomst op zichzelf derhalve
voldoende informatie
verstrekt
4.9. Voorts dient te worden bezien wat
door Dexia aan [X c.s.] kenbaar is
gemaakt met betrekking tot de gehele
effectenlease-constructie, met name omtrent het feit
dat de lease-termijnen
van de effectenlease-overeenkomst zouden worden voldaan door de
maandelijkse
verkoop van aandelen die waren aangeschaft uit de inleg op
de
beleggingsrekening, en de risico's van de hefboomwerking van deze
constructie.
Hieromtrent kan het volgende worden vastgesteld.
4.10. In het door Dexia in dit kader
beschikbaar gestelde informatiemateriaal wordt
vooral de nadruk gelegd op een
aanhoudende koerstijging van de aandelen. Zo wordt in de
brochure van
"Capital Effect' een rekenvoorbeeld gegeven van de mogelijke rendementen
na
vijf, tien en twintig jaar. In een tabel worden de rendementsvariaties
weergegeven,
waarbij wordt uitgegaan van een koersstijging (geen koersdaling)
van 0% tot 20% per jaar,
met vetgedrukt de gemiddelde koersstijging van 14%.
Waar de mogelijkheid van een
koersdaling in het geheel niet wordt genoemd,
gaat van deze tabel de suggestie uit dat een
koersstijging van 14% reëel
is.
4.11. Weliswaar wordt in de brochure tevens
(in kleine letters) aangeg~ven dat in het
verleden behaalde resultaten geen
garanties bieden voor de toekomst en dat de:kans bestaat
op een hoger, maar
ook op een lager dan gemiddeld rendement, maar dit neemt niet weg dat
Dexia
in haar brochure een veel te rooskleurig beeld heeft gegeven van de te
verwachten
rendementen. In die brochure wordt immers met geen woord gerept
over de mogelijkheid
dat door koersdalingen niets zou resteren dan schulden.
Daarbij is tevens van belang dat bij
de onderhavige leaseconstructie, alleen
al om de kosten van de afbetaling van de geldlening
te kunnen voldoen, een
aanzienlijke koersstijging nodig zou zijn. Het risico van een
restschuld bij
tussentijdse beëindiging is derhalve allerminst denkbeeldig. Er
wordt
bovendien nergens gewezen op de (hefboom)werking van het depot, met
name .het feit dat
de storting op de beleggingsrekening opnieuw werd belegd,
en de risico's van het
vroegtijdig leeg raken van het depot (welk risico zich
overigens heeft gerealiseerd). Gelet op
de ingewikkeldheid van het product
kan van gemiddelde onervaren beleggers als [X c.s.]
niet worden verwacht dat
zij - zelfs bij zorgvuldige bestudering van het
documentatiemateriaal -
dergelijke risico's goed kunnen inschatten. Dexia was gehouden
deze reële
risico's expliciet te vermelden, dan wel voorzieningen te treffen teneinde
de
voldoening van een eventuele restschuld in geval van een koersdaling te
verzekeren. Een
dergelijke voorziening is bij andere, vergelijkbare
aandelenlease-producten wel ingebouwd.
4.12. Dexia heeft nog betoogd dat de
betreffende overeenkomst een aflossingsproduct is
met een looptijd van 20
jaar, zodat er geen kans is op een restschuld. De kantonrechter deelt
dit
standpunt niet. De overeenkomst is, als gevolg van de bepaling dat deze na vijf
jaar (en
na die datum dagelijks) kan worden opgezegd, aan te merken als een
overeenkomst voor de
duur van vijf jaar met de mogelijkheid van (dagelijkse)
verlenging tot 20 jaar. Bovendien
werden de maandelijkse leasetermijnen
betaald van een daartoe bij Dexia geopende
beleggingsrekening waarop een
depot was gestort, welk depot was belegd in aandelen. Dit
depot kan derhalve
niet los worden gezien van de effectenlease-overeenkomst. Als dit
depot
derhalve voortijdig leeg raakt, resteert - anders dan Dexia wil betogen
- een restschuld.
4.13. In aansluiting op het voorgaande heeft
de kantonrechter nog in aanmerking
genomen dat gesteld noch gebleken is dat
Dexia ook maar iets afwist van de financiële
situatie van [X c.s.], hun
eventuele beleggingservaring of hun doelstelling op
beleggingsgebied. Op
Dexia rustte ingevolge artikel 28 NR 1999, dan wel op grond van de
in
rechtsoverweging 4.6 genoemde zorgplicht, echter wel de verplichting
dergelijke
informatie in te winnen, zeker gelet op de risico's die aan het
betreffende product kleefden.
4.14. Uit het vorenstaande concludeert de
kantonrechter dat Dexia aan haar verplichting
tot het geven van deugdelijke
informatie aan [X c.s.] niet naar behoren heeft
voldaan. Door dit
tekortschieten van Dexia hebben [X c.s.] gedwaald. [X c.s.]
hebben immers
door de eenzijdige informatie geen inzicht kunnen krijgen in
de reikwijdte
van de mogelijke verliezen door koersdalingen. Ook zijn [X c.s.]
er niet op
gewezen dat in geval van koersdalingen het depot snel 'leeg' zou kunnen zijn,
met
als gevolg dat [X c.s.] - naast de rentebetalingen in verband met de
tweede
hypotheek - ook nog eens maandelijks de leasetermijnen zouden moeten
opbrengen.
Voldoende aannemelijk is dat [X c.s.] bij een juiste voorstelling
van zaken niet
op dezelfde voorwaarden zouden hebben
gecontracteerd.
4.15. Op grond van het voorgaande slaagt het
beroep van [X c.s.] op
vernietiging wegens dwaling van het samenstel van
overeenkomsten (effectenlease-
overeenkomst en beleggingsrekening). De
vordering in conventie zal voor wat dit onderdeel
betreft worden toegewezen.
Dit houdt in dat Dexia de door [X c.s.] betaalde
lease-termijnen dient te
restitueren - voor zover deze niet zijn betaald uit het effectendepot -
minus
de door [X c.s.] ontvangen dividenden. Voorts dient Dexia de op
de
beleggingsrekening gestorte gelden aan [X c.s.] terug te betalen. Dexia
houdt
de aandelen in eigendom.
in (voorwaardelijke)
reconventie
4.16. Nu de kantonrechter heeft vastgesteld
dat de overeenkomst rechtsgeldig is
vernietigd. komt het beroep van Dexia op
artikel 6:278 BW aan bod. Op grond van dit
artikel vordert Dexia het verschil
in de waarde van de ge1easte effecten op de datum van
aankoop van de effecten
en de datum van de vernietiging van de
effectenlease-
overeenkomst.
4.17. Het beroep van Dexia op artikel 6:278
BW wordt verworpen. Uit hetgeen in de
Toelichting Meijers is opgemerkt volgt
dat artikel 6:278 BW niet van toepassing is in een
geval waarin ervan moet
worden uitgegaan dat de vordering tot ongedaanmaking erop is
gegrond dat de
partij die daartoe overgaat zijn wederpartij, terecht, verwijt dat deze
is
tekortgeschoten in de hem betamende zorg door eerstbedoelde niet voldoende
te
waarschuwen tegen het risico dat de waarde van de prestatie na uitvoering
van de
overeenkomst kan dalen als gevolg van koersdaling. Deze situatie doet
zich hier voor; niet
de situatie waarin de daling van de waarde van de
prestatie na de uitvoering van de
overeenkomst is gedaald als gevolg van een
omstandigheid die niet in verband staat roet het
in zorg tekortschieten als
zo-even bedoeld.
4.18. Nu de effectenlease-overeenkomst
waarvan Dexia nakoming vordert, wordt
vernietigd. zal de (onvoorwaardelijke)
reconventionele vordering van Dexia worden
afgewezen.
4.19. Dexia zal, als de in het ongelijk
gestelde partij, worden veroordeeld in de
proceskosten.
en voorst in conventie
4.20. Nu de overeenkomsten - gelet op het
voorgaande - zullen worden vernietigd. acht
de kantonrechter mogelijkheden
aanwezig om reeds in de onderhavige procedure te komen
tot vaststelling van
de door [X c.s.] geleden schade. [X c.s.] zullen
in de gelegenheid worden
gesteld hun vordering op dit punt nader te specificeren en
onderbouwen. Dexia
kan hier bij antwoordakte op reageren.
4.21. De vordering met betrekking tot de
ongedaanmaking van de (A-)registratie bij het
BKR te Tiel zal, nu de
overeenkomst(en) tussen Dexia en [X c.s.] zullen
worden vernietigd, als voor
die situatie niet weersproken, worden toegewezen. ;
4.22. Iedere verdere beslissing zal worden
aangehouden. Alle andere stellingen en weren
kunnen, gezien het voorgaande,
onbesproken blijven.
5. De
beslissing
De kantonrechter
in conventie
5.1. verwijst de zaak naar de rol van
1 november 2006, direct peremptoir, voor het
nemen van een akte aan de zijde
van [X c.s.] als bedoeld in rechtsoverweging
4.20;
en voorts in conventie en in
reconventie
5.2. houdt iedere (verdere) beslissing
aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Westenberg en, in
aanwezigheid van de griffier, in het
openbaar uitgesproken op 27 september
2006.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL