Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
 
Rolnummer: 816336 DX EXPL 06-2697
Vonnis van: 12 september 2007
F.no.: 583
 
Vonnis van de kantonrechter
 
i n z a k e
 
de naamloze vennootschap
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,

gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: dw. P. Swier.
 
t e g e n
 
[X],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. M.A. Hupkes,
 

VERLOOP VAN DE PROCEDURE
 
Na het tussenvonnis van 6 juni 2007 zijn nog de volgende stukken ontvangen:
 
-  van de zijde van [X] een brief d.d. 20 augustus 2007;
-  van de zijde van Dexia een fax d.d. 23 augustus 2007.
 
Op 27 augustus 2007 is een comparitie van partijen gehouden. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt.
 
Daarna is vonnis bepaald op heden.
 

GRONDEN VAN DE BESLISSING
 
1.1.  De kantonrechter houdt zich aan hetgeen in het tussenvonnis d.d. 6 juni 2007 is overwogen. In het navolgende zullen de vorderingen in conventie en reconventie gezamenlijk worden behandeld.
 
1.2.  Naar aanleiding van de ontvangen informatie over de persoonlijke omstandigheden van [X] overweegt de kantonrechter ter zake het causale verband tussen de schending door Dexia van de op haar rustende zorgplicht en de door [X] geleden schade als volgt.
 
1.3.  [X] had ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomst geen enkele beleggingservaring of een voor beleggen relevante beroepservaring. Zij bezat een negatief vermogen, had een laag opleidingsniveau en een netto gezinsinkomen van minder dan
€ 1.250,00 per maand. De kantonrechter is daarom van oordeel dat (de nadeelverdeling van) categorie 1, zoals omschreven in het vonnis van 6 juni 2007, toegepast dient te worden.
 
1.4.  Mede gelet op het feit dat [X] niet zelf het initiatief tot het aangaan van de lease-overeenkomst heeft genomen maar hiertoe is overgegaan nadat zij meerdere malen telefonisch was benaderd is de kantonrechter van oordeel dat in deze zaak naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid 85% van het nadeel voor rekening van Dexia, en het resterende percentage (15%) voor rekening van [X] behoort te blijven.
 
1.5.  Onder het in aanmerking te nemen nadeel zoals hierboven bedoeld, dient te worden verstaan het totaalbedrag van alle volgens de overeenkomst verschuldigde maandelijkse termijnen gedurende de looptijd van de lease-overeenkomst, zijnde € 812,88 te vermeerderen met restant hoofdsom, zijnde € 3.874,68, en te verminderen met de opbrengst van de geleasede effecten, zijnde € 2.302,56. Het totale nadeel uit de lease-overeenkomst bedraagt derhalve € 2.385,00.
 
1.6.  Van het bedrag van € 2.385,00 dient, gelet het in 1.4 genoemde percentage, een bedrag van € 357,75 voor rekening van [X] te blijven.
 
1.7.  Door [X] zijn 33 termijnen van € 22,58 betaald, derhalve een bedrag van 6 745,14. Door [X] zijn geen dividenden ontvangen. Zoals hiervoor in rechtsoverweging 1.6 is bepaald dient een bedrag van € 357,75 voor rekening van [X] te blijven. Derhalve dient Dexia een bedrag van € 387,39 aan [X] te betalen.
 
1.8.  Wat betreft de wettelijke rente wordt als volgt geoordeeld. In lijn met het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 24 mei 2007 (LJN: BA5684, 2188/04) neemt de kantonrechter als uitgangspunt dat de wettelijke rente in beginsel verschuldigd is vanaf de respectievelijke betaalmomenten. Nu de wettelijke rente is gevorderd vanaf 25 juni 2004 en alle betalingen voor die datum hebben plaatsgevonden zal dit deel van de reconventionele vordering worden toegewezen.
 
1.9.  Uit het voorgaande volgt dat de (voorwaardelijke) vordering van Dexia in conventie dient te worden afgewezen. De in verband daarmee gestelde gronden, feiten en omstandigheden zijn verdisconteerd in het oordeel in reconventie omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
 
Overige vorderingen
 
1.10. Gelet op het te dezen te wijzen vonnis zal de reconventionele vordering van [X] inzake de BKR-registratie worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en Dexia een ruimere termijn zal worden vergund om aan haar verplichting te voldoen.
 
1.11. Dexia zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in conventie en in reconventie worden veroordeeld in de proceskosten zoals hierna vermeld. De kantonrechter ziet geen aanleiding om af te wijken van het in deze rechtbank en sector gehanteerde gebruikelijke liquidatietarief.
 
1.12. Er is bij afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
 
1.13. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de leaseovereenkomst gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
 
Beslissing
 
De kantonrechter
 
in conventie
 
I.    veroordeelt Dexia om aan [X] te betalen een bedrag van € 387,39 vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 25 juni 2004 tot aan de dag der algehele voldoening;
 
II.   gebiedt Dexia om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis schriftelijk en onvoorwaardelijk aan de stichting Bureau Krediet Registratie (BKR) te Tiel te berichten, dat de registratie van de bovengenoemde lease-overeenkomsten en alle eventueel daarop gebaseerde andere inschrijvingen ten laste van [X] dienen te worden verwijderd, met veroordeling van Dexia tot betaling aan [X] van een dwangsom van € 100,00 per dag of gedeelte van een dag dat Dexia nalaat aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum aan dwangsommen van € 10.000,00;

in reconventie
 
I.    wijst de vordering af;
 
in conventie en reconventie
 
I.    veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op € 675,00 voor salaris van gemachtigde, voor zover verschuldigd, inclusief BTW, te betalen aan de griffier;
 
II.   verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad
 
in conventie
 
I.    wijst af het meer en anders gevorderde;
 

Aldus gewezen door mr. A. van Dijk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 september 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL