De procedure
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de
dagvaarding van Dexia van 17 augustus 2004, met producties,
- de
conclusie van antwoord van [X], met producties, alsmede de
incidentele
conclusie tot voeging [Y],
- de conclusie van repliek,
tevens akte houdende voorwaardelijke wijziging van eis,
- de conclusie
van dupliek van [X] en [Y],
- ingevolge de rolbeschikking d.d. 13 april
2005 heeft Dexia een conclusie van
antwoord in het incident tot voeging
genomen, tevens houdende akte uitlating
producties,
- de
antwoordakte van [X] en [Y].
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure
aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij
rolmededeling van 23 november 2005 is vastgesteld dat de procedure is
geschorst.
Na de zogenoemde WCAM-bcschikking van 25 januari 2007
van het gerechtshof te Amsterdam heeft [X] een afschrift overgelegd van de
opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW),
waarin hij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn.
Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt
hervat.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de beslissing
Indeling van het vonnis
Het vonnis heeft de volgende
onderdelen:
1.
Feiten
2. Het geschil in het
incident
3. De beoordeling in het
incident
4. Vordering en
standpunten Dexia
5. Standpunten
[X] en [Y]
6. Beoordeling van de
vorderingen
1. Feiten
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat
vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel
van Bank Labouchere N.V, (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia
wordt (worden.) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.
1.2. Op of omstreeks 9 juni 2000 heeft [X] een
lease-overeenkomst ondertekend met de naam WinstVerDriedubbelaar, hierna de
lease-overeenkomst, waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij
Legio-Lease. Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 74490256 voor een
periode van 36 maanden. De lease-overeenkomst bepaalt onder meer dat [X] in
totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 19.603,62 aandelen leaset en dat [X]
36 maandelijkse termijnen van telkens € 114,26 verschuldigd was en voorts een
bedrag van € 45,38 op of omstreeks de 35e maand. De totale leasesom beliep €
23.716,98 waarin begrepen € 4.113,36 rente. De leaseovereenkomst is door het
verstrijken van de looptijd geëindigd.
1.4. [X] heeft de tijdens de looptijd van de
lease-overeenkomst verschuldigde bedragen tijdig voldaan.
1.5. Op 9 juni 2003 heeft Dexia een eindafrekening
opgesteld volgens welke [X] nog verschuldigd was € 10.884,02 waarvan € 159,64
aan achterstallige termijnbetalingen en
€ 19.558,24 aan restant
hoofdsom,
1.6. [Y], echtgenote van [X], heeft aan [X] geen
schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van de
lease-overeenkomst.
1.7. Bij brief van 17 februari 2003 heeft [Y] met een
beroep Op art. 1 :89 BW de nietigheid ingeroepen van de lease-overeenkomst en
terugbetaling gevorderd op een termijn
van 14 dagen, In deze brief noemt [Y]
als contractnummer 16244228.
2. Het geschil in het
incident
2.1. [Y] vordert te worden toegelaten ah gevoegde partij
aan de zijde van [X] in het tussen Dexia en [X] aanhangige geding. Zij stelt
daartoe - zakelijk samengevat -dat zij de overeenkomst bij brief van 17 februari
2003 heeft vernietigd, omdat het een overeenkomst betreft waarvoor haar
toestemming, als echtgenote van [X], is vereist. Daar die toestemming niet is
gegeven, wenst zij zich in de hoofdzaak bij [X] te voegen, zodat zij zich als
procespartij op de buitengerechtelijke vernietiging kan beroepen. Voor zover
vereist heeft zij tevens gevorderd een verklaring voor recht dat de
leaseovereenkomst is vernietigd.
2.2. Bij conclusie van antwoord heeft Dexia zich om
redenen van proceseconomie gerefereerd aan het oordeel van de
kantonrechter.
3. De beoordeling in het
incident
3,1. Nu voldoende blijkt dat [Y] belang heeft als
bedoeld in art. 217 Rv om zich in de hoofdzaak tussen Dexia en [X] aan de zijde
van de laatste te voegen en Dexia zich ter zake heeft gerefereerd aan het
oordeel van de kantonrechter is de vordering toewijsbaar, met compensatie van
kosten.
4. Vordering en standpunten
Dexia
4.1. Dexia vordert [X] te veroordelen tot betaling van €
12,088,22, zijnde het resterende saldo van de door Dexia opgestelde
eindafrekening, vermeerderd met de rente en kosten, stellende dat [X] in verzuim
is met de nakoming van zijn verplichtingen uit de
lease-overeenkomst.
4.2. Dexia voert daartoe- kort gezegd — aan dat de
lease-overeenkomst niet kan worden aangemerkt als huurkoop. Daarnaast betwist
Dexia dat [X] en [Y] waren gehuwd tijdens het aangaan van de
lease-overeenkomst.
4.3. Voorts voert Dexia aan dat er geen sprake is van
vernietigbaarheid ais bedoeld in art.
1 :89 BW omdat - kort gezegd - art,
1:88 BW geen betrekking heeft op vermogensrechten als de onderhavige, er geen
sprake is van huurkoop bij gebrek aan aflevering en omdat partijen niet hebben
beoogd om de afnemer de effecten te doen verkrijgen, Dexia stelt dat de
huwelijkspartner zijn of haar in art. 1:88 BW bedoelde toestemming ook op andere
wijze dan schriftelijk kan verlenen en dat [Y] dit ook gedaan heeft. Dexia stelt
verder dat de brief van 17 februari 2003 [Y] uitgaat van een onjuist
contractnummer en dat zij daarom van mening is dat [Y] niet de vernietiging van
de overeenkomst in kwestie heeft ingeroepen.
4.4. Voor het geval haar vordering wordt afgewezen en
het bij wcge van verweer gedane beroep van [X] en [Y] op vernietiging van de
lease-overeenkomst slaagt, vordert Dexia [X] te veroordelen tot betaling van een
bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de geleasede effecten
en de waarde daarvan op de datum van verkoop, althans van gehele of
gedeeltelijke vernietiging van de lease-overeenkomst, Dexia doet hierbij een
beroep op art. 6:278 BW.
5. Standpunten [X] en
[Y]
5.1. [X] en [Y] voeren aan dat zij niet in verzuim zijn
nu de lease-overeenkomst op goede gronden buitengerechtelijk is vernietigd, dan
wel vernietigd dient te worden. Voorts bestrijden zij dat artikel 6:278 BW van
toepassing is.
5.2. [X] en [Y] stellen daartoe dat de
lease-overeenkomst moet worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel
7A:1576h BW en derhalve ais koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:1576 BW
en dus de toestemming behoefde [Y] ingevolge artikel 1 :88 lid 1 sub d BW. Omdat
[Y] deze (schriftelijke) toestemming niet verleend heeft, heeft Van [Y] de
overeenkomst rechtsgeldig kunnen vernietigen. [X] stelt verder dat hij döör
toedoen van Dexia heeft gedwaald, althans dat hij door Dexia is bedrogen, daar
Dexia de indruk heeft gewekt dat voor hem een aandelenportefeuille zou worden
gekocht. Daarvan is echter nimmer sprake geweest.
6. De beoordeling van de
vorderingen
6.1. In het vonnis van de rechtbank Amsterdam sector
kanton locatie Amsterdam van 27 april 2007, LJN nummer BA 3914, zijn in een
soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelïngsmaatstaven
gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1);
artikel 1:88/1:89
BW (rov 8.2);
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis
van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt
afgeweken. In het onderhavige geval komt dan neer op het volgende.
Huurkoop: bevoegdheid
6.2. Een lease-overeenkomst als de onderhavige wordt
aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
Artikel 1:88/1:89 BW
6.3. Hoewel Dexia bij gebrek aan wetenschap heeft
betwist dat [X] ten tijde van het aangaan van de overeenkomst (i.c. op 9 juni
2000) met [Y] was gehuwd, blijkt uit de bij dupliek overgelegde
productie 1 (huwelijksakte) dat [X] en [Y] op 28 maart 1988 met elkaar zijn
gehuwd, terwijl voorts niet van wijziging in die burgerlijke staat is gebleken,
zodat ervan wordt uitgegaan dat [X] en [Y] (ook) ten tijde van het aangaan van
de lease-overeenkomst met elkaar waren gehuwd.
6.4. Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op deze
lease-overeenkomst van toepassing. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij
akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de
lease-overeenkomst ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het
gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rov 2.12.3). Nu deze
schriftelijke toestemming ontbreekt, had [Y] de bevoegdheid een beroep te doen
op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
6.5. Dexia voert aan dat de brief van 17 februari 2003
[Y] uitgaat van een onjuist contracmummer en dat zij daarom van mening is dat
[Y] niet de vernietiging van de overeenkomst in kwestie heeft ingeroepen. Dit
verweer kan Dexia niet baten nu niet is gesteld noch gebleken dat tussen
partijen meer/andere overeenkomsten zijn gesloten dan de litigieuze overeenkomst
met contractnummer 74490256 en Dexia ook gedurende deze procedure, althans tot
de conclusie van antwoord in het incident, uit is gegaan van een
buitengerechtelijke vernietiging met betrekking tot de hier in discussie-zijnde
overeenkomst.
6.6. Het vorenstaande resulteert erin dat moet worden
uitgegaan van een op de voet van de artikel 1:88 en 1:89 BW rechtsgeldige
buitengerechtelijke vernietiging door [Y] van de tussen Dexia en [X] gesloten
lease-overeenkomst met de naam iWinstVerDrïedubbelaar> onder contraetmimmer
74490256? welke vernietiging de rechtsverhouding tussen Dexia en [X]
rechtstreeks treft en tot gevolg heeft dat de vordering van Dexia dient te
worden afgewezen. Gelet op de strekking van artikel 1:88 BW is voor toepassing
van artikel 6:278 BW geen plaats,
6.7. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de
vorderingen van Dexia zullen worden afgewezen. De vordering [Y] tot verklaring
voor recht dat de overeenkomst rechtsgeldig buitengerechtelijk is vernietigd,
dient te worden afgewezen daar een gevoegde partij geen eigen vordering kan
instellen.
Proceskosten
6.8. Gelet op de uitslag van de procedure dient Dexia te
worden veroordeeld in de kosten van het geding.
BESLISSING
De kantonrechter:
In het incident
I. wijst de vordering tot voeging
toe;
II. compenseert de kosten van het geding in die
zin dat iedere partij de eigen kosten
draagt;
In de hoofdzaak
III. wijst de vorderingen van Dexia en [Y]
af;
IV. veroordeelt Dexia in de kosten van de
procedure aan de zijde van [X] en [Y] gevallen, tot op heden begroot op:
voor
salaris van
gemachtigde
€ 750,00
één en ander, voorzover verschuldigd, inclusief BTW;
V. verklaart deze veroordeling uitvoerbaar
bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. A.H.E. van der Pol,
kantonrechter-plaatsvervanger, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3
oktober 2007 in tegenwoordigheid van de
griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL