1.
Feiten
Als gesteld en onvoldoende
weersproken staat vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene
titel van Bank Labouchere N. V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van
Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede
begrepen.
1.2. Ten tijde van het aangaan van de
onderscheidenlijke lease-overeenkomsten was [X] gehuwd met mevrouw [Y] (hierna
ook te noemen: [Y]).
1.3. Op of omstreeks 4 augustus 1997 heeft [X] een
lease-overeenkomst ondertekend met de naam 'Capital Effect' (hierna:
lease-overeenkomst I) waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij
Labouchere. Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 20002542. De
overeenkomst is aangegaan voor een periode van 180 maanden. De overeenkomst
bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van €
9.308,03 aandelen leaset (ABN AMRO, AEGON, FORTISAMEV en ING), dat [X] 180
maandelijkse termijnen van telkens € 113,27 verschuldigd was en dat hij de
lease-overeenkomst na 60 maanden dagelijks met onmiddellijke ingang en zonder
annuleringskosten kon beëindigen onder betaling of verrekening van de
restant-hoofdsom op dat moment. De totale leasesom beliep € 20.389,07, waarin
begrepen € 10.264,24 rente over 180 maanden. De eerste 60 termijnbetaling heeft
[X], met een korting van 20%, vooruitbetaald met een bedrag van € 5.437,09. Per
24 februari 2004 is deze overeenkomst beëindigd.
1.4. [X] heeft de in de lease-overeenkomst
vermelde aandelen na beëindiging van de lease-overeenkomst voor een bedrag van €
7.016,18 overgenomen. De aandelen hadden op 12 maart 2004 in totaal een
beurswaarde van € 6.970.68. Op 23 november 2004 en
3 januari 2006 heeft [X]
de aandelen verkocht. Hiervoor heeft hij in totaal een bedrag van € 8.180,20
ontvangen.
1.5. Begin 2004 heeft Dexia een eindafrekening
opgesteld van lease-overeenkomst I volgens welke [X], na vorenstaande aankoop
door hem van de in de overeenkomst genoemde aandelen, nog verschuldigd was een
bedrag van € 72,16. Dit bedrag heeft hij op 5 maart 2004 voldaan.
1.6. Op of omstreeks 5 januari 2001 heeft [X] een
lease-overeenkomst ondertekend met de naam 'Overwaarde Effect Maandbetaling
zonder Herbelegging' (hierna: leaseovereenkomst 2) waarop hij als Iessee stond
vermeld, met als wederpartij Labouchere. Deze overeenkomst is aangegaan onder
nummer 22083350. De overeenkomst is aangegaan voor een periode van 240 maanden.
De overeenkomst bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een aankoopsom
(hoofdsom) van € 44.791,62 aandelen leaset (AHOLD, ING, UNILEVER en KON. OLIE),
dat [X] 240 maandelijkse termijnen van telkens € 477,66 verschuldigd was en dat
hij de lease-overeenkomst na 60 maanden dagelijks met onmiddellijke ingang en
zonder annuleringskosten kon beëindigen, onder betaling of verrekening van de
restant-hoofdsom op dat moment. De totale leasesom beliep € 114.638,40, waarin
begrepen € 69.846,78 rente over 240 maanden.
1.7. Met het oog op de voldoening van de termijnen
van lease-overeenkomst 2 ad € 477,66 per maand heeft [X] op 19 december 2000 via
Spaar Select Spijkenisse (hierna: Spaar Select) een "Aanvraagformulier Depot
Aandelenlease" bij Dexia ingediend voor een storting van een depot groot fl.
52.500,- (€ 23.823,46). Op dit formulier stond vermeld "Global Aandelenfonds"
met daarachter handgeschreven "f52.500,-". Dit depot is door [X] gefinancierd
met een tweede hypotheek op de overwaarde van zijn woning, ten bedrage van tl.
64.500,-, waarvan hij fl. 62.570,24 heeft ontvangen. Van het gedeponeerde bedrag
zijn participaties gekocht in Labouehere Global Aandelenfonds N.V. (hierna:
Global Aandelenfonds).
1.8. Op 12 januari 2006 is lease-overeenkomst 2
beëindigd en heeft Dexia een eindafrekening opgesteld, volgens welke [X] nog
verschuldigd was een bedrag van € 9.258,02 en waaruit een restant hoofdsom van €
40.889,69 en een verkoopopbrengst van de effecten van € 31.631,67 blijkt. Het
bedrag van fc' 9.258,02 is door [X] op 30 januari 2006 betaald.
1.9. Op of omstreeks 5 januari 2001 heeft [X] een
lease-overeenkomst ondertekend met de naam 'Allround Effect Vooruitbetaling'
(hierna: lease-overeenkomst 3) waarop hij als Lessee stond vermeld, met als
wederpartij Labouchere. Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 39789920. De
overeenkomst is aangegaan voor een periode van 240 maanden. De overeenkomst
bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van €
6.383,15 een Labouchere AEX Plus Certificaat leaset, dat [X] ten behoeve van de
eerste 60 maandelijkse termijnen in totaal een bedrag van € 3.267,60 (inclusief
20% korting) verschuldigd was, dat hij van de 61° tot en met de 240" termijn
maandelijks € 68,07 verschuldigd was en dat hij de lease-overeenkomst na 60
maandelijkse termijnen dagelijks met onmiddellijke ingangen zonder
annuleringskosten kon beëindigen, onder betaling of verrekening van de
restant-hoofdsom op dat moment. De totale leasesom beliep € 16.336,80, waarin
begrepen € 9.953,65 rente over 240 maanden.
1.10. Op 25 januari 2006 is lease-overeenkomst 3
beëindigd en heeft Dexia een eindafrekening opgesteld, volgens welke [X] nog
verschuldigd is een bedrag van € 722,72 en waaruit een restant hoofdsom van €
5.827,10 en een verkoopopbrengst van het certificaat van € 5.104,38 blijkt. Het
bedrag van € 722,72 is door [X] op 13 februari 2006 betaald.
1.11. [X] verkeerde bij het aangaan van de
lease-overeenkomsten in de volgende omstandigheden. Hij was ten tijde van het
aangaan van lease-overeenkomst 1 54 jaren oud
en ten tijde van
lease-overeenkomst 2 en 3 57 jaren oud. Hij was gehuwd, had twee thuiswonende
kinderen en was van beroep monteur. Het netto gezinsinkomen bedroeg circa €
1.540,- per maand in 1997 en € 1.768,- in 2001. Het vermogen van [X] en zijn
echtgenote bedroeg in 1997 in totaal € 4.054,- en 2001 € 22.217,-. Voorafgaand
aan het afsluiten van lease-overeenkomst 1 had hij geen andere
effectenlease-overeenkomsten afgesloten. Hij had geen ervaring met
beleggen.
1.12. [X] heeft aan Dexia betaald:
ter zake van
lease-overeenkomst I:
een vooruitbetaald bedrag van € 5.437,09;
18
maandbetalingen lot een totaalbedrag van 2.038,86;
een bedrag van € 7.057,29
wegens voornoemde overname van de in de lease-overeenkomst genoemde
aandelen;
een bedrag van € 72,16 ter zake van de hiervoor genoemde
eindafrekening;
ter zake van lease-overeenkomst 2:
60 maandelijkse
termijnen tot een totaalbedrag van € 28.659,60, waarvan 31 termijnen,
ofwel
een bedrag van € 14.807,46, ten laste van het depot betaald zijn en
vervolgens
nog 29 termijnen ofwel € 13.852,14 door [X] rechtstreeks;
een
bedrag van 9.258,02 ter zake van de hiervoor genoemde
eindafrekening;
ter zake van lease-overeenkomst
3:
- een vooruitbetaald bedrag van €
3.267,60;
- een bedrag van € 722,72 ter zake van de hiervoor
genoemde eindafrekening.
1.13. [X] heeft uit hoofde van lease-overeenkomst 1 een
bedrag van € 1.808.81 aan dividenden ontvangen.
1.14. Namens [X] heeft Dexia ter zake van
lease-overeenkomst 1 een bedrag van € 276,19 en ter zake van lease-overeenkomst
2 een bedrag van € 1.257,68 aan dividendbelasting afgedragen.
1.15. [Y] heeft [X] geen schriftelijke toestemming
verleend voor het aangaan van lease-overeenkomsten 1, 2 en 3 (hierna tezamen: de
lease-overeenkomsten).
1.16. Bij brieven van 21 april 2005 en 17 mei 2005 heeft
[Y] met een beroep op artikel 1:89 Burgerlijk Wetboek (BW) de nietigheid
ingeroepen van de lease-overeenkomst 1, 2 en 3 (hierna tezamen: de
lease-overeenkomsten), althans de lease-overeenkomsten vernietigd, en
terugbetaling gevorderd. Bij brief van 6 juni 2005 heeft Dexia hierop
gereageerd.
1.17. [X] heeft voor 1 augustus 2007 aan notaris
Kielstra een opt-outverklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 van het
Burgerlijke Wetboek (BW) gezonden, waarin hij verklaart ten aanzien van
lease-overeenkomsten I en 3 niet aan de verbindendverklaring van de zogenoemde
WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam gebonden
te willen zijn.
2. Vorderingen
[X]
[X] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar
bij voorraad:
Ten aanzien van lease-overeenkomst 2:
te
verklaren voor recht dat lease-overeenkomst 2. het onlosmakelijk aan deze
overeenkomst verbonden depot daarbij inbegrepen, rechtsgeldig is vernietigd
wegens dwaling althans wegens misbruik van omstandigheden; te verklaren voor
recht dat lease-overeenkomst 2, het onlosmakelijk aan deze overeenkomst
verbonden depot daarbij inbegrepen, gesloten zijn zonder de door artikel 1:88
lid I sub d BW vereiste toestemming van [Y] en dat door [Y] terecht een beroep
op vernietiging op grond van artikel 1:89 lid 1 BW is gedaan, zodat de
betreffende overeenkomst nietig is en Dexia verplicht is om alle door [X] aan
Dexia betaalde bedragen aan [X] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling; voor
zover de overeenkomst niet vernietigd is op grond van 1:89 lid 1 BW of op grond
van dwaling of misbruik van omstandigheden, te verklaren voor recht dat Dexia de
zorgplicht, die zij zowel uit de wet als uit het contract als uit de
redelijkheid en billijkheid jegens [X] had moeten betrachten heeft geschonden,
waardoor [X] recht heeft op vergoeding van de gehele door hem geleden schade,
althans als gevolg waarvan Dexia jegens [X] wanprestatie heeft gepleegd, zodat
de leaseovereenkomst op die grond terecht door [X] is ontbonden;
voor zover
slechts de lease-overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd op grond van artikel
1:89 lid 1 BW, tevens te verklaren voor recht dat [X] recht heeft op vergoeding
van de schade, die [X] geleden heeft als gevolg van het onrechtmatig handelen
van Dexia, welke gelijk is aan het verlies uit het depot;
Ten aanzien van lease-overeenkomslen 1 en
3:
Primair:
te verklaren voor recht dat
lease-overenkomsten 1 en 3 rechtsgeldig zijn vernietigd wegens dwaling althans
wegens misbruik van omstandigheden; te verklaren voor recht dat
lease-overeenkomsten 1 en 3 zijn gesloten zonder de door artikel 1:88 lid I sub
d BW vereiste toestemming van [Y] en dat door [Y] terecht een beroep op
vernietiging op grond van artikel 1:89 lid 1 BW is gedaan, zodat de betreffende
overeenkomsten nietig zijn en Dexia verplicht is om alle door [X] aan Dexia
betaalde bedragen aan [X] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente
vanaf de dag van betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling; voor zover
de overeenkomsten niet vernietigd zijn op grond van 1:89 lid I BW of op grond
van dwaling of misbruik van omstandigheden, te verklaren voor recht dat Dexia de
zorgplicht, die zij zowel uit de wet als uit het contract als uit de
redelijkheid en billijkheid jegens [X] had moeten betrachten heeft geschonden,
waardoor [X] recht heeft op vergoeding van de gehele door hem geleden schade,
althans als gevolg waarvan Dexia jegens [X] wanprestatie heeft gepleegd, zodat
de leaseovereenkomsten op die grond terecht door [X] zijn
ontbonden;
Subsidiair:
voor zover lease-overeenkomsten 1
en 3 niet vernietigd zijn of ontbonden zijn, te verklaren voor recht dat deze
overeenkomsten nietig zijn wegens strijd met de Wei op
het Consumentenkrediet
(WCK), dan wel strijd met de Wet toezicht effectenverkeer, althans deze te
vernietigen, althans de contracten zodanig te wijzigen dat het nadeel voor [X]
zal zijn opgeheven;
Ten aanzien van alle drie de onderhavige
overeenkomsten:
Dexia te veroordelen tot terugbetaling aan [X] van de som
van € 70.747,76, bestaande uit de door [X] aan Dexia betaalde inleg en
restschuld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de
betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling, althans Dexia te
veroordelen tol terugbetaling aan [X] van de som van alle door [X] aan Dexia
betaalde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen
vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling,
alsmede Dexia te veroordelen tot betaling van de som van € 14.572,64 p.m.,
bestaande uit de gestelde schadeposten betreffende de hypotheek en alle verdere
hiermee verband houdende kosten, waaronderde notariskosten; Dexia te veroordelen
tot betaling van [X]' werkelijke proceskosten; Dexia te gelasten om binnen twee
weken na betekening van dit vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van [X]
bij de Stichting Bureau Kredietregistratie in Tiel wordt doorgehaald en dat in
de betreffende gevallen de aan die registratie gekoppelde achterstandscodering
ongedaan wordt gemaakt, op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag
dat Dexia daarmee in gebreke blijft mei een maximum van € 25.000,-.
3. Standpunten
[X]
3.1. [X] stelt dat de lease-overeenkomsten moeten
worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A: 1576h BW, derhalve als
koop op afbetaling in de zin van artikel
7A: 1576 BW en dus de toestemming
behoefden van zijn [Y] ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat [Y] deze
(schriftelijke) toestemming niet heelt verleend, heeft zij de overeenkomst
rechtsgeldig kunnen vernietigen. Voor zover Dexia zich op het standpunt stelt
dat het beroep van [X] op artikel 1:89 BW is verjaard, stelt [X] dat Dexia geen
beroep op verjaring toekomt omdat zij in deze niet te goeder trouw is. Dexia
heeft immers jarenlang het signaal heeft afgegeven dat artikel 1:88 BW niet op
leaseovereenkomsten van toepassing is, aldus [X].
[X] legt voorts aan zijn vorderingen hoofdzakelijk ten
grondslag dat hij door toedoen van Dexia heeft gedwaald, althans dat Dexia is
tekortgeschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en), en/of onrechtmatig heefl
gehandeld. Daarnaast heeft [X] zich er op beroepen dat Dexia gehandeld heeft in
strijd met een aantal andere door hem genoemde wettelijke regelingen en/of met
een aantal voor Dexia geldende normen en criteria en dat de lease-overeenkomsten
als gevolg daarvan nietig is. dan wel dat Dexia daardoor onrechtmatig jegens hem
heeft gehandeld. [X] stelt voorts dat Dexia aansprakelijk is voor de gedragingen
van Spaar Select bij de totstandkoming van de overeenkomsten.
3.2. Volgens [X] is Dexia aansprakelijk voor de
door hem geleden schade. De schade bestaat volgens hem uit alle financiële
gevolgen van het aangaan van de lease-overeenkomst en daarmee samenhangende
overeenkomst(en), althans uit de reeds door hem betaalde bedragen.
3.3. Volgens [X] is Dexia wettelijke rente
verschuldigd over alle betaalde bedragen ingaande de onderscheidenlijke momenten
van betaling.
4. Standpunten
Dexia
4.1. Dexia betwist de vorderingen van [X] en voert
- kort gezegd aan dat de leaseovereenkomsten niet kunnen
worden aangemerkt als huurkoop.
4.2. Voorts voert Dexia aan dat er geen sprake is
van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:89 BW omdat - kort gezegd -
artikel 1:88 BW geen betrekking heeft op vermogensrechten als de onderhavige, er
geen sprake is van huurkoop bij gebrek aan aflevering en omdat partijen niet
hebben beoogd om [X] de effecten te doen verkrijgen. Dexia stelt verder dat de
huwelijkspartner zijn of haar in artikel 1:88 BW bedoelde toestemming ook op
andere wijze dan schriftelijk kan verlenen en dat zij dit ook gedaan heeft.
Voorts stelt Dexia dat het recht om de overeenkomst op deze grond te vernietigen
is verjaard.
4.3. Dexia betwist dat de lease-overeenkomst door
dwaling tot stand is gekomen, dat zij zou zijn tekortgeschoten in de nakoming
van haar zorgplichten of dat zij onrechimatig zou hebben gehandeld. Volgens
Dexia beschikte [X] bij het aangaan van de overeenkomst over alle relevante
informatie. Dexia betwist aansprakelijk te zijn voor het handelen of nalaten van
de tussenpersoon. Ook betwist Dexia dat zij de bepalingen - voor zover van
toepassing - van de door [X] genoemde wetten en regelingen niet in acht zou
hebben genomen.
4.4. Tenslotte betwist Dexia de schade, althans
daarvoor aansprakelijk te zijn.
5. Beoordeling van de
vorderingen in conventie en reconventie
5.1. In de vonnissen van deze rechtbank van 27
april 2007 met IJN nummer BA3920 en BA3914, is in soortgelijke geschillen als de
onderhavige een aantal rechtsvragen beantwoord en zijn beoordelingsmaatstaven
gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:
omschrijving van de risico's van de depotconstructies
zoals de onderhavige (rov 7.2 - 7.5)
huurkoop en bevoegdheid (rov
8.1);
artikel 1:88/1:89 BW (rov 8.2);
strijd met de WCK en/of andere
wetten en regelingen (rov 8.3)
dwaling (rov 8.5);
aansprakelijkheid voor
tussenpersonen (rov 8.7);
toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht F. f
feeten verkeer (NR), (rov 8.8):
nakoming zorgplicht (rov 8.9);
verdeling
van het nadeel (rov 9);
uitvoerbaarverklaring bij voorraad (rov
10.17)
De kantonrechter neemt de overwegingen uit de vonnissen
van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan hierna niet wordt
afgeweken.
Huurkoop: bevoegdheid en artikel 1:88/1:89
BW
5.2. Lease-overeenkomsten als de onderhavigen
worden aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve
bevoegd.
5.3. Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op de
lease-overeenkomsten van toepassing. Nu volgens artikel 7A: 1576i BW huurkoop
bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de
lease-overeenkomsten ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het
gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rov 2.12.3). Nu deze
schriftelijke toestemming ontbreekt, had [Y] de bevoegdheid een beroep te doen
op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
5.4. Dexia stelt dat het vernietigingsrecht van
artikel 1:89 BW is verjaard. De verjaringstermijn voor het beroep op de
vernietigingsgrond van artikel 1:89 BW is op grond van artikel 3:52 lid I sub d
BW 3 jaar. De/e termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de
bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet
noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die
overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007, 68 en LJN: AY8771). Ter
comparitie is gebleken dat de echtgenote van [X] telkens van aanvang ar'bekend
was met het feit dat [X] de onderscheidenlijke lease-overeenkomsten was
aangegaan. Omdat [Y] eerst bij brief van 21 april 2005 een beroep op de
vernietigingsgrond van 1:89 BW heeft gedaan en op dat moment reeds meer dan
driejaren waren verstreken sinds het aangaan van de onderscheidenlijke
lease-overeenkomsten, was dit beroep op dat moment al verjaard.
De stelling
dat Dexia thans op grond van de door [X] geschetste omstandigheden niet te
goeder trouw beroep kan doen op verjaring wordt verworpen, reeds op de grond dat
niet is gesteld of gebleken dat [Y] ten gevolge van uitlatingen van Dexia te
laat vorenbedoeld beroep op 1:89 BW heeft gedaan,
Aansprakelijkheid voor
tussenpersonen
5.5. Een effecteninstelling is aansprakelijk voor
gedragingen van een tussenpersoon, door wiens toedoen één of meer overeenkomsten
als de onderhavige tot stand zijn gekomen. Het verweer van Dexia dat dit anders
is wordt derhalve verworpen.
Strijd met WCK en andere wetten en
regelingen
5.6. Dexia beschikte niet over een vergunning
krachtens de WCK, op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de
lease-overeenkomst is bepleit. Daarnaast wordt aangevoerd dat sprake is van
nietigheid van de overeenkomst, dan wel van een tekortkoming of onrechtmatig
handelen jegens de [X], wegens strijd met andere wetten en
regelingen.
5.7. De toepasselijkheid van de WCK en de andere
hier bedoelde wetten en regelingen in het midden blijven. Indien [X] zich
terecht op die regelingen zou beroepen, zouden de gevolgen daarvan eveneens
beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en zou
zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van partijen te
dragen gevolgen van het aangaan van de lease-overeenkomst, dan zou hebben te
gelden zonder een zodanig beroep.
Misbruik van omstandigheden
5.8. De kantonrechter verwerpt het beroep van [X]
op misbruik van omstandigheden. Uit hetgeen gesteld is, blijkt onvoldoende dat
Spaar Select of Dexia, wetende of moetende begrijpen dat [X] door bijzondere
omstandigheden (zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale
geestestoestand of onervarenheid) bewogen werd tot het aangaan van de
lease-overeenkomsten, het tot stand komen daarvan heeft bevorderd, ofschoon
hetgeen zij wist of moest begrijpen haar daarvan had behoren te
weerhouden.
Dwaling
5.9. [X] heeft uit de van Dexia c.q. van de
tussenpersoon ontvangen adviezen moeten en kunnen afleiden dat het depot
aangewend zou worden om te beleggen in een (effecten)fonds. Voorts had hij uit
de inhoud van de lease-overeenkomsten en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden
Effecten Lease kunnen en moeten afleiden dat sprake was van een lening met
rentcverplichtingcn voor de financiering van ten behoeve van hem gekochte
effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van het
aankoopbedrag. De lease-overeenkomsten geven bovendien aan welke rente in
rekening wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Bij vragen omtrent de
depotbelcgging en/of het aangaan van de lease-overeenkomsten had (ook) van [X]
enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover [X] de depotbelcgging
en/of de lease-overeenkomsten onder invloed van een onjuiste voorstelling van
zaken is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging
van de lease-overeenkomst wegens dwaling leiden. Dat laat de zorgplicht die
Dexia overigens had en die hierna aan de orde komt, onverlet.
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht
Effectenverkeer (NR)
5.10. Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige
product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het verweer van
Dexia dat de NR onverbindend is, treft geen doel.
Nakoming zorgplicht
5.11. [X] heeft Dexia verweten dat Dexia te zijnen
opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat
Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico's van de onderhavige
producten. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en
onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers
op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De brochures en
folders waar Dexia zich op beroept houden een dergelijke waarschuwing niet in en
door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze
informatieverplichting heeft voldaan. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de
als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
Omvang en toerekening van het (depot)nadeel ler zake
van lease-overeenkomst 2
5.12. [X] heeft ter zake van het samenstel van de lease-
en depotovereenkomsten de
volgende uitgaven en kosten besteed, die geleid
hebben tot het door hem ondervonden nadeel:
I. de inleg in
het depot (dat deels is opgegaan aan de uit het depot betaalde termijnen van de
lease-overeenkomst en deels aan waardeverlies van het fonds waarin het depot
belegd is),
II. de financieringskosten van het depot (de aan de
hypotheekbank betaalde rente, notariskosten, provisiekosten, royementskosten
etc.),
III. de maandtermijnen die nog betaald of verschuldigd zijn in
de periode tussen het moment dat het depot op was en het moment dat de
lease-overeenkomst werd beëindigd, over een maxiinumperiode van 5 jaar na
ingangsdatum van de lease-overeenkomst,
IV. de restant hoofdsom,
te verminderen met de verkoopwaarde van de effecten en met de aan [X]
uitgekeerde of nog uit te keren dividenden.
5.13. Alle door [X] geleden nadeel wordt in aanmerking
genomen, maar voor de hoogte van de vergoeding wordt onderscheid gemaakt tussen
die onderdelen van het nadeel die bij een toerekening naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid voor 100% voor rekening van [X] dienen te blijven,
respectievelijk voor 100% voor rekening van Dexia, of die in een procentuele
sleutel tussen partijen verdeeld dienen te worden. Bij deze verdeling speelt
niet slechts een rol in welke mate het nadeel aan ieder van partijen is toe te
rekenen, maar eveneens in hoeverre de toegekende vergoeding per onderdeel
passend is in het totaal van de aan [X] toegekende vergoeding. Bijzondere
omstandigheden die gelegen kunnen zijn in de persoon van [X], zijn kennis en
ervaring, financiële omstandigheden of het bestemmingsdoel van de belegging,
kunnen evenwel een afwijking van deze toerekening rechtvaardigen.
5.14. De verschillende componenten van het door [X]
geleden nadeel zullen als volgt aan ieder van partijen worden
toegerekend:
A. het waardeverlies van de depotbelegging (de
inleg minus eventueel aan het depot ontrokken bedragen en minus de uit het depot
betaalde leasetermijnen) komt voor 100% voor rekening van
Dexia;
B. de aan Dexia verschuldigde maandtermijnen uit
hoofde van de lease-overeenkomst, vermeerderd met de restant hoofdsom en
verminderd met de uitgekeerde of nog uit te keren dividenden, alsmede met de
verkoopwaarde van de effecten, komen voor 85 % voor rekening van Dexia; dit
omvat dus zowel de termijnen die uit het depot betaald zijn, als de daarna nog
verschuldigde termijnen; er zijn over maximaal 5 jaar maandtermijnen
verschuldigd;
C. de financieringskosten van het depot
blijven geheel voor rekening van [X].
5.15. [X] heeft onweersproken gesteld dat het saldo van
het depot na voldoening daaruit van 31 maandtermijnen € 374,79 bedroeg. De
kantonrechter gaat ervan uit dat [X] dit bedrag op enig moment aan het depot
heeft onttrokken, dan wel dat dit op een ander wijze aan [X] ten goede is
gekomen.
5.16. Partijen strijden over de vraag welk bedrag [X]
aan dividenden heeft ontvangen terzake van lease-overeenkomst 2. Volgens [X]
heeft hij een bedrag van € 4.045,10 aan dividenden ontvangen en volgens Dexia
heeft hij een bedrag € 3.928,41 ontvangen. [X] onderbouwt zijn stelling met door
Dexia destijds verstrekte jaaropgaven. Dexia onderbouwt haar stelling met een
door haar ten behoeve van deze procedure opgesteld Excel-document, zonder
onderliggende bescheiden. Gelet op de aard en de inhoud van de documenten waarop
partijen zich beroepen, volgt de kantonrechter [X] in zijn stelling en gaal zij
ervan uit dat hij een bedrag van € 4.045,10 aan dividenden heeft
ontvangen.
5.17. De kantonrechter houdt voorts rekening met het
door Dexia afgedragen bedragen aan dividendbelasting - als hiervoor onder de
feiten vermeld - die [X] naar hij heeft gesteld bij zijn aangifte
Inkomstenbelasting heeft verrekend.
5.18. Het voorgaande brengt met zich dat Dexia in het
kader van lease-overeenkomst 2 aan [X] dient te voldoen een bedrag van €
36.175,17.
Omvang en toerekening van het nadeel bij
lease-overeenkomst 1 en 3
5.19. Op gronden als vermeld in het vonnis van 27 april
2007 met LJN-nummer BA3914 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel
te laten dragen van de lease-overeenkomsten 1 en 3 en dient het voor rekening
van Dexia komende nadeel te worden verminderd in evenredigheid met de, op een
gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan [X] toe te rekenen
omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de
Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN:
AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de
hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de
hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van [X] die
van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomst tot
stand zou zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede
gelet op de leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige
rechtsverhouding met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de
financiële omstandigheden van [X] (bepalend voor de vraag of deze financiële
risico's wenste te lopen en in hoeverre dat verantwoord was), de
beleggingsdoelstellingen en de kennis en ervaring waarover hij beschikte (zowel
ten aanzien van beleggingen als daarbuiten), één en ander ten tijde van het
aangaan van de overeenkomst(en). Ook andere omstandigheden kunnen een rol
spelen, voor zover aangenomen kan worden dat die omstandigheden van wezenlijke
invloed zijn geweest op de beslissing van [X] om de overeenkomst aan te
gaan.
5.20. Zoals nader is toegelicht in het vonnis van 27
april 2007 met LJN-nummer BA3914 onderscheidt de kantonrechter voor de
toerekening van het nadeel aan ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader
een aantal categorieën van afnemers. Op basis van de omstandigheden zoals die
hiervoor onder l.l 1 bij de feiten zijn vermeld, is voor [X] categorie 2 van
toepassing. Dit betekent dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid 60
% van het nadeel voor rekening van Dexia dient te komen en het resterend
percentage voor rekening van [X] komt.
5.21. Onder het in aanmerking te nemen nadeel van
lease-overeenkomst 1 zoals hierboven bedoeld, wordt allereerst verstaan het
totaalbedrag van alle volgens de overeenkomst verschuldigde maandelijkse
termijnen gedurende de looptijd van de lease-overeenkomst. In het voetspoor van
het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007 met LJN-nummer BA39I4 gaal de
kantonrechter met het oog op een gelijke behandeling van gelijk(soortig)e zaken
bij de berekening van het nadeel uit van een fictieve looptijd van 60 maanden,
nu - bijzondere omstandigheden daargelaten - een langere termijn naar maatstaven
van redelijkheid en billijkheid niet aanvaard kan worden. Hieruit volgt dat
termijnbetalingsverplichtingen, die eventueel na deze 60 maanden resteren, niet
tot het nadeel zullen worden gerekend. In het onderhavige geval komt dit neer op
het vooruitbetaalde bedrag van fc 5.437,09. Voor de berekening van het in
aanmerking te nemen nadeel wordt dit bedrag vermeerderd met het restant van de
hoofdsom van de geldlening, zijnde € 7.733,88 en verminderd met de opbrengst van
de geleasete effecten, zijnde € 6.844,71 en met een bedrag van € 1.808,81 wegens
aan [X] uitgekeerde dividenden.
5.22. Het totale nadeel uit lease-overeenkomst I
bedraagt derhalve € 4.517,45. Hiervan dient, gelet het in 5.21 genoemde
percentage, een bedrag van € 1.806,98 voor rekening van [X] te
blijven.
5.23. Door [X] is in het kader van lease-overeenkomst 1
in totaal een bedrag van € 7.548,10 betaald. Hierop dienen in mindering te
worden gebracht de ontvangen dividenden van € 1.808,81, het door hem genoten
fiscaal voordeel, door de kantonrechter begroot op € 1.897,20, een bedrag aan te
verrekenen dividendbelasting van € 276,19 en het hiervoor berekende bedrag dat
voor rekening van [X] dient te blijven, zodat Dexia per saldo aan [X] dient te
voldoen een bedrag van € 1.758,92.
5.24. De kantonrechter houdt geen rekening met de
koersontwikkeling van de in de leaseovereenkomst genoemde aandelen die [X] van
Dexia heeft overgenomen, nu partijen de lease-overeenkomst begin 2004 hebben
beëindigd en [X] de als gevolg daarvan ontstane restschuld heelt voldaan.
Hiermee is de koersontwikkeling van de aandelen na beëindiging van de
lease-overeenkomst in een ter ver verwijderd verband komen te staan met de
lease-overeenkomst om daarmee nog rekening te houden.
5.25. Onder het in aanmerking te nemen nadeel van
lease-overeenkomst 3 zoals hierboven bedoeld, wordt verstaan hel totaalbedrag
van alle volgens de overeenkomst verschuldigde maandelijkse termijnen gedurende
de looptijd van de lease-overeenkomst, beperkt tot 60 maanden, hetgeen neerkomt
op een bedrag van € 3.267,60, te vermeerderen met het restant van de hoofdsom
van de geldlening, zijnde € 5.827,10 en te verminderen met de opbrengst van het
geleasede certificaat, zijnde € 5.104,38.
5.26. Het totale nadeel uit de overeenkomst bedraagt
derhalve € 3.990,32. Hiervan dient, gelet het in 5.19 genoemde percentage, een
bedrag van€ 1.596,13 voor rekening van [X] te blijven.
5.27. Door [X] is in het kader van lease-overeenkomst 3
een bedrag van € 3.990,32 betaald. Hierop dienen in mindering te worden gebracht
het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van [X] dient te blijven, zodat
Dexia per saldo aan [X] dient te voldoen een bedrag van € 2.394,19.
Wettelijke rente
5.28. Met betrekking tot de wettelijke rente heeft Dexia
nog aangevoerd dat zij eerst in verzuim heeft kunnen geraken na in gebreke te
zijn gesteld. De kantonrechter kan Dexia hierin niet volgen. Immers, Dexia heeft
de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de totstandkoming van
de lease-overeenkomst, nadien niet meer deugdelijk kunnen nakomen. In die zin -
en ook overigens - is voor het intreden van verzuim niet vereist dat Dexia in
gebreke is gesteld.
5.29. De wettelijke rente over het in 5.15 onder A
bedoelde waardeverlies (zijnde een bedrag van € 8.641.21) is toewijsbaar vanaf
de datum gelegen halverwege het moment waarop het depotbedrag is betaald en het
moment waarop het depot (voortijdig) uitgeput was, derhalve vanaf 23 mei 2002
tot de voldoening.
Bij de bepaling van dit moment is in aanmerking genomen
dat bezwaarlijk is vast te stellen op welk(e) exacte moment(en) tussen storting
van het depot en uitputting daarvan het waardeverlies is ontstaan. Met
inachtneming van artikel 6:97 BW en aannemende dat het waardeverlies geleidelijk
is ontstaan, wordt [X] geacht dit nadeel vanaf genoemde datum te hebben
ondervonden.
5.30. Met betrekking tot de wettelijke rente over het
restant van het als gevolg van leaseovereenkomst 2 geleden nadeel en het nadeel
geleden als gevolg van lease-overeenkomst 1 en 3 wordt overwogen dat dit als
gevolg van de schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan
Dexia gedane betalingen. Onder betalingen worden in dit verband verstaan de door
[X] gedane vooruitbetalingen, de maandelijkse betalingen ten behoeve van de
lease-overeenkomsten en de betalingen van de uit de verschillende
eindafrekeningen blijkende restschulden. Voor de bepaling van de
onderscheidenlijke ingangsdata van de wettelijke rente dient telkens te worden
uitgegaan van de data waarop [X] zijn betalingen aan Dexia heeft verricht (zie
in deze zin het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 24 mei 2007, LJN
BA5684). Tevens dient in ogenschouw te worden genomen dat het in dit verband in
aanmerking te nemen nadeel niet alleen bestaat uit door [X] betaalde termijnen,
maar ook uit nog (een percentage van) de restschuld. Dit brengt mee dat de
betalingen van [X] voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar
voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is
een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [X] met
betrekking tot de onderscheidenlijke lease-overeenkomsten dient terug te
ontvangen en de noemer door het bedrag dat [X] ter zake van de
onderscheidenlijke lease-overeenkomsten aan Dexia heeft betaald.
Ontbinding
5.31. De door [X] gevorderde ontbinding van de
lease-overeenkomst wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de
zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase als een (voor)contractuele
tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding
eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te
worden en zal de beslissing daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan
waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist. [X] heeft derhalve bij
deze vordering geen belang.
Schadevergoeding
5.32. De overigens door [X] gevorderde schadevergoeding
en kosten, althans verwijzing naar de schadestaatprocedure, wordt afgewezen. De
in verband daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve financiële
gevolgen voor [X] daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent
de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans
tussen partijen hebben te gelden.
BKR-registratie
5.33. Nu [X] ingevolge dit vonnis geen
betalingsverplichtingen jegens Dexia meer zal hebben, zal de vordering met
betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de
gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de termijn waarbinnen
Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien
dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis.
Proceskosten
5.34. Gelet op de uitslag van de procedure dient Dexia
te worden veroordeeld in de kosten van het geding. Deze kosten worden op de
gebruikelijke wijze begroot op na te melden bedragen. Voor zover [X] een hoger
bedrag aan proceskosten vordert, wordt het meerdere afgewezen.
Overig
5.35. De vorderingen van [X] gericht op verklaringen
voor recht worden afgewezen, omdat hij daarbij, gelet op het voorgaande, geen
belang meer heeft.
5.36. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen
geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige
rechtsverhouding.
5.37. De overige stellingen van partijen behoeven geen
behandeling meer.
Beslissing
De kantonrechter:
I. veroordeelt Dexia aan [X] te
voldoen:
- in het kader van
lease-overeenkomst I: een bedrag van € 1.758,92, te
vermeerderen met de
wettelijke rente over 23% van de betalingen, telkens vanaf
de
respectievelijke betaaldata hiervan tot aan de
voldoening;
- in het kader van
lease-overeenkomst 2: een bedrag van € 36.175,17, te
vermeerderen met de
wettelijke rente over€ 8.641,21 vanaf 23 mei 2002 en over
59% van de
betalingen, telkens vanaf de respectievelijke betaaldata hiervan tot
aan de
dag der voldoening;
- in het kader
van lease-overeenkomst 3: een bedrag van € 2.394,19, te
vermeerderen met de
wettelijke rente over 60 % van de betalingen, telkens vanaf
de
respectievelijke betaaldata hiervan tot aan de dag der voldoening;
II. veroordeelt Dexia om binnen tien dagen
na betekening van dit vonnis het Bureau Krediet Registratie te Tiel te berichten
dat [X] geen verplichtingen uit de leaseovereenkomst meer heeft, op straffe van
een dwangsom van € 100,- voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling
voldoet tot een maximum van € 10.000,-;
III. veroordeelt Dexia in de kosten van het
geding, tot deze uitspraak begroot op € 2.100,-aan salaris gemachtigde en €
283.31 aan verschotten;
IV. verklaart deze veroordelingen
uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst het meer of anders gevorderde
af.
Aldus gewezen door mr. A. van Dijk. kantonrechter,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2007 in
tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL