Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
 
Rolnummer: DX 06-2782
Vonnis van: 19 september 2007
F.no.: 573
 

Vonnis van de kantonrechter
 
inzake
 
A.
 
[X],
nader te noemen [X]
en
 
B.
[Y],
nader te noemen [Y] en tezamen met [X]: [ X c.s. ]
beiden wonende te [woonplaats],
 
eisers in conventie,
verweerders in (voorwaardelijke) reconventie,
 
gemachtigde: mr. L.S. Slinkman,
 
tegen
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde mr. F.R.H. van der Leeuw.
 
 
 
De procedure
 
De volgende processtukken zijn ingediend:
-  dagvaarding van 13 september 2004, met producties,
-  conclusie van antwoord in conventie, met eis in (voorwaardelijke) reconventie, met
producties.
 
Bij tussenvonnis van 7 januari 2005 is bepaald dat geen comparitie gehouden zal worden en
is de zaak naar de rol verwezen voor conclusie van repliek/antwoord aan de zijde van [ X c.s. ]. Vervolgens zijn ingediend:
 
-  conclusie van repliek in conventie met wijziging van eis, en van antwoord in
(voorwaardelijke) reconventie,
-  conclusie van dupliek in conventie, tevens repliek in reconventie met wijziging van
eis in (voorwaardelijke) reconventie, met producties,
-  akte uitlating producties.
 
Partijen hebben de kantonrechter na het uitwisselen van hun conclusies gedurende geruime tijd verzocht om de uitspraak aan te houden, waarna mr. Slinkman bij zijn brief van 4 juli 2007 heeft verzocht alsnog vonnis te wijzen. Daarna is vonnis bepaald op heden.
 

Gronden van de beslissing
 
Indeling van het vonnis
 
Het vonnis heeft de volgende onderdelen:
1.     Feiten
2.     Vorderingen [ X c.s. ] in conventie
3.     Standpunten [ X c.s. ]
4.     Standpunten Dexia
5.     Vorderingen Dexia in (voorwaardelijke) reconventie
6.     Verweer [X] in (voorwaardelijke) reconventie
7.     Beoordeling van de vorderingen in conventie en (voorwaardelijke) reconventie
 

De feiten in conventie en in reconventie
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
1.1.   Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorganger(s) daaronder mede begrepen.
 
1.2    [Y] was bij het aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomsten gehuwd met [X].
 
1.3    Op of omstreeks 10 januari 2001 heeft [X] als lessee de volgende vier leaseovereenkomsten ondertekend alle met de naam Overwaarde Effect Maandbetaling zonder Herbelegging en telkens met Labouchere als wederpartij:
contractnummers 22083596,22083597 en 22083598 (3x); deze overeenkomsten zijn ieder aangegaan voor een periode van 240 maanden en konden zonder annuleringskosten na 60 maanden beëindigd worden onder de verplichting de restant hoofdsom van dat moment te betalen. De overeenkomsten bepalen onder meer dat [X] in totaal voor aankoopsommen van telkens € 10.699.04,- per contract aandelen least en dat [X] per contract 240 maandelijkse termijnen van telkens € 114,10 verschuldigd was. De totale leasesom beliep € 27.384,- per contract, waarin begrepen € 16.684,96 rente.
Voorts contractnummer 22083599 met dezelfde contractsduur en beëindigingmogelijkheid als de drie andere contracten, doch met een aankoopsom van € 12.644,32, een maandelijkse termijn van e 134,84 en een leasesom van € 32.361,60 inclusief € 19.717,28 rente. Alle contracten zijn aflossingsproducten, dat wil zeggen dat de hoofdsommen met de maandelijkse termijnen werden afgelost (annuïteiten).
Per 7 februari 2006 heeft Dexia de overeenkomsten beëindigd op grond van betalingsachterstanden.
 
1.4    Met het oog op de voldoening van de maandtermijnen van de lease-overeenkomsten heeft [X] op of omstreeks 10 januari 2001 via Spaar Select Hoogeveen een "Aanvraagformulier Depot Aandelenlease" bij Dexia ingediend voor een storting van een depot groot ƒ 52.500,- (€ 23.823,46). Dit depot is door [X] gefinancierd met een tweede hypotheek op de overwaarde van zijn woning. Van het gedeponeerde bedrag zijn participaties gekocht in Labouchere Global Aandelenfonds N.V..
De maandtermijnen uit de lease-overeenkomsten konden tot omstreeks april 2003 uit het depot voldaan worden, waarna het depot uitgeput was.
 
1.5    Volgens het door [ X c.s. ] bij dupliek in reconventie overgelegde en in zoverre niet door Dexia weersproken Persoonlijk Financieel Plan van Spaar Select van 22 november 2000 verkeerde [X] bij het aangaan van de lease-overeenkomsten in de volgende omstandigheden: postbode van beroep met een bruto inkomen van ƒ 57.000,- op jaarbasis. Gehuwd in gemeenschap van goederen. Drie kinderen. Eigen woning met een vrije verkoopwaarde van / 300.000,-, belast met een eerste hypotheek met een resterende (eerste) hypotheekschuld van circa ƒ 90.000,-.
 
1.6    Op 9 februari 2006 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld van de vier leaseovereenkomsten volgens welke [X] nog verschuldigd is:
contract 22083596: € 4.514,84 waarvan € 2.624,30 aan achterstallige termijnbetalingen en
€ 9.746,52 aan restant hoofdsom en waarbij een verkoopopbrengst van de effecten op die
datum in mindering wordt gebracht van € 7.878,20;
contract 22083597: € 4.514,84 waarvan € 2.624,30 aan achterstallige termijnbetalingen en
€ 9.746,52 aan restant hoofdsom en waarbij een verkoopopbrengst van de effecten op die
datum in mindering wordt gebracht van € 7.878,20;
contract 22083598: € 4.514,84 waarvan € 2.624,30 aan achterstallige termijnbetalingen en
6 9.746,52 aan restant hoofdsom en waarbij een verkoopopbrengst van de effecten op die
datum in mindering wordt gebracht van € 7.878,20;
contract 22083599: € 5.445,67 waarvan € 3.231,40 aan achterstallige termijnbetalingen en
€ 11.518,61 aan restant hoofdsom en waarbij een verkoopopbrengst van de effecten op die
datum in mindering wordt gebracht van € 9.310,60.
 
1.7    [X] heeft uit hoofde van de lease-overeenkomsten dividenden van Dexia ontvangen.
 
1.8    [Y] heeft aan [X] geen schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van de lease-overeenkomsten.
 
1.9    Bij brief van 17 maart 2003 heeft [Y] met een beroep op art. 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de lease-overeenkomsten, althans vernietiging in rechte aangekondigd, en terugbetaling gevorderd op een termijn van 14 dagen.
 
2.     Vorderingen [ X c.s. ] in conventie

[ X c.s. ] vorderen, na wijziging van eis en verkort weergegeven, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
alle terzake van de overeenkomsten aan Dexia, haar rechtsvoorgangers en hulppersonen betaalde bedragen terug te betalen, met de wettelijke rente sedert de respectievelijke betaaldata, primair wegens nietigheid van de onderliggende overeenkomsten; subsidiair en meer subsidiair als schadevergoeding wegens ontbinding van de overeenkomsten, althans wegens misleidende reclame en/of onrechtmatig handelen. Voorts vorderen [ X c.s. ] om Dexia te veroordelen om binnen vijf dagen na het vonnis de registratie bij het BKR te Tiel te (doen) verwijderen, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat Dexia hiermee in gebreke blijft, alles met veroordeling van Dexia in de proceskosten.
 
3.     Standpunten [ X c.s. ]
 
3.1    Volgens [ X c.s. ] dienen de lease-overeenkomsten te worden aangemerkt als huurkoop en derhalve als koop op afbetaling.
 
3.2    [ X c.s. ] stellen dat de lease-overeenkomsten nietig zijn wegens het ontbreken van de toestemming van [Y] als bedoeld in art. 1:88 BW. Volgens [ X c.s. ] zijn deze overeenkomsten tijdig vernietigd, althans is tijdig een beroep gedaan op de nietigheid daarvan.
 
3.3    [X] legt voorts aan zijn vorderingen ten grondslag dat de wilsovereenstemming om deze contracten aan te gaan heeft ontbroken, c.q. dat hij door toedoen
van Dexia heeft gedwaald, althans dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplichten), en/of onrechtmatig heeft gehandeld.
 
3.4    Daartoe stelt [X] - kort gezegd - dat Dexia niet aan haar verplichting heeft voldaan om een cliëntenprofiel op te stellen althans om onderzoek te doen naar zijn beleggingservaring en -doelstellingen, en dat Dexia voorts onvoldoende heeft gewezen op de aard en omvang van de risico's die de overeenkomsten met zich meebrachten. Volgens [X] is hem niet medegedeeld en heeft hij ook niet kunnen of behoren te begrijpen dat er sprake was van een belegging in effecten met geleend geld waaruit een restschuld zou kunnen ontstaan. Volgens [X] zijn de teksten in de brochures waar Dexia zich op beroept misleidend. Voorts heeft Dexia volgens [X] gehandeld in strijd met diverse door [X] genoemde wetten en voorschriften, waaronder de Wet Consumenten Krediet (WCK). Tenslotte stelt [X] dat Dexia de leaseaandelen niet heeft aangekocht en dat Dexia derhalve ook daardoor tekort gekomen is.
 
3.5    Volgens [X] is Dexia aansprakelijk voor de door hem geleden schade. De schade bestaat volgens [X] uit alle financiële gevolgen van het aangaan van de leaseovereenkomsten en daarmee samenhangende overeenkomsten, althans uit de reeds door hem betaalde bedragen.
 
3.6    Voor zover de vorderingen zijn ingesteld door [Y] zijn deze gebaseerd op artikel 1:89 lid 5 BW.
 

4      Standpunten Dexia
 
4.1    Dexia betwist de vorderingen van [ X c.s. ] en voert - kort gezegd lease-overeenkomsten niet kunnen worden aangemerkt als huurkoop.
 
4.2    Voorts voert Dexia aan dat er geen sprake is van vernietigbaarheid als bedoeld in art. 1:89 BW omdat - kort gezegd - art. 1:88 BW geen betrekking heeft op vermogensrechten als de onderhavige, er geen sprake is van huurkoop bij gebrek aan aflevering en omdat partijen niet hebben beoogd om de afnemer de effecten te doen verkrijgen. Dexia stelt verder dat de huwelijkspartner zijn of haar in art. 1:88 BW bedoelde toestemming ook op andere wijze dan schriftelijk kan verlenen en dat [Y] dit ook gedaan heeft.
 
4.3    Dexia betwist dat de lease-overeenkomsten door dwaling tot stand zijn gekomen, dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplichten of dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld. Volgens Dexia beschikte [X] bij het aangaan van de overeenkomsten over alle relevante informatie. Dexia betwist aansprakelijk te zijn voor het handelen of nalaten van de tussenpersoon. Ook betwist Dexia dat zij de bepalingen - voor zover van toepassing - van de door [X] genoemde wetten en regelingen niet in acht zou hebben genomen. De kredietwaardigheid van [X] is door Dexia getoetst bij het BKR te Tiel. De geleasde aandelen zijn door Dexia wel aangekocht.
 
4.4    Dexia betwist de schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn.
 
4.5    Dexia verzet zich ertegen dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
 
5      Vorderingen Dexia in (voorwaardelijke) reconventie
 
5.1    In onvoorwaardelijke reconventie vordert Dexia na wijziging van eis
[X] te veroordelen tot betaling van 6 18.926,71, zijnde (volgens Dexia) het op de vier eindafrekeningen tezamen resterende saldo, vermeerderd met rente en kosten, stellende dat [X] in verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen uit de leaseovereenkomsten.
 
5.2    In voorwaardelijke reconventie, namelijk voor het geval de in conventie ingestelde vordering tot vernietiging of ontbinding van de lease-overeenkomsten (geheel of gedeeltelijk) wordt toegewezen, vordert Dexia [X] te veroordelen tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de geleasde effecten respectievelijk de aangekochte participaties en de waarde van bedoelde effecten op de datum van verkoop, althans van gehele of gedeeltelijke vernietiging van de leaseovereenkomsten. Dexia doet een beroep op art. 6:278 BW.
 
6.     Verweer [X] in (voorwaardelijke) reconventie

Onder verwijzing naar het debat in conventie voert [X] naar aanleiding van de onvoorwaardelijk ingestelde tegenvordering van Dexia aan dat hij niet in verzuim is nu de lease-overeenkomsten op goede gronden buitengerechtelijk zijn vernietigd, dan wel vernietigd dienen te worden. Voorts bestrijdt hij in de voorwaardelijke reconventie dat artikel 6:278 BW van toepassing is.
 
7.     Beoordeling van de vorderingen in conventie en (voorwaardelijke) reconventie
 
7.1    In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA3920, zijn in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:
omschrijving van de risico's van de depotconstructies zoals de onderhavige (rov 7.2 - 7.5)
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1);
artikel 1:88/1:89 BW (rov 8.2);
strijd met de WCK en/of andere wetten en regelingen (rov 8.3)
misleidende reclame (rov 8.4);
dwaling (rov 8.5);
aankoop effecten (rov 8.6);
aansprakelijkheid voor tussenpersonen (rov 8.7);
toepasselijkheid Nadere Regeling Effectenverkeer (NR), (rov 8.8);
nakoming zorgplicht (rov 8.9);
verdeling van het nadeel (rov 9);
uitvoerbaar bij voorraadverklaring (rov 10.17)
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dan neer op het volgende.
 
Huurkoop: bevoegdheid: 1:88/1:89 BW
 
7.2    Een lease-overeenkomst als de onderhavige overeenkomsten wordt aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
 
7.3    Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op deze lease-overeenkomsten van toepassing. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de lease-overeenkomsten ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rov 2.12.3). Nu deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [Y] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid. De lease-overeenkomsten zijn derhalve rechtsgeldig vernietigd en dientengevolge dienen alle betalingen van [X] aan Dexia terzake van de lease-overeenkomsten aan [X] c.s. te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [X] terzake van die overeenkomst van Dexia ontvangen heeft, zoals uitgekeerde dividenden.
 
7.4    Zoals overwogen is in het vonnis van 27 april 2007 onder 10.7 - 10.9 brengt de vernietiging van de lease-overeenkomsten niet met zich mee dat ook de storting in het depot nietig is en uit dien hoofde gerestitueerd zou moeten worden. De kantonrechter zal hierna derhalve nader onderzoeken of de overige vorderingen van [X] op de daarvoor aangevoerde (andere) gronden toewijsbaar zijn.
 
7.5    Aansprakelijkheid voor tussenpersonen

Een effecteninstelling is aansprakelijk voor het handelen en nalaten van een tussenpersoon, door wiens toedoen overeenkomsten als de onderhavige tot stand zijn gekomen. Het hierop betrekking hebbende verweer van Dexia wordt derhalve verworpen.
 
7.6    Strijd met WCK en andere wetten en regelingen
 
7.6.1  Dexia beschikte niet over een vergunning krachtens de WCK, op welke grond
[X] de (ver)nietig(baar)heid van de overeenkomst heeft ingeroepen. Daarnaast wordt
aangevoerd dat er sprake is van nietigheid van de overeenkomst, dan wel van een
tekortkoming of onrechtmatig handelen jegens de [X], wegens strijd met andere wetten en regelingen.
 
7.6.2  De toepasselijkheid van de WCK en de andere hier bedoelde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Ook indien [X] zich terecht op die regelingen zou beroepen, zouden de gevolgen daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de betreffende overeenkomst, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.
 
7.7    Misleidende reclame

Maatstaf bij de vraag of sprake is van misleidende reclame is - kort gezegd - hetgeen kon worden begrepen door een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument bij kennisneming van de betreffende reclame (HvJ EG 16 juli 1998 C-210/96 NJ 2000,3 74).
In de brochures waar [X] zich op heeft beroepen, worden bij de oplettende lezing door een consument zoals hiervoor bedoeld, de wezenlijke kenmerken van het aangeboden product vermeld, zodat van misleidende reclame geen sprake is. Dit laat onverlet dat Dexia in het kader van haar zorgplicht de verplichtingen had zoals hierna omschreven.
 

7.8    Dwaling
 
[X] heeft uit de van Dexia, c.q. van de tussenpersoon ontvangen adviezen moeten en kunnen afleiden dat het depot aangewend zou worden om te beleggen in een aandelenfonds. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [X] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover [X] de depotbelegging onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling leiden. Ook de stelling van [X] dat zijn wilsverklaring niet aansloot op hetgeen hem met de depotovereenkomst voor ogen stond, gaat om deze reden niet op. Dat laat de zorgplicht die Dexia overigens had en die hierna aan de orde komt, echter eveneens onverlet.
 
7.9    Aankoop effecten

Er zijn onvoldoende redenen om te twijfelen aan de feitelijke verwerving van de effecten door Dexia. Het verwijt van [X] dat Dexia de aandelen niet gekocht zou hebben, wordt derhalve verworpen.
 
7.10   Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR)
Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR
gecodificeerde zorgplicht. Het verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen
doel.
 
7.11   Nakoming zorgplicht

[X] heeft Dexia verweten dat Dexia te zijnen opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico's van het onderhavige product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De brochures en folders waar Dexia zich op beroept houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen. De omstandigheid dat het hier aflossingsproducten betreft maakt dit niet anders (zie rov 7.3
van het vonnis van 27 april 2007).
 
7.12   Omvang en toerekening van het depotnadeel
 
7.12.1 In aanmerking genomen dat Dexia reeds alle terzake van de lease-overeenkomsten verrichte betalingen - waaronder dus ook de maandtermijnen die uit het depot betaald zijn -dient te restitueren, resteren voor [X] nog de volgende nadelen met betrekking tot het
depot:
 
I.     het waardeverlies van het fonds waarin het depot belegd is,

II.    de financieringskosten van het depot (dat is de aan de hypotheekbank betaalde rente, notariskosten, provisiekosten, royementskosten etc).
 
7.12.2 Bij de verdeling van het nadeel wordt onderscheid gemaakt tussen deze verschillende componenten. Daarbij speelt niet slechts een rol in welke mate het nadeel aan ieder van partijen is toe te rekenen, maar eveneens in hoeverre de toegekende vergoeding per onderdeel passend is in het totaal van de aan [X] toegekende vergoeding.
 
7.12.3 Op deze basis oordeelt de kantonrechter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dat het onder I bedoelde waardeverlies voor 100% voor rekening van Dexia behoort te komen. Voorts oordeelt de kantonrechter dat de onder II genoemde kosten geheel voor rekening van [X] dienen te blijven. Indien [ X c.s. ] al bedoeld zouden hebben ook deze kosten in hun vordering te begrijpen, dient dat gedeelte van de vordering dus afgewezen te worden.
Dexia dient derhalve niet alleen het saldo van de betalingen terzake van de leasecontracten aan [X] te restitueren, maar ook hetgeen [X] meer in het depot heeft ingelegd dan aan leasetermijnen uit het depot beschikbaar is gekomen (de waardedaling van het depot). Dit komt er op neer dat [X] van Dexia dient terug te krijgen alle door hem terzake van het onderhavige samenstel van overeenkomsten aan Dexia betaalde bedragen, verminderd met hetgeen [X] aan dividenden en daarmee gelijk te stellen uitkeringen van Dexia heeft ontvangen en dat [X] geen verdere financiële verplichtingen meer jegens Dexia zal hebben.
 
7.12.4 Beide partijen dienen zich bij akte nader uit te laten over de hiervoor genoemde gegevens en derhalve gespecificeerd op te geven:
a.     alle betalingen die door [X] terzake van de lease-overeenkomsten aan Dexia zijn verricht (exclusief de leasetermijnen die ten laste van het depot zijn betaald);
b.     het bedrag dat door [X] in het depot is ingelegd;
c.     de dividenden die door Dexia aan [X] zijn uitgekeerd.
Voorts dienen partijen op te geven op welk tijdstip de laatste leasetermijn uit het depot kon worden voldaan en het depot derhalve uitgeput was.


Overige vorderingen in conventie en in reconventie
 
7.13   Wettelijke rente
De gevorderde wettelijke rente is - bij eindvonnis - alsvolgt toewijsbaar.
a.     over het saldo van de door Dexia te restitueren betalingen terzake van de leaseovereenkomst, sedert het moment dat Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde het moment waarop de door Lammers in haar onder 1.9 bedoelde brief genoemde betalingstermijn verstreek derhalve met ingang van 1 april 2003, tot de voldoening.
b.     de kantonrechter zal bij eindvonnis een nadere beslissing geven over de ingangsdatum van de wettelijke rente over het waardeverlies op het depot.
 
7.14   BKR-registratie

Nu [X] ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer zal hebben, zal de vordering van [X] inzake de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de termijn waarbinnen Dexia aan deze verplichting dient te voldoen zal worden verlengd. Die toewijzing kan reeds bij dit vonnis plaats vinden.
 
Reconventionele vorderingen
 
7.15   Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia onvoorwaardelijk ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen. Gelet op de strekking van artikel 1:88 BW is voor toepassing van artikel 6:278 BW in dit geval geen plaats, zodat ook de voorwaardelijk ingestelde reconventionele vordering niet toewijsbaar is.

Proceskosten
 
7.16   Gelet op de uitslag van de procedure in conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en reconventie. De kosten in reconventie zullen evenwel op nihil begroot worden, nu het debat in reconventie (vrijwel) geheel samenvalt met dat in conventie.
 
Uitvoerbaar bij voorraad
 
7.17   Er is bij afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
 
 
BESLISSING
 
De kantonrechter:
 
In conventie
 
I.     bepaalt dat partijen een akte zullen kunnen nemen met het onder 7.12.4 bepaalde doel en verwijst de zaak daarvoor naar de rol van woensdag 24 oktober 2007;
 
II.    veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat [X] geen verplichtingen uit de onderhavige overeenkomst meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,- tot een maximum aan verbeurde dwangsommen van € 10.000,- voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet.
 
IV.    verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
 
In conventie en reconventie
 
V.     houdt iedere verdere beslissing aan.
 

Aldus gewezen door mr. J.R. Branbergen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 september 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL