Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Zaak- en rolnummer: 811515 DX EXPL
06-2612
Vonnis van: 21 mei 2008
F.no.:581
Vonnis van de
kantonrechter
inzake
[X],
wonende te
[woonplaats],
eiser,
hierna te noemen [X],
gemachtigde: mr. R.H.J.M.
Silvertand,
tegen
de naamloze vennootschap DEXIA BANK
NEDERLAND N.V.,
nader te noemen Dexia,
gevestigd te
Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. F.R.H. van der Leeuw;
en
de vennootschap onder firma
ADVIESBURO [Z] V.O.F.,
gevestigd te [plaats],
[Z]
,
wonende te [woonplaats],
[Z1] ,
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
hierna te noemen [Z] c.s.,
gemachtigde: mr. E.H.A.
Schute.
Procedure
De volgende processtukken zijn
ingediend:
- de gelijkluidende dagvaardingen van 8 en
15 september 2006, met producties.
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de
procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM).
Bij rolmededeling van 20 december 2006 is vastgesteld dat de procedure is
geschorst.
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het
gerechtshof te Amsterdam heeft [X] een afschrift overgelegd van de opt-out
verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin
hij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar
aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt
hervat.
Vervolgens is ingediend:
-
de conclusie van antwoord van Dexia, met producties;
- De
conclusie van antwoord van [Z] c.s.
Bij tussenvonnis van 6 februari 2008 is een
comparitie bepaald. Op 17 april 2008 heeft vorenbedoelde comparitie
plaatsgevonden. Verschenen zijn [X], bijgestaan door zijn gemachtigde, [Z],
bijgestaan door mr. E.H.A. Schute en namens Dexia mr. V.H.M. Rijken, bijgestaan
door mr. S.M.E. Hirdes, advocaat te Amsterdam.
Partijen hebben ter comparitie inlichtingen
verstrekt en hun standpunten toegelicht Van de comparitie is geen afzonderlijk
proces-verbaal opgemaakt. De griffier heeft van het verhandelde aantekeningen
bijgehouden.
[X] heeft ter comparitie zijn eis gewijzigd, in
die zin dat [Z] c.s. (naast Dexia) als volgt hoofdelijk veroordeeld dienen te
worden: onder het primair gevorderde tot terugbetaling van de door [Y] betaalde
bedragen, dan wel onder het subsidiair gevorderde tot schadevergoeding nader op
te maken bij staat. [Z] c.s. hebben hiertegen ter comparitie gemotiveerd
bezwaar gemaakt.
De eiswijziging van [X] is buiten beschouwing gelaten, nu
naar het oordeel van de kantonrechter de eiswijziging in strijd met de goede
procesorde is, omdat deze gelet op de stand van het geding een onredelijke
vertraging van het geding zal opleveren.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de
beslissing
1.
Feiten
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat
vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder
algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake
is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede
begrepen.
1.2. De moeder van [X] (mevrouw [X]-NNNN,
hierna verder te noemen [Y]) heeft op naam van [X] en door middel van
tussenkomst van [Z] Adviesburo de volgende lease-overeenkomsten ondertekend
waarop [X] als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna: de
lease-overeenkomsten):
Nr. Contractnr.
Datum Naam van de
overeenkomst Leasesom
1. 56090657
21/12/2000 Profit Effect Vooruitbetaling 9.954,45
2.
56090658 21/12/2000 Profit Effect
Vooruitbetaling 9.954,45
3. 56090659
21/12/2000 Protlt Effect Vooruitbetaling 9.954,45
Op deze lease-overeenkomsten zijn de Bijzondere
Voorwaarden Effecten Lease van toepassing.
1.3. [X] was ten tijde van het aangaan van
de lease-overeenkomsten minderjarig, hij is geboren op 10 oktober 1983. [Y] had
voorafgaand aan de totstandkoming van de lease-overeenkomsten geen toestemming
van de kantonrechter gevraagd en verkregen, als bedoeld in artikel 1:345
BW.
1.4. De lease-overeenkomsten zijn
beλindigd, waarna Dexia eindafrekeningen heeft opgesteld met de volgende
resultaten:
Nr. Datum
eindafrekening Resultaat Door [X] voldaan
1. 18/10/2005
3.650,47 negatief Nee
2
18/10/2005 3.653,83 negatief
Nee
3. 18/10/2005 3.653.83
negatief Nee
1.5. Voor wat betreft het in totaal aan
Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan ontvangen en/of verrekende
dividenden en andere gegevens per lease-overeenkomst wordt verwezen naar de aan
dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage).
1.6. [Y] heeft de eerste 36 termijnen van
alle lease-overeenkomsten bij vooruitbetaling voldaan. Zij heeft ter zake van de
onderhavige lease-overeenkomsten in januari 2001 een bedrag van (3 x 1.487,88 =)
4.463,64 aan Dexia voldaan.
1.7. Bij brief van 24 augustus 2005 heeft
(de advocaat van) [X] de nietigheid van de lease-overeenkomsten ingeroepen als
bedoeld in artikel 1:347 BW, althans vernietiging in rechte aangekondigd, en
terugbetaling gevorderd binnen een termijn van veertien dagen.
2. Vorderingen [X] c.s.
in conventie
[X] vordert bij vonnis, zover mogelijk
uitvoerbaar bij voorraad:
primair
1) te verklaren voor recht:
-
dat de lease-overeenkomsten nietig zijn dan wel dat zij rechtsgeldig
buitengerechtelijk vernietigd zijn, althans rechtsgeldig buitengerechtelijk zijn
ontbonden;
- dat Dexia en [Z] Adviesburo jegens [X] toerekenbaar tekort
zijn geschoten in de nakoming van de lease-overeenkomsten;
- dat Dexia en
[Z] Adviesburo jegens [X] een toerekenbare onrechtmatige daad hebben
gepleegd;
- dat Dexia jegens [X] aansprakelijk is voor de daardoor ontstane,
geleden en te lijden schade;
- dat [X] jegens Dexia niet gehouden is de
zogenaamde uit de lease-overeenkomsten voorvloeiende restschuld aan Dexia te
betalen;
2) Dexia te veroordelen om aan [Y] binnen twee dagen na betekening
van dit vonnis te betalen de door [Y] uit hoofde van de lease-overeenkomsten aan
Dexia betaalde en ingelegde gelden, althans enig ander nadeel als de rechtbank
juist acht, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de datum van
betaling van de respectieve bedragen tot aan de dag der voldoening, althans
vanaf een datum als de rechtbank juist zal achten;
subsidiair
1) de
lease-overeenkomsten te vernietigen, dan wel te ontbinden;
2) Dexia te
veroordelen om aan [Y] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis te
betalen:
- een bedrag aan schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te
vereffenen volgens de wet;
- een bedrag van 20.000.- aan voorschot op de
nader bij staat op te maken schadevergoeding;
Primair en
subsidiair
- Dexia te gebieden om binnen twee dagen na dit vonnis
schriftelijk en onvoorwaardelijk aan Bureau Krediet Registratie (BKR) te Tiel te
berichten, dat de registratie van de leaseovereenkomsten en eventuele daarop
gebaseerde andere inschrijvingen ten laste van [X] blijvend dienen te worden
verwijderd, en/of gestaakt en/of gewijzigd ten gunste van [X], een en ander op
straffe van verbeurte van een dwangsom van 5.000.- per (gedeelte van een) dag
dat Dexia hiermee in gebreke blijft, met een maximum van 100.000,-;
- Dexia
te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3. Standpunten
[X]
3.1. [X] stelt dat [Y] toestemming behoefde
van de kantonrechter voor het aangaan van de lease-overeenkomsten, als bedoeld
in artikel 1:345 BW. Omdat zij deze toestemming niet heeft gekregen, heeft [X]
de lease-overeenkomsten rechtsgeldig kunnen vernietigen op grond van artikel
1:347 BW.
3.2. [X] legt aan zijn vorderingen voorts
hoofdzakelijk ten grondslag dat [Y] door toedoen van Dexia heeft gedwaald,
althans dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en),
en/of onrechtmatig heeft gehandeld. Daarnaast beroept [X] zich erop dat Dexia
gehandeld heeft in strijd met een aantal andere door hem genoemde wettelijke
regelingen en/of met een aantal voor Dexia geldende normen en criteria en dat de
lease-overeenkomsten als gevolg daarvan nietig, althans vernietigbaar zouden
zijn, dan wel dat Dexia daardoor onrechtmatig jegens [X] heeft gehandeld. [X]
betwist voorts dat Dexia de effecten gekocht heeft. [X] stelt dat Dexia
aansprakelijk is voor de gedragingen van [Z] Adviesburo bij de totstandkoming
van de lease-overeenkomsten. [X] meent dat hij partij is bij de onderhavige
overeenkomsten, gelet op de tenaamstelling.
3.3. Verder stelt [X] dat [Z] Adviesburo
onrechtmatig heeft gehandeld en dat [Z] c.s. daardoor hoofdelijk aansprakelijk
zijn voor alle door [X] geleden schade.
3.4. De schade bestaat volgens [X] uit de
door hem gevorderde bedragen.
3.5. Volgens [X] is Dexia wettelijke rente
verschuldigd over alle betaalde bedragen ingaande de verschillende momenten van
betaling.
4. Standpunten
Dexia
4.1. [X] dient volgens Dexia
niet-ontvankelijk te worden verklaard. Dexia voert daartoe aan dat [Y] ten
aanzien van de onderhavige lease-overeenkomsten contractant is, omdat zij de
overeenkomsten heeft aangevraagd, ondertekend en betaald. Omdat [Y] alle
betalingen op de lease-overeenkomsten heeft voldaan, heeft [X] geen schade
geleden en komen [X] jegens Dexia geen vorderingen toe.
4.2. Voor zover de rechtbank van oordeel is
dat [X] wel ontvankelijk is in zijn vorderingen, voert Dexia aan dat [X] geen
beroep op de vemietigingsgrond van artikel
1:347 BW toekomt. Voor zover de
kantonrechter toch van oordeel is dat [X] een beroep kan doen op deze
vemietigingsgrond, stelt Dexia dat geen sprake is van een rechtsgeldige
vernietiging, omdat het beroep van [X] op de vernietiginggrond op het moment dat
hij dat voor het eerst deed, 24 augustus 2005, reeds was verjaard.
4.3. Dexia betwist dat de
lease-overeenkomsten door dwaling tot stand zijn gekomen, dat zij tekort zou
zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en) of dat zij onrechtmatig
zou hebben gehandeld. Volgens Dexia beschikte [Y] bij het aangaan van de
leaseovereenkomsten over alle relevante informatie. Dexia betwist aansprakelijk
te zijn voor het handelen of nalaten van de tussenpersoon. Ook betwist Dexia dat
zij de bepalingen - voor zover van toepassing - van de door [X] c.s. genoemde
wetten en regelingen niet in acht zou hebben genomen. Dexia stelt de
leaseaandelen wel gekocht te hebben. Ten-slotte betwist Dexia de schade, althans
betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn.
5. Standpunten [Z]
c.s.
5.1. [Z] c.s. hebben de stellingen van
[X] gemotiveerd betwist. Voor zover van belang wordt op de stellingen van [Z]
c.s. hierna nader ingegaan.
6. Beoordeling van de
vorderingen
6.1. Anders dan Dexia meent, dient [X] als
partij te worden aangemerkt, nu de overeenkomsten op zijn naam zijn
gesteld.
Artikel 1:345 en 1:347 BW
6.2. Dexia heeft gesteld dat [X] geen
beroep op de vernietigingsgrond van artikel
1:347 BW toekomt, omdat de
lease-overeenkomsten geen overeenkomsten tot geldlening zijn en artikel 1:345
lid 1 sub d BW derhalve niet van toepassing is. Deze stelling van Dexia faalt.
Uit de lease-overeenkomst en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten
Lease blijkt dat het hier gaat om overeenkomsten waarbij Dexia op zich neemt
voor rekening en risico van de afnemer effecten aan te kopen en waarbij de
afnemer, in dit geval [X], de aankoopsom aan Dexia schuldig blijft. Het gaat
hier dus om een belegging met een geleende som geld. Uit artikel 1 van de
lease-overeenkomsten blijkt ook duidelijk dat [X] ter zake van deze lening rente
verschuldigd was en uit artikel 3 sub c en d van de lease-overeenkomst blijkt
dat [X] de geleende hoofdsom terug diende te betalen in twee termijnen. Anders
dan Dexia stelt is er dus wel degelijk sprake van het lenen van een som geld.
Dat [X] niet vrijelijk over deze som geld kon beschikken, maakt dit niet
anders.
6.3. Het beroep van Dexia op het bepaalde
in artikel 347 tweede lid BW gaat niet op, nu geen sprake is van
rechtshandelingen die de minderjarige geen nadeel hebben berokkend.
6.4. Vervolgens is aan de orde de vraag of
het door [X] gedane beroep op de vernietigingsgrond van artikel 1:347 BW op het
moment dat hij dit deed reeds was verjaard. De verjaringstermijn voor dit beroep
is 3 jaar en vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot
vernietiging toekomt bekend werd met de overeenkomst. Dexia heeft weliswaar
gesteld dat de verjaringstermijn van dit beroep ingevolge artikel 3:52 lid l sub
a BW een aanvang neemt op het moment dat de minderjarige meerderjarig wordt,
maar dit is onjuist. Genoemd artikel 3:52 lid 1 sub a BW handelt over
handelingsonbekwaamheid. In het onderhavige geval wordt echter geen beroep op
vernietiging wegens handelingsonbekwaamheid van de destijds minderjarige [X]
gedaan, maar wordt een beroep gedaan op vernietiging wegens een wettelijke
beperking van de handelingsbevoegdheid van [Y] in haar hoedanigheid als
bewindvoerend ouder. Om deze reden is de verjaringstermijn van artikel 3:52 lid
1 sub d BW van toepassing.
6.5. [X] heeft onbetwist gesteld dat hij
eerst in 2004 op de hoogte is geraakt van het bestaan van de
lease-overeenkomsten. Dit betekent dat zijn vernietigingsberoep op
24
augustus 2005 nog niet was verjaard en [X] de lease-overeenkomsten derhalve
tijdig heeft vernietigd. Nu sprake is van een rechtsgeldige vernietiging dienen
alle betalingen van
[Y] aan Dexia ter zake van de lease-overeenkomsten te
worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen ter zake van die overeenkomsten van
Dexia is ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden. Voor de bedragen wordt
verwezen naar hetgeen op de bijlage bij dit vonnis is vermeld onder 'betaald',
"ontvangen dividenden en (door [Y]) 'te ontvangen'.
6.6. Een en ander leidt ertoe dat Dexia aan
[Y] dient te restitueren:
- ter zake van lease-overeenkomst 1:
(2.222.60 -/- 323,78) 1.898.82
- ter
zake van lease-overeenkomst II: (2.222,60 -/-
323,78) 1.898.82
- ter zake van
lease-overeenkomst III: (2.222,60 -/-
323,78)
1.898,82
----------
Totaal
5.696,46
Wettelijke rente
6.7. De gevorderde wettelijke rente is
toewijsbaar over het in 6.6 bedoelde saldo van de door Dexia te restitueren
betalingen vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was,
zijnde het moment waarop de door [X] in zijn onder 1.7 bedoelde brief genoemde
betalingstermijn verstreek, derhalve met ingang van 8 september
2005.
BKR registratie
6.8. Nu [X] ingevolge dit vonnis geen
betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft, zal de vordering met betrekking
tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde
dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de termijn waarbinnen Dexia aan
haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen na
betekening van dit vonnis.
Vorderingen jegens
tussenpersoon
6.9. Nu de betreffende lease-overeenkomsten
worden vernietigd en Dexia wordt veroordeeld tot terugbetaling van voornoemde
bedragen, heeft [X] geen belang meer bij de gevorderde verklaringen voor recht
ten aanzien van [Z] Adviesburo. Het maximaal te vorderen bedrag wordt immers
reeds toegewezen. Dit betekent dat de vorderingen jegens [Z] en haar vennoten
worden afgewezen.
Proceskosten
6.10. Gelet op de uitslag van de procedure dient
Dexia te worden veroordeeld in de proceskosten van [X] en dient [X] te worden
veroordeeld in de proceskosten van [Z] c.s.
De overige stellingen van
partijen
6.11. Uit het vorenstaande volgt dat de overige
stellingen van partijen geen behandeling meer behoeven.
Tot slot
6.12. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen
partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige
rechtsverhoudingen.
Beslissing
De kantonrechter:
I. verklaart voor recht dat de
lease-overeenkomsten rechtsgeldig buitengerechtelijk zijn
vernietigd;
II. veroordeelt Dexia om aan [Y] te
betalen 5.696.46. te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 september
2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
III. veroordeelt Dexia in de kosten van de
procedure, aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op:
voor
verschuldigd griffierecht
196,00
voor het exploot van
dagvaarding
84,87
voor salaris van
gemachtigde
875,00
totaal
1.155,87
IV. veroordeelt Dexia om binnen tien
dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te
berichten dat [X] geen verplichtingen uit de leaseovereenkomsten meer heeft, op
straffe van een dwangsom van 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze
veroordeling voldoet tot een maximum van
10.000,00;
V. veroordeelt [X] in de kosten
van de procedure, aan de zijde van [Z] c.s. gevallen, tot op heden begroot op
350,- aan salaris gemachtigde;
VI. verklaart deze veroordelingen
uitvoerbaar bij voorraad;
VII. wijst af het meer of anders
gevorderde.
Aldus gewezen door mr. A. van Dijk,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 mei 2008 in
tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL