Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK ALMELO
 
Sector Civiel
 
zaaknummer: 78280 ha za 06-518
datum vonnis: 28 november 2007 (mij)
 
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
 
[X],
wonende te [woonplaats],
eiser,
verder te noemen: [X],
procureur: mr. E.H. Hoeksma,
 
tegen
 
de naamloze vennootschap
DEXIA Bank Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
verder te noemen: Dexia,
procureur: mr. J. Vestering,
advocaat mr. H. Post,
 
Het procesverloop
 
1.   [X] heeft Dexia bij inleidende dagvaarding van 27 april 2006 gedagvaard. Na een akte van schorsing zijdens Dexia is de procedure middels een akte tot hervatting voortgezet. en heeft Dexia een conclusie van antwoord genomen. Daarna is geconcludeerd voor repliek (tevens akte vermeerder ing/wijziging van eis) en dupliek. Tot slot is vonnis verzocht.
 
Waarvan kan worden uitgegaan
 
2.   [X] heeft begin 1999 contact opgenomen met Spaarkrediet Centrale (te Rhenen), een clientenremisier van Dexia. Dit om een krediet te verkrijgen voor de aanschaf van een nieuwe auto. Bij het verschaffen van dit krediet is [X] middels de overhandiging van de brochure die is gevoegd als bijlage 1 bij de conclusie van eis, gewezen op de mogelijkheid om een Direct Rendement Effect af te sluiten, waarmee na afloop het krediet voor het leeuwendeel kon worden afgelost.
 
3.   Op of omstreeks 4 maart 1999 sloot [X] (tegelijk met het krediet) een Direct Rendement Effect af, onder nummer 25302081 met maandbetaling van € 90,92 (bijlage 2 bij conclusie van eis). Op deze overeenkomst met een looptijd van 15 jaren heeft [X] 72 termijnen betaald, te weten in totaal € 6.546,24 (waarvan € 2.157,00 vooruit is betaald voor de termijnen 36 t/m 60).
 
4.   Het aankoopbedrag van de (achterliggende) aandelen ABN Amro, Ahold, ING en Fortis
bedroeg in totaal € 9,014,40, de administratiekosten € 816,84 en de totaal te betalen rente tijdens de looptijd van de overeenkomst bedroeg € 15.549,30, zodat de totaal overeengekomen leasesom bedroeg € 25.380,54,
 
5.   Verdere voorwaarden (voorzover van belang):
 
"2.  Deze leaseovereenkomsl wordt aangegaan voor een ononderbroken periode van 180 maanden, te rekenen vanaf de aankoopdag van de waarden, behoudens tussentijdse opzegging.
3.   Lessee kan deze lease-overeenkomst na 60 maanden met onmiddellijke ingang en zonder annuleringskosten beëindigen, onder betaling of verrekening van de hoofdsom.
("....").
4.   De lease-som bedraagt:
     a.  het totaal van 180 gelijke termijnen van € 90,92 ("...").
     b. Een bedrag van zegge € 45,38 ("....").
     c. Aan het einde van lease-overeenkomst het restant van € 8.969,02 ("....").
Dit restant kan eventueel verrekend worden met de verkoopopbrengst van de waarden.
     ("....").
6.   Zodra lessee al datgene aan de Bank heeft betaald wat hij haar krachtens deze leaseovereenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarde Labouchere Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden.".
 
6.   Op 17 februari 2005 is op verzoek van [X] deze aandelenleaseovereenkömst tussentijds beëindigd. De opbrengst van de aandelen bleek echter niet toereikend om de lening te voldoen. Reden waarom Dexia de eindafrekening heeft opgemaakt die als bijlage 4 is gevoegd bij de conclusie van eis. De aldus berekende restschuld bedraagt € 2.910,08, welk bedrag door [X] aan Dexia is voldaan.
 
7.   [X] heeft uit hoofde van deze aandelenleaseovereenkomst € 1.389,20 aan dividend ontvangen.
 
8.   Bij brief van 12 april 2006 heeft [X] Dexia aansprakelijk gesteld, de Direct Rendement Effect buitengerechtelijk ontbonden en vernietigd en gesommeerd tot terugbetaling van de inleg met toepassing van een door deze rechtbank in enige andere zaken gehanteerde billijkheidsfonnule (bijlage 5 bij conclusie van eis). Het voorgaande baseert [X] onder meer op de bepalingen van de volgens hem ten deze toepasselijke Wet Consumenten Krediet respectievelijk het ontbreken van de benodigde vergunning ex artikel 9 dezer wet.
 
9.   [X] heeft een verklaring afgelegd zoals is bedoeld in artikel 7:908 BW en heeft daarmee te kennen gegeven dat hij niet aan de Duisenberg-regeling gebonden wil zijn.
 
De standpunten van partijen
 
10.  [X] vordert (na wijziging/vermeerdering van eis bij conclusie van repliek):
 
I.   Voor recht te verklaren dat de overeenkomst Direct Rendement Effect nietig is;
II.  Dexia te veroordelen aan [X] te voldoen tegen bewijs van kwijting: € 8.001,28;
III. Voornoemd bedrag vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dagen dat de onderscheiden deelbetalingen zijn verricht althans de dag dat Dexia in verzuim verkeert (1 mei 2006) tot aan de dag der betaling.
IV.  Dexia te veroordelen in de proceskosten,
V.   Het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
 
11.  Bij repliek vult [X] de grond van zijn vordering aan met de stelling dat Dexia jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld vanwege het feit dat het optreden van Spaarkrediet Centrale als zodanig is te kwalificeren en Dexia in het verlengde daarvan eveneens, zulks in de zin van een viertal vergelijkbare uitspraken dezer rechtbank van (punt 7 conclusie van repliek) en vermeerdert de eis (onder I.) bij wijze van alternatief, met verklaring voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [X] heeft gehandeld en daarom schadeplichtig is en dat de restschuld van [X] vervallen verklaard is althans die schuld vervallen te verklaren.
 
Het verweer
12.  Dexia stelt dat de aandelenleaseovereenkomst Direct Rendement Effect is afgesloten via de assurantietussenpersoon Spaarkrediet Centrale, die [X] ter zake heeft geïnformeerd en geadviseerd. Na getoonde interesse van [X] in aandelenlease-producten heeft Spaarkrediet Centrale hem een aanvraagformulier voor dit product verschaft en de Bank heeft dat door [X] ondertekend retour ontvangen. Vervolgens heeft de Bank - na toetsing van [X] bij het BKR - de overeenkomst aan Spaarkrediet Centrale verstuurd. Dexia stelt daarmede aan haar zorgplicht ten opzichte van [X] te hebben voldaan.
 
13.  [X] diende uit hoofde van deze overeenkomst gedurende de looptijd een maandelijks bedrag, bestaande uit alleen rente over de aankoopsom van de portefeuille, aan de Bank te voldoen. In de I79e maand moest [X] dan nog € 45,38 aan de Bank te betalen. Aan het einde van de looptijd van de overeenkomst diende [X] dan (zo mogelijk uit de opbrengst van de verkoop van de waarden) de restschuld van € 8.969,02 aan de Bank te betalen.
 
14.  Voorts betwist Dexia hier de toepasselijkheid van de Wet Consumenten Krediet, stelt dat wettelijke rente in voorkomend geval eerst verschuldigd is vanaf het moment dat er verzuim aan de orde is, verzet zich tegen kostenveroordeling en concludeert tot afwijzing van de vordering van [X].
 
15.  Ten aanzien van het optreden van Spaarkrediet Centrale als effectenbemiddelaar, zodanig dat die niet (meer) was vrijgesteld van de vergunningsplicht ex artikel 12 van de vrijstellingsregeling Wet Toezicht effectenverkeer 1995 zulks vanwege de omstandigheid dat Spaarkrediet Centrale niet enkel [X] als klant bij de Bank heeft aangebracht maar zich ook heeft beziggehouden met advisering en /of aanbevelen van specifieke effectentransacties, stelt Dexia dat dit nog niet tot nietigheid van de overeenkomst leidt: niet de overeenkomst zelf is strijdig met een dwingendrechtelijke wetsbepaling, hoogstens het handelen van de tussenpersoon.
 
16.  Het ontbreken van een vergunning op basis van de Wck acht Dexia geheeld vanwege het feit dat Dexia ingaande 1 januari 2006 beschikt over een vergunning ex artikel 10 van de Wet financiële Dienstverlening, die blijkens artikel 102 Wfd de Wck-vergunning vervangt en mitsdien ex artikel 32:58 BW het eerder ontbreken van een vergunning repareert.
 
17.  Naar aanleiding van de door [X] nader gestelde grond van onrechtmatige daad stelt Dexia dat alleen al de tekst van de overeenkomst duidelijk maakt dat het hier niet om een
spaarvorm gaat maar over een geldlening, de door [X] ingeroepen bepalingen van NR 99 omtrent zorgplicht en schriftelijke informatieverschaffing op (het afsluiten van) deze overeenkomsten niet van toepassing zijn en overigens wet degelijk onderzoek naar diens financiële positie middels de BKR-registratie heeft plaatsgevonden.
 
18.  Betreffende de schade wijst Dexia erop dat [X] niet door hem genoten fiscale of andere voordelen verdisconteert in zijn vordering zomede het causaal verband tussen de gevorderde schade en het onrechtmatig handelen ontbreekt.
 
De beoordeling
 
            Wet Consumenten krediet
 
19.  De rechtbank handhaaft haar standpunt dat de Wet op het Consumentenkrediet (hierna: WCK) op aandelenleaseovereenkomsten als deze van toepassing is. De rechtbank oordeelt de WCK op deze overeenkomst Direct Rendement Effect echter niet van toepassing nu sprake is van overschrijding (leasesom: € 25.380,54) van het hier voor de toepassing van de WCK geldende "beschermingsplafond" van € 22.652,-. Het verweer van Dexia dat de WCK niet van toepassing is op deze overeenkomsten snijdt dan ook hout. [X] kan ten aanzien van deze overeenkomst hier dus geen bescherming ontlenen aan de WCK.
 
            Zorgplicht/onrechtmatige daad/Spaarkrediet Centrale
 
20.  De rechtbank heeft vervolgens te oordelen over de gestelde onrechtmatige daad als grond voor de vordering van [X].
 
21.  Met betrekking tot de gedragingen van Spaarkrediet Centrale en de aansprakelijkheid van Spaarkrediet Centrale voor de schade van [X] overweegt de rechtbank het volgende:
 
a.   Spaarkrediet Centrale is een zogenaamde cliëntenremisier en is als zodanig weliswaar aan te merken als een effectenbemïddelaar als bedoeld in artikel 1 sub b Wte, maar is op grond van artikel 12 van het Vrij stellingsbesluit onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van de vergunningplicht. De belangrijkste van die voorwaarden is dat zij haar activiteiten beperkt tot het aanbrengen van klanten bij de in dat artikel genoemde instellingen.
 
b.   Dat Dexia een instelling als bedoeld in artikel 12 van het Vrij stellingsbesluit is, staat niet ter discussie. Nagegaan moet derhalve slechts worden of Spaarkrediet Centrale zich beperkt heeft tot het aanbrengen van [X] als klant bij Dexia of dat Spaarkrediet Centrale verdere, voor een cliëntenremisier ontoelaatbare bemoeienis met de zaak gehad heeft. Daarvoor is het nodig om vast te stellen wat er onder aanbrengen wordt verstaan.
 
c.   Een wettelijke definitie van het begrip aanbrengen in het kader van de Wte en de daarop gegronde regelgeving bestaat niet. Wel wordt er op haar website (www.aftn.nl) een uiteenzetting van het begrip gegeven door de Autoriteit Financiële Markten (AFM), Daar is, voor zover hier van belang, te lezen: Cliëntenremisiers mogen alleen cliënten aanbrengen bij effecteninstellingen die een vergunning hebben van de AFM-Cliëntenremisiers mogen bijvoorbeeld geen -vermogensbeheer verrichten, orders van cli&nten doorgeven of geld van cliënten onder zich houden. Daarnaast mogen zij geen cliënten aanbrengen bij andere cliëntenremisiers. Cliëntenremisiers mogen wel cliënten uitleggen wat een aandeel of een obligatie is. Echter zij mogen niet een specifiek aandeel, obligatie, effectenleaseprod.net etc. beroeps- of bedrijfsmatig adviseren.
 
d.   Uitgaande van deze uitleg -en de rechtbank gaat bij gebrek aan een andere gezaghebbende uitleg van deze uitleg, die zij ook onderschrijft; uit- was het aan Spaarkrediet Centrale toegestaan om [X] te informeren mits die informatie beperkt was tot kenmerken van beleggingscategoriën en om hem door te verwijzen naar Dexia, maar niet om [X] te adviseren.
 
e.   Een andere voorwaarde is dat de cliëntenremisier zich houdt aan enkele specifieke gedragsregels die voortvloeien uit het Bte en dan hoofdzakelijk uit artikel 24 daarvan en uit de NR, in dit geval de NR 99.1 Dat zijn, voor zover in deze specifieke zaak van belangj dat hij handelt in het belang van de cliënt en de adequate functionering van de effectenmarkten, in het belang van de cliënt kennis neemt van diens financiële positie, ervaring en beleggingsdoelstelling voor zover dat redelijkerwijs van belang is met het oog op het verrichten van zijn diensten, de cliënt de gegevens en bescheiden verstrekt die nodig zijn voor de beoordeling van de door hem aangeboden diensten en de effecten waarop die diensten betrekking hebben en een verbod op het zogenaamde "cold cailing" i.e. een verbod om hen die nog geen cliënt zijn telefonisch of persoonlijk te benaderen anders dan in het geval de betrokkene daar vooraf schriftelijk dan wel telefonisch mee heeft ingestemd dan wel in het contact slechts wordt aangeboden om schriftelijke of elektronische informatie te verschaffen.
 
22.  Zoals hierboven reeds is vastgesteld, is het [X] zelf geweest die het initiatief heeft genomen om contact op te nemen met Spaar Centrale voor de verkrijging van een krediet voor de aanschaf van een nieuwe auto. In het daarop volgende contact heeft een medewerker van Spaar Centrale [X] de als bijlage 1 bij de conclusie van eis gevoegde documentatie ("De Fiscaal Voordelige Lening") ter hand gesteld en hem gewezen op de daarin verwoorde mogelijkheden. Naar eigen zeggen van [X] heeft hij na bestudering daarvan er voor gekozen om het kredietarrangement "en simultaan daarmee" de Direct Rendement Effect af te sluiten. Het is [X] geweest die eerst het Aanvraagformulier Direct Rendement Effect heeft ingevuld/ondertekend en later de concept-aandelenleaseovereenkomst heeft ondertekend en teruggezonden. Gesteld noch gebleken is dat van de zijde van Spaar Centrale anderszins moeite is gedaan om [X] te bewegen tot het aangaan van deze aandelenleaseovereenkomst. De rechtbank trekt hieruit de conclusie dat [X] in (redelijke) rust en niet onder ongepaste druk van een op provisie beluste tussenpersoon, zelf tot het aangaan van de hier relevante overeenkomst is gekomen,
 
23.  De rechtbank is voorts van oordeel dat de aan [X] overhandigde informatie als geheel (en dus inclusief de concept-overeenkomst), niet als ondeugdelijk en misleidend kan worden betiteld. Daarin wordt onder meer voldoende duidelijk gemaakt dat (ook) in het kader van deze aandelenleaseovereenkomst steeds rente moet worden betaald en dat een hoofdsom resteert die aan het eind van de looptijd moet worden afgelost uit de opbrengst van de te verkopen aandelen. Bij een tegenvallende opbrengst van de aandelen wordt niet voor niets uitdrukkelijk gewezen op volgende mogelijkheid; "dan kunt u de lening door laten lopen". Overigens is door [X] ook niet gesteld dat het door hem ontvangen informatiemateriaal op zich ondeugdelijk is. Immers beperkt [X] zijn kritiek op die documentatie (in de conclusie van repliek in conventie onder "kem van de zaak1') tot het punt
 
___________________
1 Het gaat hier om de NR1999 en derhalve de tekst van vóór de wijziging van september 200]
 
dat hij onvoldoende is gewezen op de risico's die samenhangen met beleggen in aandelen; namelijk dat bij een waardedaling van de aandelen de restschuld niet geheel wordt voldaan en er dus bijbetaald moet worden.
 
24.  De rechtbank is van oordeel dat deze kritiek onvoldoende hout snijdt. In de documentatie wordt voldoende duidelijk gewezen op de mogelijkheid van een minder goede afloop. Zo wordt - zoals gezegd - uitdrukkelijk gewezen op de mogelijkheid van (niet aftrekbare) koersverliezen bij verkoop van de aandelenportefeuille aan het eind van de looptijd. Ook wordt in deze documentatie er herhaald op gewezen dat beleggingsresultaten uit het verleden geen garantie zijn voor de toekomst en dus dat de mogelijkheid bestaat dat de aandelen aan het einde van overeengekomen periode minder opbrengen dan de aankoopprijs. [X] (opleiding op MAVO niveau en met netto maandinkomsten van € 2000,-) had een en ander moeten en ook kunnen begrijpen.
 
25.  De rechtbank oordeelt dan ook geen aanleiding aanwezig tot enig verder onderzoek naar de door [X] desondanks gestelde onrechtmatige daad vanwege het niet in acht nemen van enige zorgplicht of het honoreren van enig bewijsaanbod van [X] omtrent feitelijkheden in dat kader,
 
26.  De conclusie is dat niet is komen vast te staan dat Spaarkrediet Centrale in haar relatie tot [X] onrechtmatig heeft gehandeld door te handelen in strijd met de voorschriften van de Vrijstellingsregeling en daarmee in strijd met artikel 7 Wte. Evenmin is komen vast te staan dat zij zicb niet heeft gedragen als een goed opdrachtnemer overeenkomstig de bepalingen van titel 7 :7 BWa immers is niet komen vast te staan dat zij niet heeft gehandeld zoals een redelijk handelend bekwaam vakgenoot dient te handelen. Spaarkrediet Centrale -en daarmee Dexia - is aldus redenerend, niet aansprakelijk te houden voor de door [X] gestelde schade.
 
27.  De vordering van [X] zal worden afgewezen en hij zal als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
 
28.  De overige geschilpunten van partijen behoeven geen beoordeling meer.
 
De beslissing
 
De rechtbank:
 
I.   Wijst af de vorderingen van [X] tegen Dexia,
 
II.   Veroordeelt [X] in de kosten van deze procedure aan de zijde van Dexia gevallen en tot op deze uitspraak begroot op € 296,- aan verschotten en € 904,— aan salaris voor de procureur.
 
III.  Verklaart dit vonnis ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
 

Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.L.J. Koopmans en op 28 november 2007 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL