Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rol- en zaaksnummer. 848896
DX
F.XPL 07-673
Vonnis van 7 mei 2008
F.no.: 596
Vonnis van de
kantonrechter
inzake
[X]
wonende te
[woonplaats],
eiseres,
nader te noemen [X],
gemachtigde: mr, G. van
Dijk (Leaseproces),
tegen
de naamloze vennootschap DEXIA BANK
NEDERLAND N.V.
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te
noemen Dexia,
gemachtigde; mr. G.P. Roth.
Procedure
Het volgende processtuk is
ingediend:
- de
dagvaarding van 16 augustus 2005, met producties.
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de
procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM).
Bij rolmededeling van 17 maart 2006 is vastgesteld dat de procedure is
geschorst.
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari
2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [X] de opt-out verklaring als
bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) afgelegd, waarin zij
verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar
aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt
hervat.
Vervolgens is
ingediend:
- de conclusie van antwoord, met
producties.
Bij tussenvonnis van 27 februari 2008 is een
comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 2 april 2008.
Voorafgaand aan deze comparitie is op 19 maart
2008 ter griffie van deze rechtbank, sector kanton een akte uitlating na
tussenvonnis van de zijde van [X] ingekomen en zijn door Dexia per faxbericht
van 18 maart 2008 aanvullende stukken ingediend. Ter comparitie heeft [X]
afschriften overgelegd van inkomensverklaringen van de Belastingdienst over het
jaar 1998 van zowel [X] als van echtgenoot. Deze stukken behoren alle tot de
gedingstukken.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de
beslissing
1.
Feiten
In conventie en reconventie
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat
vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder
algemene titel van Legio Lease B.V. (hierna: Legio Lease). Waar hierna sprake is
van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede
begrepen.
1.2. [X] was ten tijde van het aangaan van
de hieronder bedoelde overeenkomst gehuwd en verkeerde in de volgende
omstandigheden:
[X]
echtgenoot
Geboortejaar: 1947
1943
Beroep:
pedicure
schipper
Opleiding:
MULO
MBO
Netto gezinsinkomen: circa € 25.691,00 per jaar
(€ 2.140,00 per maand) Relevante beleggings- of beroepservaring:
geen
1.3. [X] heeft de volgende
lease-overeenkomst ondertekend waarop zij als lessee stond vermeld, met als
wederpartij Legio Lease (hierna: de leaseovereenkomst):
Contractnr. Datum Naam van
de Looptijd
Leasesom
Maand-
overeenkomst in maanden
termijn
37005054 14.07.1998 Spaarleasen
180 fl.
36.291,60 fl. 201,62
(€ 16.468.41) (€ 91.49)
Op de lease-overeenkomst zijn de Bijzondere
Voorwaarden Effecten Lease van toepassing. Als aanvulling op de
lease-overeenkomst heeft [X] op 11 mei 1999 een zogenoemde Winst Verbeteraar
ondertekend waarmee het aandelenpakket van de leaseovereenkomst werd uitgebreid
en verhoogd.
1.4. Op 9 juni 2005 heeft Dexia een
eindafrekening opgesteld met een positief saldo van € 899.20. Dit bedrag is door
Dexia aan [X] betaald.
1.5. Voor wat betreft het in totaal aan
Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan
ontvangen en/of verrekende
dividenden en andere gegevens van de lease-overeenkomst wordt verwezen naar de
aan dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage).
1.6. [X] heeft fiscaal voordeel genoten als
gevolg van de leaseovereenkomst.
2. Vorderingen
[X]
[X] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk
uitvoerbaar bij voorraad:
1. Te verklaren voor recht dat
[X] recht heeft op terugbetaling van al hetgeen zij in het kader van onderhavige
contract aan Dexia heeft betaald, en wel op grond van vernietiging wegens strijd
met de Wet op het Consumentenkrediet en/of dwaling en/of misbruik van
omstandigheden, althans op grond van ontbinding wegens
wanprestatie:
2. Voor het geval de nietigheid
of ontbinding van het contract niet wordt uitgesproken: te verklaren voor recht
dat Dexia onrechtmatig jegens [X] gehandeld heeft en/of tekort is geschoten in
de zorgvuldigheid en zorgplicht die zij zowel uit redelijkheid en billijkheid
als uit de wet als uit contract jegens [X] had moeten betrachten en dat zij
daarom geen aanspraak kan maken op betaling door [X] van de door haar gevorderde
restschuld en dat zij gehouden is alle door [X] aan haar betaalde bedragen te
restitueren, vermeerderd met de wettelijke rente over die betalingen vanaf de
dag van de betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling door
Dexia;
3. Dexia te veroordelen tot
terugbetaling aan [X] van € 7.044,73 te vermeerderen met de wettelijke rente
over dit bedrag, althans de som van alle door [X] aan Dexia betaalde bedragen,
te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de dag van de
betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling door Dexia:
4. Dexia te bevelen om binnen
twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te bewerkstelligen
dat de registratie van [X] bij het BKR te Tiel, althans de aan die registratie
gekoppelde achterstandscodering, ongedaan wordt gemaakt, zulks op straffe van
een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft met
een maximum van € 20.000,-;
5. Dexia te veroordelen tot
betaling van [X] werkelijke proceskosten, te weten het vaste bedrag van € 895,-
alsmede 15% over de door Dexia aan [X] terug te betalen bedragen en 15% over de
door Dexia gevorderde bedragen die [X] na de uitspraak in deze zaak niet meer
zal hoeven te betalen, althans tot betaling van de door de rechtbank in goede
justitie vast te stellen proceskosten.
3. Standpunten
[X]
3.1. [X] legt aan haar vorderingen
hoofdzakelijk ten grondslag dat zij door toedoen van Dexia heeft gedwaald, dat
er sprake is geweest van misbruik van omstandigheden, althans dat Dexia tekort
is geschoten in de nakoming van haar zorgplichten), als ook dat Dexia gehandeld
heeft in strijd met de Wet op het Consumentenkrediet (WCK). Als gevolg hiervan
is de lease-overeenkomst nietig, althans vernietigbaar, althans is de
lease-overeenkomst op grond van wanprestatie ontbonden. Voorts stelt [X] dat er
sprake is geweest van misleidende reclame.
3.2. Volgens [X] is Dexia aansprakelijk
voor de door haar geleden schade. De schade bestaat volgens [X] uit de door haar
gevorderde bedragen, waarbij [X] tevens aanspraak maakt op buitengerechtelijke
kosten.
3.3. Volgens [X] is Dexia wettelijke rente
verschuldigd over alle betaalde bedragen vanaf de diverse
betaaldata.
4. Standpunten
Dexia
4.1. Dexia betwist dat de
lease-overeenkomst door dwaling tot stand is gekomen, dat er sprake is geweest
van misbruik van omstandigheden en/of misleidende reclame, dan wel dat zij
tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en). Volgens Dexia
beschikte [X] bij het aangaan van de lease-overeenkomst over alle relevante
informatie. Ook betwist Dexia dat de lease-overeenkomst onder het bereik van de
WCK valt, zodat zij ook niet gehouden was de in de WCK opgenomen bepalingen in
acht te nemen. Tenslotte betwist Dexia de schade, althans betwist zij daarvoor
aansprakelijk te zijn.
5. Beoordeling van de
vorderingen in conventie en in reconventie
5.1. In het vonnis van deze rechtbank van
27 april 2007, LJN: BA 3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal
rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit
geding met name van belang zijn:
strijd met WCK en/of andere wetten en
regelingen (rov 8.3);
misleidende reclame (rov 8.4);
dwaling (rov
8.5);
toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR) (rov
8.8);
nakoming zorgplicht (rov 8.9);
verdeling van het nadeel (rov
9).
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het
vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan hierna niet
wordt afgeweken. In het onderhavige geval komt dat neer op het
volgende.
Strijd met WCK en/of andere wetten en
regelingen
5.2. Dexia beschikte niet over een
vergunning krachtens de WCK. op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de
lease-overeenkomst is bepleit.
5.3. De toepasselijkheid van de WCK kan in
het midden blijven. Ook indien [X] zich terecht op de WCK zou beroepen, zouden
de gevolgen daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden
omtrent de door ieder van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de
betreffende lease-overeenkomst dan zou hebben te gelden zonder een zodanig
beroep.
Misleidende reclame
5.4. [X] heeft nagelaten feitelijk en concreet te
stellen op welk reclamemateriaal van Dexia zij zich beroept en/of op welke wijze
zij hierdoor is misleid. De kantonrechter kan derhalve niet beoordelen of er in
dit geval sprake is geweest van misleidende reclame, reden waarom aan dit beroep
voorbij zal worden gegaan.
Misbruik van omstandigheden
5.5. De kantonrechter verwerpt het beroep van [X]
op misbruik van omstandigheden. [X] heeft in het onderhavige geval onvoldoende
concrete feiten en omstandigheden naar voren gebracht die leiden tot het oordeel
dat Dexia, had moeten weten of begrijpen dat [X] door bijzondere omstandigheden
(zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand
of onervarenheid) bewogen werd tot het aangaan van de lease-overeenkomst, en
Dexia het tot stand komen daarvan heeft bevorderd, ofschoon hetgeen Dexia wist
of moest begrijpen zichzelf daarvan hadden behoren te weerhouden.
Dwaling
5.6. Uit de inhoud van de lease-overeenkomst en de
bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease had [X] kunnen en moeten
afleiden dat sprake was van een lening met renteverplichtingen voor de
financiering van ten behoeve van haar gekochte effecten, en van een verplichting
tot het op enig moment voldoen van het aankoopbedrag. De lease-overeenkomst
geeft bovendien aan welke rente in rekening wordt gebracht en wat de totale
leasesom is. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [X] enig nader onderzoek mogen
worden verwacht. Voor zover [X] onder invloed van een onjuiste voorstelling van
zaken een overeenkomst is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet
tot vernietiging van die overeenkomst wegens dwaling leiden. Ook dit laat de
zorgplicht van Dexia overigens onverlet.
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht
Effectenverkeer (NR)
5.7. Dexia was bij het aanbieden van het
onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het
verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
Nakoming zorgplicht en toerekening van het
nadeel
5.8. [X] verwijt Dexia dat Dexia te haren opzichte
de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat Dexia niet
of niet voldoende gewezen heeft op de risico's van het onderhavige product. Het
verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende
feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers op niet mis
te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De brochures en folders waar
Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia
is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze
informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de
als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
5.9. Op gronden als vermeld in het vonnis van 27
april 2007 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen
en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd in
evenredigheid met de. op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan
[X] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit
overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart
2006. RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden
gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en
billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de
persoonlijke omstandigheden van [X] die van invloed zijn op de
waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomst tot stand zou zijn gekomen
indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom
en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia.
Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van
[X] (bepalend voor de vraag of zij financiële risico's wenste te lopen en in
hoeverre dat verantwoord was), de beleggingsdoelstellingen en de kennis en
ervaring waarover [X] beschikte (zowel ten aanzien van beleggingen als
daarbuiten), een en ander ten tijde van het aangaan van de
overeenkomst.
5.10. Voorts heeft Dexia niet, althans niet in voldoende
mate, voldaan aan de zorgplichten die volgen uit het
"know-your-customer-beginsel", nu onder meer niet is gebleken dat Dexia
zich tenminste rekenschap heeft gegeven van de vraag of haar (potentiële)
wederpartij naar redelijke verwachting over voldoende bestedingsruimte zou
beschikken om aan de uit de lease-overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te
kunnen voldoen. Op die grond moet worden geconcludeerd dat de lease-overeenkomst
nimmer tot stand had behoren te komen, waardoor er een direct causaal verband
bestaat tussen deze tekortkoming en de door [X] geleden schade. De
omstandigheden van het geval brengt (ook hier) met zich dat een deel van die
schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van [X] behoort te blijven.
Daarbij dienen dezelfde maatstaven van redelijkheid en billijkheid in acht te
worden genomen als bij de hierna volgende verdeling van de nadelige gevolgen van
de lease-overeenkomst zullen worden toegepast. De schending van de hier bedoelde
zorgplichten zal hierna buiten beschouwing blijven omdat het uiteindelijke
resultaat daarvan niet anders is dan het resultaat van de hierna toe te passen
nadeelsverdeling.
5.11. Zoals nader is toegelicht in het vonnis van 27
april 2007 onderscheidt de kantonrechter voor de toerekening van het nadeel aan
ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van
afnemers. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1.2 bij de
feiten zijn vermeld, is voor [X] categorie 3 van toepassing. Het netto
gezinsinkomen van [X] bedroeg ten tijde van het aangaan van de
lease-overeenkomst € 25.691,00 per jaar, hetgeen meer is dan 2/3 van de leasesom
van de lease-overeenkomst. Hoewel de hoogte van het vermogen van [X] ten tijde
van het aangaan van de lease-overeenkomst niet vast is komen te staan, is deze
vaststelling gezien voornoemde niet van belang nu het niet tot een andere
categorie-indeling zal leiden. Een en ander betekent dat naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid 35% van het nadeel voor rekening van Dexia dient te
komen en 65% voor rekening van [X] komt. Bij de vaststelling van dit percentage
is tevens rekening gehouden met het fiscaal voordeel en de te verrekenen
dividendbelasting.
5.12. In het voetspoor van het vonnis van deze rechtbank
van 27 april 2007 gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke behandeling
van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel uit van een fictieve
looptijd van 60 maanden. Echter, nu [X] na 60 maanden is blijven betalen, zou de
berekening van het nadeel op 60 maanden ertoe leiden dat [X] in een nadeligere
positie zou komen dan wanneer het nadeel wordt berekend op het moment van
daadwerkelijke beëindiging van de lease-overeenkomst. Nu het niet billijk is dat
[X] wordt gedupeerd door haar betalingsgedrag na 60 maanden, wordt het nadeel in
deze zaak berekend op het moment van het feitelijke einde van de
lease-overeenkomst.
5.13. Het totale nadeel van de lease-overeenkomst
bedraagt derhalve het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van de
betreffende overeenkomst onder 'totaal nadeel' staat vermeld. Hiervan dient,
gelet op het in 5.11 vermelde percentage, een bedrag voor rekening van [X] te
blijven gelijk aan het daarachter onder "voor rekening afnemer* genoemde
bedrag.
5.14. Door [X] is in het kader van de lease-overeenkomst
een bedrag betaald gelijk aan het onder 'betaald' vermelde bedrag. Hierop dienen
in mindering te worden gebracht de ontvangen dividenden en overige uitkeringen
als vermeld onder 'ontvangen dividenden' en het hiervoor berekende bedrag dat
voor rekening van [X] dient te blijven, zodat Dexia per saldo aan [X] dient te
voldoen het onder 'te ontvangen' vermelde bedrag van € 1.411,16.
Wettelijke rente
5.15. Met betrekking tot de wettelijke rente heeft Dexia
nog aangevoerd dat zij eerst in verzuim heeft kunnen geraken na in gebreke te
zijn gesteld. De kantonrechter volgt Dexia hierin niet. Immers, Dexia heeft de
op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de totstandkoming van de
lease-overeenkomst, nadien niet meer deugdelijk kunnen nakomen. In die zin - en
ook overigens - is voor het intreden van verzuim niet vereist dat Dexia in
gebreke is gesteld. Aangezien voorts het als gevolg van de schending van de
zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane betalingen, dient
voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente telkens te worden
uitgegaan van de data waarop [X] haar betalingen aan Dexia heeft verricht (zie
in deze zin hof te Amsterdam 24 mei 2007, LJN: BA5684). Tevens dient in
ogenschouw te worden genomen dat hetgeen [X] terug zal ontvangen aan alle door
haar verrichte betalingen wordt toegerekend. Dit brengt mee dat de betalingen
van [X] voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar voor een
deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is een breuk,
waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [X] dient terug te ontvangen
en de noemer door het bedrag dat [X] ter zake van de leaseovereenkomst aan Dexia
heeft betaald. De aldus voor de berekening van de wettelijke rente in aanmerking
te nemen hoofdsom is te stellen op het op de bijlage onder "% rente" vermelde
percentage van de termijnen, telkens vanaf hun betaaldata.
Verklaring voor recht
5.16. Voor zover de vordering van [X] is gericht op een
verklaring voor recht wordt deze afgewezen, omdat hij daarbij, gelet op het
voorgaande, geen belang meer heeft.
Buitengerechtelijke kosten
5.17. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden
afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn verricht
anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de
zaak.
BKR-registratie
5.18. Nu [X] ingevolge dit vonnis geen
betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft, zal de vordering met betrekking
tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde
dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de termijn waarbinnen Dexia aan
haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen na
betekening van dit vonnis.
Overige stellingen
5.19. De overige stellingen van partijen behoeven geen
behandeling meer.
Proceskosten
5.20. Gelet op de uitslag van de procedure dient Dexia
te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.21. Er is bij afweging van de belangen van beide
partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet
uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Tot slot
5.22. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen
geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige
rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de lease-overeenkomst
gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
Beslissing
De kantonrechter:
I. veroordeelt Dexia om aan [X] te
betalen € 1.411,16, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend
over € 18,30 van iedere door [X] uit hoofde van de lease-overeenkomst
verrichte betaling, telkens vanaf de respectievelijke betaaldata tot aan de dag
der algehele voldoening;
II. veroordeelt Dexia in de kosten van de
procedure, aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op:
voor
verschuldigd
griffierecht
€ 192,00
voor salaris van
gemachtigde
€
375,00
totaal
€ 567,00
III. veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na
betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat
[X] geen verplichtingen uit de lease-overeenkomst meer heeft, op straffe van een
dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet
tot een maximum van
f 10.000,00;
IV. verklaart deze veroordelingen
uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst af het meer en anders
gevorderde;
Aldus gewezen door mr. W.A.J.P. van den Reek,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 mei 2008 in
tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL