Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton Locatie Amsterdam
 
Rolnummer: DX 07-1187
Vonnis van: 5 december 2007
F.no.: 605
 
Vonnis van de kantonrechter
 
i n z a k e
 
[X],
nader te noemen [X],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. G. Van Dijk,
 
t e g e n
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: mr. S.M.E. Hirdes.
 
Procedure

De volgende processtukken zijn ingediend:
-  de dagvaarding van 10 april 2007, met producties.
-  de conclusie van antwoord van Dexia, met producties.
Bij tussenvonnis van 18 juli 2007 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 24
oktober 2007.
Van hetgeen besproken is ter comparitie is proces-verbaal gemaakt,
Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [X] per brief van 9 oktober 2007 en door
Dexia per brief van 11 oktober 2007 aanvullende stukken ingediend.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
 

Gronden van de beslissing
 
Indeling van het vonnis
 
Het vonnis heeft de volgende onderdelen:
1.        Feiten
2.        Vorderingen [X]
3.        Standpunten [X]
4.        Standpunten Dexia
5.        Beoordeling van de vorderingen.
 
1.    Feiten
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
1.1.  Dexia is de reehtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N. V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangsler(s) daaronder mede begrepen.
 
1.2.  Op of omstreeks 7 april 2000 heeft [X] een leaseovereenkomst ondertekend met de naam Capital Effect Maandbetaling waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna: de leaseovereenkomst). Deze overeenkomst, die tot sland is gekomen via Spaar Select B. V., is aangegaan onder nummer 21684229 voor een periode van 240 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 70.207,38 aandelen least en dat [X] 240 maandelijkse termijnen van telkens € 748,69 verschuldigd was. De totale leasesom beliep € 179.685,60 waarin begrepen € 109.478,22 rente. Per 11 april 2005 is deze overeenkomst op verzoek van [X] door Dexia beëindigd.
 
1.3.  Met het oog op de voldoening van de maandtermijnen van de leaseovereenkomst heeft [X] via Spaar Select B.V. (hierna Spaar Select) een "Aanvraagformulier Depot Aandelenlease" bij Dexia ingediend voor een storting van een depot groot € 36.302,42. Dit depot is door [X] gefinancierd met een tweede hypotheek op de overwaarde van zijn woning. Van het gedeponeerde bedrag zijn participaties gekocht in Labouchere Global Aandelenfonds N.V.
Na 22 betaalde termijnen bleek het saldo van het depot dusdanig te zijn geslonken dat [X] op aanbod en advies van Spaar Select besloot om de leaseovereenkomst tot de minimale looptijd van 60 maanden vooruit te betalen. Hiertoe heeft [X] op 21 februari 2002 aan Dexia een bedrag van € 19.465,94 overgemaakt. Van dat bedrag had [X] € 9.905,90 opgenomen van zijn hypothecair krediet en de resterende € 9.560,04 heeft [X] kunnen financieren door de aandelen op de depotrekening te verkopen. Het resterende saldo van het depot (€ 2,14) is per 9 november 2006 afgeboekt.
 
1.4.  [X] verkeerde bij het aangaan van de leaseovereenkomsten in de volgende omstandigheden: hij was 42 jaar oud, gehuwd, had twee thuiswonende kinderen en hij was van beroep vrachtwagenchauffeur. Hij had een LBO opleiding genoten. Het netto inkomen van [X] bedroeg circa € 1.530,- per maand en de overige gezinsleden hadden geen inkomsten. Voor het sluiten van de leaseovereenkomst bedroegen de vaste maandlasten van [X] circa € 600,-. De huidige vaste maandlasten bedragen circa € 1.200,-.
 
1.5.  [X] heeft ter zake van deze leaseo vereen komst aan Dexia betaald:
- 22 maandelijkse termijnen tot een totaalbedrag van € 16.471,18, welke allemaal ten laste van het depot betaald zijn en vervolgens nog bij vooruitbetaling ineens een bedrag van 6
19.465,94, waarvan € 9.560,04 uit het depot en € 9.905,90 uit een hypothecair krediet van [X];
-  op 26 april 2005 een bedrag van € 9.381,84 ter zake van de hierna genoemde eindafrekening.
 
1.6.  Op 11 april 2005 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld van de leaseovereenkomst volgens welke [X] nog verschuldigd is € 9.381,84 aan restant hoofdsom en waaruit de verkoopopbrengst van de effecten blijkt van 6 54.709,56.
 
1.7.  [X] heeft uit hoofde van de leaseovereenkomst € 8.616,90 aan dividenden ontvangen.
 
1.8.  Bij brief van 18 april 2005 heeft [X] met een beroep op strijd met de WCK, schending van de zorgplicht en misleiding de nietigheid ingeroepen van de leaseovereenkomst, althans vernietiging in rechte aangekondigd, en terugbetaling gevorderd op een termijn van 7 dagen.
 
2.    Vorderingen [X]
 
[X] vordert:
- een verklaring voor recht dat de leaseovereenkomst, het depot daarbij inbegrepen, is vernietigd wegens dwaling of misbruik van omstandigheden:
- althans een verklaring voor recht dat Dexia haar contractuele en wettelijke zorgplicht jegens [X] heeft geschonden, zodat de leaseovereenkomst op die grond terecht door [X] is ontbonden;
- Dexia te veroordelen tot betaling van € 54.740,25, bestaande uit de inleg, het verlies uit depot en de restschuld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag der algehele voldoening;
- Dexia te veroordelen tot betaling van € 13.487,16 bestaande uit de schadeposten betreffende de hypotheek en alle daarmee verband houdende kosten;
- Dexia te veroordelen tot betaling van de proceskosten van [X], te weten het vaste bedrag van € 895,- alsmede 15% over de door Dexia aan [X] terug te betalen bedragen plus de nakosten, althans tot betaling van de door de rechtbank in goede justitie vast te stellen proceskosten.
- Dexia te gelasten om te bewerkstelligen dat de kredietregistratie bij het BKR wordt doorgehaald, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000,-.
 
3.    Standpunten [X]
 
3.1.  [X] legt hoofdzakelijk aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij door toedoen van Dexia heeft gedwaald, althans dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplichten), en/of onrechtmatig heeft gehandeld. Daarnaast heeft [X] zich er op beroepen dat Dexia gehandeld heeft in strijd met een aantal andere door hem genoemde wettelijke regelingen en/of met een aantal voor Dexia geldende normen en criteria en dat de leaseovereenkomst als gevolg daarvan nietig zou zijn, dan wel dat Dexia daardoor onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. [X] telt tenslotte dat Dexia aansprakelijk is voor de gedragingen van Spaar Select B.V. bij de totstandkoming van de overeenkomst.
3.2.  Volgens [X] is Dexia aansprakelijk voor de door hem geleden schade. De schade bestaat volgens [X] uit alle financiële gevolgen van het aangaan van de leaseovereenkomst en daarmee samenhangende overeenkomst(en), althans uit de reeds door hem betaalde bedragen, waarbij [X] tevens aanspraak maakt op buitengerechtelijke kosten.
 
4.    Standpunten Dexia
 
4.1.  Dexia betwist de vorderingen van [X] en voert - kort gezegd - aan dat de leaseovereenkomst niet door dwaling tot stand is gekomen. Voorts betwist Dexia dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplichten of dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld. Volgens Dexia beschikte [X] bij het aangaan van de overeenkomst over alle relevante informatie. Dexia betwist aansprakelijk te zijn voor het handelen of nalaten van de tussenpersoon. Ook betwist Dexia dat zij de bepalingen - voor zover van toepassing - van de door [X] genoemde wetten en regelingen niet in acht zou hebben genomen.
 
4.2.  Tenslotte betwist Dexia de schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn.
 
5.    Beoordeling van de vorderingen
 
5.1.  In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA3920, is in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en zijn beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:
omschrijving van de risico's van de depotconstructies zoals de onderhavige (rov 7.2 - 7.5)
dwaling (rov 8.5);
aansprakelijkheid voor tussenpersonen (rov 8.7);
toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR), (rov 8.8);
nakoming zorgplicht (rov 8.9);
verdeling van het nadeel (rov 9);
uitvoerbaarverklaring bij voorraad (rov 10.17)
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dat neer op het volgende.
 
Aansprakelijkheid voor tussenpersonen
 
5.1.  Een effecteninstelling is aansprakelijk voor gedragingen van een tussenpersoon, door wiens toedoen één of meer overeenkomsten als de onderhavige tot stand zijn gekomen. Het verweer van Dexia dat dit anders is wordt derhalve verworpen.
 
Dwaling
 
5.2.  [X] heeft uit de van Dexia c.q. van de tussenpersoon ontvangen adviezen moeten en kunnen afleiden dat het depot aangewend zou worden om te beleggen in een (effecten)fonds. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [X] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover [X] de depotbelegging onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging van de leaseovereenkomst wegens dwaling leiden. Dat Iaat de zorgplicht die Dexia overigens had en die hierna aan de orde komt, onverlet.
 
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR)
 
5.3.  Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
Nakoming zorgplicht
 
5.4.  [X] heeft Dexia verweten dat Dexia te zijnen opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico's van het onderhavige product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De brochures en folders waar Dexia zich op beroept houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
Omvang en toerekening van het depotnadeel
 
5.5.  [X] heeft ter zake van het samenstel van de lease- en depotovereenkomsten de volgende uitgaven en kosten besteed, die geleid hebben tot het door hem ondervonden nadeel:
I.    de inleg in het depot (dat deels is opgegaan aan de uit het depot betaalde termijnen van de leaseovereenkomst en deels aan waardeverlies van het fonds waarin het depot belegd is) met uitzondering van een bedrag van € 847,77 dat [X] anders heeft besteed,
II.   de financieringskosten van het depot (dat is de aan de hypotheekbank betaalde rente, notariskosten, provisiekosten, etc),
III.  de maandtermijnen die nog betaald of verschuldigd zijn in de periode tussen
het moment dat het depot op was en het moment dat de leaseovereenkomst werd beëindigd.
 
In het voetspoor van het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007 gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel uit van een fictieve looptijd van 60 maanden, nu - bijzondere omstandigheden daargelaten - een langere termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaard kan worden. Hieruit volgt dat termijnbetalingsverplichtingen, die eventueel na deze 60 maanden resteren, niet tot het nadeel zullen worden gerekend.
 
IV.   de restant hoofdsom, te verminderen met de verkoopwaarde van de effecten en met de aan de afnemer uitgekeerde of nog uit te keren dividenden.
 
5.6.  Alle door [X] geleden nadeel wordt in aanmerking genomen, maar voor de hoogte van de vergoeding wordt onderscheid gemaakt tussen die onderdelen van het nadeel die bij een toerekening naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid voor 100% voor rekening van de afnemer dienen te blijven, respectievelijk voor 100% voor rekening van Dexia, of die in een procentuele sleutel tussen partijen verdeeld dienen te worden. Bij deze verdeling speelt niet slechts een rol in welke mate het nadeel aan ieder van partijen is toe te rekenen, maar eveneens in hoeverre de toegekende vergoeding per onderdeel passend is in het totaal van de aan afnemer toegekende vergoeding. Bijzondere omstandigheden die gelegen kunnen zijn in de persoon van de afnemer, zijn kennis en ervaring, financiële omstandigheden of het bestemmingsdoel van de belegging, kunnen evenwel een afwijking van deze toerekening rechtvaardigen.
 
5.7.  De verschillende componenten van het door [X] geleden nadeel zullen als volgt aan ieder van partijen worden toegerekend:
A.    het waardeverlies van de depotbelegging (het verschil tussen de inleg en de uit het depot betaalde leasetermijnen) komt voor 100% voor rekening van Dexia;
B.    de aan Dexia verschuldigde maandtermijnen uit hoofde van de leaseovereenkomst, vermeerderd met de restant hoofdsom en verminderd met de uitgekeerde of nog uit te keren dividenden, alsmede met de verkoopwaarde van de effecten, komen voor 85 % voor rekening van Dexia; dit omvat dus zowel de termijnen die uit het depot betaald zijn, als de daarna nog verschuldigde termijnen; er zijn over maximaal 5 jaar maandterm ij nen verschuldigd;
 
C.    de financieringskosten van het depot blijven geheel voor rekening van de afnemer,
 
Het voorgaande brengt met zich dat Dexia aan [X] dient te voldoen € 9.423,43 (zie A) + € 31.238,34 (zie B) = € 40.661,77.
 
Wettelijke rente
 
5.8.  Met betrekking tot de wettelijke rente overweegt de kantonrechter dat Dexia de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de totstandkoming van de leaseovereenkomst, nadien niet rneer deugdelijk kunnen nakomen. In die zin - en ook overigens - is voor het intreden van verzuim niet vereist dat Dexia in gebreke is gesteld.
Bij de bepaling van het moment met ingang waarvan de wettelijke rente over het in 5.7 onder A bedoelde waardeverlies toewijsbaar is, wordt in aanmerking genomen dat bezwaarlijk is vast te stellen op welk exact moment tussen storting van het depot en uitputting daarvan het waardeverlies is ontstaan. Met inachtneming van artikel 6:97 BW en aannemende dat het waardeverlies geleidelijk is ontstaan, is bedoeld moment te stellen op de datum, gelegen halverwege het moment waarop het depotbedrag is betaald en het moment waarop het depot voortijdig uitgeput zou zijn geweest. Dat laatste moment wordt gesteld op 1 februari 2003 en het moment met ingang waarvan de wettelijke rente over het waardeverlies toewijsbaar is op 1 september 2001.
 
5.9.  Met betrekking tot de wettelijke rente over het in 5.7 onder B bedoelde nadeel wordt overwogen dat dit als gevolg van de schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane betalingen. Voor de bepaling van de ingangsdatum van de
wettelijke rente dient telkens te worden uitgegaan van de data waarop afnemer zijn betalingen aan Dexia heeft verricht (zie in deze zin het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 24 mei 2007, LJN BA5684). Tevens dient in ogenschouw te worden genomen dat het in dit verband in aanmerking te nemen nadeel niet alleen bestaat uit door afnemer betaalde termijnen, maar ook uit nog (een percentage van) verschuldigde doch niet betaalde termijnen en restschuld. Dit brengt mee dat de betalingen van afnemer voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat afnemer met betrekking tot de leaseovereenkomst dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat afnemer ter zake van de leaseovereenkomst aan Dexia heeft betaald. De aldus voor de berekening van de wettelijke rente in aanmerking te nemen hoofdsom is te stellen op 85% van de termijnen, telkens vanaf hun bctaaldata.
 
Ontbinding
 
5.10. De door [X] gevorderde verklaring dat de leaseovereenkomst terecht is ontbonden wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase als een (voor)contractuele tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te worden en zal de beslissing daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist. [X] heeft derhalve bij deze vordering geen belang.
 
Schadevergoeding
 
5.11. De overigens door [X] gevorderde schadevergoeding en kosten wordt afgewezen. De in verband daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor [X] daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar
maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
 
BKR-registratie
 
5.12. De vordering op dit punt is toewijsbaar als volgt.
 
5.13. De overige stellingen van partijen in conventie behoeven geen behandeling meer.
 
Proceskosten
 
5.14. Gelet op de uitslag van de procedure dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding, welke worden toegewezen volgens het in deze sector gebruikelijk tarief.
 
Uitvoerbaar bij voorraad
 
5.15. Er is bij afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
 
Overig
 
5.16. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de overeenkomst gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
 

Beslissing
 
De kantonrechter:
 
I.    veroordeelt Dexia aan [X] te voldoen € 40.661,77, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 9.423,43 vanaf 1 september 2001 en over 85% van de door [X] terzake van de leaseovereenkomst gedane betalingen, telkens vanaf de respectievelijke betaaldata tot aan de dag der algehele voldoening;
 
II.   veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Krediet Registratie te Tiel te berichten dat [X] geen verplichtingen uit de lease-overeenkomst meer heeft, op straffe van een dwangsom van fc' 100,- voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,-.
 
III.  veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op:
 
- voor verschuldigd griffierecht                  €            199,-
- voor het exploot van dagvaarding            €             84,31
- voor salaris van gemachtigde                 €          1.500,-
In totaal:                                             €          1.783,31
 
één en ander, voorzover verschuldigd, inclusief BTW;
 
IV.   verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
 
V.    wijst het meer of anders gevorderde af;
 

Aldus gewezen door mr. R.A.J. van der Linde, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL