Vonnis van de
kantonrechter
inzake
A.
[X],
nader te noemen [X]
en
B.
[Y],
nader te noemen [Y] en
tezamen met [X]: [ X c.s. ]
beiden wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in (voorwaardelijke)
reconventie,
gemachtigde: mr. L.S. Slinkman,
tegen
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND
N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres
in (voorwaardelijke) reconventie,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde mr.
F.R.H. van der Leeuw.
De procedure
De volgende processtukken zijn ingediend:
-
dagvaarding van 13 september 2004, met producties,
- conclusie van
antwoord in conventie, met eis in (voorwaardelijke) reconventie,
met
producties.
Bij tussenvonnis van 7 januari 2005 is bepaald dat geen
comparitie gehouden zal worden en
is de zaak naar de rol verwezen voor
conclusie van repliek/antwoord aan de zijde van [ X c.s. ]. Vervolgens zijn
ingediend:
- conclusie van repliek in conventie met wijziging
van eis, en van antwoord in
(voorwaardelijke) reconventie,
-
conclusie van dupliek in conventie, tevens repliek in reconventie met wijziging
van
eis in (voorwaardelijke) reconventie, met producties,
- akte
uitlating producties.
Partijen hebben de kantonrechter na het uitwisselen van
hun conclusies gedurende geruime tijd verzocht om de uitspraak aan te houden,
waarna mr. Slinkman bij zijn brief van 4 juli 2007 heeft verzocht alsnog vonnis
te wijzen. Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de
beslissing
Indeling van het vonnis
Het vonnis heeft de volgende
onderdelen:
1. Feiten
2.
Vorderingen [ X c.s. ] in conventie
3. Standpunten [
X c.s. ]
4. Standpunten
Dexia
5. Vorderingen Dexia in (voorwaardelijke)
reconventie
6. Verweer [X] in (voorwaardelijke)
reconventie
7. Beoordeling van de vorderingen in
conventie en (voorwaardelijke) reconventie
De feiten in conventie en in
reconventie
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat
vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder
algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna Labouchere). Waar hierna sprake
is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorganger(s) daaronder mede
begrepen.
1.2 [Y] was bij het aangaan van de
hieronder bedoelde overeenkomsten gehuwd met [X].
1.3 Op of omstreeks 10 januari 2001
heeft [X] als lessee de volgende vier leaseovereenkomsten ondertekend alle met
de naam Overwaarde Effect Maandbetaling zonder Herbelegging en telkens met
Labouchere als wederpartij:
contractnummers 22083596,22083597 en 22083598
(3x); deze overeenkomsten zijn ieder aangegaan voor een periode van 240 maanden
en konden zonder annuleringskosten na 60 maanden beëindigd worden onder de
verplichting de restant hoofdsom van dat moment te betalen. De overeenkomsten
bepalen onder meer dat [X] in totaal voor aankoopsommen van telkens €
10.699.04,- per contract aandelen least en dat [X] per contract 240 maandelijkse
termijnen van telkens € 114,10 verschuldigd was. De totale leasesom beliep €
27.384,- per contract, waarin begrepen € 16.684,96 rente.
Voorts
contractnummer 22083599 met dezelfde contractsduur en beëindigingmogelijkheid
als de drie andere contracten, doch met een aankoopsom van € 12.644,32, een
maandelijkse termijn van e 134,84 en een leasesom van € 32.361,60 inclusief €
19.717,28 rente. Alle contracten zijn aflossingsproducten, dat wil zeggen dat de
hoofdsommen met de maandelijkse termijnen werden afgelost (annuïteiten).
Per
7 februari 2006 heeft Dexia de overeenkomsten beëindigd op grond van
betalingsachterstanden.
1.4 Met het oog op de voldoening van
de maandtermijnen van de lease-overeenkomsten heeft [X] op of omstreeks 10
januari 2001 via Spaar Select Hoogeveen een "Aanvraagformulier Depot
Aandelenlease" bij Dexia ingediend voor een storting van een depot groot ƒ
52.500,- (€ 23.823,46). Dit depot is door [X] gefinancierd met een tweede
hypotheek op de overwaarde van zijn woning. Van het gedeponeerde bedrag zijn
participaties gekocht in Labouchere Global Aandelenfonds N.V..
De
maandtermijnen uit de lease-overeenkomsten konden tot omstreeks april 2003 uit
het depot voldaan worden, waarna het depot uitgeput was.
1.5 Volgens het door [ X c.s. ] bij
dupliek in reconventie overgelegde en in zoverre niet door Dexia weersproken
Persoonlijk Financieel Plan van Spaar Select van 22 november 2000 verkeerde [X]
bij het aangaan van de lease-overeenkomsten in de volgende omstandigheden:
postbode van beroep met een bruto inkomen van ƒ 57.000,- op jaarbasis. Gehuwd in
gemeenschap van goederen. Drie kinderen. Eigen woning met een vrije
verkoopwaarde van / 300.000,-, belast met een eerste hypotheek met een
resterende (eerste) hypotheekschuld van circa ƒ 90.000,-.
1.6 Op 9 februari 2006 heeft Dexia een
eindafrekening opgesteld van de vier leaseovereenkomsten volgens welke [X] nog
verschuldigd is:
contract 22083596: € 4.514,84 waarvan € 2.624,30 aan
achterstallige termijnbetalingen en
€ 9.746,52 aan restant hoofdsom en
waarbij een verkoopopbrengst van de effecten op die
datum in mindering wordt
gebracht van € 7.878,20;
contract 22083597: € 4.514,84 waarvan € 2.624,30 aan
achterstallige termijnbetalingen en
€ 9.746,52 aan restant hoofdsom en
waarbij een verkoopopbrengst van de effecten op die
datum in mindering wordt
gebracht van € 7.878,20;
contract 22083598: € 4.514,84 waarvan € 2.624,30 aan
achterstallige termijnbetalingen en
6 9.746,52 aan restant hoofdsom en
waarbij een verkoopopbrengst van de effecten op die
datum in mindering wordt
gebracht van € 7.878,20;
contract 22083599: € 5.445,67 waarvan € 3.231,40 aan
achterstallige termijnbetalingen en
€ 11.518,61 aan restant hoofdsom en
waarbij een verkoopopbrengst van de effecten op die
datum in mindering wordt
gebracht van € 9.310,60.
1.7 [X] heeft uit hoofde van de
lease-overeenkomsten dividenden van Dexia ontvangen.
1.8 [Y] heeft aan [X] geen
schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van de
lease-overeenkomsten.
1.9 Bij brief van 17 maart 2003 heeft
[Y] met een beroep op art. 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de
lease-overeenkomsten, althans vernietiging in rechte aangekondigd, en
terugbetaling gevorderd op een termijn van 14 dagen.
2. Vorderingen [ X c.s.
] in conventie
[ X c.s. ] vorderen, na wijziging
van eis en verkort weergegeven, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
alle
terzake van de overeenkomsten aan Dexia, haar rechtsvoorgangers en hulppersonen
betaalde bedragen terug te betalen, met de wettelijke rente sedert de
respectievelijke betaaldata, primair wegens nietigheid van de
onderliggende overeenkomsten; subsidiair en meer subsidiair als
schadevergoeding wegens ontbinding van de overeenkomsten, althans wegens
misleidende reclame en/of onrechtmatig handelen. Voorts vorderen [ X c.s. ] om
Dexia te veroordelen om binnen vijf dagen na het vonnis de registratie bij het
BKR te Tiel te (doen) verwijderen, op straffe van een dwangsom van € 500,- per
dag dat Dexia hiermee in gebreke blijft, alles met veroordeling van Dexia in de
proceskosten.
3. Standpunten [ X c.s.
]
3.1 Volgens [ X c.s. ] dienen de
lease-overeenkomsten te worden aangemerkt als huurkoop en derhalve als koop op
afbetaling.
3.2 [ X c.s. ] stellen dat de
lease-overeenkomsten nietig zijn wegens het ontbreken van de toestemming van [Y]
als bedoeld in art. 1:88 BW. Volgens [ X c.s. ] zijn deze overeenkomsten tijdig
vernietigd, althans is tijdig een beroep gedaan op de nietigheid
daarvan.
3.3 [X] legt voorts aan zijn
vorderingen ten grondslag dat de wilsovereenstemming om deze contracten aan te
gaan heeft ontbroken, c.q. dat hij door toedoen
van Dexia heeft gedwaald,
althans dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplichten),
en/of onrechtmatig heeft gehandeld.
3.4 Daartoe stelt [X] - kort gezegd -
dat Dexia niet aan haar verplichting heeft voldaan om een cliëntenprofiel op te
stellen althans om onderzoek te doen naar zijn beleggingservaring en
-doelstellingen, en dat Dexia voorts onvoldoende heeft gewezen op de aard en
omvang van de risico's die de overeenkomsten met zich meebrachten. Volgens [X]
is hem niet medegedeeld en heeft hij ook niet kunnen of behoren te begrijpen dat
er sprake was van een belegging in effecten met geleend geld waaruit een
restschuld zou kunnen ontstaan. Volgens [X] zijn de teksten in de brochures waar
Dexia zich op beroept misleidend. Voorts heeft Dexia volgens [X] gehandeld in
strijd met diverse door [X] genoemde wetten en voorschriften, waaronder de Wet
Consumenten Krediet (WCK). Tenslotte stelt [X] dat Dexia de leaseaandelen niet
heeft aangekocht en dat Dexia derhalve ook daardoor tekort gekomen
is.
3.5 Volgens [X] is Dexia aansprakelijk
voor de door hem geleden schade. De schade bestaat volgens [X] uit alle
financiële gevolgen van het aangaan van de leaseovereenkomsten en daarmee
samenhangende overeenkomsten, althans uit de reeds door hem betaalde
bedragen.
3.6 Voor zover de vorderingen zijn
ingesteld door [Y] zijn deze gebaseerd op artikel 1:89 lid 5 BW.
4 Standpunten
Dexia
4.1 Dexia betwist de vorderingen van [
X c.s. ] en voert - kort gezegd lease-overeenkomsten niet kunnen worden
aangemerkt als huurkoop.
4.2 Voorts voert Dexia aan dat er geen
sprake is van vernietigbaarheid als bedoeld in art. 1:89 BW omdat - kort gezegd
- art. 1:88 BW geen betrekking heeft op vermogensrechten als de onderhavige, er
geen sprake is van huurkoop bij gebrek aan aflevering en omdat partijen niet
hebben beoogd om de afnemer de effecten te doen verkrijgen. Dexia stelt verder
dat de huwelijkspartner zijn of haar in art. 1:88 BW bedoelde toestemming ook op
andere wijze dan schriftelijk kan verlenen en dat [Y] dit ook gedaan
heeft.
4.3 Dexia betwist dat de
lease-overeenkomsten door dwaling tot stand zijn gekomen, dat zij tekort zou
zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplichten of dat zij onrechtmatig zou
hebben gehandeld. Volgens Dexia beschikte [X] bij het aangaan van de
overeenkomsten over alle relevante informatie. Dexia betwist aansprakelijk te
zijn voor het handelen of nalaten van de tussenpersoon. Ook betwist Dexia dat
zij de bepalingen - voor zover van toepassing - van de door [X] genoemde wetten
en regelingen niet in acht zou hebben genomen. De kredietwaardigheid van [X] is
door Dexia getoetst bij het BKR te Tiel. De geleasde aandelen zijn door Dexia
wel aangekocht.
4.4 Dexia betwist de schade, althans
betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn.
4.5 Dexia verzet zich ertegen dat het
vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
5 Vorderingen
Dexia in (voorwaardelijke) reconventie
5.1 In onvoorwaardelijke
reconventie vordert Dexia na wijziging van eis
[X] te veroordelen tot
betaling van 6 18.926,71, zijnde (volgens Dexia) het op de vier eindafrekeningen
tezamen resterende saldo, vermeerderd met rente en kosten, stellende dat [X] in
verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen uit de
leaseovereenkomsten.
5.2 In voorwaardelijke
reconventie, namelijk voor het geval de in conventie ingestelde vordering
tot vernietiging of ontbinding van de lease-overeenkomsten (geheel of
gedeeltelijk) wordt toegewezen, vordert Dexia [X] te veroordelen tot betaling
van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de geleasde
effecten respectievelijk de aangekochte participaties en de waarde van bedoelde
effecten op de datum van verkoop, althans van gehele of gedeeltelijke
vernietiging van de leaseovereenkomsten. Dexia doet een beroep op art. 6:278
BW.
6. Verweer [X] in
(voorwaardelijke) reconventie
Onder verwijzing naar het debat in
conventie voert [X] naar aanleiding van de onvoorwaardelijk ingestelde
tegenvordering van Dexia aan dat hij niet in verzuim is nu de
lease-overeenkomsten op goede gronden buitengerechtelijk zijn vernietigd, dan
wel vernietigd dienen te worden. Voorts bestrijdt hij in de voorwaardelijke
reconventie dat artikel 6:278 BW van toepassing is.
7. Beoordeling van de
vorderingen in conventie en (voorwaardelijke) reconventie
7.1 In het vonnis van deze rechtbank
van 27 april 2007, LJN nummer BA3920, zijn in een soortgelijk geschil een aantal
rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit
geding met name van belang zijn:
omschrijving van de risico's van de
depotconstructies zoals de onderhavige (rov 7.2 - 7.5)
huurkoop en
bevoegdheid (rov 8.1);
artikel 1:88/1:89 BW (rov 8.2);
strijd met de WCK
en/of andere wetten en regelingen (rov 8.3)
misleidende reclame (rov
8.4);
dwaling (rov 8.5);
aankoop effecten (rov 8.6);
aansprakelijkheid
voor tussenpersonen (rov 8.7);
toepasselijkheid Nadere Regeling
Effectenverkeer (NR), (rov 8.8);
nakoming zorgplicht (rov 8.9);
verdeling
van het nadeel (rov 9);
uitvoerbaar bij voorraadverklaring (rov 10.17)
De
kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze
onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken. De stellingen
in conventie en in reconventie zullen zoveel mogelijk gezamenlijk behandeld
worden. In het onderhavige geval komt dan neer op het volgende.
Huurkoop: bevoegdheid: 1:88/1:89 BW
7.2 Een lease-overeenkomst als de
onderhavige overeenkomsten wordt aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is
derhalve bevoegd.
7.3 Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is
op deze lease-overeenkomsten van toepassing. Nu volgens artikel 7A:1576i BW
huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de
lease-overeenkomsten ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het
gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rov 2.12.3). Nu deze
schriftelijke toestemming ontbreekt, had [Y] de bevoegdheid een beroep te doen
op de hier bedoelde vernietigbaarheid. De lease-overeenkomsten zijn derhalve
rechtsgeldig vernietigd en dientengevolge dienen alle betalingen van [X] aan
Dexia terzake van de lease-overeenkomsten aan [X] c.s. te worden gerestitueerd,
verminderd met hetgeen [X] terzake van die overeenkomst van Dexia ontvangen
heeft, zoals uitgekeerde dividenden.
7.4 Zoals overwogen is in het vonnis
van 27 april 2007 onder 10.7 - 10.9 brengt de vernietiging van de
lease-overeenkomsten niet met zich mee dat ook de storting in het depot nietig
is en uit dien hoofde gerestitueerd zou moeten worden. De kantonrechter zal
hierna derhalve nader onderzoeken of de overige vorderingen van [X] op de
daarvoor aangevoerde (andere) gronden toewijsbaar zijn.
7.5 Aansprakelijkheid voor
tussenpersonen
Een effecteninstelling is aansprakelijk voor
het handelen en nalaten van een tussenpersoon, door wiens toedoen overeenkomsten
als de onderhavige tot stand zijn gekomen. Het hierop betrekking hebbende
verweer van Dexia wordt derhalve verworpen.
7.6 Strijd met WCK en andere wetten
en regelingen
7.6.1 Dexia beschikte niet over een vergunning
krachtens de WCK, op welke grond
[X] de (ver)nietig(baar)heid van de
overeenkomst heeft ingeroepen. Daarnaast wordt
aangevoerd dat er sprake is
van nietigheid van de overeenkomst, dan wel van een
tekortkoming of
onrechtmatig handelen jegens de [X], wegens strijd met andere wetten en
regelingen.
7.6.2 De toepasselijkheid van de WCK en de andere
hier bedoelde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Ook indien [X]
zich terecht op die regelingen zou beroepen, zouden de gevolgen daarvan eveneens
beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en zou
zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van partijen te
dragen gevolgen van het aangaan van de betreffende overeenkomst, dan zou hebben
te gelden zonder een zodanig beroep.
7.7 Misleidende
reclame
Maatstaf bij de vraag of sprake is van
misleidende reclame is - kort gezegd - hetgeen kon worden begrepen door een
gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument bij
kennisneming van de betreffende reclame (HvJ EG 16 juli 1998 C-210/96 NJ 2000,3
74).
In de brochures waar [X] zich op heeft beroepen, worden bij de
oplettende lezing door een consument zoals hiervoor bedoeld, de wezenlijke
kenmerken van het aangeboden product vermeld, zodat van misleidende reclame geen
sprake is. Dit laat onverlet dat Dexia in het kader van haar zorgplicht de
verplichtingen had zoals hierna omschreven.
7.8
Dwaling
[X] heeft uit de van Dexia, c.q. van de tussenpersoon
ontvangen adviezen moeten en kunnen afleiden dat het depot aangewend zou worden
om te beleggen in een aandelenfonds. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [X]
enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover [X] de depotbelegging
onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken is aangegaan, kan die
onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging van de overeenkomst wegens
dwaling leiden. Ook de stelling van [X] dat zijn wilsverklaring niet aansloot op
hetgeen hem met de depotovereenkomst voor ogen stond, gaat om deze reden niet
op. Dat laat de zorgplicht die Dexia overigens had en die hierna aan de orde
komt, echter eveneens onverlet.
7.9 Aankoop
effecten
Er zijn onvoldoende redenen om te
twijfelen aan de feitelijke verwerving van de effecten door Dexia. Het verwijt
van [X] dat Dexia de aandelen niet gekocht zou hebben, wordt derhalve
verworpen.
7.10 Toepasselijkheid Nadere Regeling
Toezicht Effectenverkeer (NR)
Dexia was bij het aanbieden van het
onderhavige product gehouden aan de in de NR
gecodificeerde zorgplicht. Het
verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen
doel.
7.11 Nakoming zorgplicht
[X] heeft Dexia verweten dat Dexia te zijnen
opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat
Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico's van het onderhavige
product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en
onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers
op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De brochures en
folders waar Dexia zich op beroept houden een dergelijke waarschuwing niet in en
door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze
informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de
als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen. De omstandigheid
dat het hier aflossingsproducten betreft maakt dit niet anders (zie rov
7.3
van het vonnis van 27 april 2007).
7.12 Omvang en toerekening van het
depotnadeel
7.12.1 In aanmerking genomen dat Dexia reeds alle
terzake van de lease-overeenkomsten verrichte betalingen - waaronder dus ook de
maandtermijnen die uit het depot betaald zijn -dient te restitueren, resteren
voor [X] nog de volgende nadelen met betrekking tot het
depot:
I. het waardeverlies van het
fonds waarin het depot belegd is,
II. de financieringskosten van het
depot (dat is de aan de hypotheekbank betaalde rente, notariskosten,
provisiekosten, royementskosten etc).
7.12.2 Bij de verdeling van het nadeel wordt onderscheid
gemaakt tussen deze verschillende componenten. Daarbij speelt niet slechts een
rol in welke mate het nadeel aan ieder van partijen is toe te rekenen, maar
eveneens in hoeverre de toegekende vergoeding per onderdeel passend is in het
totaal van de aan [X] toegekende vergoeding.
7.12.3 Op deze basis oordeelt de kantonrechter naar
maatstaven van redelijkheid en billijkheid dat het onder I bedoelde
waardeverlies voor 100% voor rekening van Dexia behoort te komen. Voorts
oordeelt de kantonrechter dat de onder II genoemde kosten geheel voor rekening
van [X] dienen te blijven. Indien [ X c.s. ] al bedoeld zouden hebben ook
deze kosten in hun vordering te begrijpen, dient dat gedeelte van de vordering
dus afgewezen te worden.
Dexia dient derhalve niet alleen het saldo van de
betalingen terzake van de leasecontracten aan [X] te restitueren, maar ook
hetgeen [X] meer in het depot heeft ingelegd dan aan leasetermijnen uit het
depot beschikbaar is gekomen (de waardedaling van het depot). Dit komt er op
neer dat [X] van Dexia dient terug te krijgen alle door hem terzake van het
onderhavige samenstel van overeenkomsten aan Dexia betaalde bedragen, verminderd
met hetgeen [X] aan dividenden en daarmee gelijk te stellen uitkeringen van
Dexia heeft ontvangen en dat [X] geen verdere financiële verplichtingen meer
jegens Dexia zal hebben.
7.12.4 Beide partijen dienen zich bij akte nader uit te
laten over de hiervoor genoemde gegevens en derhalve gespecificeerd op te
geven:
a. alle betalingen die door [X] terzake
van de lease-overeenkomsten aan Dexia zijn verricht (exclusief de leasetermijnen
die ten laste van het depot zijn betaald);
b. het
bedrag dat door [X] in het depot is ingelegd;
c.
de dividenden die door Dexia aan [X] zijn uitgekeerd.
Voorts dienen
partijen op te geven op welk tijdstip de laatste leasetermijn uit het depot kon
worden voldaan en het depot derhalve uitgeput was.
Overige vorderingen in
conventie en in reconventie
7.13 Wettelijke rente
De gevorderde
wettelijke rente is - bij eindvonnis - alsvolgt
toewijsbaar.
a. over het saldo van de door Dexia te
restitueren betalingen terzake van de leaseovereenkomst, sedert het moment dat
Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde het moment waarop de door
Lammers in haar onder 1.9 bedoelde brief genoemde betalingstermijn verstreek
derhalve met ingang van 1 april 2003, tot de
voldoening.
b. de kantonrechter zal bij eindvonnis
een nadere beslissing geven over de ingangsdatum van de wettelijke rente over
het waardeverlies op het depot.
7.14 BKR-registratie
Nu [X] ingevolge dit
vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer zal hebben, zal de
vordering van [X] inzake de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande
dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de termijn
waarbinnen Dexia aan deze verplichting dient te voldoen zal worden verlengd. Die
toewijzing kan reeds bij dit vonnis plaats vinden.
Reconventionele
vorderingen
7.15 Uit het voorgaande volgt dat de door
Dexia onvoorwaardelijk ingestelde reconventionele vordering dient te worden
afgewezen. Gelet op de strekking van artikel 1:88 BW is voor toepassing van
artikel 6:278 BW in dit geval geen plaats, zodat ook de voorwaardelijk
ingestelde reconventionele vordering niet toewijsbaar is.
Proceskosten
7.16 Gelet op de uitslag van de procedure in
conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van
het geding in conventie en reconventie. De kosten in reconventie zullen evenwel
op nihil begroot worden, nu het debat in reconventie (vrijwel) geheel samenvalt
met dat in conventie.
Uitvoerbaar bij voorraad
7.17 Er is bij afweging van de belangen van
beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis
niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
BESLISSING
De kantonrechter:
In conventie
I. bepaalt dat partijen een akte
zullen kunnen nemen met het onder 7.12.4 bepaalde doel en verwijst de zaak
daarvoor naar de rol van woensdag 24 oktober 2007;
II. veroordeelt Dexia om binnen tien
dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te
berichten dat [X] geen verplichtingen uit de onderhavige overeenkomst meer
heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,- tot een maximum aan verbeurde
dwangsommen van € 10.000,- voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling
voldoet.
IV. verklaart deze veroordeling
uitvoerbaar bij voorraad;
In conventie en reconventie
V. houdt iedere verdere
beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. J.R. Branbergen,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 september 2007
in tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL