Procedure
Het volgende processtuk is ingediend:
- de
dagvaarding van 7 april 2005, met producties.
Bij rolmededeling van 26 april 2005 is bepaald dat de
zaak zal worden aangehouden tot en met de rolzitting van 6 december 2005 in
verband met de bemiddeling door wijlen dr. W.F. Duisenberg.
Vervolgens zijn ingediend:
- de akte uitlating
aanhouding van [X c.s.];
- de akte van antwoord van Dexia.
Bij rolmededeling van 12 juli 2005 is bepaald dat wordt
voortgeprocedeerd.
Vervolgens is ingediend:
- de conclusie van
antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie van Dexia, met
producties.
Bij tussenvonnis van 11 oktober 2005 is
bepaald dat schriftelijk zal worden voortgeprocedeerd.
Vervolgens is ingediend:
- de conclusie van repliek
in conventie tevens houdende wijziging van eis en conclusie van antwoord in
reconventie van [X c.s.], met producties.
Op 20 december 2005 heeft Dexia bij akte schorsing van
de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade
(WCAM). Bij rolmededeling van 20 december 2005 is vastgesteld dat de procedure
is geschorst.
Na de zogenaamde WCAM-beschikking van 25 januari 2007
van het gerechtshof te Amsterdam hebben [X c.s.] een afschrift overlegd van de
opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW),
waarin zij verklaren niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn.
Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt
hervat.
Vervolgens zijn ingediend:
- de conclusie
dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie tevens akte
houdende vermeerdering van eis in reconventie van Dexia, met
procedures;
- de conclusie van dupliek in reconventie van [X
c.s.]
Bij tussenvonnis van 5 maart 2008 is bepaald dat ieder
van partijen nog bij akte nadere inlichtingen dienen te verstrekken. Hierop
hebben beide partijen een akte genomen met bewijsstukken.
[X c.s.] hebben hun eis verminderd. Dexia heeft haar eis
verminderd.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de
beslissing
1. Feiten
In conventie en in (voorwaardelijke)
reconventie
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene
titel van Bank Labouchere N.V (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van
Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede
begrepen.
1.2 X was bij het aangaan van de hierna nader aan
te duiden lease-overeenkomst gehuwd met Y. Zij verkeerden voorts in de volgende
omstandigheden:
X
Y
Leeftijd 34
34
Beroep programmeur
-
Opleiding MAVO
LHNO
Netto (gezins)inkomen per maand: circa €
3.066,19
Relevante beleggings- of beroepservaring: geen
Vermogen: geen, in
ieder geval minder dan na te noemen leasesom.
1.3 [X c.s.] hebben de volgende lease-overeenkomst
ondertekend waarop X als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere
(hierna: de lease-overeenkomst):
Nr. Contractnr.
Datum Naam van de
overeenkomst
Leasesom Maandtermijn
1
216987362 31.05.00 Capital Effect Maandbetaling
(240 mnd) € 27.218,40 € 113,41
1.4 De lease-overeenkomst is tot stand gekomen via
F.V. Spaaradviezen (hierna: de tussenpersoon).
1.5 Op 11 juli 2006 heeft Dexia een eindafrekening
opgesteld volgens welke X uit hoofde van de lease-overeenkomst nog verschuldigd
was € 2.517,67, welk bedrag [X c.s.] niet hebben betaald.
1.6 Voor wat betreft het in totaal aan Dexia
betaalde bedrag, het totaalbedrag aan ontvangen en/of verrekende dividenden en
andere gegevens per lease-overeenkomst wordt verwezen naar de aan dit vonnis
gehechte bijlage (hierna: de bijlage).
1.7 [X c.s.] hebben enig fiscaal voordeel genoten
als gevolg van de lease-overeenkomst.
2. Vorderingen [X c.s.] in
conventie
[X c.s.] vorderen, na wijziging van eis om bij vonnis,
voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. primair: voor recht te verklaren dat zij
rechtsgeldig de nietigheid van de lease- overeenkomst hebben ingeroepen wegens
het ontbreken van een vergunning op grond van de Wet op het Consumentenkrediet
aan de zijde van Dexia;
2. subsidiair: voor recht te verklaren dat de
lease-overeenkomst de lease-overeenkomst is vernietigd wegens dwaling
respectievelijk misbruik van omstandigheden;
3. meer subsidiair: voor
recht te verklaren dat de nietigheid van de lease-overeenkomst bij dagvaarding
wordt ingeroepen;
4. meer subsidiair: voor recht te verklaren dat
rechtsgeldig de nietigheid van de overeenkomst werd ingeroepen op grond van
artikel 3:40 lid 2 BW wegens het ontbreken van de Wte-vergunning aan de zijde
van de tussenpersoon.
5. meer subsidiair: voor recht te verklaren dat
rechtsgeldigheid de nietigheid van de overeenkomst werd ingeroepen op grond van
artikel 23 lid 1 Colportagewet;
6. meer subsidiair: indien Dexia de door
[X c.s.] in paragraaf 13 van de dagvaarding opgevraagde stukken niet overlegt,
de leaseovereenkomst op grond van het gestelde in paragraaf 10 van de conclusie
van repliek nimmer tot stand zijn gekomen;
7. meer subsidiair: indien
Dexia de door [X c.s.] in paragraaf 13 van de dagvaarding opgevraagde stukken
niet overlegt, de leaseovereenkomst op grond van het in paragraaf 10 van de
conclusie van repliek, nimmer zijn aangevangen dan wel nimmer tot stand zijn
gekomen;
8. op grond van hetgeen onder 1, 2, 3, 4, 5, of 7 is vermeld,
dan wel op grond van schending van de zorgplicht ontbonden, Dexia te veroordelen
tot vergoeding van het door [X c.s.] geleden nadeel, onder aftrek van de door
hen genoten voordelen zoals dividenden en overige voordelen, te vermeerderen met
de wettelijke rente vanaf de dag van betaling van de respectievelijke bedragen
door [X c.s.] aan Dexia tot aan de dag der algehele voldoening;
9. Dexia
te veroordelen tot ongedaanmaking van de registratie van de registratie van [X
c.s.] bij het BKR (de zogenaamde “A-codering”)
10. Dexia te veroordelen
tot betaling van de kosten van juridische bijstand en de kosten van dit
geding.
[X c.s.] hebben hun vordering als volgt nader
gespecificeerd:
Betaalde rente € -
6.350,96
---------------
Saldo
schade € - 6.350,96
3. Standpunten [X c.s.]
3.1. [X c.s.] legen aan hun vorderingen
hoofdzakelijk ten grondslag dat zij door toedoen van Dexia hebben gedwaald,
althans dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en),
en/of onrechtmatig heeft gehandeld. Daarnaast beroepen [X c.s.] zich erop dat
Dexia gehandeld heeft in strijd met een aantal andere door hem genoemde
wettelijke regelingen en/of met een aantal voor Dexia geldende normen en
criteria en dat de lease-overeenkomst als gevolg daarvan nietig, althans
vernietigbaar zou zijn, danwel dat Dexia daardoor onrechtmatig jegens hem heeft
gehandeld. [X c.s.] betwist voorts dat Dexia de leaseaandelen gekocht heeft. [X
c.s.] stellen dat als de aandelen niet feitelijk zijn gekocht, de restschuld
evenmin bestaat. Naar de mening van [X c.s.] zal Dexia stukken dienen te
overleggen die de werkelijke restschuld aantoont. Verder stellen [X c.s.] dat de
aandelen niet op hun naam zijn bijgeschreven, ten gevolge waarvan de
overeenkomst nimmer tot stand gekomen is.
3.2. Volgens [X c.s.] is Dexia aansprakelijk voor
de door hen geleden schade. De schade bestaat volgens [X c.s.] uit de door hem
gevorderde bedragen, waarbij [X c.s.] tevens aanspraak maken op
buitengerechtelijke kosten.
3.3. Volgens [X c.s.] is Dexia wettelijke rente
verschuldigd over alle betaalde bedragen ingaande de respectievelijke
betaaldata.
4. Standpunten Dexia
4.1. Dexia voert gemotiveerd verweer waarop, voor
zover nodig, hierna verder op in wordt gegaan.
5. Vorderingen Dexia in (voorwaardelijke)
reconventie
5.1. In onvoorwaardelijke reconventie vordert
Dexia, thans na wijziging van eis, [X c.s.] te veroordelen tot betaling van €
2.441,59, zijnde het resterende saldo van de door Dexia opgestelde
eindafrekening, vermeerderd met de rente en kosten, stellende dat [X c.s.] in
verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen uit de
lease-overeenkomst.
5.2. In voorwaardelijke reconventie, namelijk voor
het geval de in conventie ingestelde vordering tot vernietiging of ontbinding
van de lease-overeenkomst (geheel of gedeeltelijk) wordt toegewezen, vordert
Dexia [X c.s.] te veroordelen tot betaling van een bedrag gelijk aan het
verschil tussen de aankoopwaarde van de geleasete effecten en de waarde daarvan
op de datum van verkoop, althans van gehele of gedeeltelijke vernietiging of
ontbinding van de lease-overeenkomst. Dexia doet hierbij een beroep op artikel
6:278 BW.
6. Verweer in (voorwaardelijke)
reconventie
Onder verwijzing naar zijn stellingen in conventie
bestrijden [X c.s.] nog iets aan Dexia verschuldigd te zijn. Voorts bestrijdt
hij in voorwaardelijke reconventie dat artikel 6:278 BW van toepassing
is.
7. Beoordeling van de vorderingen in conventie
en (voorwaardelijke) reconventie
7.1. In het vonnis van deze rechtbank van 27 april
2007, LJN nummer BA 3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal
rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan van dit
geding met name van belang zijn:
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1);
strijd met de WCK
en/of andere wetten en regelingen (rov 8.3)
misleidende reclame (rov
8.4);
dwaling (rov 8.5);
aankoop effecten (rov 8.6);
toepasselijkheid
Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR), (rov 8.8);
nakoming zorgplicht
(rov 8.9);
verdeling van het nadeel (rov 9).
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis
van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt
afgeweken. De stellingen in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie zullen
zoveel mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dat
neer op het volgende.
Huurkoop; bevoegdheid en artikel
1:88/1:89
7.2. Een lease-overeenkomst als de onderhavige
wordt aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd (zie ook HR
28 maart 2008 LJN: BC2837).
Strijd met WCK en andere wetten en
regelingen
7.3. Dexia beschikte niet over een vergunning
krachtens de WCK, op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de
lease-overeenkomst is bepleit. Daarnaast wordt aangevoerd dat er sprake is van
nietigheid van de lease-overeenkomst, dan wel van een tekortkoming of
onrechtmatig handelen jegens [X c.s.] wegens strijd met andere wetten en
regelingen.
7.4. De toepasselijkheid van de WCK en de andere
door [X c.s.] genoemde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Ook
indien [X c.s.] zich terecht op die regelingen zouden beroepen, zouden de
gevolgen daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden
omtrent de door ieder van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de
betreffende overeenkomst, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig
beroep.
Misleidende reclame
7.5. [X c.s.] hebben nagelaten feitelijk en
concreet te stellen op welk reclamemateriaal van Dexia zij zich beroepen en/of
welke wijze zij hierdoor zijn misleid. De kantonrechter kan derhalve niet
beoordelen of er in dit geval sprake is geweest van misleidende reclame, reden
waarom aan dit beroep voorbij zal worden gegaan.
Dwaling
7.6. Uit de inhoud van de lease-overeenkomst en de
bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease hadden [X c.s.] kunnen en
moeten afleiden dat er sprake was van een lening met renteverplichtingen voor de
financiering van ten behoeve van hem gekochte effecten, en van een verplichting
tot het op enig moment voldoen van de hoofdsom. De lease-overeenkomst geeft
bovendien aan welke rente in rekening wordt gebracht en wat de totale leasesom
is. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [X c.s.] enig nader onderzoek mogen
worden verwacht. Voor zover [X c.s.] onder invloed van een onjuiste voorstelling
van zaken een overeenkomst zijn aangegaan, kan die onjuiste voorstelling
derhalve niet tot vernietiging van die overeenkomst wegens dwaling leiden. Ook
dit laat de zorgplicht van Dexia overigens onverlet.
Aankoop effecten
7.7. Er zijn onvoldoende redenen om te twijfelen
aan de feitelijke verwerving van de aandelen door Dexia. Het verwijt van [X
c.s.] dat Dexia de aandelen niet gekocht zou hebben, wordt derhalve
verworpen.
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht
Effectenverkeer (NR)
7.8. Dexia was bij het aanbieden van het
onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het
verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
Nakoming zorgplicht en toerekening van het
nadeel
7.9. [X c.s.] hebben Dexia verweten dat Dexia
jegens [X c.s.] de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen, onder meer
doordat Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico's van het
onderhavige product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende
gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had
haar afnemers op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De
brochures en folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke
waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op
andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Voorts is het niet
gebleken dat Dexia zich tenminste rekenschap heeft gegeven van de vraag of haar
(potentiële) wederpartij naar redelijke verwachting over voldoende
bestedingsruimte zou beschikken om aan de uit de lease-overeenkomst
voortvloeiende verplichtingen te kunnen voldoen. Dexia is derhalve aansprakelijk
voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige
gevolgen.
7.10. Op gronden als vermeld in het vonnis van 27
april 2007 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen
en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd in
evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan
[X c.s.] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit
overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van
31 maart
2006, RvdW 2006,328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden
gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en
billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de
persoonlijke omstandigheden van [X c.s.] die van invloed zijn op de
waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomsten tot stand zouden zijn
gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de
leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met
Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden
van [X c.s.] (bepalend voor de vraag of deze financiële risico's wenste te lopen
en in hoeverre dat verantwoord was), de beleggingsdoelstellingen en de kennis en
ervaring waarover [X c.s.] beschikte (zowel ten aanzien van beleggingen als
daarbuiten), één en ander ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten. Ook
andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen kan worden
dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweest op de beslissing van
[X c.s.] om de overeenkomst aan te gaan.
7.11. Voorts heeft
Dexia niet, althans niet in voldoende mate, voldaan aan de zorgplichten die
volgen uit het “know-your-customer”-beginsel. Op die grond moet worden
geconcludeerd dat de lease-overeenkomst nimmer tot stand hadden behoren te
komen, waardoor een direct causaal verband bestaat tussen deze tekortkomingen en
de door [X c.s.] geleden schade. De omstandigheden van het geval brengen (ook
hier) met zich mee dat een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor
rekening van [X c.s.] behoort te blijven. Daarbij dienen dezelfde maatstaven van
redelijkheid en billijkheid in acht te worden genomen als bij de hierna volgende
verdeling van de nadelige gevolgen van de lease-overeenkomst zullen worden
toegepast. De schending van de hier bedoelde zorgplichten zal hierna buiten
beschouwing blijven omdat het uiteindelijke resultaat daarvan niet anders is dan
het resultaat van de hierna toe te passen nadeelsverdeling.
7.12. Zoals nader is toegelicht in het vonnis van
27 april 2007 onderscheidt de kantonrechter voor de toerekening van het nadeel
aan ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van
afnemers. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor bij de feiten zijn
vermeld, is voor [X c.s.] categorie 3 van toepassing. Naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid dient 35% van het nadeel voor rekening van Dexia te
komen en het resterend percentage voor rekening van [X c.s.]. Bij de
vaststelling van dit percentage is tevens rekening gehouden met het fiscaal
voordeel en de te verrekenen dividendbelasting.
7.13. In het voetspoor van het vonnis van deze
rechtbank van 27 april 2007 gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke
behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel uit van
een fictieve looptijd van 60 maanden, nu een langere termijn naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid niet aanvaard kan worden. Hieruit volgt dat
termijnbetalingsverplichtingen, die eventueel na deze 60 maanden resteren, niet
tot het nadeel zullen worden gerekend. In het onderhavige geval komt het nadeel
per lease-overeenkomst neer op het bedrag dat in de bijlage achter het
contrctnummer van de betreffende overeenkomst onder ‘in aanmerking te nemen
termijnen’ staat vermeld, te vermeerderen met het daarachter onder ‘restant
hoofdsom’ vermelde restant van de hoofdsom van de geldlening en te verminderen
met de vervolgens onder ‘waarde/opbrengst’ vermelde opbrengst/waarde van de
geleasete effecten alsmede met het onder ‘dividenden’ vermelde bedrag wegens in
verband met die overeenkomst ontvangen en (eventueel) verrekende
dividenden.
7.14. Het totale nadeel per overeenkomst bedraagt
derhalve het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van de
betreffende overeenkomst onder 'totaal nadeel' staat vermeld. Hiervan dient
gelet op het in 7.12 genoemde percentage, een bedrag voor rekening
van [X
c.s.] te blijven gelijk aan het daarachter onder 'voor rekening afnemer'
genoemde bedrag.
7.15. Door [X c.s.] is in het kader van de
lease-overeenkomst(en) een bedrag betaald gelijk aan het achter het
contractnummer van de betreffende overeenkomst onder 'betaald' vermelde bedrag.
Hierop dienen in mindering te worden gebracht de ontvangen dividenden als
vermeld onder 'ontvangen dividenden' en het hiervoor berekende bedrag dat voor
rekening van [X c.s.] dient te blijven, zodat Dexia per saldo aan [X c.s.] dient
te voldoen het per overeenkomst onder 'te ontvangen' vermelde
bedrag.
Wettelijke rente
7.15. Met betrekking tot de wettelijke rente heeft
Dexia nog aangevoerd dat zij eerst in verzuim heeft kunnen geraken na in gebreke
te zijn gesteld. De kantonrechter kan Dexia hierin niet volgen. Immers, Dexia
heeft de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de
totstandkoming van de leaseovereenkomsten, nadien niet meer deugdelijk kunnen
nakomen. In die zin - en ook overigens - is voor het intreden van verzuim niet
vereist dat Dexia in gebreke is gesteld. Aangezien voorts het als gevolg van de
schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane
betalingen, dient voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente
re worden uitgegaan van de data waarop [X c.s.] haar betalingen aan Dexia heeft
verricht (zie in deze zin het gerechtshof te Amsterdam, 24 mei 2007. LJN:
BA5684). Hierbij dient tevens in ogenschouw te worden genomen dat het in dit
verband in aanmerking te nemen nadeel niet alleen bestaat uit door [X c.s.]
betaalde termijnen, maar ook uit nog verschuldigde doch niet betaalde termijnen
en restschuld. Dit brengt mee dat de betalingen van [X c.s.] niet geheel, maar
voor een deel in aanmerking worden genomen. Met in aanmerking te nemen deel is
een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dal [X c.s.] dient
terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat [X c.s.] ter zake van de
leaseovereenkomst aan Dexia heeft betaald. De aldus voor de berekening van de
wettelijke rente in aanmerking te nemen hoofdsom is te stellen op het op de
bijlage achter de betreffende overeenkomst onder ‘% rente’ vermelde percentage
van de termijnen, telkens vanaf hun betaaldata.
Ontbinding
7.16. De door [X
c.s.] gevorderde ontbinding van de lease-overeenkomst wordt afgewezen. Nog
daargelaten of het schenden van de zorgplicht door Dexia in de precontractuele
fase als een (voor)contractuele tekortkoming kan worden geduid, zullen de
gevolgen van zodanige ontbinding eveneens naar maatstaven van redelijkheid en
billijkheid bepaald dienen te worden en zal de beslissing daaromtrent niet tot
een ander resultaat leiden dan waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is
beslist. [X c.s.] heeft derhalve bij deze vordering geen belang.
Schadevergoeding
7.17. De
overigens door [X c.s.] gevorderde schadevergoeding en kosten, althans
verwijzing naarde schadestaatproccdure. wordt afgewezen. De in verband daarmee
gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor [X
c.s.] daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de
verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen
partijen hebben te gelden.
Buitengerechtelijke kosten
7.18. De gevorderde buitengerechtelijke kosten
worden afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn
verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de
zaak.
BKR-registratie
7.19. Nu [X
c.s.] ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer zal
hebben, zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen
voor het geval nog geen afmelding door Dexia heeft plaatsgevonden, met dien
verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de
termijn waarbinnen Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal
worden gesteld op tien dagen na betekening van het in deze te wijzen
vonnis.
7.20. De overige stellingen van partijen in
conventie behoeven geen behandeling meer.
Vordering in (voorwaardelijke)
reconventie
7.21. Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia
onvoorwaardelijk ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen.
De in verband daarmee gestelde gronden, feiten en omstandigheden zijn
verdisconteerd in het oordeel in conventie omtrent de verplichtingen die naar
maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te
gelden.
7.22. De door Dexia voorwaardelijk ingestelde
reconventionele vordering zal niet worden behandeld omdat de voorwaarde
waaronder deze is ingesteld niet is vervuld.
Proceskosten
7.23. Gelet op de uitslag van de procedure in
conventie en in (voorwaardelijke) reconventie dient Dexia te worden veroordeeld
in de kosten van het geding in conventie en in (voorwaardelijke)
reconventie.
Uitvoerbaar bij voorraad
7.24. Er is bij afweging van de belangen van beide
partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet
uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Tot slot
7.25. Nadat aan dit vonnis is
voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de
onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de
lease-overeenkomst gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
Beslissing
De kantonrechter:
in conventie
I. veroordeeld Dexia om aan [X c.s.] te betalen €
3.080,40, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over 50,14% van elke
maandelijkse betaling van € 113,41 vanaf de respectievelijke betaaldata tot aan
de dag der algehele voldoening;
II. veroordeeld Dexia in de kosten van de
procedure, aan de zijde van [X c.s.] gevallen, tot op heden begroot op:
voor
verschuldigd griffierecht
€ 20,60
voor het exploot van dagvaarding
€ 17,12
voor salaris van
gemachtigde €
500,00
totaal €
537,72
III. veroordeeld Dexia om binnen tien dagen na
betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat
[X c.s.] geen verplichtingen uit de lease-overeenkomst meer heeft, op straffe
van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling
voldoet tot een maximum van € 10.000,00;
IV. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij
voorraad;
V. wijst af het meer of anders
gevorderde;
in reconventie
VI. wijst de vordering af;
VII. veroordeeld Dexia in de kosten van de
procedure aan de zijde van eisers gevallen tot op heden begroot op
nihil.
Aldus gewezen door mr. O.J. van Leeuwen, kantonrechter,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 mei 2008 in tegenwoordigheid
van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL