Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
 
Rolnummer: 842912 DX EXPI. 07-232
Vonnis van: 17 oktober 2007
F.no.:58l
 
Vonnis van de kantonrechter
 
inzake
 
[X],
wonende te [woonplaats],
eiser,
nader te noemen [X],
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
 
tegen
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: F.R.H. van der Leeuw.
 
Procedure
 
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 23 januari 2007, inhoudende de vordering van [X], met producties;
- de conclusie van antwoord van Dexia, met producties.
 
Bij tussenvonnis van 2 mei 2007 is een comparitie bepaald, die heeft plaatsgevonden op
18 juni 2007.
Van hetgeen besproken is ter comparitie is proces-verbaal gemaakt.
Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [X] per brief van 8 juni 2007 aanvullende
stukken ingediend.
 
Vervolgens zijn, overeenkomstig hetgeen is besproken ter comparitie, door [X] en Dexia op 18 juli 2007 aktes en op respectievelijk 26 en 12 september 2007 antwoordaktes overgelegd.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
 
Gronden van de beslissing
 
Indeling van het vonnis
 
Het vonnis heeft de volgende onderdelen:
1.    Feiten
2.    Vorderingen [X]
3.    Standpunten [X]
4.    Standpunten Dexia
5.    Beoordeling van de vorderingen
 

1.    Feiten

Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
1.1.  Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N. V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.
 
1.2.  Ten tijde van het aangaan van de onderscheidenlijke lease-overeenkomsten was [X] gehuwd met mevrouw [Y] (hierna ook te noemen: [Y]).
 
1.3.  Op of omstreeks 4 augustus 1997 heeft [X] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam 'Capital Effect' (hierna: lease-overeenkomst I) waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere. Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 20002542. De overeenkomst is aangegaan voor een periode van 180 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 9.308,03 aandelen leaset (ABN AMRO, AEGON, FORTISAMEV en ING), dat [X] 180 maandelijkse termijnen van telkens € 113,27 verschuldigd was en dat hij de lease-overeenkomst na 60 maanden dagelijks met onmiddellijke ingang en zonder annuleringskosten kon beëindigen onder betaling of verrekening van de restant-hoofdsom op dat moment. De totale leasesom beliep € 20.389,07, waarin begrepen € 10.264,24 rente over 180 maanden. De eerste 60 termijnbetaling heeft [X], met een korting van 20%, vooruitbetaald met een bedrag van € 5.437,09. Per 24 februari 2004 is deze overeenkomst beëindigd.
 
1.4.  [X] heeft de in de lease-overeenkomst vermelde aandelen na beëindiging van de lease-overeenkomst voor een bedrag van € 7.016,18 overgenomen. De aandelen hadden op 12 maart 2004 in totaal een beurswaarde van € 6.970.68. Op 23 november 2004 en
3 januari 2006 heeft [X] de aandelen verkocht. Hiervoor heeft hij in totaal een bedrag van € 8.180,20 ontvangen.
 
1.5.  Begin 2004 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld van lease-overeenkomst I volgens welke [X], na vorenstaande aankoop door hem van de in de overeenkomst genoemde aandelen, nog verschuldigd was een bedrag van € 72,16. Dit bedrag heeft hij op 5 maart 2004 voldaan.
 
1.6.  Op of omstreeks 5 januari 2001 heeft [X] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam 'Overwaarde Effect Maandbetaling zonder Herbelegging' (hierna: leaseovereenkomst 2) waarop hij als Iessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere. Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 22083350. De overeenkomst is aangegaan voor een periode van 240 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 44.791,62 aandelen leaset (AHOLD, ING, UNILEVER en KON. OLIE), dat [X] 240 maandelijkse termijnen van telkens € 477,66 verschuldigd was en dat hij de lease-overeenkomst na 60 maanden dagelijks met onmiddellijke ingang en zonder annuleringskosten kon beëindigen, onder betaling of verrekening van de restant-hoofdsom op dat moment. De totale leasesom beliep € 114.638,40, waarin begrepen € 69.846,78 rente over 240 maanden.
 
1.7.  Met het oog op de voldoening van de termijnen van lease-overeenkomst 2 ad € 477,66 per maand heeft [X] op 19 december 2000 via Spaar Select Spijkenisse (hierna: Spaar Select) een "Aanvraagformulier Depot Aandelenlease" bij Dexia ingediend voor een storting van een depot groot fl. 52.500,- (€ 23.823,46). Op dit formulier stond vermeld "Global Aandelenfonds" met daarachter handgeschreven "f52.500,-". Dit depot is door [X] gefinancierd met een tweede hypotheek op de overwaarde van zijn woning, ten bedrage van tl. 64.500,-, waarvan hij fl. 62.570,24 heeft ontvangen. Van het gedeponeerde bedrag zijn participaties gekocht in Labouehere Global Aandelenfonds N.V. (hierna: Global Aandelenfonds).
 
1.8.  Op 12 januari 2006 is lease-overeenkomst 2 beëindigd en heeft Dexia een eindafrekening opgesteld, volgens welke [X] nog verschuldigd was een bedrag van € 9.258,02 en waaruit een restant hoofdsom van € 40.889,69 en een verkoopopbrengst van de effecten van € 31.631,67 blijkt. Het bedrag van fc' 9.258,02 is door [X] op 30 januari 2006 betaald.
 
1.9.  Op of omstreeks 5 januari 2001 heeft [X] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam 'Allround Effect Vooruitbetaling' (hierna: lease-overeenkomst 3) waarop hij als Lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere. Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 39789920. De overeenkomst is aangegaan voor een periode van 240 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 6.383,15 een Labouchere AEX Plus Certificaat leaset, dat [X] ten behoeve van de eerste 60 maandelijkse termijnen in totaal een bedrag van € 3.267,60 (inclusief 20% korting) verschuldigd was, dat hij van de 61° tot en met de 240" termijn maandelijks € 68,07 verschuldigd was en dat hij de lease-overeenkomst na 60 maandelijkse termijnen dagelijks met onmiddellijke ingangen zonder annuleringskosten kon beëindigen, onder betaling of verrekening van de restant-hoofdsom op dat moment. De totale leasesom beliep € 16.336,80, waarin begrepen € 9.953,65 rente over 240 maanden.
 
1.10. Op 25 januari 2006 is lease-overeenkomst 3 beëindigd en heeft Dexia een eindafrekening opgesteld, volgens welke [X] nog verschuldigd is een bedrag van € 722,72 en waaruit een restant hoofdsom van € 5.827,10 en een verkoopopbrengst van het certificaat van € 5.104,38 blijkt. Het bedrag van € 722,72 is door [X] op 13 februari 2006 betaald.
 
1.11. [X] verkeerde bij het aangaan van de lease-overeenkomsten in de volgende omstandigheden. Hij was ten tijde van het aangaan van lease-overeenkomst 1 54 jaren oud
en ten tijde van lease-overeenkomst 2 en 3 57 jaren oud. Hij was gehuwd, had twee thuiswonende kinderen en was van beroep monteur. Het netto gezinsinkomen bedroeg circa € 1.540,- per maand in 1997 en € 1.768,- in 2001. Het vermogen van [X] en zijn echtgenote bedroeg in 1997 in totaal € 4.054,- en 2001 € 22.217,-. Voorafgaand aan het afsluiten van lease-overeenkomst 1 had hij geen andere effectenlease-overeenkomsten afgesloten. Hij had geen ervaring met beleggen.
 
1.12. [X] heeft aan Dexia betaald:
ter zake van lease-overeenkomst I:
een vooruitbetaald bedrag van € 5.437,09;
18 maandbetalingen lot een totaalbedrag van 2.038,86;
een bedrag van € 7.057,29 wegens voornoemde overname van de in de lease-overeenkomst genoemde aandelen;
een bedrag van € 72,16 ter zake van de hiervoor genoemde eindafrekening;
ter zake van lease-overeenkomst 2:
60 maandelijkse termijnen tot een totaalbedrag van € 28.659,60, waarvan 31 termijnen,
ofwel een bedrag van € 14.807,46, ten laste van het depot betaald zijn en vervolgens
nog 29 termijnen ofwel € 13.852,14 door [X] rechtstreeks;
een bedrag van 9.258,02 ter zake van de hiervoor genoemde eindafrekening;
ter zake van lease-overeenkomst 3:
-   een vooruitbetaald bedrag van € 3.267,60;
-   een bedrag van € 722,72 ter zake van de hiervoor genoemde eindafrekening.
 
1.13. [X] heeft uit hoofde van lease-overeenkomst 1 een bedrag van € 1.808.81 aan dividenden ontvangen.
 
1.14. Namens [X] heeft Dexia ter zake van lease-overeenkomst 1 een bedrag van € 276,19 en ter zake van lease-overeenkomst 2 een bedrag van € 1.257,68 aan dividendbelasting afgedragen.
 
1.15. [Y] heeft [X] geen schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van lease-overeenkomsten 1, 2 en 3 (hierna tezamen: de lease-overeenkomsten).
 
1.16. Bij brieven van 21 april 2005 en 17 mei 2005 heeft [Y] met een beroep op artikel 1:89 Burgerlijk Wetboek (BW) de nietigheid ingeroepen van de lease-overeenkomst 1, 2 en 3 (hierna tezamen: de lease-overeenkomsten), althans de lease-overeenkomsten vernietigd, en terugbetaling gevorderd. Bij brief van 6 juni 2005 heeft Dexia hierop gereageerd.
 
1.17. [X] heeft voor 1 augustus 2007 aan notaris Kielstra een opt-outverklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 van het Burgerlijke Wetboek (BW) gezonden, waarin hij verklaart ten aanzien van lease-overeenkomsten I en 3 niet aan de verbindendverklaring van de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam gebonden te willen zijn.
 
2.    Vorderingen [X]
 
[X] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

Ten aanzien van lease-overeenkomst 2:
te verklaren voor recht dat lease-overeenkomst 2. het onlosmakelijk aan deze overeenkomst verbonden depot daarbij inbegrepen, rechtsgeldig is vernietigd wegens dwaling althans wegens misbruik van omstandigheden; te verklaren voor recht dat lease-overeenkomst 2, het onlosmakelijk aan deze overeenkomst verbonden depot daarbij inbegrepen, gesloten zijn zonder de door artikel 1:88 lid I sub d BW vereiste toestemming van [Y] en dat door [Y] terecht een beroep op vernietiging op grond van artikel 1:89 lid 1 BW is gedaan, zodat de betreffende overeenkomst nietig is en Dexia verplicht is om alle door [X] aan Dexia betaalde bedragen aan [X] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling; voor zover de overeenkomst niet vernietigd is op grond van 1:89 lid 1 BW of op grond van dwaling of misbruik van omstandigheden, te verklaren voor recht dat Dexia de zorgplicht, die zij zowel uit de wet als uit het contract als uit de redelijkheid en billijkheid jegens [X] had moeten betrachten heeft geschonden, waardoor [X] recht heeft op vergoeding van de gehele door hem geleden schade, althans als gevolg waarvan Dexia jegens [X] wanprestatie heeft gepleegd, zodat de leaseovereenkomst op die grond terecht door [X] is ontbonden;
voor zover slechts de lease-overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd op grond van artikel 1:89 lid 1 BW, tevens te verklaren voor recht dat [X] recht heeft op vergoeding van de schade, die [X] geleden heeft als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia, welke gelijk is aan het verlies uit het depot;
 
Ten aanzien van lease-overeenkomslen 1 en 3:
 
Primair:
te verklaren voor recht dat lease-overenkomsten 1 en 3 rechtsgeldig zijn vernietigd wegens dwaling althans wegens misbruik van omstandigheden; te verklaren voor recht dat lease-overeenkomsten 1 en 3 zijn gesloten zonder de door artikel 1:88 lid I sub d BW vereiste toestemming van [Y] en dat door [Y] terecht een beroep op vernietiging op grond van artikel 1:89 lid 1 BW is gedaan, zodat de betreffende overeenkomsten nietig zijn en Dexia verplicht is om alle door [X] aan Dexia betaalde bedragen aan [X] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling; voor zover de overeenkomsten niet vernietigd zijn op grond van 1:89 lid I BW of op grond van dwaling of misbruik van omstandigheden, te verklaren voor recht dat Dexia de zorgplicht, die zij zowel uit de wet als uit het contract als uit de redelijkheid en billijkheid jegens [X] had moeten betrachten heeft geschonden, waardoor [X] recht heeft op vergoeding van de gehele door hem geleden schade, althans als gevolg waarvan Dexia jegens [X] wanprestatie heeft gepleegd, zodat de leaseovereenkomsten op die grond terecht door [X] zijn ontbonden;
 
Subsidiair:
voor zover lease-overeenkomsten 1 en 3 niet vernietigd zijn of ontbonden zijn, te verklaren voor recht dat deze overeenkomsten nietig zijn wegens strijd met de Wei op
het Consumentenkrediet (WCK), dan wel strijd met de Wet toezicht effectenverkeer, althans deze te vernietigen, althans de contracten zodanig te wijzigen dat het nadeel voor [X] zal zijn opgeheven;
 
Ten aanzien van alle drie de onderhavige overeenkomsten:
Dexia te veroordelen tot terugbetaling aan [X] van de som van € 70.747,76, bestaande uit de door [X] aan Dexia betaalde inleg en restschuld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling, althans Dexia te veroordelen tol terugbetaling aan [X] van de som van alle door [X] aan Dexia betaalde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling, alsmede Dexia te veroordelen tot betaling van de som van € 14.572,64 p.m., bestaande uit de gestelde schadeposten betreffende de hypotheek en alle verdere hiermee verband houdende kosten, waaronderde notariskosten; Dexia te veroordelen tot betaling van [X]' werkelijke proceskosten; Dexia te gelasten om binnen twee weken na betekening van dit vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van [X] bij de Stichting Bureau Kredietregistratie in Tiel wordt doorgehaald en dat in de betreffende gevallen de aan die registratie gekoppelde achterstandscodering ongedaan wordt gemaakt, op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft mei een maximum van € 25.000,-.
 
3.    Standpunten [X]
 
3.1.  [X] stelt dat de lease-overeenkomsten moeten worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A: 1576h BW, derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel
7A: 1576 BW en dus de toestemming behoefden van zijn [Y] ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat [Y] deze (schriftelijke) toestemming niet heelt verleend, heeft zij de overeenkomst rechtsgeldig kunnen vernietigen. Voor zover Dexia zich op het standpunt stelt dat het beroep van [X] op artikel 1:89 BW is verjaard, stelt [X] dat Dexia geen beroep op verjaring toekomt omdat zij in deze niet te goeder trouw is. Dexia heeft immers jarenlang het signaal heeft afgegeven dat artikel 1:88 BW niet op leaseovereenkomsten van toepassing is, aldus [X].
 
[X] legt voorts aan zijn vorderingen hoofdzakelijk ten grondslag dat hij door toedoen van Dexia heeft gedwaald, althans dat Dexia is tekortgeschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en), en/of onrechtmatig heefl gehandeld. Daarnaast heeft [X] zich er op beroepen dat Dexia gehandeld heeft in strijd met een aantal andere door hem genoemde wettelijke regelingen en/of met een aantal voor Dexia geldende normen en criteria en dat de lease-overeenkomsten als gevolg daarvan nietig is. dan wel dat Dexia daardoor onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. [X] stelt voorts dat Dexia aansprakelijk is voor de gedragingen van Spaar Select bij de totstandkoming van de overeenkomsten.
 
3.2.  Volgens [X] is Dexia aansprakelijk voor de door hem geleden schade. De schade bestaat volgens hem uit alle financiële gevolgen van het aangaan van de lease-overeenkomst en daarmee samenhangende overeenkomst(en), althans uit de reeds door hem betaalde bedragen.
 
3.3.  Volgens [X] is Dexia wettelijke rente verschuldigd over alle betaalde bedragen ingaande de onderscheidenlijke momenten van betaling.
 
4.    Standpunten Dexia
 
4.1.  Dexia betwist de vorderingen van [X] en voert - kort gezegd    aan dat de leaseovereenkomsten niet kunnen worden aangemerkt als huurkoop.
 
4.2.  Voorts voert Dexia aan dat er geen sprake is van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:89 BW omdat - kort gezegd - artikel 1:88 BW geen betrekking heeft op vermogensrechten als de onderhavige, er geen sprake is van huurkoop bij gebrek aan aflevering en omdat partijen niet hebben beoogd om [X] de effecten te doen verkrijgen. Dexia stelt verder dat de huwelijkspartner zijn of haar in artikel 1:88 BW bedoelde toestemming ook op andere wijze dan schriftelijk kan verlenen en dat zij dit ook gedaan heeft. Voorts stelt Dexia dat het recht om de overeenkomst op deze grond te vernietigen is verjaard.
 
4.3.  Dexia betwist dat de lease-overeenkomst door dwaling tot stand is gekomen, dat zij zou zijn tekortgeschoten in de nakoming van haar zorgplichten of dat zij onrechimatig zou hebben gehandeld. Volgens Dexia beschikte [X] bij het aangaan van de overeenkomst over alle relevante informatie. Dexia betwist aansprakelijk te zijn voor het handelen of nalaten van de tussenpersoon. Ook betwist Dexia dat zij de bepalingen - voor zover van toepassing - van de door [X] genoemde wetten en regelingen niet in acht zou hebben genomen.
 
4.4.  Tenslotte betwist Dexia de schade, althans daarvoor aansprakelijk te zijn.
 
5.    Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie
 
5.1.  In de vonnissen van deze rechtbank van 27 april 2007 met IJN nummer BA3920 en BA3914, is in soortgelijke geschillen als de onderhavige een aantal rechtsvragen beantwoord en zijn beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:
 
omschrijving van de risico's van de depotconstructies zoals de onderhavige (rov 7.2 - 7.5)
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1);
artikel 1:88/1:89 BW (rov 8.2);
strijd met de WCK en/of andere wetten en regelingen (rov 8.3)
dwaling (rov 8.5);
aansprakelijkheid voor tussenpersonen (rov 8.7);
toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht F. f feeten verkeer (NR), (rov 8.8):
nakoming zorgplicht (rov 8.9);
verdeling van het nadeel (rov 9);
uitvoerbaarverklaring bij voorraad (rov 10.17)
 
De kantonrechter neemt de overwegingen uit de vonnissen van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan hierna niet wordt afgeweken.
 
Huurkoop: bevoegdheid en artikel 1:88/1:89 BW
 
5.2.  Lease-overeenkomsten als de onderhavigen worden aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
 
5.3.  Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op de lease-overeenkomsten van toepassing. Nu volgens artikel 7A: 1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de lease-overeenkomsten ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rov 2.12.3). Nu deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [Y] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
 
5.4.  Dexia stelt dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW is verjaard. De verjaringstermijn voor het beroep op de vernietigingsgrond van artikel 1:89 BW is op grond van artikel 3:52 lid I sub d BW 3 jaar. De/e termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007, 68 en LJN: AY8771). Ter comparitie is gebleken dat de echtgenote van [X] telkens van aanvang ar'bekend was met het feit dat [X] de onderscheidenlijke lease-overeenkomsten was aangegaan. Omdat [Y] eerst bij brief van 21 april 2005 een beroep op de vernietigingsgrond van 1:89 BW heeft gedaan en op dat moment reeds meer dan driejaren waren verstreken sinds het aangaan van de onderscheidenlijke lease-overeenkomsten, was dit beroep op dat moment al verjaard.
De stelling dat Dexia thans op grond van de door [X] geschetste omstandigheden niet te goeder trouw beroep kan doen op verjaring wordt verworpen, reeds op de grond dat niet is gesteld of gebleken dat [Y] ten gevolge van uitlatingen van Dexia te laat vorenbedoeld beroep op 1:89 BW heeft gedaan,
 
Aansprakelijkheid voor tussenpersonen
 
5.5.  Een effecteninstelling is aansprakelijk voor gedragingen van een tussenpersoon, door wiens toedoen één of meer overeenkomsten als de onderhavige tot stand zijn gekomen. Het verweer van Dexia dat dit anders is wordt derhalve verworpen.
 
Strijd met WCK en andere wetten en regelingen
 
5.6.  Dexia beschikte niet over een vergunning krachtens de WCK, op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de lease-overeenkomst is bepleit. Daarnaast wordt aangevoerd dat sprake is van nietigheid van de overeenkomst, dan wel van een tekortkoming of onrechtmatig handelen jegens de [X], wegens strijd met andere wetten en regelingen.
 
5.7.  De toepasselijkheid van de WCK en de andere hier bedoelde wetten en regelingen in het midden blijven. Indien [X] zich terecht op die regelingen zou beroepen, zouden de gevolgen daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de lease-overeenkomst, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.
 
Misbruik van omstandigheden
 
5.8.  De kantonrechter verwerpt het beroep van [X] op misbruik van omstandigheden. Uit hetgeen gesteld is, blijkt onvoldoende dat Spaar Select of Dexia, wetende of moetende begrijpen dat [X] door bijzondere omstandigheden (zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid) bewogen werd tot het aangaan van de lease-overeenkomsten, het tot stand komen daarvan heeft bevorderd, ofschoon hetgeen zij wist of moest begrijpen haar daarvan had behoren te weerhouden.
Dwaling
 
5.9.  [X] heeft uit de van Dexia c.q. van de tussenpersoon ontvangen adviezen moeten en kunnen afleiden dat het depot aangewend zou worden om te beleggen in een (effecten)fonds. Voorts had hij uit de inhoud van de lease-overeenkomsten en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease kunnen en moeten afleiden dat sprake was van een lening met rentcverplichtingcn voor de financiering van ten behoeve van hem gekochte effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van het aankoopbedrag. De lease-overeenkomsten geven bovendien aan welke rente in rekening wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Bij vragen omtrent de depotbelcgging en/of het aangaan van de lease-overeenkomsten had (ook) van [X] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover [X] de depotbelcgging en/of de lease-overeenkomsten onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging van de lease-overeenkomst wegens dwaling leiden. Dat laat de zorgplicht die Dexia overigens had en die hierna aan de orde komt, onverlet.
 
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR)
 
5.10. Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het verweer van Dexia dat de NR onverbindend is, treft geen doel.
Nakoming zorgplicht
 
5.11. [X] heeft Dexia verweten dat Dexia te zijnen opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico's van de onderhavige producten. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De brochures en folders waar Dexia zich op beroept houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze informatieverplichting heeft voldaan. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
Omvang en toerekening van het (depot)nadeel ler zake van lease-overeenkomst 2
 
5.12. [X] heeft ter zake van het samenstel van de lease- en depotovereenkomsten de
volgende uitgaven en kosten besteed, die geleid hebben tot het door hem ondervonden nadeel:
I.    de inleg in het depot (dat deels is opgegaan aan de uit het depot betaalde termijnen van de lease-overeenkomst en deels aan waardeverlies van het fonds waarin het depot belegd is),
II.   de financieringskosten van het depot (de aan de hypotheekbank betaalde rente, notariskosten, provisiekosten, royementskosten etc.),
III.  de maandtermijnen die nog betaald of verschuldigd zijn in de periode tussen het moment dat het depot op was en het moment dat de lease-overeenkomst werd beëindigd, over een maxiinumperiode van 5 jaar na ingangsdatum van de lease-overeenkomst,
IV.   de restant hoofdsom, te verminderen met de verkoopwaarde van de effecten en met de aan [X] uitgekeerde of nog uit te keren dividenden.
 
5.13. Alle door [X] geleden nadeel wordt in aanmerking genomen, maar voor de hoogte van de vergoeding wordt onderscheid gemaakt tussen die onderdelen van het nadeel die bij een toerekening naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid voor 100% voor rekening van [X] dienen te blijven, respectievelijk voor 100% voor rekening van Dexia, of die in een procentuele sleutel tussen partijen verdeeld dienen te worden. Bij deze verdeling speelt niet slechts een rol in welke mate het nadeel aan ieder van partijen is toe te rekenen, maar eveneens in hoeverre de toegekende vergoeding per onderdeel passend is in het totaal van de aan [X] toegekende vergoeding. Bijzondere omstandigheden die gelegen kunnen zijn in de persoon van [X], zijn kennis en ervaring, financiële omstandigheden of het bestemmingsdoel van de belegging, kunnen evenwel een afwijking van deze toerekening rechtvaardigen.
 
5.14. De verschillende componenten van het door [X] geleden nadeel zullen als volgt aan ieder van partijen worden toegerekend:
A.    het waardeverlies van de depotbelegging (de inleg minus eventueel aan het depot ontrokken bedragen en minus de uit het depot betaalde leasetermijnen) komt voor 100% voor rekening van Dexia;
B.    de aan Dexia verschuldigde maandtermijnen uit hoofde van de lease-overeenkomst, vermeerderd met de restant hoofdsom en verminderd met de uitgekeerde of nog uit te keren dividenden, alsmede met de verkoopwaarde van de effecten, komen voor 85 % voor rekening van Dexia; dit omvat dus zowel de termijnen die uit het depot betaald zijn, als de daarna nog verschuldigde termijnen; er zijn over maximaal 5 jaar maandtermijnen verschuldigd;
C.    de financieringskosten van het depot blijven geheel voor rekening van [X].
 
5.15. [X] heeft onweersproken gesteld dat het saldo van het depot na voldoening daaruit van 31 maandtermijnen € 374,79 bedroeg. De kantonrechter gaat ervan uit dat [X] dit bedrag op enig moment aan het depot heeft onttrokken, dan wel dat dit op een ander wijze aan [X] ten goede is gekomen.
 
5.16. Partijen strijden over de vraag welk bedrag [X] aan dividenden heeft ontvangen terzake van lease-overeenkomst 2. Volgens [X] heeft hij een bedrag van € 4.045,10 aan dividenden ontvangen en volgens Dexia heeft hij een bedrag € 3.928,41 ontvangen. [X] onderbouwt zijn stelling met door Dexia destijds verstrekte jaaropgaven. Dexia onderbouwt haar stelling met een door haar ten behoeve van deze procedure opgesteld Excel-document, zonder onderliggende bescheiden. Gelet op de aard en de inhoud van de documenten waarop partijen zich beroepen, volgt de kantonrechter [X] in zijn stelling en gaal zij ervan uit dat hij een bedrag van € 4.045,10 aan dividenden heeft ontvangen.
 
5.17. De kantonrechter houdt voorts rekening met het door Dexia afgedragen bedragen aan dividendbelasting - als hiervoor onder de feiten vermeld - die [X] naar hij heeft gesteld bij zijn aangifte Inkomstenbelasting heeft verrekend.
 
5.18. Het voorgaande brengt met zich dat Dexia in het kader van lease-overeenkomst 2 aan [X] dient te voldoen een bedrag van € 36.175,17.
 
Omvang en toerekening van het nadeel bij lease-overeenkomst 1 en 3
 
5.19. Op gronden als vermeld in het vonnis van 27 april 2007 met LJN-nummer BA3914 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen van de lease-overeenkomsten 1 en 3 en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan [X] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van [X] die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomst tot stand zou zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van [X] (bepalend voor de vraag of deze financiële risico's wenste te lopen en in hoeverre dat verantwoord was), de beleggingsdoelstellingen en de kennis en ervaring waarover hij beschikte (zowel ten aanzien van beleggingen als daarbuiten), één en ander ten tijde van het aangaan van de overeenkomst(en). Ook andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen kan worden dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweest op de beslissing van [X] om de overeenkomst aan te gaan.
 
5.20. Zoals nader is toegelicht in het vonnis van 27 april 2007 met LJN-nummer BA3914 onderscheidt de kantonrechter voor de toerekening van het nadeel aan ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van afnemers. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder l.l 1 bij de feiten zijn vermeld, is voor [X] categorie 2 van toepassing. Dit betekent dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid 60 % van het nadeel voor rekening van Dexia dient te komen en het resterend percentage voor rekening van [X] komt.
 
5.21. Onder het in aanmerking te nemen nadeel van lease-overeenkomst 1 zoals hierboven bedoeld, wordt allereerst verstaan het totaalbedrag van alle volgens de overeenkomst verschuldigde maandelijkse termijnen gedurende de looptijd van de lease-overeenkomst. In het voetspoor van het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007 met LJN-nummer BA39I4 gaal de kantonrechter met het oog op een gelijke behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel uit van een fictieve looptijd van 60 maanden, nu - bijzondere omstandigheden daargelaten - een langere termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaard kan worden. Hieruit volgt dat termijnbetalingsverplichtingen, die eventueel na deze 60 maanden resteren, niet tot het nadeel zullen worden gerekend. In het onderhavige geval komt dit neer op het vooruitbetaalde bedrag van fc 5.437,09. Voor de berekening van het in aanmerking te nemen nadeel wordt dit bedrag vermeerderd met het restant van de hoofdsom van de geldlening, zijnde € 7.733,88 en verminderd met de opbrengst van de geleasete effecten, zijnde € 6.844,71 en met een bedrag van € 1.808,81 wegens aan [X] uitgekeerde dividenden.
 
5.22. Het totale nadeel uit lease-overeenkomst I bedraagt derhalve € 4.517,45. Hiervan dient, gelet het in 5.21 genoemde percentage, een bedrag van € 1.806,98 voor rekening van [X] te blijven.
 
5.23. Door [X] is in het kader van lease-overeenkomst 1 in totaal een bedrag van € 7.548,10 betaald. Hierop dienen in mindering te worden gebracht de ontvangen dividenden van € 1.808,81, het door hem genoten fiscaal voordeel, door de kantonrechter begroot op € 1.897,20, een bedrag aan te verrekenen dividendbelasting van € 276,19 en het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van [X] dient te blijven, zodat Dexia per saldo aan [X] dient te voldoen een bedrag van € 1.758,92.
 
5.24. De kantonrechter houdt geen rekening met de koersontwikkeling van de in de leaseovereenkomst genoemde aandelen die [X] van Dexia heeft overgenomen, nu partijen de lease-overeenkomst begin 2004 hebben beëindigd en [X] de als gevolg daarvan ontstane restschuld heelt voldaan. Hiermee is de koersontwikkeling van de aandelen na beëindiging van de lease-overeenkomst in een ter ver verwijderd verband komen te staan met de lease-overeenkomst om daarmee nog rekening te houden.
 
5.25. Onder het in aanmerking te nemen nadeel van lease-overeenkomst 3 zoals hierboven bedoeld, wordt verstaan hel totaalbedrag van alle volgens de overeenkomst verschuldigde maandelijkse termijnen gedurende de looptijd van de lease-overeenkomst, beperkt tot 60 maanden, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 3.267,60, te vermeerderen met het restant van de hoofdsom van de geldlening, zijnde € 5.827,10 en te verminderen met de opbrengst van het geleasede certificaat, zijnde € 5.104,38.
 
5.26. Het totale nadeel uit de overeenkomst bedraagt derhalve € 3.990,32. Hiervan dient, gelet het in 5.19 genoemde percentage, een bedrag van€ 1.596,13 voor rekening van [X] te blijven.
 
5.27. Door [X] is in het kader van lease-overeenkomst 3 een bedrag van € 3.990,32 betaald. Hierop dienen in mindering te worden gebracht het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van [X] dient te blijven, zodat Dexia per saldo aan [X] dient te voldoen een bedrag van € 2.394,19.
 
Wettelijke rente
 
5.28. Met betrekking tot de wettelijke rente heeft Dexia nog aangevoerd dat zij eerst in verzuim heeft kunnen geraken na in gebreke te zijn gesteld. De kantonrechter kan Dexia hierin niet volgen. Immers, Dexia heeft de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de totstandkoming van de lease-overeenkomst, nadien niet meer deugdelijk kunnen nakomen. In die zin - en ook overigens - is voor het intreden van verzuim niet vereist dat Dexia in gebreke is gesteld.
 
5.29. De wettelijke rente over het in 5.15 onder A bedoelde waardeverlies (zijnde een bedrag van € 8.641.21) is toewijsbaar vanaf de datum gelegen halverwege het moment waarop het depotbedrag is betaald en het moment waarop het depot (voortijdig) uitgeput was, derhalve vanaf 23 mei 2002 tot de voldoening.
Bij de bepaling van dit moment is in aanmerking genomen dat bezwaarlijk is vast te stellen op welk(e) exacte moment(en) tussen storting van het depot en uitputting daarvan het waardeverlies is ontstaan. Met inachtneming van artikel 6:97 BW en aannemende dat het waardeverlies geleidelijk is ontstaan, wordt [X] geacht dit nadeel vanaf genoemde datum te hebben ondervonden.
 
5.30. Met betrekking tot de wettelijke rente over het restant van het als gevolg van leaseovereenkomst 2 geleden nadeel en het nadeel geleden als gevolg van lease-overeenkomst 1 en 3 wordt overwogen dat dit als gevolg van de schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane betalingen. Onder betalingen worden in dit verband verstaan de door [X] gedane vooruitbetalingen, de maandelijkse betalingen ten behoeve van de lease-overeenkomsten en de betalingen van de uit de verschillende eindafrekeningen blijkende restschulden. Voor de bepaling van de onderscheidenlijke ingangsdata van de wettelijke rente dient telkens te worden uitgegaan van de data waarop [X] zijn betalingen aan Dexia heeft verricht (zie in deze zin het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 24 mei 2007, LJN BA5684). Tevens dient in ogenschouw te worden genomen dat het in dit verband in aanmerking te nemen nadeel niet alleen bestaat uit door [X] betaalde termijnen, maar ook uit nog (een percentage van) de restschuld. Dit brengt mee dat de betalingen van [X] voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [X] met betrekking tot de onderscheidenlijke lease-overeenkomsten dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat [X] ter zake van de onderscheidenlijke lease-overeenkomsten aan Dexia heeft betaald.
 
Ontbinding
 
5.31. De door [X] gevorderde ontbinding van de lease-overeenkomst wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase als een (voor)contractuele tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te worden en zal de beslissing daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist. [X] heeft derhalve bij deze vordering geen belang.
Schadevergoeding
 
5.32. De overigens door [X] gevorderde schadevergoeding en kosten, althans verwijzing naar de schadestaatprocedure, wordt afgewezen. De in verband daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor [X] daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
 
BKR-registratie
 
5.33. Nu [X] ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer zal hebben, zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis.
 
Proceskosten
 
5.34. Gelet op de uitslag van de procedure dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding. Deze kosten worden op de gebruikelijke wijze begroot op na te melden bedragen. Voor zover [X] een hoger bedrag aan proceskosten vordert, wordt het meerdere afgewezen.
 
Overig
 
5.35. De vorderingen van [X] gericht op verklaringen voor recht worden afgewezen, omdat hij daarbij, gelet op het voorgaande, geen belang meer heeft.
 
5.36. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding.
 
5.37. De overige stellingen van partijen behoeven geen behandeling meer.
 
Beslissing
 
De kantonrechter:
 
I.    veroordeelt Dexia aan [X] te voldoen:
      -   in het kader van lease-overeenkomst I: een bedrag van € 1.758,92, te
vermeerderen met de wettelijke rente over 23% van de betalingen, telkens vanaf
de respectievelijke betaaldata hiervan tot aan de voldoening;
      -   in het kader van lease-overeenkomst 2: een bedrag van € 36.175,17, te
vermeerderen met de wettelijke rente over€ 8.641,21 vanaf 23 mei 2002 en over
59% van de betalingen, telkens vanaf de respectievelijke betaaldata hiervan tot
aan de dag der voldoening;
      -   in het kader van lease-overeenkomst 3: een bedrag van € 2.394,19, te
vermeerderen met de wettelijke rente over 60 % van de betalingen, telkens vanaf
de respectievelijke betaaldata hiervan tot aan de dag der voldoening;
 
II.   veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Krediet Registratie te Tiel te berichten dat [X] geen verplichtingen uit de leaseovereenkomst meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,-;
 
III.  veroordeelt Dexia in de kosten van het geding, tot deze uitspraak begroot op € 2.100,-aan salaris gemachtigde en € 283.31 aan verschotten;
 
IV.   verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
 
V.    wijst het meer of anders gevorderde af.
 

Aldus gewezen door mr. A. van Dijk. kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL