Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

RECHTBANK AMSTERDAM
 
SECTOR KANTON - LOCATIE AMSTERDAM
 
Kenmerk: CV 04-33404
Datum: 23 maart 2006
 
251  
  
 
Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaak van: 
  
1. [X]
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen [X]
 
2. [Y]
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen [Y]
 
3. [Z]
wonende te [woonplaats
hierna te noemen [Z]
 
eisers
 
gemachtigde: mr. L.J.P.E. Corten
 

t e g e n:
 

de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.
 
gevestigd te Amsterdam
 
gedaagde
 
nader te noemen Dexia
 
gemachtigde: mr. G.P. Roth 
 

VERDERE VERLOOP VAN DE PROCEDURE
 
Bij vonnis d.d. 26 mei 2005 heeft de kantonrechter de incidentele vordering van Dexia afgewezen en de hoofdzaak verwezen naar de terechtzitting van 23 juni 2005 voor het nemen van een conclusie van antwoord door Dexia. Dat heeft Dexia op 18 augustus 2005 gedaan onder de overlegging van bewijsstukken. Vervolgens hebben eisers nog gerepliceerd en heeft Dexia gedupliceerd. 
 
Daarna is vonnis bepaald op heden. 
 

GRONDEN VAN DE BESLISSING
 
1.   Overgenomen wordt wat overwogen is in het vonnis d.d. 26 mei 2005. De kantonrechter blijft daarbij.
 

Feiten en omstandigheden
 
2.   Vaststaan de volgende feiten en omstandigheden:
 
1.1. [X] heeft met schriftelijke toestemming van zijn echtgenote op 23 december 1998 met de rechtsvoorgangster van Dexia, hierna te noemen de Bank, de in overweging 3 van het vonnis d.d. 26 mei 2005 genoemde aandelenlease-overeenkomst gesloten onder de voorwaarden, vermeld in het contract van deze partijen met contractnummer [nummer];
 
1.2.  daarbij "leaste" [X] van de Bank voor de tijd van 15 jaar de in het contract genoemde aandelen tegen een totaalbedrag van fl. 795.722,94, welke door hem als volgt voldaan moest worden:
-     fl. 2.802,05 in 180 gelijke maandelijkse termijnen vanaf de aankoopdag van de aandelen;
-     fl. 100,- op of omstreeks de 179e maand;
-     fl. 291.254,30, zijnde het aankoopbedrag van de aandelen, aan het einde van de lease-overeenkomst.
 
1.3.  ingevolge artikel 3 van het contract kon [X] de lease-overeenkomst na 60 maanden dagelijks met onmiddellijke ingang zonder annuleringskosten beëindigen onder betaling of verrekening van de hoofdsom;
 
1.4.  bij ongedateerd beëindigingsformulier van Dexia heeft [X] aan Dexia verzocht de lease-overeenkomst te beëindigen en de "onderliggende waarden" te verkopen. In dat formulier stond:
 
"Een eventueel negatief saldo zal na ontvangst van de eindafrekening door mij voldaan worden op het op de eindafrekening vermelde rekeningnummer van Dexia Bank Nederland N. V. Ik verzoek u een eventueel positief saldo over te boeken naar het bij u bekende rekeningnummer.
 
Door ondertekening van dit formulier verklaar ik op de hoogte te zijn van de contractuele voorwaarden met betrekking tot de beëindiging van bovengenoemde overeenkomst. Indien het verschil tussen de opbrengt van de verkoop en de (restant) hoofdsom negatief is, ben ik mij ervan bewust dat ik dit verschil moet bijbetalen. Ik ben mij er ook van bewust dat ik de resterende maandtermijnen, behoudens een eventuele (van overeenkomstige toepassing verklaarde wettelijk geregelde) korting, dien te betalen als ik de overeenkomst voor het einde van de boetelooptijd beëindig. Ik heb mij op de hoogte gesteld van de actuele waarde van bovengenoemde overeenkomst".
 
1.5.  de lease-overeenkomst van [X] en de Bank is tussentijds op 3 februari 2004 beëindigd, waarbij de geleaste aandelen zijn verkocht en het restant van de schuld met de opbrengst daarvan verrekend is, waarna een restschuld overbleef van € 50.587,85 die door f is voldaan. 
  
1.6.  blijkens een door Dexia overgelegd aanmeldingsformulier, gedateerd 18 april 2004, heeft [X] haar zogenaamde Dexia Aanbod van 13 maart 2003 met toestemming van zijn echtgenote aanvaard. In dit aanmeldingsformulier staat:
 
"Door ondertekening van dit formulier, dat voor zoveel nodig geldt als een akte, ga ik met Dexia Bank Nederland N. V. de Overeenkomst Dexia Aanbod aan. De volledige tekst van de Overeenkomst Dexia Aanbod als opgenomen bij de Juridische Documenten Dexia Aanbod moet, voor zoveel nodig, geacht worden volledig in dit aanmeldingsformulier te zijn ingelast en herhaald";
 
1.7.  het Dexia Aanbod hield in dat cliënten die bij de afloop van hun effecten lease­overeenkomst geconfronteerd werden met een nadelig saldo een aantal (extra) mogelijkheden kregen om de restschuld af te betalen, waartegenover zij afstand deden van alle jegens Dexia gepretendeerde rechten;
 
1.8.  [Y] en [Z] hebben op 30 maart 1999 met de rechtsvoorgangster van Dexia, hierna te noemen de Bank, de in overweging 3 van het vonnis d.d. 26 mei 2005 genoemde aandelenlease-overeenkomsten gesloten onder de voorwaarden, vermeld in de contracten van partijen met contractnummer [nummer], respectievelijk contractnummer [nummer]; volgens de contracten waren [Y] en [Z] ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten woonachtig aan de [plaats].
 
1.9. daarbij "leaste" elk van hen van de Bank voor de tijd van 20 jaar de in de contracten genoemde aandelen tegen een totaalbedrag van fl. 119.942,29, dat door elk van hen in 240 gelijke maandelijkse termijnen, elk groot fl. 499,76 (€ 226,78), voldaan moest worden vanaf de eerste van de maand volgend op de aankoopdag van de aandelen;
 
1.10. ingevolge artikel 3 van de contracten konden [Y] en [Z]   de lease­overeenkomsten na 60 maanden dagelijks met onmiddellijke ingang zonder annuleringskosten beëindigen onder betaling of verrekening van de restanthoofdsom;
 
1.11. bij een ongedateerd beëindigingsformulier van Dexia heeft [Y] aan Dexia verzocht haar lease-overeenkomst te beëindigen en de "onderliggende waarden" te verkopen. Dat formulier was hetzelfde als het door [Z] ondertekende, ongedateerde beëindigingsformulier. Ook [Z] heeft door middel van zo'n beëindigingsformulier van de mogelijkheid gebruik gemaakt om de met de Bank gesloten lease-overeenkomst na vijf jaar tussentijds te beëindigen;
 
1.12. de lease-overeenkomsten met [Y] en [Z] zijn tussentijds op 28 april 2004 beëindigd, waarbij de geleaste aandelen zijn verkocht en het restant van de schulden met de opbrengst daarvan zijn verrekend, waarna ieder van hen een restschuld overhield van € 6.771,21, die door ieder van hen aan Dexia is voldaan;
 
1.13. eisers hebben de door hen over de eerste 60 maanden verschuldigde termijnen bij vooruitbetaling aan de Bank voldaan; tijdens de duur van de overeenkomsten zijn aan eisers dividenden door de Bank uitgekeerd, aan [X] in totaal € 17.352,02 en aan [Y] en [Z] elk een bedrag van in totaal € 2.913,41;
 
1.14. bij brief d.d. 22 juni 2005 van hun gemachtigde hebben [Y] en [Z] een beroep gedaan op de nietigheid van de door hen gesloten overeenkomsten wegens strijd met de Wet op het Consumentenkrediet;
 
1.15. de overeenkomsten met de Bank hebben eisers gesloten via Spaarselect; 
  
1.16. In 1997 begon [X] een eigen onderneming in [plaats] als franchisenemer van MacDonalds. Ook [Y] is een zelfstandige ondernemer.
 

Standpunt van partijen
 
2.   Eisers vorderen de door hen bij het einde van de overeenkomsten betaalde restantschulden en de door hen op grond van de overeenkomsten betaalde termijnen van Dexia terug, primair als schadevergoeding wegens wanprestatie c.q. onrechtmatige daad, subsidiair uit hoofde van onverschuldigde betaling.
 
3.   Kort gezegd leggen eisers aan hun vordering het volgende ten grondslag. De Bank had hen bij monde van Spaarselect voor wiens handelen en nalaten de Bank aansprakelijk is, zeer winstgevende overeenkomsten met grote dividenden en aanzienlijke winsten voorspeld en hen voorgehouden dat er geen enkel risico was. Zij zijn door de media op de hoogte geraakt van de daadwerkelijke aard van de producten. Navraag bij de Bank leerde hen dat er terzake van hun contracten inderdaad sprake was van een aanzienlijke restschuld.
 
4.   Bij dagvaarding hebben eisers gesteld ter beperking van hun schade de overeenkomsten met Dexia beëindigd te hebben. Bij repliek hebben eisers gesteld dat zij in de veronderstelling verkeerden dat zij een overeenkomst voor vijf jaar gesloten hadden. Als zij geweten hadden dat het voor een veel langere termijn was, hadden zij de overeenkomsten nooit gesloten. Zij waren niet in staat na vijf jaar de termijnen nog te betalen. Er was voor hen geen andere mogelijkheid dan de overeenkomsten zo spoedig mogelijk te beëindigen.
 
5.   De Bank heeft volgens eisers onrechtmatig jegens hen gehandeld door als bank haar wettelijke zorgplichten jegens hen als haar klanten niet na te komen. Zij heeft aan haar verplichting tot informatieverstrekking en haar plicht tot onderzoek naar hen als klanten niet voldaan. De Bank heeft wanprestatie gepleegd in haar contractuele relaties met eisers, die gekenmerkt moeten worden als overeenkomsten van opdracht. Zij had daarbij de taak van adviseur van eisers met wie een vertrouwensrelatie bestond. Daarbij golden ook bedoelde informatie- en zorgplichten waaraan de Bank niet heeft voldaan.
 
6.   Eisers doen meer subsidiair een beroep op vernietiging van de met de Bank gesloten overeenkomsten op grond van dwaling. Het was aan hen niet bekend en voor hen ook niet kenbaar dat er sprake was van beleggen met geleend geld en dat er aan het beleggen met geleend geld aanzienlijke risico's verbonden waren. De Bank had zich ervan behoren te vergewissen dat eisers hiermee wel bekend waren.
 
7.   Bij repliek hebben eisers ook nog de overeenkomsten met een beroep op misbruik van omstandigheden vernietigd. Het misbruik van omstandigheden bestond hieruit dat de Bank had moeten begrijpen dat eisers volstrekt onervaren op het gebied van beleggen waren. Het doel van eisers met de overeenkomsten was, niet speculatie met aandelen, maar het creëren van een oudedagsvoorziening, risicovermindering terzake het inkomen uit de eigen onderneming en een voorziening voor de studiekosten van de kinderen. Gezien deze doelstellingen was het sluiten van de aandelenlease-overeenkomsten onverantwoord. Hadden eisers van de werking en de risico's van de overeenkomsten geweten, dan waren zij de overeenkomsten nooit aangegaan. Op de Bank rustte onder deze omstandigheden de verplichting hen van het sluiten van de overeenkomsten te weerhouden, althans niet te bevorderen, zoals zij mede door Spaarselect heeft gedaan.
 
8.   Bij repliek hebben [Y] en [Z] nog aangevoerd dat de met hen gesloten overeenkomsten, overeenkomsten zijn in de zin van de Wet op het Consumentenkrediet. Tijdens het aangaan van de overeenkomsten beschikte Dexia niet over een vergunning als bedoeld in artikel 9 van deze wet, waardoor de met hen gesloten overeenkomsten nietig zijn. 
  
9.   [X] heeft bij dagvaarding ontkend dat hij het Dexia Aanbod had aanvaard. Bij repliek heeft hij bestreden dat de Bank ter afwering van zijn vordering zich kan beroepen op het feit dat hij haar Dexia Aanbod aanvaardde. Kort nadat hij het aanvaardingsformulier had geretourneerd, besloot hij het aanbod toch niet te willen accepteren, maar om evenals [Y] en [Z] de overeenkomsten in één keer af te kopen. Hij heeft dit aan Dexia meegedeeld en die ging daarmee akkoord, In onderling overleg is de overeenkomst inhoudende aanvaarding van het Dexia-aanbod aldus doorgehaald. De aan aanvaarding van het Dexia-aanbod verbonden voorwaarden, zijn dus voor hem niet van toepassing.
 
10. De Bank voert gemotiveerd verweer tegen de vordering van eisers. Zij bestrijdt dat er sprake is geweest van een wilsgebrek, waardoor eisers gerechtigd waren de overeenkomsten te vernietigen. De Wet op het Consumentenkrediet is op de overeenkomsten met [Y] en [Z] niet van toepassing.
 
11. De Bank betwist voorts dat zij jegens eisers onrechtmatig gehandeld heeft c.q. wanprestatie gepleegd heeft. Het eventuele handelen of nalaten van Spaarselect kan aan de Bank niet toegerekend worden.
 
12. Door aanvaarding van het Dexia Aanbod kwam tussen [X] en Dexia een vaststellingsovereenkomst tot stand op grond waarvan [X] afstand van zijn recht gedaan heeft om in deze nog tegen haar te ageren. De Bank bestrijdt dat met instemming van haar de vaststellingsovereenkomst geannuleerd is, nadat [X] het Dexia Aanbod geaccepteerd had.
 

Beoordeling
 
13. In het midden wordt gelaten, of [X] en Dexia nader overeen kwamen de vaststellingsovereenkomst die door de aanmelding door [X] voor het Dexia Aanbod totstand kwam, te annuleren, zoals [X] stelt en Dexia bestrijdt. Ook al is die overeenkomst niet geannuleerd, dan is zeer de vraag of die overeenkomst in het licht van de tussentijdse beëindiging van de aandefenlease-overeenkomst op 3 februari 2004 nog relevant is. Het aanmeldingsformulier, waarbij [X] sub 1 het Dexia Aanbod aanvaardde, is gedateerd 18 april 2004. De overeenkomst die door de aanvaarding van dit aanbod totstand kwam, hield een regeling in die alleen relevant was voor het geval de overeenkomst niet tussentijds beëindigd zou worden.
 
14. De Wet op het Consumentenkrediet, zoals deze gold vanaf 1 januari 1992 tot 31 januari 2001, was niet van toepassing op de aandelenlease-overeenkomsten, zoals eisers deze met de Bank gesloten hadden. Het beroep wat [Y] en [Z] op deze wet ter staving van hun vorderingen gedaan hebben, gaat dus niet op.
 
15. Zoals in het tussenvonnis d.d. 26 mei 2005 beslist is, waren de overeenkomsten van partijen huurkoopovereenkomsten. Voor zover eisers hun vorderingen mede onderbouwd hebben door te stellen dat er sprake is geweest van overeenkomsten van opdracht die door de Bank niet goed uitgevoerd zijn, gaat die onderbouwing niet op.
 
16. Het beroep van eisers op de nietigheid van de overeenkomsten wegens dwaling in de zin van artikel 228 lid 1 onder a en / of onder b van het Burgerlijk Wetboek gaat op, als eisers de overeenkomsten onder invloed van een dergelijke dwaling zijn aangegaan en zij bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst niet, althans niet onder dezelfde voorwaarden, zouden hebben gesloten.
 
17. De dwaling van eisers heeft blijkens hun stellingen met name hieruit bestaan dat het hen niet bekend was dat zij met de Bank overeenkomsten voor langere duur dan vijf jaar sloten, waarbij er sprake was van beleggen met geleend geld en dat zij ook niet wisten dar er aanzienlijke risico's verbonden waren aan het beleggen met geleend geld. Zij zijn door Spaarselect en de Bank hiervan niet voldoende op de hoogte gesteld. 
  
18.  Eisers stellen dat zij alleen de door hen ondertekende contracten onder ogen gekregen hebben en dus geen folders of reclamemateriaal over effectenleaseproducten van de Bank, zodat zij door dergelijk materiaal niet in verwarring gebracht kunnen zijn. Eisers moeten naar eigen zeggen aangemerkt worden als niet terzake deskundigen.Van niet terzake deskundigen mocht de Bank echter verwachten dat zij in beginsel het hen beschikbaar gestelde materiaal, in casu dus de contracten, met de nodige nauwlettendheid zouden bestuderen en zich van de inhoud daarvan rekenschap zouden geven, zoals dat van elke niet terzake deskundige, doch aandachtige en oplettende consument verwacht mag worden.
 
19. Veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat het handelen en nalaten van Spaarselect in deze aan de Bank moet worden toegerekend. Als juist zou zijn, wat eisers beweren over wat hen door Spaarselect op de mouw gespeld zou zijn, dan blijft dat eisers na nauwlettende bestudering en kennisneming van de contracten in redelijkheid niet konden dwalen over de aard en de duur van de overeenkomsten en de daaraan verbonden lasten en risico's voor hen.
 
20. Op de door eisers ondertekende contracten staan toch heel duidelijk vermeld de duur van de overeenkomsten, de vier soorten aandelen die voor hen waren gekocht, de hoeveelheid aandelen, de aankoopkoersen en de totale aankoopsommen alsmede een uitsplitsing van de overeengekomen leasesommen in de posten aankoopbedragen voor de aandelen, de administratiekosten, de totaal te betalen rente tijdens de looptijd van de overeenkomst met het verschuldigde rentepercentage, [X] en [Y] waren zelfstandige ondernemers.
[Z] woonde bij de ondertekening van het contact op hetzelfde adres als [Y] en zij beiden sloten precies dezelfde contracten af, zodat mede gelet op de door hen gestelde bedoeling met de contracten, aangenomen wordt dat zij levenspartners zijn. Eisers betaalden de termijnen die zij op grond van de overeenkomsten de eerste vijf jaar verschuldigd waren, bij vooruitbetaling.
 
21. De stelling van eisers dat zij bij het aangaan van de overeenkomsten er vanuit gingen dat het overeenkomsten voor vijf jaar waren en dat zij niet wisten dat er sprake was van beleggen met geleend geld en het hen niet bekend was dat aan het beleggen met geleend geld aanzienlijke risico's verbonden zijn, is dan ook volstrekt ongeloofwaardig. Als eisers inderdaad gedwaald hebben, zoals zij stellen, kunnen zij dat enkel en alleen aan zichzelf verwijten.
 
22. Eisers hebben ook gesteld dat de overeenkomsten met hen door misbruik van omstandigheden tot stand gekomen zijn. Op grond daarvan hebben zij overeenkomsten bij repliek vernietigd. Dat primaire verweer gaat niet op. Uit de vaststaande feiten volgt niet dat Spaarselect en / of de Bank eisers willens en wetens misleid heeft c.q. hebben en evenmin dat Spaarselect en / of de Bank wist(en) of had(den) moeten begrijpen dat eisers door bijzondere omstandigheden bewogen werden tot het sluiten van de overeenkomst.
 
23. De overeenkomsten met eisers waren dus rechtsgeldig, op het tijdstip dat deze vijf jaar na aanvang van de overeenkomsten op initiatief van eisers - zonder dat daarbij door hen enig voorbehoud met betrekking tot mogelijke aanspraken op de Bank gemaakt is - beëindigd zijn.
 
24. De vraag of de Bank wel onrechtmatig jegens eisers gehandeld heeft dan wel jegens hen verwijtbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen, moet ontkennend beantwoord worden in het licht van het hiervoor overwogene en gelet op de aard en de inhoud van de overeenkomsten. Voor [Y] en [Z] bestond er geen enkel risico dat zij aan het einde van de overeenkomsten nog iets zouden behoeven bij te betalen. Het recht dat alle drie de partijen hadden om na vijf jaar "dagelijks" eenzijdig de overeenkomsten tussentijds te beëindigen, gaf hen de mogelijkheid om na afloop van die periode van vijf jaar "dagelijks" een afweging te maken, of zij hun geld verder nog aan de verwerving van de voor hen aangekochte aandelen zouden blijven besteden of er uit zouden stappen en het dan bestaande verlies dan wel de dan bestaande winst te nemen.
 
25. Zou vorenstaande vraag anders beantwoord zijn, dan zouden eisers daaraan toch geen aanspraak op vergoeding van de door hen geleden schade hebben kunnen ontlenen, nu zijzelf ervoor gekozen hebben de overeenkomsten tussentijds te beëindigen en door hen niet is gesteld dat zij daartoe genoodzaakt waren door het onrechtmatig handelen c.q. de wanprestatie van de Bank.
 
26. De vordering van eisers moet dus afgewezen worden. Als de in het ongelijk gestelde partijen moeten zij veroordeeld worden in de kosten van deze procedure. 
 

BESLISSING
 
De kantonrechter:
 
I.     wijst de vordering af;
 
II.    veroordeelt eisers hoofdelijk in de kosten van deze procedure, die aan de zijde van Dexia gevallen zijn en die tot aan deze uitspraak begroot worden op € 2.400,- inclusief BTW als salaris gemachtigde;
 
III.   verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad. 
  
 

Aldus gewezen door mr. F.M.P.M. Strengers, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 maart 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL