Bij dagvaarding van 28 juni 2007 hebben [X] en [Y] een voorziening
gevorderd.
Ter terechtzitting van 16 juli 2007 heeft de mondelinge behandeling
plaatsgevonden. [X] en [Y] zijn verschenen, vergezeld door hun gemachtigde.
Dexia is verschenen bij haar gemachtigde.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Als gesteld en onvoldoende weersproken
staat vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel
van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is vjn Dexia
wordt (worden) haar rechtsvoorganger(s) daaronder mede begrepen.
1.2. Op of omstreeks 9 november 2001 heeft [X] een
effectenlease-overeenkomst ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met
als wederpartij Labouchere, thans Dexia. Deze overeenkomst draagt de naam
Capital Effect Vooruitbetaling 20 jaar en is aangegaan onder nummer [nummer]. De
overeengekomen totale lease-som bedraagt € 16.293,60 waarvan € 9.927,60 aan
rente. De rente over de eerste 90 maanden is door [X] voldaan bij
vooruitbetaling van € 4.582,80.
1.3. [X] is geboren in 1928, [Y] is geboren in 1931. Zij
zijn met elkaar gehuwd sinds 18 januari 1950. Beiden wonen sinds 1967 op
afzonderlijke adressen. Ten tijde van het aangaan van de overeenkomst woonde [X]
op het adres [adres] te [woonplaats]. [Y] woont sinds 18 december 1984 op het
adres [adres] te [woonplaats].
1.4. [Y] heeft geen schriftelijke toestemming verleend
voor het aangaan van de lease-overeenkomst.
1.5. Een brief van 20 december 2004, gericht aan Dexia
Bank Nederland, kent de volgende tekst:
'Betreft: nietigverklaring
Capital Effect'
....
'Bij deze verzoek ik u
bovenvermelde Capital Effect overeenkomst per direct zonder
restschuld te
beëindigen.
Het contract is alleen door mij ondertekend en niet door mijn
echtgenote, waardoor het
contract niet rechtsgeldig is.
Ik ga er van uit
dat u de beëindiging naar behoren zult afwikkelen.'
Onderaan deze brief
staat links de naam en het adres van [X], zonder handtekening
maar met een
afdruk van zijn identiteitskaart, en rechts de handtekening van [Y]
(leesbaar
als [X] en [Y]) met een afdruk van haar identiteitskaart.
1.6. Bij brief van 14 februari 2007 heeft de gemachtigde
van [X] en de nietigheid van de lease-overeenkomst ingeroepen en Dexia
aansprakelijk gesteld voor schade wegens (onder meer) tekortkomingen en
onrechtmatig handelen. Daarbij werd aanspraak gemaakt op restitutie van het
betaalde bedrag, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten voor de
voldoening waarvan een termijn werd gesteld van 7 dagen.
1.7. [X] en [Y] hebben op 18 juni 2007 een zogenoemde
opt-outverklaring verzonden aan de krachtens de WCAM-overeenkomst aangewezen
notaris.
2. [X] en [Y] vorderen als voorziening Dexia
te veroordelen tot betaling bij wijze van voorschot van € 4.582,80 wegens
hoofdsom, € 810,75 wegens buitengerechtelijke incassokosten en € 574,25 wegens
voor de dagvaarding verschuldigd geworden wettelijke rente. [X] en [Y] stellen
dat de lease-overeenkomst moet worden aangemerkt als huurkoop in de zin van
artikel 7A:1576h Burgerlijk Wetboek (BW) en derhalve als koop op afbetaling in
de zin van artikel 7A:1576 BW, zodat [X] voor het aangaan daarvan schriftelijke
toestemming van [Y] behoefde. [Y] heeft deze (schriftelijke) toestemming niet
verleend en de onder 1.4 bedoelde brief heeft dan ook geleid tot vernietiging
van de leaseovereenkomst, aldus [X] en [Y]. Volgens [X] en [Y] wonen zij reeds
lang gescheiden en is [Y] pas omstreeks 20 december 2004 op de hoogte geraakt
van het bestaan van de overeenkomst, zodat het beroep op vernietiging niet is
verjaard. [X] en [Y] stellen een spoedeisend belang te hebben bij hun vordering
gelet op hun leeftijd, slechte gezondheidstoestand en de te verwachten duur van
een bodemprocedure.
3. Dexia voert gemotiveerd verweer tegen de
vordering en voert - kort gezegd - aan dat er geen sprake is van een voldoende
spoedeisend belang. Daarnaast voert Dexia aan dat de leaseovereenkomst niet kan
worden aangemerkt als koop op afbetaling en dat de artikelen 1:88 en 1:89 BW
niet van toepassing zijn. Voorts voert Dexia aan dat de betreffende toestemming
ook anders dan schriftelijk kan worden verleend en dat deze wel is verleend.
Subsidiair voert Dexia aan dat het onderhavige beroep op nietigheid inmiddels is
verjaard, nu het beroep op de betreffende vernietigbaarheid niet is gedaan
binnen driejaar na het aangaan van de leaseovereenkomst, althans binnen driejaar
nadat [Y] van het bestaan daarvan op de hoogte is geraakt. Daarbij voert Dexia
aan dat de onder 1.4 bedoelde brief niet is verzonden door of namens [Y].
Tenslotte voert Dexia aan dat het beroep op artikel 1:88 BW in dit geval
neerkomt op misbruik van recht, nu er van een te beschermen gemeenschappelijke
huishouding geen sprake was.
4. Waar nodig zal hierna nader worden
ingegaan op de stellingen en verweren van partijen. Geoordeeld wordt als
volgt.
5. Eisers zijn respectievelijk 78 en 75 jaar
oud en verkeren beiden in slechte gezondheid. Er bestaat een gerede kans dat de
levensverwachting van [X] korter is dan de thans te verwachten duur van de
afhandeling van de bodemprocedures in effectenleasezaken, terwijl tevens
aannemelijk is geworden dat de geestelijke gezondheid van [Y] snel achteruit
gaat. Onder deze omstandigheden is het belang van eisers bij de gevorderde
voorziening voldoende spoedeisend. Of de zaak zich leent voor behandeling in
kort geding zal hierna blijken.
6. In deze kort geding procedure moet aan de
hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek,
beoordeeld worden of de vordering van [X] en [Y] in een bodemprocedure een
zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopen daarop door toewijzing reeds nu
gerechtvaardigd is.
7. De kantonrechter verwijst naar de
uitspraak van deze rechtbank van 27 april 2007 (LJN-nummer BA 3914) en neemt de
daarin opgenomen overwegingen ten aanzien van de rechtsvragen en
beoordelingsmaatstaven over, voor zover daarvan hierna niet wordt afgeweken. In
het onderhavige geval komt dat neer op het volgende.
8. Een lease-overeenkomst als onderhavige
wordt aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve
bevoegd.
9. Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is van
toepassing op een lease-overeenkomst als de onderhavige. Nu volgens artikel
7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde
toestemming voor de lease-overeenkomst ook schriftelijk te worden geven (vgl.
het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721,
rechtsoverweging 2.12.3). Nu deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [Y]
de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid. De
verjaringstermijn voor dit beroep is op grond van art. 3:52 lid 1 sub d BW 3
jaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot
vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat
deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5
januari 2007, RvdW 2007, 68 en LJN: AY8771).
10. Voldoende aannemelijk is geworden dat [X] en
[Y] feitelijk vanaf (in elk geval) 1984 gescheiden wonen. Gelet op het feit dat
het huwelijk is blijven voortbestaan zal [Y] een belang hebben behouden bij de
door artikel 1:88 BW bedoelde bescherming. In elk geval heeft Dexia haar
stelling dat het beroep op dit artikel in dit geval neerkomt op misbruik van
recht onvoldoende onderbouwd.
11. Van belang is voorts op welk moment [Y] een
beroep op de hier bedoelde vernietigbaarheid heeft gedaan. Uit de letterlijke
tekst van de onder 1.5 bedoelde brief kan worden begrepen dat de betreffende
brief is verzonden door (uitsluitend) [X]. Uit het feit dat de brief duidelijk
kenbaar de handtekening van [Y] droeg, en voorts vergezeld ging van een
fotokopie van haar identiteitsbewijs, behoorde een professionele instelling
zoals Dexia af te leiden dat de brief (in elk geval mede) namens [Y] werd
verzonden. Bij twijfel had het in dit geval op de weg van Dexia gelegen om
uitsluitsel te vragen, bij gebreke waarvan [X] en [Y] er op hebben mogen
vertrouwen dat het door of namens [Y] gedane beroep op vernietigbaarheid van de
lease-overeenkomst door Dexia ook zo is begrepen. Dat, zoals uit de
schriftelijke verklaring van de zoon van [X] en [Y] volgt, het initiatief voor
het verzenden van de bewuste brief is uitgegaan van [X], en dat de ondertekening
van de brief door [Y] ook op zijn verzoek (overgebracht door de zoon) is gedaan,
doet daar niet aan af. Er wordt dan ook van uit gegaan dat [Y] een beroep op de
hier bedoelde vernietigbaarheid heeft gedaan, voor het eerst bij brief van 20
december 2004.
12. De stelplicht en bewijslast ten aanzien van de
aanvang van de verjaring en (dus) ten aanzien van de bekendheid van [Y] met het
bestaan van de lease-overeenkomst ligt bij Dexia. De stelling van Dexia dat er
in de Nederlandse gezinsverhoudingen van uitgegaan mag worden dat de echtgenoot
er steeds van op de hoogte is wanneer de partner investeringen zoals de
onderhavige doet, moge in veel gevallen juist zijn maar is onvoldoende om deze
bekendheid ook aan te nemen in gevallen waarin die bekendheid gemotiveerd wordt
betwist. Dat geldt temeer in het onderhavige geval, waarin voldoende aannemelijk
is geworden - onder meer uit uittreksels GBA - dat eisers reeds vele jaren vóór
de totstandkoming van de leaseovereenkomst geen gezamenlijke huishouding meer
voerden. Het beroep op verjaring slaagt alleen indien [Y] bekend is geworden met
de overeenkomst binnen twee maanden nadat deze is aangegaan. Er zijn geen
aanwijzingen gesteld of gebleken die dat aannemelijk maken. Nu Dexia haar
stellingen daaromtrent onvoldoende heeft onderbouwd wordt er van uitgegaan dat
[Y] tijdig een beroep heeft gedaan op de hier bedoelde
vernietigbaarheid.
13. Gelet op het voorgaande is in deze zaak
voldoende aannemelijk geworden dat [Y] terecht de nietigheid van de
lease-overeenkomst heeft ingeroepen, en dat het aan Dexia betaalde bedrag ad €
4.582,80 op grond van artikel 1:89 lid 5 BW aan [Y] en op grond van
onverschuldigde betaling aan [X] dient te worden gerestitueerd.
14. De vanaf 15 januari 2005 gevorderde wettelijke
rente is toewijsbaar, gelet op de inhoud van de hiervoor onder 1.5 genoemde
brief. Nu Dexia de juistheid van de door eisers overgelegde berekening op zich
zelf niet heeft betwist wordt de juistheid van het daaruit volgende bedrag aan
wettelijke rente over de periode tot en met 14 juni 2007
aangenomen.
15. De door [X] gevorderde buitengerechtelijke
incassokosten worden over het toegewezen bedrag berekend naar het bij deze
sector kanton gebruikelijke tarief.
16. Derhalve wordt de vordering toegewezen als
hieronder wordt bepaald.
17. Hetgeen betaald zal worden ingevolge de
veroordeling tot betaling hieronder uitgesproken, strekt als voorschot op
hetgeen als te betalen zal worden toegewezen in de beslissing in de
bodemprocedure terzake van onderhavig geschil.
18. Gelet op de afloop van de procedure wordt
Dexia veroordeeld in de kosten gevallen aan de zijde van [X].
BESLISSING
De kantonrechter:
I. veroordeelt Dexia om aan [X] te
betalen:
- € 4.582,80 wegens hoofdsom;
- € 700,00 wegens
buitengerechtelijke incassokosten, zo door [X] verschuldigd, inclusief BTW;
-
€ 574,25 wegens rente tot en met 14 juni 2007;
II. veroordeelt Dexia in de kosten van het geding
aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op:
- voor verschuldigd
griffierecht €
199,00
- voor het exploot van
dagvaarding € 84,31
- voor
salaris van
gemachtigde
€ 400,00
In
totaal:
€ 683,31
één en ander, voorzover verschuldigd, inclusief BTW;
III. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij
voorraad;
IV. wijst af het meer of anders
gevorderde.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juli 2007 in
tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL