VERLOOP VAN DE
PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend;
- de dagvaarding van 9 april
2005 inhoudende de vordering van [X]
Bij rolmededeling van 26 april 2005 is
deze procedure ambtshalve aangehouden tot 6 december 2005. Vervolgens is
ingediend:
- de conclusie van antwoord - met eis in
reconventie - van Dexïa met bewijsstukken.
Bij tussenvonnis van 30 januari 2006 is bepaald dat
schriftelijk wordt voortgeprocedeerd. Vervolgens zijn ingediend:
- de conclusie van repliek in
conventie en antwoord in reconventie
van [X] met bewijsstukken;
- de conclusie van dupliek in
conventie en repliek in reconventie van Dexia met
bewijsstukken;
- de conclusie van dupliek in
reconventie, tevens akte houdende uitlating producties in conventie
van
Daarna is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE
BESLISSING
In conventie en
reconventie
1. Als gesteld en onvoldoende weersproken staat
vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel
van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia
wordt (worden) haar rechtsvoorganger(s) daaronder mede begrepen.
1.2. Op of omstreeks 12 december 2000 heeft [X] een
lease-overeenkomst ondertekend (hierna: de lease-overeenkomst) waarop zij als
lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere. Deze overeenkomst draagt
de naam "Overwaarde Effect Maandbetaling zonder Herbelegging" en is aangegaan
onder nummer [nummer]. De bepalingen daarvan luiden conform het afschrift van
die overeenkomst dat aan dit vonnis is gehecht.
1.3. Voorafgaande aan de ondertekening door [X] van de
leaseovereenkomst is er contact geweest tussen [X] en een medewerker van
'Spaar Select Leerdam' (hierna: Spaar Select), die tijdens een huisbezoek aan
[X] de overeenkomst heeft aanbevolen. Voorts heeft [X] door tussenkomst van
Spaar Select een depot gestort van € 23.823,4b in het Labouchere Global
Aandelenfonds ter financiering van op grond van de lease-overeenkomst
verschuldigde toekomstige termijnen.
1.4. In juli 2003 heeft [X] schriftelijk aan Spaar
Select medegedeeld dat zij van mening was foutief en onvolledig te zijn
ingelicht bij het aangaan van de overeenkomst(en). Vanaf omstreeks dat tijdstip
heeft zij de termijnen van de leaseovereenkomst niet meer
voldaan.
1.5. Op 28 april 2004 heeft Dexia een eindafrekening
opgesteld, volgens welke
nog verschuldigd is € 24.774,88 waarvan € 3.249,81
achterstallige termijnbetalingen uit de lease-overeenkomst. Daarop staat een
opbrengst verkoop van de effecten vermeld € 25.327,33.
1.6. Bij ingevuld formulier d.d. 14 maart 2005 heeft de
echtgenoot van [X] jegens Dexia een beroep gedaan op de vernietigingsgrond als
bedoeld in artikel 1:89 BW, waarbij hij tevens verzocht om terugbetaling van de
reeds door [X] betaalde termijnen.
Standpunt
2. [X] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar
bij voorraad:
primair
te verklaren voor recht dat de bovengenoemde
lease-overeenkomst is vernietigd, althans deze lease-overeenkomst te
vernietigen, met veroordeling van Dexia tot betaling aan [X] van de betalingen
die [X] wegens de vernietiging onverschuldigd aan Dexia heeft verricht,
vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van die
betalingen;
subsidiair
te verklaren voor recht dat de bovengenoemde
lease-overeenkomst is ontbonden, althans deze lease-overeenkomst te ontbinden,
met veroordeling van Dexia tot betaling aan van de betalingen die [X] wegens de
vernietiging onverschuldigd aan Dexia heeft verricht, vermeerderd met de
wettelijke rente daarover vanaf de dag van die betalingen;
meer subsidiair:
te verklaren voor recht dat Dexia onrechtmatig heeft
gehandeld jegens [X] en Dexia te veroordelen tot vergoeding van de schade die
[X] heeft geleden en deze schade te begroten op het totaal van de bedragen die
[X] aan Dexia heeft betaald, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf
de dag van die betalingen;
en voorts:
Dexia te veroordelen binnen 10 dagen na dit vonnis de
registratie bij de BKR te Tiel ongedaan te maken op verbeurte van een dwangsom
van € 1.000,- per dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft;
Dexia te
veroordelen tot betaling van € 3.500,00 terzake van buitengerechtelijke
kosten;
3. Volgens [X] dient de lease-overeenkomst
te worden aangemerkt als huurkoop en derhalve als koop op
afbetaling.
4. [X] stelt dat de lease-overeenkomst
nietig is wegens het ontbreken van de
toestemming van haar echtgenoot als
bedoeld in artikel 1:88 BW. Volgens [X] is de lease-overeenkomst tijdig
vernietigd, althans is tijdig een beroep gedaan op de nietigheid daarvan. De
verjaringstermijn is volgens [X] pas gaan lopen nadat haar echtgenoot op de
hoogte raakte van de aard van de overeenkomst.
5. Voorts stelt [X] dat de
lease-overeenkomst nietig, althans vernietigbaar is
omdat Dexia niet
beschikte over een vergunning krachtens de Wet Consumenten Krediet
(WCK).
6. [X] legt aan haar vorderingen mede ten
grondslag dat zij door toedoen van Dexia heeft gedwaald, althans dat Dexia
misbruik heeft gemaakt van de omstandigheden, dat er sprake is geweest van
misleidende reclame, dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar
zorgplicht(en), en/of dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld, waarbij' mede
verwijst naar haar persoonlijke omstandigheden.
7. Daartoe stelt [X] - kort gezegd - dat
Dexia niet aan haar verplichting uit (onder meer) de Nadere Regeling heeft
voldaan om een cliëntenprofiel op te stellen althans om onderzoek te doen naar
haar beleggingservaring en doelstellingen, en dat Dexia haar voorts onvoldoende
heeft gewezen op de aard en omvang van de risico's die de overeenkomst met zich
meebracht. Volgens [X] zijn de teksten in de brochures
waar Dexia zich op beroept misleidend. De contractsvoorwaarden zijn volgens [X]
, onredelijk bezwarend. [X] verwijst naar overgelegde beslissingen en andere
stukken, waaronder vonnissen, beslissingen van de AFM en de klachtencommissie
DSI en andere publicaties.
8. [X] vordert uitdrukkelijk slechts
terugbetaling van hetgeen zij in verband met de lease-overeenkomst aan Dexia
heeft betaald, en niet (ook) van het onder 1.3 bedoelde depot. Omdat [X] kosten
heeft moeten maken om buiten rechte (terug)betaling te verkrijgen maakt [X]
tevens aanspraak op buitengerechtelijke kosten.
9. Onder verwijzing naar het debat in
conventie voert [X] naar aanleiding van de
onvoorwaardelijk ingestelde
tegenvordering van Dexia aan dat de lease-overeenkomst op goede gronden
buitengerechtelijk is vernietigd. Voorts betwist zij de verschuldigdheid van de
door Dexia gevorderde rente.
10. Onder verwijzing naar het debat in conventie
voert [X] naar aanleiding van de
voorwaardelijk ingestelde tegenvordering van
Dexia aan dat er geen grond bestaat voor toewijzing van de vorderingen van
Dexia. Artikel 6:278 BW is volgens [X] in dit geval niet van
toepassing.
Standpunt Dexia
11. Dexia betwist de vorderingen van [X] en voert
- kort gezegd - aan dat de lease-overeenkomst niet kan worden aangemerkt als
huurkoop.
12. Volgens Dexia is de WCK niet van toepassing,
onder meer omdat het kredietbedrag de daarvoor geldende grenzen
overschrijdt.
13. Voorts voert Dexia aan dat er geen sprake is
van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:89 BW omdat - kort gezegd -
artikel 1:88 BW geen betrekking heeft op vermogensrechten als de onderhavige, en
er geen sprake is van huurkoop bij gebrek aan aflevering en omdat partijen niet
hebben beoogd om de afnemer de effecten te doen verkrijgen. Subsidiair voert
Dexia aan dat het onderhavige beroep op nietigheid inmiddels is verjaard. Ook
betwist Dexia - bij gebrek aan wetenschap - dat [X] bij het aanqaan van de
lease-overeenkomst was gehuwd. Tenslotte stelt Dexia dat de echtgenoot van [X]
van aanvang aan op de hoogte was van de lease-overeenkomst, onder meer doordat
de betalingen plaatsvonden van een ook op diens naam staande
en/of-rekening.
14. Dexia betwist dat de lease-overeenkomst door
dwaling, misbruik van omstandigheden en/of misleidende reclame tot stand is
gekomen, dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplichten
of dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld. Dexia voert aan wel financiële
informatie te hebben ingewonnen, namelijk via navraag bij het BKR. Volgens Dexia
beschikte [X] bij het aangaan van de
overeenkomst over alle relevante informatie. Dexia betwist aansprakelijk te zijn
voor het handelen of nalaten van de tussenpersoon.
Volgens Dexia zijn de contractsvoorwaarden niet onredelijk bezwarend. Dexia wijst er op
dat [X] de lease-overeenkomst na vijfjaar kosteloos had kunnen
beëindigen.
15. Dexia betwist de schade, althans betwist zij
daarvoor aansprakelijk te zijn. Ook betwist Dexia de buitengerechtelijke
kosten.
16. Tenslotte voert Dexia aan dat een BKR-melding
verplicht was, en dat zij een registratie bij het BKR niet zelf ongedaan kan
maken omdat dit door de BKR zelf geschiedt (Dexia kan daartoe slechts een
melding doen).
17. In onvoorwaardelijke reconventie vordert Dexia
[X] te veroordelen tot betaling van € 7.764,13, zijnde het op de
Coulanceregeling Depotzaken gebaseerde bedrag tot waar Dexia het saldo van de
onder 1.6 bedoelde eindafrekening heeft beperkt, stellende dat [X] in verzuim is
met de nakoming van haar verplichtingen uit de lease-overeenkomst.
18. In voorwaardelijke reconventie, namelijk voor
het geval de in conventie ingestelde vordering tot vernietiging of ontbinding
van de lease-overeenkomst {geheel of gedeeltelijk) wordt toegewezen, vordert
Dexia [X] te veroordelen tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil
tussen de aankoopwaarde van de geleaste effecten, en de waarde van bedoelde
effecten op de datum van verkoop, althans van gehele of gedeeltelijke
vernietiging van de lease-overeenkomst. Dexia doet een beroep op artikel 6:278
BW.
Beoordeling in conventie en in
reconventie
19. De vorderingen in conventie en reconventie
lenen zich voor een gezamenlijke behandeling, tot anders wordt aangegeven. Waar
nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en verweren van
partijen. Geoordeeld wordt als volgt.
Huurkoop
20. Met betrekking tot de vraag of de
lease-overeenkomst is aan te merken als een huurkoopovereenkomst (en dus een
overeenkomst van koop op afbetaling) wordt overwogen dat deze lease-overeenkomst
voldoet aan de wettelijke definitie van huurkoop in art.7A:1576h juncto 1576 BW.
Voor de motivering van dit oordeel verwijst de kantonrechter naar de
overwegingen in het vonnis van de Rechtbank Amsterdam van 14 april 2004, NJF
2004,409, welke overwegingen de kantonrechter hier overneemt en tot de zijne
maakt. Kort samengevat is de kantonrechter van oordeel dat huurkoop op de voet
van de artikelen 7:47 en 7A:1576 lid 5 BW betrekking kan hebben op
vermogensrechten. Voorts voldoet de lease-overeenkomst aan de essentialia van
huurkoop, althans heeft zij deze strekking. Dexia heeft zich verbonden om de
effecten te leveren en die - onder opschortende voorwaarde van volledige
betaling - in eigendom over te dragen. Voorts voorzag de lease-overeenkomst in
betaling in twee of meer termijnen, waarbij niet relevant is of dat aflossingen
of rentebetalingen betreft. In het bijzonder is daarbij nog van belang dat
krachtens de Bijzondere Voorwaarden behorende bij de leaseovereenkomst de
(dividend)baten van de effecten gedurende de looptijd van die
leaseovereenkomst toekomen aan [X]. Dat betekent dat [X] het genot heeft van de vruchten van de effecten zoals
bedoeld in artikel 7A:1576n BW.
1:88 BW
21. De echtgenoot van [X] heeft voor het eerst in
de onder 1.7 bedoelde brief een beroep gedaan op de in artikel 1:89 BW bedoelde
vernietigbaarheid. De overeenkomst is méér dan drie jaar daarvóór tot stand
gekomen. Voldoende is komen vast te staan dat de echtgenoot van . ¦ i vanaf het
aangaan daarvan kennis heeft gehad van het bestaan van de lease-overeenkomst.
Dit mede gelet op het - door Dexia onbetwist gestelde -feit dat betalingen
hebben plaatspevonden vanaf de en/of-rekening die mede op naam van de echtgenoot
van i stond. Met ingang van de ontvangstdatum van de bankafschriften waarop die
betalingen staan vermeld moet de echtgenoot geacht worden op de hoogte te zijn
geweest van de lease- overeenkomst. Onder deze omstandigheden heeft [X] haar
stelling dat haar echtgenoot pas op een later tijdstip kennis kreeg van de
lease-overeenkomst niet, althans onvoldoende met concrete feiten en
omstandigheden onderbouwd. De bevoegdheid om op deze grond een beroep te doen op
de vernietigbaarheid van de lease-overeenkomst is verjaard. Of [X] bij het
aangaan van de lease-overeenkomst gehuwd was kan derhalve in het midden
blijven.
Aansprakelijkheid voor
tussenpersonen
22. Er is aanleiding bij beantwoording van de
vraag of een effecteninstelling aansprakelijk is voor gedragingen van een
tussenpersoon, die zij heeft ingeschakeld bij het tot stand komen van
overeenkomsten als de onderhavige, aansluiting te zoeken bij het bepaalde in
art. 6:76 BW, te weten dat de schuldenaar die bij de uitvoering van een
verbintenis gebruik maakt van andere personen, voor hun gedragingen op gelijke
wijze aansprakelijk is als voor eigen gedragingen. Er is geen reden hierover
anders te oordelen indien de tussenpersoon zich alleen heeft bezig gehouden met
het voorbereidingstraject en dit traject geleid heeft tot een overeenkomst met
de effecteninstelling. Hierbij is niet van belang of de tussenpersoon al dan
niet kan worden beschouwd als vertegenwoordiger van de effecteninstelling. Het
gaat erom dat de tussenpersoon gehandeld heeft ten voordele van de
effecteninstefling; nadelige gevolgen van gedragingen van de tussenpersoon
behoren dan niet te worden afgewenteld op de wederpartij, maar dienen voor
risico te komen van de effecteninstelling. Dexia is derhalve aansprakelijk voor
het handelen en nalaten van de tussenpersoon bij de totstandkoming van de
onderhavige overeenkomsten. Daar kan nog aan worden toegevoegd dat het een eigen
verantwoordelijkheid is van Dexia als bank en effecteninstelling om er zorg voor
te dragen dat de afnemers van haar producten de informatie ontvangen die behoort
bij haar zorgplicht.
Dexia dient er op toe te zien dat tussenpersonen zoals
Spaar Select die voorlichting naar behoren geven en dient bij gebreke daarvan
zelf voor de noodzakelijke informatie zorg te dragen.
Dwaling
23. In het voetspoor van het vonnis van 7 juli
2004 van de rechtbank Amsterdam (NJF 2004,411) en van de beslissing van de
Beroepscommissie DSI van 27 januari 2005 (JOR 2005, 67), welke oordeien in dit
vonnis worden overgenomen, kan de reclame van Dexia voor het onderhavige product
niet als misleidend worden aangemerkt. Uit de inhoud van de
leaseovereenkomst en van de daarbij gevoegde "Bijzondere Voorwaarden
Effecten Lease", heeft [X] kunnen en moeten afleiden dat er sprake was van
renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van hem gekochte
effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van het
aankoopbedrag vermeerderd met rente en kosten. Bij vragen daaromtrent had (ook)
van [X] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Het beroep op dwaling wordt
daarom afgewezen.
WCK
24, Nu reeds uit de lease-overeenkomst blijkt dat
het daarin vermelde krediet (aankoopbedrag effecten) de (toenmalige) in de WCK
opgenomen grens overschreed was de WCK in elk geval om die reden niet van
toepassing.
Toepasselijkheid Nadere Regeling. Toezicht
Effectenverkeer (NR)
25, Partijen verschillen van mening omtrent de
toepasselijkheid van de NR zoals deze van kracht was ten tijde van het aangaan
van de lease-overeenkomst. In het voetspoor van het vonnis van de rechtbank
Amsterdam d.d. 30 juni 2004, NJF 2004,410 en van de daaromtrent gedane
uitspraken van de Klachtencommissie van het DSI d.d. 5 februari 2004, NJF 2004,
446 is de kantonrechter van oordeel dat Dexia bij het aanbieden van het
onderhavige product gehouden was aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht,
waaraan niet afdoet dat zij een kant-en-klaar effectenproduct aan een breed
publiek aanbood. Voor zover Dexia heeft bedoeld te stellen dat de NR
onverbindend is treft dit geen doel, reeds omdat de daarin neergelegde regels
ook volgen uit de zorgplicht, waarvan de Hoge Raad in zijn arrest van 9 januari
1998, NJ 1999, 285, JOR 1998, 116, heeft beslist "dat de maatschappelijke
functie van de banken een bijzondere zorgpficht meebrengt, zowel jegens haar
cliënten uit hoofde van de met hen bestaande contractuele verhouding, als ten
opzichte van derden met wier belangen zij rekening behoort te houden op grond
van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer
betaamt."
Nakoming zorgplicht
26. Geoordeeld wordt dat Dexia zich tenminste
rekenschap had behoren te geven van de vraag of haar potentiële wederpartij naar
redelijke verwachting over voldoende bestedingsruimte zou beschikken om aan de
uit het contract voortvloeiende verplichtingen te voldoen. Dexia had erop
bedacht dienen te zijn dat tot haar wederpartijen personen zouden behoren die
niet over voldoende inzicht in beleggen beschikken om zich zelfstandig in
effectentransacties te begeven. Reeds gelet op die omstandigheid mocht van een
deskundige als Dexia worden verwacht dat potentiële afnemers van het
effectenleaseproduct op voor de betreffende afnemer passende wijze werden
gewezen op de daaraan verbonden risico's, ook al heerste onder vele betrokkenen
de verwachting dat de aandelenkoersen een aanhoudende en min of meer beiangrijke
stijging zouden blijven vertonen. Daartoe noopte tevens de aard van dat product.
Dexia heeft zowel met betrekking tot haar waarschuwingsplicht als met betrekking
tot het onderzoek naar de bij haar wederpartij te verwachten bestedingsruimte
ontoereikende zorg betracht, omdat zij slechts heeft onderzocht of (en hoe) de
afnemer geregistreerd stond bij het BKR.
Toerekening nadeel naar redelijkheid en
billijkheid
27. Het niet nakomen door Dexia van haar
zorgplicht brengt met zich mee dat Dexia aansprakelijk is voor de daarvan door
de belegger ondervonden negatieve gevolgen, hierna aan te duiden als het nadeel.
Het in art.6:98 BW vereiste causaal verband met het door [X] geleden nadeel is
in beginsel aanwezig omdat onaannemelijk is dat dit nadeel zou zijn opgetreden
indien Dexia zich in afdoende mate van haar zorgplicht had
gekweten.
28. Er dient in elk geval rekening gehouden te
worden met de specifieke omstandigheden van het geval, daaronder begrepen de
persoonlijke en financiële situatie van en de kennis en ervaring die bij, [X] op
beleggingsgebied verondersteld mogen worden op het moment dat hij de
lease-overeenkomst aanging. Ook de door Dexia gebruikte verkoopmethode en andere
voor het aangaan van het contract relevante omstandigheden, dienen, voor zover
van belang, in de beoordeling te worden betrokken. In het algemeen zal de ook
een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de gevolgen van zijn keuze tot het
aangaan van de lease-overeenkomst.
29. Voor een goede beoordeling van bovenbedoelde
aspecten ontbreken van
de volgende gegevens zoals deze waren bij het
aangaan van de lease-overeenkomst:
- leeftijd,
- beroep (eventueel
voormalig beroep) van [X] en van haar echtgenoot,
- vooropleiding van [X] en
van haar echtgenoot,
- bruto gezinsinkomen,
- vrij besteedbaar vermogen
van het gezin (exclusief waarde eigen woning en hypotheekschulden) en de
samenstelling daarvan,
- gemiddeld bedrag waarvoor [X] (eventueef) in de twee
voorafgaande jaren in effecten heeft belegd;
- ervaring met financiële
producten anders dan de voor een consument gebruikelijke
verzekeringen.
30. Het lijkt zinvol een verschijning van partijen
te gelasten, teneinde nadere inlichtingen te verkrijgen en een schikking te
beproeven. Daarbij zal met name aan de orde komen hetgeen hiervoor onder 28 en
29 is overwogen. [X] wordt verzocht om schriftelijke stukken over te leggen
(vooraf, vóór het hierna bedoelde tijdstip te zenden aan zowel de kantonrechter
als wederpartij) waaruit de onder 29 bedoelde gegevens blijken.
31. Op de rolzitting over 14 dagen na heden zal
een datum voor de comparitie worden bepaald, nadat partijen in de gelegenheid
zijn geweest om tot uiterlijk twee werkdagen voor die zitting hun
verhinderdata (in een periode van 2 tot 8 weken daaropvolgend) schriftelijk op
te geven aan het Bureau Teamplanner-E per e-mail (TeamplannerE@amsarr.drp.minjus.nl),
fax (020-5412990) of per post. Partijen dienen daarbij zittingsdatum en
rolnummer te vermelden.
Indien een partij niet of niet tijdig haar
verhinderdata opgeeft, zal haar - behoudens in geval van calamiteiten - na
vaststelling van de zittingdatum geen uitstel meer worden verleend.
Eventueel
ter gelegenheid van de comparitie over te leggen stukken dienen uiterlijk 5
werkdagen voor de datum van de comparitie ter griffie te zijn ingediend -
waarbij uit veiligheidsoverwegingen geen gebruik kan worden gemaakt van eerder
genoemd e-mailadres - onder gelijktijdige verzending van een afschrift aan (de
gemachtigde van) de wederpartij.
32. Iedere verdere beslissing wordt
aangehouden.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. bepaalt dat de zaak weer zal dienen ter
rolzitting van maandag 6 december 2006 te 10.00 uur voor dagbepaling
verschijning van partijen;
II. wijst er op dat de verhinderdata kunnen worden
opgegeven zoals hiervoor vermeld; lil. houdt iedere verdere beslissing
aan.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2006
in tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL