Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 

RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 816515 DXEXPL 06-2876
Vonnis van: 11 juli 2007
F.no.: 582
 

Vonnis van de kantonrechter
 
inzake
 
[X-NNNNN],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
nader te noemen [X-NNNNN],
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
 
tegen
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: mr. R. Pasanea.
 
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
 
De volgende processtukken zijn ingediend:
- een verzoekschrift van oktober 2004 met producties.
 
Bij vonnis van 15 oktober 2004 is de zaak verwezen naar de dagvaardingsprocedure.
 
Vervolgens zijn ingediend:
- de dagvaarding van 29 oktober 2004, met producties, inhoudende de vordering van [X-NNNNN];
- de conclusie van antwoord van Dexia met producties.
 
Bij rolmededelingen van 17 februari 2005 en 21 april 2005 is de zaak ambsthalve aangehouden. Bij rolmededeling van 8 december 2005 is naar aanleiding van een verzoek van Dexia daartoe de procedure geschorst.
 
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof Amsterdam heeft [X-NNNNN] een afschrift overgelegd van de opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 BW, waarin zij verklaart niet aan de regeling gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is bij rolmededeling van 21 maart 2007 beslist tot hervatting van de onderhavige procedure.
 
Bij tussenvonnis van eveneens 21 maart 2007 is een comparitie van partijen bepaald, die op 25 mei 2007 is gehouden. Ter comparitie is door [X-NNNNN] een akte tot vermeerdering van eis tevens overlegging producties genomen. Door Dexia is de eindafrekening per 15 december 2003 overgelegd. Partijen hebben inlichtingen verstrekt. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
 
GRONDEN VAN DE BESLISSING
 
1.    Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
1.1.  Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van; Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorganger(s) daaronder mede begrepen.
 
1.2.  Op of omstreeks 18 december 2000 heeft, [X] (hierna: [X]) een effectenlease-overeenkomst ondertekend (hierna: de lease-overeenkomst) waarop hij als lessee staat vermeld, met als wederpartij Labouchere. De overeenkomst draagt de naam "WinstVerDriedubbelaar" en is aangegaan onder nummer [nummer]. De overeengekomen totale leasesom bedraagt € 23.395,26 waarvan € 4.057,56 te betalen aan rente tijdens de gehele looptijd. De aankoopsom van de geleasede effecten, aandelen AEGON, KPN en Wolters Kluwer, bedraagt € 19.337,70 (hierna: de hoofdsom).
De overeenkomst is aangegaan voor een periode van 36 maanden. Van de hoofdsom diende f. 100,00 op of omstreeks de 35e maand te worden voldaan en het restant zou worden verrekend met de verkoopopbrengst van de effecten.
 
1.3.  De [X-NNNNN] heeft geen schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van de lease-overeenkomst.
 
1.4.  [X] en [X-NNNNN] waren ten tijde van het aangaan van de leaseovereenkomst met elkaar gehuwd.
 
1.5.  Bij brief van onbekende datum, die door Dexia op 1 september 2004 ontvangen is, heeft [X-NNNNN] met, naar de kantonrechter begrijpt, een beroep op de artikelen 1:88 en 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de lease-overeenkomst en Dexia gesommeerd de door [X] betaalde termijnen terug te storten. Bij brief van 7 september 2004 heeft Dexia op deze brief gereageerd en onder meer medegedeeld dat de uitgebrachte vernietigingsverklaring niet wordt geaccepteerd.
 
1.6.  Per 15 december 2003 heeft Dexia ter zake van de lease-overeenkomst een eindafrekening opgesteld, volgens welke [X] haar nog € 13.226,07 verschuldigd is.
 

2.    Vorderingen [X-NNNNN]
 
2.1.  [X-NNNNN] vordert om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
 
I     te verklaren voor recht dat:
- de lease-overeenkomst zonder de door artikel 1:88 lid 1 sub d BW vereiste
toestemming van [X-NNNNN] is gesloten;
- door [X-NNNNN] terecht een beroep op vernietiging op grond van artikel 1:89 lid 1 BW is gedaan zodat de lease-overeenkomst nietig is waardoor [X] niets meer aan Dexia verschuldigd is en Dexia verplicht is om alle door [X] aan Dexia betaalde bedragen aan [X-NNNNN] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling;
 
II    Dexia te veroordelen om de kosten van de rechtsbijstand, alsmede de nakosten, van [X-NNNNN] te betalen althans door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen vergoeding;
 
III   Dexia te gelasten om binnen twee weken na betekening van het vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van [X] bij het Bureau Kredietregistratie te Tiel wordt doorgehaald en dat een eventuele aan die registratie gekoppelde achterstandscodering ongedaan wordt gemaakt, op straffe van een dwangsom van € 500,= voor iedere dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 20.000,=.
 
3.    Standpunten [X-NNNNN]
 
3.1.  [X-NNNNN] stelt dat de lease-overeenkomst nietig is wegens het ontbreken van haar toestemming als bedoeld in artikel 1:88 BW. Volgens [X-NNNNN] is de leaseovereenkomst tijdig vernietigd, althans is tijdig een beroep gedaan op de nietigheid daarvan.
 
3.2.  Nu [X-NNNNN] een beroep doet op artikel 1:88 BW, begrijpt de kantonrechter dat [X-NNNNN] de lease-overeenkomst aanmerkt als huurkoop en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A: 1576 BW.
 
4.    Standpunten Dexia
 
4.1.  Dexia betwist de vordering van [X-NNNNN] en voert - kort gezegd - aan dat de lease-overeenkomst niet kan worden aangemerkt als koop op afbetaling en dat [X-NNNNN] geen beroep toekomt op de artikelen 1:88 BW en 1:89 BW. Voorts stelt Dexia dat toesternming ook anders dan schriftelijk kan worden gegeven en verzoekt dan ook te worden toegelaten tot het bewijs dat op andere wijze de toestemming is verleend.
 
4.2.  Voorts voert Dexia aan dat het onderhavige beroep op vernietigbaarheid inmiddels is verjaard nu dit eerst bij dagvaarding is gedaan. Dexia stelt zich op het standpunt dat de verjaringstermijn begint te lopen op het moment dat de niet-handelende echtgenoot bekend is of behoort te zijn met de lease-overeenkomst. Volgens Dexia is het binnen Nederlandse gezinsverhoudingen gebruikelijk dat beleggingsbeslissingen zoals het aangaan van overeenkomsten van effectenlease, nu het om grote sommen geld gaat, met medeweten en instemming van beide partners worden genomen en dat uitgaande van een normale gezinssituatie niet is vol te houden dat [X-NNNNN] niet vanaf het begin van de looptijd van de lease-overeenkomst van het bestaan hiervan op de hoogte was. Ook is volgens Dexia niet onwaarschijnlijk dat [X] voorafgaand aan het sluiten van de leaseovereenkomst met [X-NNNNN] heeft overlegd over het aangaan van de leaseovereenkomst, wat een gebruikelijke gang van zaken is binnen een gezin. Dexia meent dat dit betekent dat [X-NNNNN] in ieder geval op 18 december 2000 op de hoogte was van het bestaan van de lease-overeenkomst.
 
4.3.  Ten aanzien van de BKR-notering voert Dexia aan dat alleen de stichting BKR zelf registraties kan doorhalen. Dexia kan de stichting BKR slechts infomeren over het wel of niet bestaan van eventuele betalingsachterstanden.
 
5.    Beoordeling van de vorderingen
 
Huurkoop
 
5.1.  Naar het oordeel van de kantonrechter dient de lease-overeenkomst te worden aangemerkt als huurkoop en derhalve als koop op afbetaling. De lease-overeenkomst voldoet aan de definitie van huurkoop in art. 7A:1576h BW, heeft althans dezelfde strekking. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de kantonrechter naar de overwegingen in het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007 (LJN: AZ9721), welke overwegingen de kantonrechter hier overneemt en tot de hare maakt. Kort samengevat is de kantonrechter van oordeel dat huurkoop op de voet van de artikelen 7:47 en 7A: 1576 lid 5 BW betrekking kan hebben op vermogensrechten (als de onderhavige). De afnemer (in het onderhavige geval [X]) heeft zich verbonden de prijs te betalen in termijnen, waarvan twee of meer verschijnen nadat de aandelen aan hem zijn afgeleverd. Hierbij is niet relevant of de termijnen aflossing en/of rente betreffen en evenmin welke omvang zij hebben.
 
Toepasselijkheid, toestemming, verjaring en gevolgen van artikel 1:88 BW
 
5.2.  De vraag of artikel 1:88 lid 1 onder d BW van toepassing is op een effectenlease-overeenkomst als de onderhavige is bevestigend beantwoord in genoemd arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007. De overwegingen in dat arrest worden hier overgenomen. De beschermingsfunctie van het toestemmingsvereiste dient van toepassing te zijn op de gehele wettelijke regeling van de koop op afbetaling, met inbegrip van de in artikel 7A: 1576 lid 5 BW bedoelde vermogensrechten zoals die van de onderhavige effecten.
 
5.3.  Vervolgens is de vraag aan de orde of [X-NNNNN] van de lease-overeenkomst moet hebben geweten en of zij (op grond daarvan) geacht moet worden al dan niet impliciet haar toestemming te hebben gegeven. Artikel 1:88 lid 3 BW houdt in dat de echtgenoot schriftelijk toestemming moet verlenen, indien de wet voor het verrichten van de rechtshandeling een vorm voorschrijft. Nu volgens artikel 7A: 1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de echtgenoot derhalve schriftelijk toestemming te geven voor de overeenkomst (vgl. eerder genoemd arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, rechtsoverweging 2.12,3).
Bij het ontbreken van een schriftelijke toestemming heeft de echtgenoot (lees: [X-NNNNN]) de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid (vgl. genoemd arrest van het gerechtshof te Amsterdam, rechtsoverweging 2.12.3).
 
5.4.  Vast staat dat [X] en [X-NNNNN] ten tijde van het sluiten van de leaseovereenkomst met elkaar in de echt waren verbonden. Voorts staat vast dat [X-NNNNN] niet heeft meegetekend met de door [X] gesloten lease-overeenkomst en ook niet op andere wijze schriftelijke toestemming heeft gegeven voor (het aangaan van) de lease-overeenkomst. Het door Dexia gedane bewijsaanbod is derhalve niet relevant.
Door Dexia is een beroep op verjaring van het beroep op nietigheid gedaan. De verjaringstermijn voor dit beroep is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW driejaar. De verjaringstermijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt, bekend wordt met de overeenkomst- Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (HR 5 januari 2007, RvdW 2007,68 en LJN AY8771).
 
5.5.  Ten aanzien van de verjaring heeft Dexia ter zitting nog gesteld dat Dexia aan [X] jaaropgaves heeft verstuurd waar premie-dividenden opstonden. Die jaaropgaves zijn bij de gezamenlijke belastingaangifte van [X] en [X-NNNNN] gevoegd. Volgens Dexia moet gelet hierop [X-NNNNN] reeds in 2001 kennis hebben gekregen van de door haar echtgenoot gesloten lease-overeenkomst.
 
5.6.  [X-NNNNN] heeft dit ter comparitie betwist. [X-NNNNN] heeft aangevoerd dat de echtelieden hun eigen financiλle zaken beheren. Ze hebben verschillende rekeningen en delen elkaar niets mede over de hoogte van de rekeningen en wat voor betalingen zij van die rekeningen verrichten. Voorts doen Ze ieder een aparte opgave aan de belastingdienst. [X-NNNNN] heeft aangevoerd dat zij pas van de leaseovereenkomst weet kreeg op het moment dat haar echtgenoot haar in december 2003 de eindafrekening liet zien.
 
5.7.  De kantonrechter is van oordeel dat [X-NNNNN] ter comparitie voldoende heeft gesteld en onderbouwd waarom en onder welke omstandigheden zij eerst in december 2003 bekend is geworden met de door haar echtgenoot gesloten lease-overeenkomst. Nu het beroep op vernietiging van de lease-overeenkomst is gedaan bij de onder 1.5. genoemde brief, heeft [X-NNNNN] binnen driejaar nadat zij met de lease-overeenkomst bekend is geraakt een beroep op de vernietigbaarheid daarvan gedaan. Het beroep is derhalve niet verjaard. Hetgeen ter zake van (uitsluitend) die lease-overeenkomst aan Dexia is betaald, dient derhalve te worden gerestitueerd (verminderd met de eventuele door de afnemer genoten opbrengsten zoals dividenden).
 
5.8.  Op de comparitie van 25 mei 2007 is komen vast te staan dat [X] ter zake van de lease-overeenkomst aan Dexia heeft betaald een totaalbedrag van € 3.944,85 (35 termijnen ad € 112,71). Door Dexia is gesteld en door [X-NNNNN] is onvoldoende weersproken dat [X] € 3,51 aan contant gemaakte claim-emissie heeft ontvangen.
 
5.9.  Uit het voorgaande volgt dat Dexia aan [X-NNNNN] € 3.941,34 (€ 3.944,85 -€3,51) dient terug te betalen. De wettelijke rente wordt toegewezen ingaande 15 september 2004 nu de in 1.5. genoemde brief moet worden aangemerkt ;als een ingebrekestelling. De
kantonrechter ziet aanleiding rekening te houden met een redelijke termijn van twee weken vanaf de datum waarop Dexia de brief heeft ontvangen.
 
Registratie BKR
 
5.10. Naar aanleiding van de vordering gericht op een bericht van Dexia aan de stichting Buro Kredietregistratie (BKR) te Tiel inhoudende dat de registratie van [X] wordt doorgehaald en dat een eventuele achterstandscodering ongedaan wordt gemaakt, heeft Dexia gesteld dat alleen de stichting BKR kan doorhalen en dat Dexia de stichting BKR slechts kan informeren. Nu uit het voorgaande blijkt dat de lease-overeenkomst niet in stand blijft, moet er derhalve van uit worden gegaan dat er grond is voor toewijzing van deze vordering en voorts dat Dexia ook in staat zal zijn daaraan te voldoen. Er bestaat aanleiding de gevorderde dwangsom te matigen en aan een maximum te binden.
 
5.11. Gelet op de afloop van het geding wordt Dexia als na te melden veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van [X-NNNNN].
 
5.12. Uit het voorgaande vloeit voort dat het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.
 
BESLISSING
 
De kantonrechter:
 
I.    verklaart voor recht dat de onder 1.2. bedoelde lease-overeenkomst buitengerechtelijk is vernietigd bij de brief die door Dexia op 1 september 2004 is ontvangen;
 
II.   veroordeelt Dexia om aan [X-NNNNN] te betalen € 3.941,34 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2004 tot aan de dag der algehele voldoening;
 
III.   veroordeelt Dexia om binnen twee weken na betekening van dit vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van [X] bij de stichting Buro Kredietregistratie (BKR) te Tiel wordt doorgehaald; en dat een eventuele aan die registratie gekoppelde achterstandscodering ongedaan wordt gemaakt, met veroordeling van Dexia tot betaling van een dwangsom van € 100,00 per dag of gedeelte van een dag dat Dexia nalaat aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum aan dwangsommen van € 10.000,00.
 
IV.    veroordeelt Dexia in de proceskosten gevallen aan de zijde van [X-NNNNN], tot op heden begroot op:
 

vastrecht:                   € 102,00
exploitkosten:               €  83,78
salaris gemachtigde:      € 500,00
Totaal:                        € 685,78
 

V.     verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
 
VI.    wijst af het meer of anders gevorderde.
 
 
 
Aldus gewezen door mr. M.S.F. Voskens, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juli 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL