Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer: 82038 ha za 07-3
datum vonnis: 28
november 2007
Vonnis van de rechtbank Almelo,
enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
[X],
wonende te
[woonplaats],
eiseres,
procureur: mr. E.H. Hoeksma,
tegen
de naamloze vennootschap Dexia Bank
Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam
gedaagde,
procureur:
mr. J. Sleeswijk Visser.
Procesverloop
[X] heeft gevorderd conform inleidende
dagvaarding. Dexia heeft een akte schorsing, [X] een akte tot hervatting van de
procedure en Dexia vervolgens een conclusie van antwoord genomen. [X] heeft
vervolgens een conclusie van repliek tevens houdende vermeerdering van eis en
tevens houdende akte vermindering van eis en Dexia een conclusie van dupliek
genomen. Nadien hebben partijen vonnis verzocht.
De beoordeling van het geschil en de
motivering van de beslissing
Feiten (kort samengevat)
1. Nadat
[X] in 1999 een aantal keren telefonisch benaderd was door of vanwege Legio
lease -een rechtsvoorgangster van Dexia-, heeft [X] het nodige toegezonden
gekregen omtrent een zogenaamde SpaarExtra, waaronder een concept-overeenkomst,
is [X] die SpaarExtra-overeenkomst met Legiolease aangegaan door ondertekening
en retoumering van die overeenkomst.
Aldus kwam tot stand die SpaarExtra
genummerd 38204288 d.d. 28 juli 1999 (productie 3 dagvaarding), waarna zij een
Legio AEX-plus Certificaat d.d. 11 augustus 1999 ontving (productie 4
dagvaarding).
2. De hoofdsom van de SpaarExtra
bedroeg € 10.638,11, de totaal tijdens de overeengekomen looptijd van 240
maanden te betalen rente € 16.588,69, mitsdien de totaal overeengekomen leasesom
€ 27.266,80.
Ingevolge artikel 3 der overeenkomst kon [X] deze na 60 maanden
dagelijks met onmiddellijke ingang en zonder annuleringskosten beëindigen, onder
betaling of verrekening van de restant-hoofdsom op dat moment.
De leasesom
bedroeg het totaal van 240 termijnen van elk € 113,44 (f250,--). Het resultaat
van de overeenkomst, belichaamd in het AEX-certificaat is rechtstreeks
aihankelijk van de ontwikkeling van de AEX-index (productie 4 en 5 dagvaarding),
gerekend vanaf het sluiten van de overeenkomst (AEX: 550,08).
3. Bij brief van 27 april 2005 heeft
[X] Dexia aansprakelijk gesteld omdat zij tot de conclusie was gekomen dat zij
een restschuld had ontwikkeld terwijl zij dacht een spaarproduct te zijn
aangegaan, heeft [X] de SpaarExtra- overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden en
vernietigd en het bedrag van baar inleg teruggeëist. Desondanks is [X]
voortgegaan met het (automatisch) betalen van de maandtermijnen tot april 2006.
Volgens eindafrekening van 20 april 2006 (productie 10 dagvaarding) kwam haar
een bedrag toe van € 1.914,27, terwijl zij tot dat moment in totaal 82 termijnen
van € 113,44, in totaal € 9.302,08, had voldaan.
Vorderingen
4. [X] vordert, de
vermeerdering/vermindering van eis bij repliek inbegrepen:
I. Te verklaren voor recht dat de
SpaarExtra nietig iss althans deze te vernietigen, althans dat Dexia
onrechtmatig jegens [X] heeft gehandeld en deswege schadeplichtig
is.
II. Dexia te veroordelen tot betaling aan [X] van € 9,302.08
subsidiair € 5.520,60 althans subsidiair € 4.651,04.
III. Voornoemd bedrag
vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag dat de onderscheiden termijnen aan
Dexia zijn betaald althans vanaf de datum dat Dexia in verzuim (27 april 2005)
verkeert althans vanaf de datum der dagvaarding.
IV. Veroordeling van
Dexia in de proceskosten.
5. [X] baseert haar vorderingen op de
bepalingen van de Wet Consumentenkrediet (WCK) althans het schenden door Dexia
van haar zorgverplichtingen tegenover [X] ingevolge de WTE.
Het verweer (kort samengevat)
6.
Dexia stelt dat de SpaarExtra-overeenkomst door [X] is aangegaan, nadat haar
meerdere malen telefonisch uitleg en toelichting op het product was gegeven en
zij alvorens de overeenkomst te ondertekenen in alle rust de tekst daarvan en
van de haar toegezonden brochure heeft kunnen bestuderen.
Dienvolgens heeft
het haar niet kunnen verrassen dat geen spaar- maar een
effectenleaseovereenkomst aan de orde was.
Omdat het hier een
certificaatproduct betreft is geen beleggen in aandelen maar de
waardeverandering van de index bepalend voor resultaat. Bovendien is sprake van
een zogenaamd aflossingsproduct, hetgeen betekent dat na betaling van alle
termijnen aan het einde van de overeenkomst geen restschuld kan ontstaan,
slechts meer of mindere opbrengst afhankelijk yan de AEX-index is dan aan de
orde,
7. In geval van tussentijdse
beëindiging door [X], zoals in casu, dient nog wel de restant openstaande
hoofdsom te worden voldaan/verrekend.
8. Voor alles beroept Dexia zich op
het niet inachtnemen door [X] van haar substantiëringsplicht ex artikel 111 lid
3 Rv.
Dexia bestrijdt dat de WCK ten deze van toepassing is, stelt zich op
het standpunt dat zij bovendien inmiddels per 1 januari 2006 wel over de
benodigde vergunning beschikt.
Daarnaast heeft zij haar zorgverplichtingen in
acht genomen en aan [X] bij het aangaan van de SpaarExtra-overeenkomst voldoende
informatie verschaft, is haar financiële positie aan de hand van inlichtingen
bij het BKR te Tïel geverifieerd en zijn overigens de door [X] ingeroepen
bepalingen van NR99 ten deze niet van toepassing, In voorkomend geval doet Dexia
een beroep op eigen schuld aan de zijde van [X] en acht wettelijke rente eerst
verschuldigd vanaf het moment van verzuim.
De beoordeling
9. De
SpaarExtra-overeenkomst d.d. 28 juli 1999 genummerd 38204288 staat tussen
partijen vast, evenals dat de totale lease-som bedroeg € 27.226,80 en [X] daarop
aan tennijnen € 9.302,08 heeft voldaan respectievelijk na beëindiging een bedrag
van € 1.941,27 van Dexia heeft ontvangen,
WCK
10. De rechtbank handhaaft haar in
eerdere uitspraken ingenomen standpunt dat de WCK. in principe op
aandelenleaseovereenkomsten van toepassing is.
De rechtbank constateert
echter dat de WCK ten deze toepasssing mist, omdat de overeengekomen leasesom
van € 27.226,80 het op 28 juli 1999 geldende plafond dier wet van € 22.652,-
overschrijdt,
Zorgplicht/Onrechtmatige daad
11. Hoewel
de SpaarExtra-overeenkomst(productie 3 dagvaarding) de uitmonstering heeft/lijkt
te hebben van een z.g. aandelenleaseovereenkomst, is zulks naar het oordeel van
de rechtbank niet het geval.
De overeenkomst bestaat immers uit (het lenen
c.q. sparen ter waarde van) een AEX-certificaat (productie 4 dagvaarding),
waarvan een gezien op de einddatum gestegen AEX-koers een navenante meerwaarde
wordt uitgekeerd (c.q. bij gedaalde AEX wordt verloren), terwijl vanwege het
feit dat het hier om een aflossingsproduct gaat, op die einddatum geen
restschuld bestaat.
De rechtbank kwalificeert dit als een kansovereenkomst
gericht op mogelijke stijging van de AEX-index, waaraan geen zelfstandig
beleggingskarakter is toe te kennen.
12. De rechtbank is voorts van oordeel dat
de totale aan [X] gezonden informatie, waaronder de conceptovereenkomst, niet
als ondeugdelijk en misleidend kan worden betiteld, met name is duidelijk dat
sprake is van een geldlening, waarover rente moet worden
betaald.
Beleggingsrisico's, dus ook enige verplichting tot wijzen daarop,
acht de rechtbank als hiervoor overwogen, niet aanwezig, en de rechtbank ziet
dan ook geen aanleiding tot enig verder onderzoek naar door [X] gestelde
onrechtmatige daad vanwege het niet inachtnemen van enige zorgplicht of het
honoreren van enig bewijsaanbod van [X] omtrent feitelijkheden in dat
kader.
Conclusie
13. Niet is komen vast te
staan dat Dexia onrechtmatig jegens [X] heeft gehandeld, terwijl, als daarvoor
vastgesteld, de WCK ten deze niet van toepassing is, zodat de vorderingen van
[X] dienen te worden afgewezen en [X] als in het ongelijk gestelde partij, in de
proceskosten zal worden veroordeeld.
De beslissing
De rechtbank:
I. Wijst af de vorderingen van [X]
tegen Dexia,
II. Veroordeelt [X] in de proceskosten aan
de zijde van Dexia gevallen en tot op deze uitspraak begroot op € 296,— aan
verschotten en € 768,— aan salaris voor de procureur,
III. Verklaart deze kostenveroordeling
uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door
mr. J.H. van der Veer en op 28 november 2007 in het openbaar uitgesproken in
tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL