Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 

RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
 
Rolnummer: 817143 DX EXPL 06-3504
Vonnis van 8 augustus 2007
F.no.: 580
 

Vonnis van de kantonrechter
 
I n z a k e
 
1.   [X]
2.   [X-NNNNN]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers in conventie
verweerders in reconventie
eiser sub 1. nader te noemen [X], eiseres sub 2. [X-NNNNN] en eisers
tezamen [X c.s.]
gemachtigde: mr. A.J.P. Liefting
 
t e g e n
 
de naamloze vennootschap
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde in conventie
eiseres in reconventie
nader te noemen Dexia
gemachtigde: mr. H.C. Dyserinck
 
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
 
De volgende processtukken zijn ingediend:
 
- de dagvaarding van 30 november 2005 inhoudende de vordering van [X c.s.] met producties;
- de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties.
Daarna is bij tussenvonnis een comparitie van partijen bepaald, die op 24 mei 2007 is gehouden. Verschenen zijn [X] en [X-NNNNN] met hun gemachtigde en Dexia met haar gemachtigde. Ter comparitie is het beroep op vernietiging op grond van 1:88 juncto 1:89 BW ten aanzien van de leaseovereenkomst "Overwaarde Effect zonder Herbelegging Vooruitbetaling" ingetrokken. Ter gelegenheid van de comparitie zijn de volgende processtukken overgelegd:
- de conclusie van antwoord in reconventie met productie;
- de antwoorden-overzichten betreffende de leaseovereenkomsten met [X] en [X-NNNNN] met producties;
- een internetartikel zoals vermeld in het procesverbaal verschijning partijen.
 
Daarna is vonnis bepaald.
 
GRONDEN VAN DE BESLISSING
 
1.    Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
a)    Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.
b)    Op of omstreeks 10 april 2001 heeft [X] een leaseovereenkomst ondertekend waarop hij als lessee staat vermeld, met als wederpartij Labouchere. De overeenkomst draagt de naam "Overwaarde Effect zonder Herbelegging Vooruitbetaling" met contractnummer 22601014 (hierna te noemen: leaseovereenkomst I) en is aangegaan voor een periode van 180 maanden. [X] heeft het recht om na vijf jaar dagelijks de leaseovereenkomst te beëindigen zonder annuleringskosten, onder betaling of verrekening van de restant hoofdsom. In totaal wordt voor een bedrag van € 44.766,35 aan effecten geleased. De eerste 60 maandelijkse termijnen (minus 20 % korting), ten bedrage van € 25.101,60, zijn door [X] vooruitbetaald op 1 juni 2001. De totale leasesom bedraagt € 94.131,00 waarin begrepen € 49.364,65 aan rente. [X-NNNNN] heeft de overeenkomst mede ondertekend.
c)    Op of omstreeks 29 september 1999 heeft [X-NNNNN] een leaseovereenkomst ondertekend waarop zij als lessee staat vermeld, met als wederpartij Labouchere. De leaseovereenkomst draagt de naam "Allround Sparen met vooruitbetaling" met contractnummer 39403703 (hierna te noemen: leaseovereenkomst II) en is aangegaan voor een periode van 240 maanden. [X-NNNNN] heeft het recht om na vijf jaar dagelijks de leaseovereenkomst te beëindigen zonder annuleringskosten, onder betaling of verrekening van de restant hoofdsom. In totaal wordt voor een bedrag van € 21.276,22 aan effecten geleased. De eerste 60 maandelijkse termijnen (minus 20 % korting), ten bedrage van € 10.890,73, zijn door [X-NNNNN] vooruitbetaald op 6 november 1999. De totale leasesom bedraagt € 54.453,60 waarin begrepen € 33.177,38 aan rente. [X-NNNNN] heeft de eindafrekening van € 4.404,19 op 19 oktober 2004 voldaan.
d)   Bij het aangaan van beide leaseovereenkomsten trad Spaar Select op als adviseur.
e)    [X] heeft leaseovereenkomst II bij brief van 14 april 2005 buitengerechtelijk vernietigd.
 
2.    Vordering [X c.s.] in conventie
 
Na wijziging van eis vorderen [X c.s.] om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
-    te verklaren voor recht dat leaseovereenkomst II door [X] rechtsgeldig is vernietigd op grond van de artikelen 1:88 juncto 1:89 BW;
voor zover vereist de ontbinding dan wel vernietiging van beide leaseovereenkomsten uit te spreken.
 
Dexia voorts te veroordelen:
 
-    tot terugbetaling aan [X] van het door hem gestorte bedrag van € 25.101,60 te
vermeerderen met de wettelijke rente hierover van 1 juni 2001 c.q. 16 september 2005
tot de dag der voldoening;
-    tot vergoeding van alle in redelijkheid gemaakte en nog te maken kosten van
rechtsbijstand voor [X c.s.], tot dusver € 3.897,25 inclusief BTW, voor het
overige pro memorie;
-    tot de terugbetaling aan [X-NNNNN] van het door haar op 6 november 1999
betaalde bedrag van € 10.890,73, met de wettelijke rente daarover vanaf 6 november
1999 c.q. 16 september 2005 tot de dag der voldoening;
-    tot terugbetaling aan [X-NNNNN] van het door haar op 19 oktober 2004 aan
Dexia betaalde bedrag van € 4.404,19, met de wettelijke rente daarover vanaf 19
oktober 2004 c.q. 16 september 2005 tot de dag der voldoening;
-    Dexia te veroordelen in de kosten van de procedure.
 
3.    Standpunt [X c.s.]
 
[X c.s.] voeren kort gezegd aan dat:
 
-    de leaseovereenkomsten I en II moeten worden aangemerkt als huurkoop en derhalve
als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:1576 BW, waardoor op grond van artikel
1:88 BW toestemming van de echtgenoot vereist is. Nu deze toestemming ontbreekt
heeft [X] de leaseovereenkomst II bij schrijven van 14 april 2005
buitengerechtelijk vernietigd.
-    zij hebben gedwaald bij het aangaan van de leaseovereenkomsten. [X c.s.]
verkeerde in de veronderstelling dat de leaseovereenkomsten I en II geen leaseproducten
betreffen waarmee is belegd met geleend geld.
-    Dexia haar zorgplicht heeft geschonden door [X c.s.] onvoldoende te informeren
over de mogelijkheid van een restschuld en zich onvoldoende op de hoogte te stellen
van de persoonlijke omstandigheden van [X c.s.] Dexia had zich dienen te
onthouden van het aanbieden van riskante financiële producten, hetgeen ook misbruik
van omstandigheden oplevert.
-    de leaseovereenkomsten nietig zijn wegens strijd met de Wet op het Consumentenkrediet (WCK).
 
4.    Standpunt Dexia
 
In conventie
 
4.1.  Dexia betwist de vorderingen in conventie en bestrijdt al hetgeen haar verweten wordt. Zij voert - kort gezegd - aan dat de leaseovereenkomsten tot stand zijn gekomen door handelingen van (een medewerker van) Spaar Select en dat zij niet aansprakelijk of verantwoordelijk is voor het (eventuele) tekortschieten of onrechtmatig handelen van die tussenpersoon.
 
4.2.  Het beroep van [X] op vernietiging van leaseovereenkomst II op grond van artikel 1:88 juncto 1:89 BW is volgens Dexia verjaard. Van huurkoop is geen sprake, zodat een beroep op het ontbreken van toestemming van de echtgenoot en daarmee op artikel 1:89 BW faalt. Die toestemming, zo stelt Dexia verder, kan ook anders dan schriftelijk worden gegeven. Uit de dagvaarding blijkt dat [X] van de aanvang af op de hoogte is geweest van het aangaan van de leaseovereenkomst door zijn partner, hetgeen toestemming impliceert. Bovendien geldt artikel 1:88 BW volgens Dexia slechts voor roerende zaken.
 
4.3.  [X c.s.] zijn voorts voldoende geïnformeerd, aldus Dexia. Uit de tekst van de leaseovereenkomsten en het overige materiaal blijkt dat geen sprake was van sparen, maar van beleggen in effecten met geleend geld, van het verschuldigd worden van rente en termijnbedragen (inclusief aflossingscomponent) gedurende de gehele looptijd.
 
4.4.  Dexia betwist dat de gedragsregels voortvloeiende uit de Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR) van toepassing zijn op de leaseovereenkomsten, althans dat zij in strijd daarmee zou hebben gehandeld. Voorts stelt Dexia dat zij niet verplicht was tot een onderzoek naar persoonlijke omstandigheden van [X c.s.] anders dan een toets bij BKR te Tiel. Volgens Dexia is de WCK niet van toepassing. Een beroep op die wet dient reeds te falen nu de leaseovereenkomsten het in die wet aangegeven grensbedrag overschrijden. Van dwaling, wanprestatie, onrechtmatig handelen of verzaking van een zorgplicht is volgens Dexia geen sprake geweest. Ook beroept Dexia zich op eigen schuld aan de zijde van [X c.s.] en op artikel 6:278 BW stellende dat [X c.s.] in ieder geval het negatieve verschil tussen de waarde van de effecten op de datum van het sluiten van de leaseovereenkomsten en de waarde daarvan op de einddatum dienen te dragen. Tenslotte voert Dexia aan dat de door [X c.s.] gevorderde rente vanaf de betaaldata niet kan worden toegewezen nu slechts rente verschuldigd is vanaf het moment dat de schuldenaar in verzuim is.
 
In reconventie
 
4.5.  Dexia vordert veroordeling van [X] tot betaling van de restschuld onder leaseovereenkomst I, groot € 2.177,80, te vermeerderen met de contractuele rente, althans de wettelijke rente.
 
5.    Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie
 
5.1.  De vorderingen in conventie en reconventie lenen zich voor een gezamenlijke behandeling, tot anders wordt aangegeven. Waar nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en verweren van partijen. Geoordeeld wordt als volgt.

Ten aanzien van leaseovereenkomst II: huurkoop
 
5.2.  De leaseovereenkomst voldoet aan de definitie van huurkoop in art. 7A:1576h BW, heeft althans dezelfde strekking. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de rechtbank naar de overwegingen in het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007 (LJN: AZ9721), welke overwegingen de rechtbank hier overneemt en tot de hare maakt.
 
Kort samengevat is de rechtbank van oordeel dat huurkoop op de voet van de art. 7:47 en 7A:1576 lid 5 BW betrekking kan hebben op vermogensrechten (als de onderhavige). [X-NNNNN] heeft zich verbonden de prijs te betalen in termijnen, waarvan twee of meer verschijnen nadat de aandelen aan haar zijn afgeleverd. Hierbij is niet relevant of de termijnen aflossing en/of rente betreffen en evenmin welke omvang zij hebben.
 
5.3.  Bij de lease van certificaten is van belang dat Dexia zich heeft verbonden de desbetreffende vordering in eigendom over te dragen onder de opschortende voorwaarde van algehele betaling van de prijs. Dexia heeft zich verder verbonden de vordering af te leveren. In dit verband is, naast deze voorwaardelijke overdracht, het volgende van belang: Dexia heeft aan [X-NNNNN] een eerste pandrecht op de vordering verleend (waarvan zij dadelijk mededeling diende te doen aan de uitgevende instelling). Aan [X-NNNNN] kwamen, dadelijk nadat zij de leaseovereenkomst was aangegaan, alle waardeveranderingen van de vordering toe, al dan niet omdat de (dividend)baten van de effecten waarop het certificaat betrekking had direct werden verwerkt in de (koers)waarde van het certificaat.
 
5.4.  [X] heeft op 14 april 2005 voor het eerst in de hiervoor onder 1 .e) bedoelde brief een beroep gedaan op de in artikel 1:89 BW bedoelde vernietigbaarheid. Leaseovereenkomst II is méér dan driejaar daarvóór tot stand gekomen. Voldoende is komen vast te staan dat [X] vanaf het aangaan daarvan kennis heeft gehad van het bestaan van deze leaseovereenkomst. De bevoegdheid om op grond van artikel 1:89 BW een beroep te doen op de vernietigbaarheid van de leaseovereenkomst is derhalve verjaard.

Ten aanzien van beide leaseovereenkomsten: dwaling
 
5.5.  Een persoon die overweegt een leaseovereenkomst aan te gaan, is tegenover de wederpartij gehouden om, binnen redelijke grenzen, maatregelen te nemen teneinde te voorkomen dat hij onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken met die leaseovereenkomst instemt. Uit die verplichting volgt dat van een potentiële afnemer mag worden verwacht dat hij deze overeenkomst zorgvuldig leest alvorens ermee in te stemmen en zich naar vermogen inspant om de reikwijdte van zijn daaruit volgende verplichtingen en risico's te begrijpen. Als hij nalaat zich op de hier bedoelde wijze te informeren en vervolgens onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken een overeenkomst aangaat, komt die onjuiste voorstelling voor zijn eigen risico. In dat geval kan de onjuiste voorstelling van zaken krachtens art. 6:228 lid 2 BW niet tot vernietiging van de leaseovereenkomst wegens dwaling leiden. In het onderhavige geval geldt voorts dat niet aannemelijk is dat, mede gebaseerd op de ter comparitie verkregen informatie, [X c.s.] bij het aangaan van de leaseovereenkomsten niet wisten dat de leaseovereenkomsten leaseproducten betroffen, waarmee belegd werd met geleend geld, temeer daar- zij de uit hoofde van leaseovereenkomst II vooruitbetaalde rente van de belasting hebben afgetrokken.
 
5.6.  Een en ander laat onverlet dat Dexia tekort kan zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplicht als zij de daaruit voortvloeiende waarschuwingsplicht heeft geschonden. Dat is een ander criterium dan dat geldt ten aanzien van dwaling. Op die tekortkoming kan aansprakelijkheid van Dexia berusten.
 
WCK
 
5.7.  Dexia beschikte niet over een vergunning krachtens de WCK, op welke grond de nietigheid van de leaseovereenkomsten is bepleit. Naar aanleiding daarvan wordt overwogen als volgt.
 
5.8.  Indien de leaseovereenkomsten zouden worden vernietigd, ontstaan daaruit voor beide partijen verplichtingen. Enerzijds zal Dexia de reeds geleverde prestaties ongedaan dienen te maken (er is dan sprake van onverschuldigde betaling). Anderzijds zal in dat geval, op grond van art. 6:278 BW, de waardedaling van de geleasede effecten voor rekening van [X c.s.] komen. Beide verplichtingen dienen te worden beoordeeld en (zonodig) beperkt (eventueel tot nihil) met toepassing van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid (art. 6:2 BW). Die maatstaven van redelijkheid en billijkheid en de daarbij in aanmerking te nemen feiten en omstandigheden van het individuele geval zijn dezelfde als welke dienen te gelden zonder toepasselijkheid van de betreffende wet, waardoor het eindresultaat in beide gevallen hetzelfde zal zijn. Voorts dient Dexia in de onderhavige gevallen ook buiten hetgeen is bepaald in de WCK reeds aan een zorgplicht te voldoen waaraan hoge eisen worden gesteld. Niet valt in te zien dat er een verschil bestaat tussen laatstbedoelde algemene zorgplicht - waaraan hierna zal worden getoetst - en de zorgplicht die de WCK in het algemeen beoogt te waarborgen.
 
5.9.  De slotsom is dat het beroep op de WCK in beginsel niet tot een ander oordeel kan leiden omtrent de (door elk van partijen te dragen) gevolgen van het aangaan van de betreffende leaseovereenkomsten, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep. Uit het voorgaande volgt dat er voldoende gronden bestaan om de toepasselijkheid van de WCK in het midden te laten.
 
Zorgplicht
 
5.10. De risico's van de leaseovereenkomsten zijn aanzienlijk. Dexia behoorde zich als professionele dienstverlener bewust te zijn van de gerede mogelijkheid dat de koersstijging van de desbetreffende effecten ontoereikend zou zijn om [X c.s.] ten minste hun inleg terug te bezorgen en eventueel de (resterende) schulden uit hoofde van de leaseovereenkomsten (de restant hoofdsommen) aan Dexia af te lossen. Dexia had zich tenminste rekenschap behoren te geven van de vraag of [X c.s.] naar redelijke verwachting over voldoende bestedingsruimte zouden beschikken om aan de uit de leaseovereenkomsten voortvloeiende verplichtingen te kunnen voldoen. Tenslotte behoorde Dexia [X c.s.] op niet mis te verstane wijze omtrent deze risico's te informeren en daarvoor te waarschuwen.
 
5.11. Dat klemt temeer omdat Dexia de producten voor een breed publiek beschikbaar heeft gesteld. Dexia had er op bedacht dienen te zijn dat tot haar wederpartijen personen zouden behoren die niet over voldoende inzicht in beleggen beschikken om zich zelfstandig in effectentransacties te begeven. Zij heeft de producten zowel rechtstreeks als via (zelfstandige) tussenpersonen aangeboden. Zodoende heeft Dexia zich voor de kwaliteit van de informatieverstrekking aan individuele (potentiële) wederpartijen ten dele afhankelijk gemaakt van die tussenpersonen. Reeds daarom diende Dexia het door haarzelf verspreide voorlichtingsmateriaal - brochures, formulieren voor het aanvragen c.q. aangaan van de leaseovereenkomsten, (concept)leaseovereenkomsten en bijbehorende (algemene)
voorwaarden - zodanig in te richten dat degene die overwoog de onderhavige leaseovereenkomst aan te gaan daarin nadrukkelijk de hiervoor bedoelde waarschuwing aantrof, in bewoordingen die voor de betreffende ondeskundige afnemer duidelijk zijn.
 
5.12. In al die gevallen dat Dexia heeft nagelaten de afnemer de hiervoor genoemde informatie te geven, is zij tekort geschoten in haar zorgplicht. Hetzelfde geldt nu het onderzoek van Dexia naar de bestedingsruimte van [X c.s.] beperkt is gebleven tot de - voor dat onderzoek ontoereikende - navraag bij het Bureau Krediet Registratie (BKR).

Verdeling van het nadeel; algemeen
 
5.13. Onderzocht moet worden of het niet nakomen door Dexia van haar zorgplicht met zich brengt dat Dexia aansprakelijk is voor de daarvan door [X c.s.] ondervonden negatieve gevolgen, hierna aan te duiden als het nadeel. Het in art. 6:98 BW vereiste causaal verband tussen die tekortkoming en dat nadeel laat zich niet, althans bezwaarlijk, vaststellen omdat achteraf niet met zekerheid kan worden vastgesteld of de leaseovereenkomsten tot stand zouden zijn gekomen indien Dexia wel aan haar zorgplicht had voldaan. Gelet op de aard van de geschonden norm en de ernst van de schending zal derhalve moeten worden geschat wat de kans is dat de onderhavige leaseovereenkomsten ook bij afdoende nakoming van de zorgplicht door Dexia tot stand zouden zijn gekomen en of [X c.s.] die zich wel bewust waren van de risico's, de kwade kansen van een koersdaling dus wensten te accepteren in het vertrouwen dat die daling zich niet zou voordoen. Indien die kans als zeer groot moet worden aangemerkt, zal Dexia niet aansprakelijk zijn voor het door [X c.s.] geleden nadeel. Indien die kans als zeer klein moet worden aangemerkt, zal Dexia het door [X c.s.] geleden nadeel dienen te vergoeden. Ten aanzien van tussen beide uitersten gelegen gevallen is het, mede gelet op de aan de art. 6:99, 6:101 en 6:248 BW ten grondslag liggende uitgangspunten, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan [X c.s.] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
 
5.14. Onder het in aanmerking te nemen nadeel zoals hierboven bedoeld, wordt verstaan het totaalbedrag van alle volgens de leaseovereenkomsten verschuldigde maandelijkse termijnen gedurende de looptijd van die overeenkomsten, althans tot het moment dat de overeenkomsten boetevrij beëindigd konden worden, te vermeerderen met de nog niet afgeloste delen van de hoofdsommen van de geldleningen en te verminderen met de opbrengsten van de geleasede effecten en met de aan [X c.s.] uitgekeerde dividenden.
 
5.15. De kantonrechter gaat er - mede op grond van de door [X c.s.] van de tussenpersoon ontvangen adviezen - vanuit dat [X c.s.] zich niet voor langere tijd aan de betaling van de maandtermijnen hebben willen binden, dan tot het moment dat de leaseovereenkomsten boetevrij tussentijds beëindigd konden worden. Deze termijn wordt door de rechtbank gemaximeerd tot 5 jaar na aanvang van de overeenkomsten, nu een langere termijn, bijzondere omstandigheden daargelaten, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaard kan worden.
 
5.16. De schatting en de toerekening van het nadeel aan ieder van partijen dienen plaats te vinden op basis van de specifieke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn met name van belang de persoonlijke en financiële situatie van [X c.s.] en de kennis en ervaring die bij [X c.s.], mede gelet op hun opleidingsniveau, op beleggingsgebied verondersteld mogen worden op het moment dat zij de leaseovereenkomsten aangingen. Ook andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen kan worden dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweest op de beslissing van [X c.s.] om de leaseovereenkomsten aan te gaan. Een van die omstandigheden is dat [X c.s.] in het algemeen ook een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de gevolgen van de keuze tot het aangaan van de leaseovereenkomsten.
 
5.17. De kantonrechter zoekt bij de toerekening van het nadeel aansluiting bij het hierna te bespreken categoraal model. In het model zijn beleggingservaring, opleidingsniveau, vermogen (eigen huis en de daarop drukkende hypotheekschuld tellen hiervoor niet mee) en inkomen van [X c.s.] als indicatieve factoren verwerkt. Het model werkt met bandbreedtes per categorie, die ingevuld kunnen worden al naar gelang het model in meer of mindere mate van toepassing is op de afnemer. Daarnaast laat het model ruimte voor afwijking naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid op grond van bijzondere omstandigheden in individuele gevallen, zowel van financiële aard als van persoonlijke aard, of bijvoorbeeld op grond van de wijze waarop de leaseovereenkomst tot stand is gekomen.
 
5.18. De nadelen van beide door [X c.s.] gesloten leaseovereenkomsten worden voor de toepassing van het model bij elkaar opgeteld.
 
5.19. Het model kent vier categorieën, waarbij Dexia de daarbij aangegeven percentages van het door de afnemer geleden nadeel dient te dragen. Voor zover de afnemer door hem verschuldigde termijnen of een restant hoofdsom nog niet heeft betaald, wordt hij gekweten voor die verplichtingen, behoudens tot het aan hem toe te rekenen percentage van het nadeel. Hierbij wordt opgemerkt dat de per categorie genoemde omstandigheden telkens cumulatief gelden, tenzij anders aangegeven. Voorts wordt vermeld dat onder netto gezinsinkomen mede wordt verstaan het inkomen van de echtgenoot dan wel de partner met wie de huishouding duurzaam wordt gedeeld.
 
Categorie-indeling
 
De hierna genoemde gegevens hebben betrekking op de situatie ten tijde van de totstandkoming van de leaseovereenkomsten.
 
Categorie 1: 75% tot 85% van het nadeel voor rekening van Dexia, en het resterend
percentage voor rekening van de afnemer. Deze categorie geldt voor afnemers die aan de
volgende voorwaarden voldoen:
geen enkele beleggingservaring
en geen of nagenoeg geen vermogen
en netto gezinsinkomen minder dan € 15.000,00 per jaar (€ 1.250,00 per maand)
en laag opleidingsniveau en geen voor beleggen relevante beroepservaring.
 
Categorie 2: 55% tot 65% van het nadeel voor rekening van Dexia, en het resterend
percentage voor rekening van de afnemer.
Dit is de categorie voor een ieder die niet onder één van de andere categorieën valt.
 
Categorie 3: 30% tot 40% van het nadeel voor rekening van Dexia, en het resterend
percentage voor rekening van de afnemer.
Deze categorie geldt voor afnemers die aan de volgende voorwaarden voldoen:
geen relevante beleggingservaring
en vermogen minimaal 1 x de leasesom
en/of een jaarlijks netto gezinsinkomen zowel meer dan € 15.000,00 als meer dan 2/3 deel
van de leasesom.
 
Categorie 4: 5% tot 15% van het nadeel voor rekening van Dexia en het resterend
percentage voor rekening van de afnemer. Deze categorie geldt voor afnemers die aan de
volgende voorwaarden voldoen:
redelijke beleggingservaring (open norm)
en vermogen minimaal 1 x de leasesom
en/of een jaarlijks netto gezinsinkomen zowel meer dan € 15.000,00 als meer dan 2/3 deel
van de leasesom.
 
5.20. In het onderhavige geval is onder meer van belang dat [X] ten tijde van het aangaan van de leaseovereenkomsten beleggingservaring had en dat hij is afgestudeerd als bedrijfseconoom. Daarbij zij ten overvloede vermeld dat [X] inmiddels samen met [X-NNNNN] een belastingadviesbureau heeft. Uit het dossier en uit hetgeen ter comparitie is besproken is naar voren gekomen dat [X] en [X-NNNNN] in onderling overleg tot het aangaan van de leaseovereenkomsten zijn overgegaan, zodat de bij [X] aanwezige kennis en ervaring in dit kader ook ten aanzien van [X-NNNNN] geldt. Verder is niet aannemelijk dat [X c.s.] bij het aangaan van de leaseovereenkomsten niet wisten dat deze overeenkomsten leaseproducten betroffen, waarmee belegd werd met geleend geld, temeer daar de uit hoofde van leaseovereenkomst II vooruitbetaalde rente door hen van de belasting is afgetrokken. Daarnaast dient mee te wegen dat [X c.s.] ook een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de gevolgen van hun keuze tot het aangaan van de leaseovereenkomsten. Niet is uit te sluiten dat de leaseovereenkomsten ook zouden zijn gesloten indien Dexia wel aan haar zorgplichten had voldaan.
 
5.21. Het voorgaande brengt de kantonrechter tot het oordeel dat in deze zaak naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid 55 % van het nadeel voor rekening van Dexia, en het resterende percentage voor rekening van [X c.s.] behoort te blijven.
 
5.22. Het totale nadeel uit de leaseovereenkomst I bedraagt € 19.250,23. Hiervan dient, gelet het in 5.21 genoemde percentage, een bedrag van € 8.662,60 voor rekening van [X] te blijven. Door [X] is in het kader van deze overeenkomst een bedrag van
€ 25.101,60 betaald. Dexia dient derhalve aan [X] te betalen een bedrag van € 11.150,89 zijnde het door [X] betaalde bedrag minus de ontvangen dividenden en minus het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van [X] dient te blijven. Voor wat betreft de uitgekeerde dividenden is hierbij het door Dexia opgegeven bedrag aangehouden, nu dit bedrag door [X] onvoldoende is betwist en in het kader van deze nadeelberekening tevens ten voordele van [X] meeweegt.
 
5.23. Het totale nadeel uit de leaseovereenkomst II bedraagt € 15.294,92. Hiervan dient, gelet het in 5.21 genoemde percentage, een bedrag van € 6.882,71 voor rekening van [X-NNNNN] te blijven. Door [X-NNNNN] is in het kader van de overeenkomst een bedrag van € 15.294,92 betaald. Dexia dient derhalve aan [X-NNNNN] te betalen een bedrag van € 8.412,21 zijnde het door [X-NNNNN] betaalde bedrag minus het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van [X-NNNNN] dient te blijven. In het kader van deze leaseovereenkomst zijn geen dividenden uitgekeerd.
 
5.24. Uit hoofde van leaseovereenkomst I zijn op 1 juni 2001 door [X] de eerste zestig termijnen (minus korting) ineens betaald. Verder zijn betreffende leaseovereenkomst
I geen betalingen verricht. De wettelijke rente over het door Dexia aan [X] te betalen bedrag zal worden toegekend vanaf deze betaaldatum.
Ten aanzien van leaseovereenkomst II geldt dat [X-NNNNN] de eerste zestig termijnen (minus korting) eveneens ineens heeft voldaan, en wel op 6 november 1999. Op 19 oktober 2004 heeft zij de door Dexia opgestelde eindafrekening voldaan. De wettelijke rente over het door Dexia aan [X-NNNNN] te betalen bedrag zal dan ook naar rato vanaf deze twee betaaldata worden toegekend.
 
5.25. Gelet op vorenstaande zal de vordering in reconventie worden afgewezen.
 
5.26. Gelet op de uitkomst van deze procedure wordt Dexia zowel in conventie als in reconventie veroordeeld in de kosten gevallen aan de zijde van [X c.s.]
 
5.27. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding.
 
BESLISSING
 
De kantonrechter:
 
in conventie
 
I.    veroordeelt Dexia om aan [X] te betalen een bedrag van €11.150,89, te vermeerderen met wettelijke rente daarover vanaf 1 juni 2001 tot aan de dag der voldoening;
 
II.   veroordeelt Dexia om aan [X-NNNNN] te betalen een bedrag van
€ 8.412,21, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 november 1999 over 71,2 % van € 8.412,21 en de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2004 over 28,8 % van €8.412,21;
 
in reconventie
 
III.  wijst de vordering af;
 
in conventie en reconventie
 
IV.   veroordeelt Dexia in de proceskosten gevallen aan de zijde van [X c.s.] tot op heden begroot op:
 
voor verschuldigd griffierecht:                          €     192,00
voor het exploot van de dagvaarding:                €      85,60
voor het salaris van de gemachtigde:                €     900,00
in totaal:                                                     €  1.177,60
 
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief BTW;
 
V.    wijst af het meer of anders gevorderde.
 
VI.   verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
 

Aldus gewezen door mr. M.S.F. Voskens, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 augustus 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL