Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
 
Zaak- en rolnummer: 841862 DX 07-130
Vonnis van 11 juni 2008
F.no.: 642
 
Vonnis van de kantonrechter
 
inzake

[X],
nader te noemen [X],
wonende te Geldermalsen,
eiser,
gemachtigde: mr. G. van Dijk (Leaseproces),
 
tegen
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
nader te noemen Dexia,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde: Swier & Van der Weijden Gerechtsdeurwaarders.
 
Procedure
 
Het volgende processtuk is ingediend:
-      de dagvaarding van 29 juni 2005, met producties.
 
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling inassaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 23 november 2005 is vastgesteld dat de procedure is geschorst. Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [X] bij akte verzocht om opheffing van de schorsing en daarbij een afschrift overgelegd van de opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin hij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
 
Vervolgens zijn ingediend:
-      de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring en tot verwijzing van Dexia. met producties;
-      de incidentele conclusie van antwoord, tevens akte houdende reactie op akte inzake
artikel 81 Rv, van [X], met producties;
-      de akte uitlating producties van Dexia;
-      de conclusie van antwoord van Dexia, met producties.
 
Bij tussenvonnis van 5 maart 2008 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 17 april 2008. Van hetgeen besproken is ter comparitie heeft de griffier aantekening gehouden.
 
Ter comparitie zijn verschenen:
- [X] en diens echtgenote in persoon, bijgestaan door mr. J. Papeveld;
- namens Dexia: R.J.F.M. Paap, bijgestaan door mr. L. van Kooten.
 
Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [X] bij brief van 14 april 2008 een akte uitlating na tussenvonnis met producties en een akte rectificatie ingediend. Ter zitting is door [X] alsnog een kopie van de akte rectificatie aan Dexia overhandigd. Dexia heeft per fax van 15 april 2008 aanvullende stukken ingediend. Deze stukken behoren alle tot de gedingstukken.
 
Ter comparitie heeft [X] nadere (bank)gegevens en enkele inkomensverklaringen 1998 - 2002 van de belastingdienst betreffende [X] dan wel zijn echtgenote overgelegd en heeft Dexia haar incidentele vorderingen tot oproeping in vrijwaring en verwijzing ingetrokken.
 
Daarna is vonnis bepaald op heden.
 
Gronden van de beslissing
 
1.     Feiten
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
1.1.   Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., mede handelend onderde naam Legio-Lease (hierna: Labouchere/Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
 
1.2.   [X] was ten tijde van het aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomsten gehuwd met [Y] (hierna: [Y] ) en verkeerde in de volgende omstandigheden:
 
- geboortejaar [X]: 1948                   [Y]: 1952
- beroep [X]: rijksambtenaar              [Y]: geen
- opleiding [X]: LTS                          [Y]: huishoudschool
- netto gezinsinkomen per jaar: circa € 28.000,-, zowel in 1998 als in 1999
- vermogen: circa € I 1.000,-, zowel in 1998 als in 1999
- relevante beleggings- of beroepservaring: geen, althans onvoldoende.
 
1.3.   [X] heeft de volgende leaseovereenkomsten ondertekend waarop hij als lessee staat vermeld, met als wederpartij Labouchere/Legio-Lease (hierna: de leaseovereenkomsten):

Nr.   Contractnr.   Datum          Naam van de overeenkomst Leasesom     Looptijd   Termijn-bedrag
1     74108833     23-11-1998   WinstVerDriedubbelaar        € 10.221,43  36 mnd     € 1815,12 vooruit
2     74203368     04-06-1999   WinstVerDriedubbelaar        €46.930,86   36 mnd     € 226,09
 
1.4.   [Y] heeft aan [X] geen schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van de leaseovereenkomsten.
 
1.5.   Dexia heeft eindafrekeningen opgesteld met de volgende resultaten:

Nr.   Datum eindafrekening   Resultaat      Aan Dexia voldaan op:
1     20-11-2001                + € 1.164,87  ontvangen op en/of rekening
2     03-06-2002                - €3.399,82   11-06-2002
 
1.6.   Voor wat betreft het in totaal aan Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan ontvangen en/of verrekende dividenden en andere gegevens per leaseovereenkomst wordt verwezen naar de aan dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage).
 
1.7.   [X] heeft fiscaal voordeel genoten in verband met de leaseovereenkomsten.
 
1.8.   De eerste betaling aan Dexia ter zake van leaseovereenkomst 1 vond plaats op 1 december 1998 en is verricht ten laste van een en/of rekening die op naam van [X] en [Y] stond. De eerste betaling aan Dexia ter zake van leaseovereenkomst 2 vond plaats op 30 juni 1999, eveneens ten laste van de en/of rekening.
 
1.9.   Bij brief van 8 december 2004 heeft [Y] met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de leaseovereenkomsten en terugbetaling gevorderd.
 
2.     Standpunten partijen
 
Vorderingen
 
2.1.   [X] vordert op gronden als vermeld in de processtukken bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat de leaseovereenkomsten zijn of worden vernietigd, althans ontbonden, althans dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld, en dat [X] recht heeft op terugbetaling van al hetgeen in het kader van de leaseovereenkomsten aan Dexia is betaald vermeerderd met de wettelijke rente over die betalingen vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling door Dexia. Voorts vordert [X] Dexia te bevelen om binnen twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van [X] bij het BKR te Tiel, althans de aan die registratie gekoppelde achterstandcodering ongedaan wordt gemaakt, zulks op straffe van een dwangsom. Ten slotte vordert [X] Dexia te veroordelen tot betaling van de werkelijke proceskosten.
 
Verweer
 
2.2.   Dexia voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen van [X].
 
3.     Beoordeling van de vorderingen
 
3.1.   Waar nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en verweren van partijen. Geoordeeld wordt als volgt.
 
3.2.   In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA3914, en het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008, LJN BC2837 zijn voor soortgelijke geschillen een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, die de kantonrechter overneemt. In essentie komt dit in de onderhavige zaak neer op het volgende:
-  Leaseovereenkomsten als de onderhavige worden aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
-  De toepasselijkheid van de WCK en de andere door [X] genoemde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Ook indien Dexia in strijd daarmee zou hebben gehandeld zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de leaseovereenkomsten, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.
-  Er wordt niet voldaan aan de maatstaf voor misleidende reclame.
-  Er wordt niet voldaan aan de maatstaf voor dwaling.
-  Er is onvoldoende reden om te twijfelen aan de feitelijke verwerving van de effecten door Dexia.
-  Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplichten.
 
Voorts wordt geoordeeld dat geen sprake is van misbruik van omstandigheden, nu niet is gebleken dat Dexia, wetende of moetende begrijpen dat [X] door bijzondere omstandigheden bewogen werd tot het aangaan van de leaseovereenkomst, het tot stand komen daarvan heeft bevorderd, ofschoon hetgeen Dexia wist of moest begrijpen haar daarvan had behoren te weerhouden.
 
3.3.   [Y] had de bevoegdheid om een beroep te doen op de vernietigbaarheid van de leaseovereenkomsten wegens het ontbreken van de in artikel 1:88 lid 1 onder d BW bedoelde toestemming daarvoor. De verjaringstermijn voor dit beroep is driejaar en vangt aan op het moment dat de echtgenoot bekend wordt met het bestaan van de overeenkomst. Dexia heeft een beroep gedaan op verjaring en daartoe gewezen op betalingen van op grond van de leaseovereenkomsten verschuldigde bedragen die hebben plaatsgevonden vanaf de en/of-bankrekening die op naam van [X] en [Y] stond. Daaruit volgt, zo stelt Dexia, dat [Y] op de hoogte was van de leaseovereenkomsten met ingang van de (oudste) ontvangstdatum van de bankafschriften waarop die betalingen staan vermeld. Het verweer dat [Y] zich niet met de financiële zaken binnen de huishouding bezighield en dus geen kennis had van genoemde betalingen, heeft [X] onvoldoende met nadere feiten toegelicht en onderbouwd zodat dit verweer gepasseerd wordt. Daarmee bestaat er geen aanleiding [X] ter zake tot bewijs toe te laten en heeft de door Dexia gestelde feitelijke grondslag van haar beroep op verjaring als vaststaand te gelden. Aangenomen wordt dat minimaal eens per maand een rekeningafschrift werd ontvangen. Gelet op de datum waarop de eerste betaling uit hoofde van (elke van) de leaseovereenkomsten heeft plaatsgehad staat vast dat het beroep op de hier bedoelde vernietigbaarheid niet binnen driejaar na bedoelde ontvangstdatum heeft plaatsgevonden. Het desbetreffende vernietigingsrecht van [Y] is derhalve verjaard, zodat de daarop gebaseerde vordering wordt afgewezen.
 
3.4.   Nu het beroep op 1:88 BW in combinatie met artikel 1:89 BW wordt afgewezen, zal thans aan de orde komen en beoordeeld worden de vraag of Dexia haar zorgplichten jegens [X] heeft geschonden.
 
3.5.   Dexia heeft niet in voldoende mate voldaan aan haar zorgplichten voortkomende uit het 'know your cuslomer'-principe. Dat brengt met zich dat de leaseovereenkomsten niet tot stand hadden behoren te komen en dat een causaal verband bestaat tussen deze tekortkoming en de door [X] geleden schade. Toepassing van het bepaalde in artikel 6:101 BW leidt uiteindelijk niet tot een ander resultaat dan het gevolg zal zijn van de hierna volgende nadeelverdeling, zodat deze tekortkoming hierna buiten beschouwing zal blijven.
 
3.6.   Dexia heeft in onvoldoende mate voldaan aan haar zorgplicht om [X] op niet mis te verstane wijze te wijzen op de risico's die verbonden zijn aan de leaseovereenkomsten. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
 
3.7.   Dexia is echter niet voor het volledige nadeel aansprakelijk. Het voor rekening van Dexia komende nadeel dient te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan [X] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van [X] die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de onderhavige leaseovereenkomsten tot stand zouden zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesommen en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhoudingen met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van [X] en diens kennis en ervaring.
 
3.8.   Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1.2. bij de feiten zijn vermeld, is voor [X] categorie 2 (als bedoeld in het vonnis van 27 april 2007) van toepassing. Dit betekent dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid 40 % van het nadeel voor rekening van [X] dient te komen en het resterende percentage (60%) voor rekening van Dexia. Het fiscale voordeel is in deze verdeling verdisconteerd.
 
3.9.   Als nadeel wordt in aanmerking genomen het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van de betreffende overeenkomst onder "totaal nadeel' staat vermeld. Dit is het resultaat van de volgende berekening: het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van de betreffende overeenkomst onder 'in aanmerking te nemen termijnen' staat vermeld (zijnde de oorspronkelijke looptijd van 36 maanden), vermeerderd met het daarachter onder 'restant hoofdsom' vermelde restant van de hoofdsom van de geldlening en verminderd met de vervolgens onder "waarde/opbrengst' vermelde opbrengst van de geleasede effecten alsmede met het onder 'ontvangen + verrekende dividenden' vermelde bedrag wegens in verband met die overeenkomst ontvangen en verrekende dividenden.
 
3.10.  Gezien vorenstaande berekening en nadeelverdeling - waarin tevens het door Dexia aan [X] uitgekeerde bedrag en het fiscale voordeel zijn betrokken - is, anders dan Dexia ter comparitie heeft gesteld, ook wat betreft leaseovereenkomst 1 sprake van nadeel.
 
3.11.  Van het nadeel dient, gelet op het in 3.8. bedoelde percentage, een bedrag voor rekening van [X] te blijven gelijk aan het op de bijlage onder 'voor rekening afnemer' genoemde bedrag.
 
3.12.  Door of ten behoeve van [X] is in het kader van de leaseovereenkomsten een bedrag betaald gelijk aan het achter het contractnummer van de betreffende overeenkomst onder 'betaald' vermelde bedrag. Hierop dienen in mindering te worden
gebracht alle ontvangen bedragen, waaronder dividenden, als vermeld onder "totaal ontvangen bedragen' en het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van [X] dient te blijven, zodat Dexia per saldo aan [X] dient te voldoen het per overeenkomst onder "te ontvangen" vermelde bedrag.
 
3.13.  Hetgeen [X] terug zal ontvangen wordt aan alle betalingen aan Dexia toegerekend. Dit brengt mee dat de betalingen aan Dexia voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [X] dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat ter zake van de leaseovereenkomsten aan Dexia is betaald. Wettelijke rente wordt toegekend over een percentage van elke betaling aan Dexia, gelijk aan het percentage als vermeld in de bijlage achter de betreffende overeenkomst onder '% rente', telkens vanaf de betaaldatum.
 
3.14.  De door [X] gevorderde ontbinding van de leaseovereenkomsten wordt afgewezen nu het schenden van de zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase niet als een tekortkoming in de nakoming kan worden aangemerkt.
 
3.15.  De vorderingen van [X] gericht op verklaring(en) voor recht worden afgewezen, omdat hij daarbij, gelet op het voorgaande, geen belang meer heeft.
 
3.16.  De vordering met betrekking tot de BKR-registratie zal worden toegewezen als na te melden, met matiging en maximering van de dwangsom.
 
3.17.  De overige stellingen van partijen behoeven geen behandeling meer.
 
3.18.  De overigens door [X] ingestelde vorderingen worden afgewezen. De in verband daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor [X] daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
 
3.19.  De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de zaak. Voor zover [X] vergoeding vordert van kosten voor het bij derden opvragen van bescheiden behoren deze tot de in artikel 241 Rv bedoelde kosten, en derhalve tot de proceskosten.
 
3.20.  Gelet op de uitslag van de procedure dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding. Hierbij is rekening gehouden met het verloop van de procedure waaronder de incidentele vorderingen.
 
3.21.  Er is bij afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
 
3.22.  Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhoudingen. De eigendom van de in het kader van de leaseovereenkomsten gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
 
Beslissing
 
De kantonrechter:
 
I.     veroordeelt Dexia om in het kader van leaseovereenkomst I aan [X] te betalen € 385,51, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over 21,2% van elke betaling, telkens vanaf de betaaldatum, tot aan de dag der algehele voldoening;
 
II.    veroordeelt Dexia om in het kader van leaseovereenkomst 2 aan [X] te betalen € 6.755,55, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over 59,7% van elke betaling, telkens vanaf de betaaldatum, tot aan de dag der algehele voldoening;
 
III.   veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op:
voor verschuldigd griffierecht                 €    192,00
voor salaris van gemachtigde                 €    900,00
totaal                                                € 1.092,00
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw;
 
IV.    veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat [X] geen verplichtingen uit de leaseovereenkomst meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,00;
 
V.     verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
 
VI.    wijst af het meer of anders gevorderde.
 
Aldus gewezen door mr. M.S.F. Voskens, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juni 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL