Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK ALMELO
 
Sector Civiel
 
zaaknummer: 75851 ha za 06-86
datum vonnis: 28 november 2007 (mij)
 
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
 
[X],
wonende te [woonplaats],
eiser,
verder te noemen: [X],
procureur: mr. E.H. Hoeksma,
 
tegen
 
de naamloze vennootschap
DEXIA Bank Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
verder te noemen: Dexia,
procureur: mr. J. Vestering,
advocaat: mr. H. Post.
 
Het procesverloop
 
1.   [X] heeft Dexia bij inleidende dagvaarding van 30 december 2005 gedagvaard. Na een akte van schorsing zij deus Dexia is de procedure middels een akte tot hervatting voortgezet en heeft Dexia een conclusie van antwoord genomen. Daarna is geconcludeerd voor repliek (tevens akte vermeerdering/wijziging van eis) en dupliek. Tot slot is vonnis verzocht.
 
Waarvan kan worden uitgegaan
 
2.   [X] is eind 1999 (eerst telefonisch, daarna met een bezoek aan huis) benaderd door een medewerker van Spaar Select, een clientenremisier van Dexia, die [X] voorhield producten te verkopen, waarmede aan vermogensopbouw kon worden gedaan.
 
3.   Op 21 oktober 1999 sloot [X] een Profit Effect Maandbetaling af, onder nummer 56000680 met maandbetaling van € 113,40 (bijlage 2 bij conclusie van eis). Op deze overeenkomst heeft [X] 36 termijnen betaald, te weten in totaal € 4.082,40.
 
4.   Het aankoopbedrag van de (achterliggende) aandelen Ahold, ING, Kon. Olie en Unilever bedroeg in totaal € 10.974,53 en de totaal te betalen rente tijdens de looptijd van de overeenkomst bedroeg € 13.608,-, zodat de totaal overeengekomen leasesom bedroeg € 24.582,53.
 
5.   Verdere voorwaarden (voorzover van belang):
 
2.   Deze leaseovereenkomst wordt aangegaan voor een ononderbroken periode van 120 maanden, te rekenen vanaf de aankoopdag van de waarden (de aankoopdatum), behoudens vervroegde beëindiging. Lessee heeft het recht deze lease-overeenkomst dagelijks middels een schriftelijke mededeling aan de Bank te beëindigen, In het geval van vervroegde beëindiging wordt een korting van 50% verleend op de alsdan geldende resterende maandbedragen (punt 3b).
3.   De lease-som bedraagt:
a.   36 gelijke opeenvolgende maandtermijnen van zegge € 113,40 ("....").
b.   84 opeenvolgende maandtermijnen waarvan de eerste vervalt een maand na afloop van de eerste 36 maanden als genoemd onder a en waarvan het bedrag wordt bepaald aan de hand van ("....").
c.   Een bedrag van zegge € 45,38 ("....").
d.   Aan het einde van lease-overeenkomst het restant van zegge: € 10.929,15 ("....").Dit restant wordt in principe verrekend met de verkoopobrengst van de waarden.
5.   Zodra lessee al datgene aan de Bank heeft betaald wat hij haar krachtens deze leaseovereenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarde Labouchere Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden.".
 
6.   Per februari 2003 heeft [X] de aandelenleaseovereenkomst tussentijds beëindigd. De Opbrengst van de aandelen bleek echter niet toereikend om de lening te voldoen. Reden waarom Dexia de eindafrekening heeft opgemaakt die als bijlage 7 is gevoegd .bij de conclusie van eis. De aldus berekende restschuld bedraagt € 8.948,45, welk bedrag door [X] aan Dexia is voldaan.
 
7.   Gesteld noch gebleken is dat aan [X] enig dividend is uitgekeerd.
 
8.   Bij brief van 24 juni 2005 heeft [X] Dexia aansprakelijk gesteld, de Profit Effect Maandbetaling buitengerechtelijk ontbonden en vernietigd en gesommeerd tot terugbetaling van de inleg met toepassing van een door deze rechtbank in enige andere zaken gehanteerde billijkheidsformule (bijlage S bij conclusie van eis). Het voorgaande baseert [X] onder meer op de bepalingen van de volgens hem ten deze toepasselijke Wet Consumenten Krediet respectievelijk het ontbreken van de benodigde vergunning ex artikel 9 dezer wet.
 
9.   [X] heeft een verklaring afgelegd zoals is bedoeld in artikel 7:908 BW en heeft daarmee te kennen gegeven dat hij niet aan de Duisenberg-regeling gebonden wil zijn.

De standpunten van partijen
 
10.  [X] vordert (na wijziging/vermeerdering van eis bij conclusie van repliek):
 
I.   Voor recht te verklaren dat de overeenkomst Profit Effect Maandbetaling nietig is;
II.  Dexia te veroordelen aan [X] te voldoen tegen bewijs van kwijting: € 8.556,63;
III. Voornoemd bedrag vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dagen dat de
onderscheiden deelbetalingen zijn verricht althans de dag dat Dexia in verzuim verkeert (15 augustus 2005) tot aan de dag der betaling.
IV.  Dexia te veroordelen in de proceskosten,
V.   Het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
 
11.  Bij repliek vult [X] de grondslag van zijn vordering aan met de stelling dat Dexia jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld vanwege het feit dat het optreden van Spaar Select als zodanig is te kwalificeren en Dexia in het verlengde daarvan eveneens, zulks in de zin van een viertal vergelijkbare uitspraken dezer rechtbank van (punt 7 conclusie van repliek) en vermeerdert de eis (onder L) bij wijze van alternatief, met verklaring voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [X] heeft gehandeld en daarom schadeplichtig is en dat de restschuld van [X] vervallen verklaard is althans die schuld Vervallen te verklaren.
 
Het verweer
12.  Dexia stelt dat de aandelenleaseovereenkomst Profit Effect Maandbetaling is afgesloten via de assurantietussenpersoon Spaar Select B.V. die [X] terzake heeft geïnformeerd en geadviseerd. Na getoonde interesse van [X] beeft Spaar Select hem een aanvraagformulier verschaft en de Bank heeft dat door [X] ondertekend retour ontvangen. Vervolgens heeft de Bank - na toetsing van [X] bij het BKR - de overeenkomst aan Spaar Select verstuurd. Dexia stelt daarmede aan haar zorgplicht ten opzichte van [X] te hebben voldaan.
 
13.  [X] diende uit hoofde van deze overeenkomst gedurende de looptijd (36 + 84 maanden) een maandelijks bedrag, bestaande uit alleen rente over de aankoopsom van de portefeuille, aan de Bank te voldoen. In de 119e maand moest [X] dan nog € 45,38 aan de Bank betalen. Aan het einde van de looptijd van de overeenkomst diende [X] dan (zo mogelijk uit de opbrengst van de verkoop van de waarden) de restschuld van € 10.929,15 aan de Bank te betalen.
 
14.  Voorts betwist Dexia hier de toepasselijkheid van de Wet Consumenten Krediet, stelt dat wettelijke rente in voorkomend geval eerst verschuldigd is vanaf het moment dat er verzuim aan de orde is, verzet zich tegen kostenveroordeling en concludeert tot afwijzing van de vordering van [X].
 
15.  Ten aanzien van het optreden van Spaar Select als effectenbemiddelaar zodanig dat die niet (meer) was vrijgesteld van de vergunningsplicht ex artikel 12 van de vrijstellingsregeling Wet Toezicht effectenverkeer 1995 zulks vanwege de omstandigheid dat Spaar Select niet enkel [X] als klant bij de Bank heeft aangebracht maar zich ook heeft beziggehouden met advisering en /of aanbevelen van specifieke effectentransacties, stelt Dexia dat dit nog niet tot nietigheid van de overeenkomst leidt; niet de overeenkomst zelf is strijdig met een dwingendrechtelijke wetsbepaling, hoogstens het handelen van de tussenpersoon.
 
16.  Het ontbreken van een vergunning op basis van de Wck acht Dexia geheeld vanwege het feit dat Dexia ingaande 1 januari 2006 beschikt over een vergunning ex artikel 10 van de Wet financiële Dienstverlening, die blijkens artikel 102 Wfd de Wck-vergunning vervangt en mitsdien ex artikel 32:58 BW het eerder ontbreken van een vergunning repareert.
 
17.  Naar aanleiding van de door [X] nader gestelde grondslag van onrechtmatige daad stelt Dexia dat alleen al de tekst van de overeenkomst duidelijk maakt dat het hier niet om een spaarvonn gaat maar over een geldlening, de door [X] ingeroepen bepalingen van NR 99 omtrent zorgplicht en schriftelijke informatieverschaffing op (het afsluiten van) deze overeenkomsten niet van toepassing zijn en overigens wel degelijk onderzoek naar diens financiële positie middels de BKR-registratie heeft plaatsgevonden.
 
18.  Betreffende de schade wijst Dexia erop dat [X] niet door hem genoten fiscale of andere
voordelen verdisconteert in zijn vordering zomede het causaal verband tussen de gevorderde schade en het onrechtmatig handelen ontbreekt,
 
De beoordeling
 
            Wet Consumenten krediet
 
19.  De rechtbank handhaaft haar standpunt dat de Wet op het Consumentenkrediet (hierna: WCK) op aandelenleaseovereenkomsten als deze van toepassing is. De rechtbank oordeelt de WCK op deze overeenkomst Proflt Effect Maandbetaling echter niet van toepassing nu sprake is van overschrijding (leasesom: € 24.582,53) van het hier voor de toepassing van de WCK geldende "beschermingsplafond" van € 22,652,--. Het verweer van Dexia dat de WCK niet van toepassing is op deze overeenkomsten snijdt dan ook hout. [X] kan ten aanzien van deze overeenkomst hier dus geen bescherming ontlenen aan de WCK.
 
            Zorgplicht/onrechtmatige daad/Spaar Select
 
20.  De rechtbank heeft vervolgens te oordelen over de gestelde onrechtmatige daad als grondslag voor de vordering van [X],
 
21.  Met betrekking tot de gedragingen van Spaar Select en de aansprakelijkheid van Spaar Select voor de schade van [X] overweegt de rechtbank het volgende:
 
a.   Spaar Select is een zogenaamde cliëntenremisier en is als zodanig weliswaar aan te merken als een effectenbemiddelaar als bedoeld in artikel 1 sub b Wte3 maar is op grond van artikel 12 van het Vrijstellingsbesluit onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van de vergunningplicht. De belangrijkste van die voorwaarden is dat zij haar activiteiten beperkt tot het aanbrengen van klanten bij de in dat artikel genoemde instellingen.
 
b.   Dat Dexia een instelling als bedoeld in artikel 12 van het Vrijstellingsbesluit iss staat niet ter discussie. Nagegaan moet derhalve slechts worden of Spaar Select zich beperkt heeft tot het aanbrengen van [X] als klant bij Dexia of dat Spaar Select verdere, voor een cliëntenremisier ontoelaatbare bemoeienis met de zaak gehad heeft. Daarvoor ïs het nodig om vast te stellen wat er onder aanbrengen wordt verstaan.
 
c.   Een wettelijke definitie van het begrip aanbrengen in het kader van de Wte en de daarop gegronde regelgeving bestaat niet. Wel wordt er op haar website (www.afin.nl) een uiteenzetting van het begrip gegeven door de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Daar is, voor zover hier van belang, te lezen: Cliëntenremisiers mogen alleen cliënten aanbrengen bij effecteninstellingen die een vergunning hebben van de AFM. Cliëntenremisiers mogen bijvoorbeeld geen vermogensbeheer verrichten, orders van cliënten doorgeven of geld van cliënten onder zich houden. Daarnaast mogen zij geen cliënten aanbrengen bij andere cliëntenremisiers. Cliëntenremisiers mogen wel cliënten uitleggen wat een aandeel of een obligatie is. Echter zij mogen niet een specifiek aandeel, obligatie, effectenleaseproduct etc. beroeps- of bedrijfsmatig adviseren.
 
d.   Uitgaande van deze uitleg -en de rechtbank gaat bij gebrek aan een andere gezaghebbende uitleg van deze uitleg, die zij ook onderschrijft, uit- was het aan Spaar Select toegestaan om [X] te informeren mits die informatie beperkt was tot kenmerken van beleggingscategoriën en om hem door te verwijzen naar Dexia, maar niet om [X] te adviseren.
 
e.   Een andere voorwaarde is dat de cliëntenremisier zich houdt aan enkele specifieke gedragsregels die voortvloeien uit het Bte en dan hoofdzakelijk met artikel 24 daarvan en uit de NR, in dit geval de NR 99.1 Dat zijn, voor zover in deze specifieke zaak van belang, dat hij handelt in het belang van de cliënt en de adequate functionering van de effectenmarkten, in het belang van de cliënt kennis neemt van diens financiële positie, ervaring en beleggingsdoelstelling voor zover dat redelijkerwijs van belang is met het oog op het verrichten van zijn diensten, de cliënt de gegevens en bescheiden verstrekt die nodig zijn voor de beoordeling van de door hem aangeboden diensten en de effecten Waarop die diensten betrekking hebben en een verbod op het zogenaamde "cold calling" i.e. een verbod om hen die nog geen cliënt zijn telefonisch of persoonlijk te benaderen anders dan in het geval de betrokkene daar vooraf schriftelijk dan wel telefonisch mee heeft ingestemd dan wel in het contact slechts wordt aangeboden om schriftelijke of elektronische informatie te verschaffen.
 
f.   Op grond van de op dit punt ongenoegzaam weersproken gebleven stellingen van [X] moet worden aangenomen dat Spaar Select het cold calling verbod heeft overtreden en zich niet, althans volstrekt onvoldoende, verdiept heeft in de beleggingsdoelstellingen van [X], diens financiële positie, beleggingsdoelstelling(en) en beleggingservaring en aldus ook niet in diens belang gehandeld heeft.
 
g.   Met betrekking tot het totstandkomen van het contact met Spaar Select is door [X] immers onweersproken gesteld, dat hij door Spaar Select ongevraagd (eerst telefonisch) is benaderd en hem vervolgens een beleggingsconstructie is gepresenteerd en geadviseerd waarmede het vermogen snel kon worden vergroot. Dat is een ander eerste contact dan op grond van een schriftelijke of elektronische uitnodiging, dan wel een contact naar aanleiding van het verschaffen van schriftelijke of elektronische informatie aan [X].
 
h.   Met betrekking tot hetgeen verricht is door Spaar Select om zich een beeld te vormen van [X], diens financiële positie, beleggmgsdoelstellingen en beleggingservaring, is door [X], naast hetgeen reeds onder g hierboven is weergegeven, onweersproken gesteld dat hij, [X], aan de medewerker van Spaar Select naar aanleiding van diens vragen verteld heeft dat hij wilde sparen om het geld voor het huis te kunnen gebruiken en dat zonder risico te lopen. Schriftelijke productinformatie, van Spaar Select zegt hij niet gekregen te hebben, voor hem is nooit duidelijk geweest dat hij een lening (met dus een BKR-registratie) heeft aangegaan, dat hij daar niet op gewezen is, dat hij dat uit de tekst van de overeenkomst niet heeft kunnen opmaken, dat weliswaar over een maandbedrag, maar niet over leasen, koersdaling en over een restschuld gesproken is, en dat ook nooit aan de orde is geweest dat hij alles kon kwijtraken.
 
i.   Deze hiervoor onder h weergegeven stellingen van [X] zijn weliswaar, naar uit de overgelegde producties en dan met name de overeenkomst Profit Effect Maandbetaling moet worden afgeleid, niet allemaal juist maar niettemin kan er de conclusie uit getrokken worden dat [X] niet begrepen heeft wat hem is voorgehouden alsmede dat ook de voorlichting tekortgeschoten is.
Onjuist is immers dat er niet over leasen gesproken is want de door [X] ondertekende
 
__________________
1 Het gaat hier om de NR 1999 en derhalve de tekst van vóór de wijziging van september 2001
 
overeenkomst is een lease-overeenkomst, evenals dat [X] niet uit de overeenkomst had kunnen opmaken dat er sprake van een lening was, want er is immers sprake van rente en van een benoemde restschuld in die overeenkomst, dat over een maandbedrag anders dan een spaarbedrag, niet gesproken is, want dat maandbedrag is in de overeenkomst vermeld.
Dat de voorlichting tekortgeschoten is blijkt genoegzaam uit het feit dat Spaar Select, naar niet dan wel onvoldoende onweersproken gesteld is, in de vooraf mondeling aan [X] verstrekte informatie kennelijk geen aandacht aan het break-evenrendement geschonken heeft en de omstandigheid dat [X], die geen/onvoldoende beleggingservaring had, van de hele opzet kennelijk weinig begrepen heeft zoals uit zijn persoonlijke statements (ingelast bij de conclusie van repliek) blijkt en gezien zijn opleidingsniveau (LBO/VMBO) en inkomensniveau (iets boven mmimumloonniveau) ook niet verwonderlijk is. Dat er voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst concreet gewezen is op de mogelijkheid van verlies is gesteld noch gebleken. In ieder geval blijkt daarvan niets uit de door [X] Overgelegde stukken afkomstig van Spaar Select, waaronder het "Aanvraagformulier Profit Effect" (bijlage 3 bij de conclusie van antwoord).
 
j.   Uit dat aanvraagformulier van 14 oktober 1999 van Spaar Select dat voorafgegaan is aan deze overeenkomst Profit Effect Maandbetaling van 19 september 2000 blijkt dat er toen al een keuze moet zijn gemaakt voor deze beleggingsconstructie. Op dat formulier afkomstig van Spaar Select met de naam van haar adviseur P.Cornelis en de handtekening van [X], is namelijk vermeld dat [X] gekozen heeft voor een Profit Effect, met maandbetaling van € 113,45. De rechtbank leidt ook daaruit en uit het feit dat er geen daaraan voorafgaande correspondentie tussen [X] en Labouchère is overgelegd, af dat Spaar Select degene is die geadviseerd heeft over de wijze van beleggen en tot welk bedrag. Dat levert een handelen in strijd met de Vrijstellingsregeling op7 immers is meer dan aanbrengen en is als beroeps- of bedrijfsmatig adviseren aan te merken.
 
k.   De conclusie tot zover is dat Spaar Select in haar relatie tot [X] niet alleen onrechtmatig gehandeld heeft door te handelen in strijd met de voorschriften van de Vrijstellingsregeling en daarmee in strijd met artikel 7 Wte, maar zich ook niet gedragen heeft als een goed opdrachtnemer overeenkomstig de bepalingen van titel 7 :7 BW, immers Biet gehandeld heeft als een redelijk handelend bekwaam vakgenoot dient te handelen, hetgeen, naast een contractuele tekortkoming ook weer als onrechtmatig handelen is aan te merken. Spaar Select is daarmee aansprakelijk voor de door [X] als gevolg van haar onrechtmatig handelen opgekomen schade.
 
22.  Daarmee komt de rechtbank toe aan de aansprakelijkheid van Dexia, zowel voor zover die een gevolg is van haar eigen gedragingen als op grond van het bepaalde in artikel 6:76 BW voor gedragingen van Spaar Select. Dienaangaande wordt het volgende overwogen:
 
a.   De rechtbank stelt voorop dat tussenpersonen -en dus ook cliëntenremisiers- een belangrijke instrument voor financiële instellingen zijn om hun producten in de markt te (kunnen) zetten. Dat legt op de instelling die van de diensten van een cliëntenremisier gebruik maakt en hem doorgaans -zoals dat ook in dit geval kennelijk is gebeurd nu op dit punt niets anders is gesteld of gebleken- ook middels de toekenning van provisie betaalt, een grote verantwoordelijkheid met betrekking tot de selectie van de tussenpersoon van wie hij cliënten en opdrachten accepteert.
 
b.   Een en ander blijkt ook uit het bepaalde in artikel 41 MR 99 dat de effecteninstelling onder andere gebiedt om zich met betrekking tot de onder i, ii en iii van dat artikel genoemde effecteninstellingen te onthouden van een aantal zaken waaronder het verrichten van effectentransacties voor deze instellingen. Spaar Select zou, indien zij zich aan de voor haar geldende regels had gehouden weliswaar niet tot één van die categorieën behoord hebben, maar nu zij zich niet aan die regels gehouden heeft behoort zij daar wel toe en is zij met name aan te merken als een effecteninstelling die niet beschikt over een vergunning als bedoeld in artikel 7, eerste lid Wte (categorie i).
 
c.   De vraag is nu of Dexia voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het aanvaarden van [X] als klant, c.q. het contracteren met [X] op basis van wat door Spaar Select aan haar omtrent [X] en hetgeen de inhoud van de door [X] gewenste overeenkomst(en) met haar geweest zou zijn, is medegedeeld en die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. Het aanvraagformulier van 14 oktober 1999, waarop Dexia zich beroept, geeft geen informatie omtrent de financiële positie van [X], noch omtrent diens beleggingservaring of beleggingsdoelstelling.
Op dit van Spaar Select afkomstige aanvraagformulier aandelenlease, in de tijd voorafgaand aan de overeenkomst Profit Effect Maandbetaling en tevens het eerste schriftelijke contact tussen [X] en Dexia, is kennelijk - de rechtbank is hier ambtshalve mee bekend - uit de veelheid van voorhanden zijnde aandelenleaseproducten de keuze gemaakt voor Profit Effect Maandbetaling met maandbetaling van € 113,45. Daaraan kan alleen verboden advisering door P. Cornelïs (medewerker van Spaar Select) die het formulier heeft ingevuld, en van zijn/haar adviseursnummer (594) heeft voorzien, ten grondslag gelegen hebben. Dexia had dat kunnen en moeten onderkennen en zich van contracteren met [X] op basis van dit advies moeten onthouden. Door dat na te laten en aldus te handelen in strijd met artikel 41 NR 99 is de overeenkomst tussen [X] en Dexia nietig, immers.ligt aan artikel 41 NR 99 dezelfde gedachte ten grondslag als aan artikel 7 Wte, namelijk een adequate werking van de financiële markten en de positie van de belegger. Daarnaast heeft Dexia ook onrechtmatig jegens [X] gehandeld en is zij daardoor ook aansprakelijk voor de door [X] als gevolg van het complex van onrechtmatige handelingen geleden schade.
 
d.   Los van bovenstaande kan tevens geconcludeerd worden dat Dexia door aldus te handelen - en naar mag worden aangenomen aan Spaar Select provisie te betalen - gebruik heeft gemaakt van de hulp van Spaar Select bij het tot stand brengen van de overeenkomst met [X] en daarmee tevens voor de gedragingen van Spaar Select aansprakelijk is. De vordering, voor zover toewijsbaar is derhalve ook tegen Dexia toewijsbaar.
 
23.  Gelet op deze conclusie dat de overeenkomst Profit Effect Maandbetaling nietig is, is het gevolg daarvan dat de rechtsgrond die ten grondslag lag aan de wederzijds verrichte prestaties met terugwerkende kracht daaraan is ontvallen. Beide partijen dienen financieel hersteld te worden in de toestand waarin zij zich ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten bevonden. Dat betekent dat de aandelen voor rekening van Dexia blijven, Dexia in beginsel al niets meer te vorderen had van [X] en hetgeen door [X] aan haar betaald is in beginsel als onverschuldigd aan hem terug moet betalen. Het onder I. gevorderde is derhalve in principe toewijsbaar.
 
24.  Met betrekking tot onderdeel II wordt daarbij overwogen dat het zoals door [X] zelf reeds in zijn dagvaarding onder ogen is gezien, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de overeenkomst met terugwerkende kracht geheel ten nadele van Dexia teniet wordt gedaan omdat aannemelijk is dat de nietigheid van de overeenkomst niet door hem zou zijn ingeroepen als de waarde van de aandelen gestegen was. De rechtbank vindt daarin aanleiding om op de voet van het bepaalde in artikel 6:278 lid 2 BW te bepalen dat de helft van het door [X] aan Dexia betaalde aan [X] moet worden terugbetaald. Nu niet is komen vast te staan dat aan [X] dividend is uitgekeerd, kan daarvoor geen aftrek plaatsvinden.
 
25.  De rechtbank relateert deze aanpak speciaal aan deze (vorm van) overeenkomst die (aan het eind na verrekening met de opbrengst van dé waarden) niet tot een restschuld behoeft te leiden, maar (alleen tot het moment van tussentijdse beëindiging) niet de verwachte opbrengst heeft gebracht Toegewezen wordt derhalve:
€ 4.032,40 (het totaal van de betaalde maandbedragen) + € 8,948,45 (de betaalde restschuld) : 2 = € 6.515,43.
 
26.  Door Dexia is nog een beroep op eigen schuld van [X] gedaan. De rechtbank onderschrijft de stelling van Dexia dat de schade mede aan [X] moet worden toegerekend, immers heeft hij zich zonder enige beleggingservaring, zonder voldoende schriftelijke informatie vooraf en zonder voldoende onderzoek naar het aangeboden product te hebben gedaan in een voor hem duister avontuur gestort.
 
27.  Toch verbindt de rechtbank daar niet de door Dexia gewenste consequenties aan, Dexia is zo ernstig tekortgeschoten in haar de jegens [X] betamende zorg dat de rechtbank daarin aanleiding vindt om de schade met toepassing van de bilrijkheidscoirectie van artikel 6:101, eerste lid BW over de partijen te verdelen als onder 26 hierboven overwogen2.
 
28.  Hetgeen partijen verder verdeeld houdt, behoeft gelet op bovenstaande geen bespreking.
 
29.  Als ieder gedeeltelijk in het ongelijk gesteld, dient elke partij de eigen kosten van het geding te dragen.
 
RECHTDOENDE
 
I.   Verklaart voor recht dat de tussen partijen gesloten overeenkomsten Profil Effect Maandbetaling met nummer 56000680 nietig is.
 
II.  Veroordeelt Dexia om aan [X] te betalen een bedrag van € 6.515,43 vermeerderd met de wettelijke rente hierover van 15 augustus 2005 tot de dag van betaling,
 
III. Compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
 
IV.  Verklaart het onderdeel II van het dictum van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
 
V.   Wijst af het meer of anders gevorderde.
 
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.L.J. Koopmans en op 28 november 2007 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
 
2 Commissie van Beroep DSI 27-01-2005

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL