RECHTBANK AMSTERDAM

SECTOR KANTON LOCATIE AMSTERDAM

 

Kenmerk: CV06-3272 (voorheen:CV05-24606) en 06-1335

 

Datum:31 januari 2007

 

251

 

Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaken van:

 

1. [Y]

2. [Z]

beiden wonende te [E]

 

eisers in de hoofdzaak

nader te noemen [X]

 

gemachtigde:mr.P.A.aan de Kerk

 

tegen:

 

de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.

gevestigd te Amsterdam

 

gedaagde in de hoofdzaak

nader te noemen Dexia

 

gemachtigde: mr. F.R.H.van der Leeuw

 

en

 

de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.

gevestigd te Amsterdam

 

eiseres in de vrijwaringszaak

 

nader te noemen Dexia

 

gemachtigde: mr. F.R.H.van der leeuw

 

tegen

 

DND ADVIESGROEP B.V.

gevestigd te Dordrecht

 

gedaagde in de vrijwaringszaak

nader te noemen DND

gemachtigde:mr.M.A.D.Bol

 

 

 

 

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

 

Op verzoek van [X] is Dexia op 7 september 2005 gedagvaard tegen de zitting van 20 september 2005. Op 13 december 2005 heeft Dexia een incidentele conclusie tot vrijwaring genomen, waarop [X] bij conclusie van 23 januari 2006 heeft geantwoord. Bij vonnis in het incident d.d. 1 juni 2006 heeft de kantonrechter de vordering toegewezen en bepaald dat Dexia gerechtigd was DND in vrijwaring te dagvaarden. Dat heeft Dexia bij dagvaarding van 13 juni 2006 gedaan. DND is bij wege van haar gemachtigde in de procedure verschenen, doch heeft niet voor antwoord geconcludeerd, waarna akte van niet dienen tegen haar is verleend.

 

In de hoofdzaak heeft Dexia voor antwoord geconcludeerd onder het overleggen van producties.

Onder het overleggen van producties heeft [X] gerepliceerd, waarbij de eis is gewijzigd.  Dexia heeft gereageerd op de wijziging van eis en tevens onder overlegging van producties gedupliceerd. Op die producties heeft [X] bij akte gereageerd.

 

Daarna is vonnis in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak bepaald.

 

GRONDEN VAN DE BESLISSING

 

in de hoofdzaak en de vrijwaringszaak

 

Feiten

 

1. Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van de naamloze vennootschap Bank Labouchère N.V., hierna te noemen de Bank.

 

1.2. Op of omstreeks 30 mei 2001 heeft de Bank met [X] blijkens een contract met  nummer 22501780 een aandelenleaseovereenkomst gesloten, genaamd Capital Effect  Maandbetaling 15jaar, waarbij [X] aandelen Ahold, ING, Koninklijke Olie en  Unilever leaste voor een totale lease-som van € 98.150,40, waarvan € 102.865,92 voor de aankoop van de aandelen en € 51.471,88 wegens rente tijdens de looptijd van de  overeenkomst. Zodra [X] aan alle verplichtingen uit de overeenkomst voldaan zou  hebben, zou [X] automatisch eigenaar van de aandelen worden. Op de overeenkomst van partijen zijn c.q. waren de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease  van de Bank van toepassing.

 

1.3. Op grond van deze overeenkomst, welke een looptijd had van 180 maanden (15 jaar) en die dus op 30 mei 2016 zou eindigen, diende [X] maandelijks € 545,28 aan de  Bank te betalen door middel van een automatische bankincasso. waartoe [X] aan de Bank een machtiging ver1eend had om van [X]'s rekening de verschuldigde bedragen af te schrijven. Op die rekening was door [X] € 35.792,-gestort voor welk bedrag in opdracht van [X] participaties in het Labouchère Global Aandelenfonds gekocht werden.

 

1.4. Na vijfjaar was [X] gerechtigd de overeenkomst tussentijds te beëindigen onder  betaling of verrekening (met de opbrengst van de aandelen) van het restant van de  hoofdsom. Bij tussentijdse beëindiging, voordat vijf jaar verstreken waren, diende  [X] naast het restant van de hoofdsom, 50 % van de tot de 60e maand nog verschuldigde termijnen te betalen.

 

1.5. In samenhang met deze aandelenleaseovereenkomst heeft [X] tezelfdertijd met de  Bank een overeenkomst gesloten op grond waarvan de Bank een beleggingsrekening  heeft geopend en waarop door [X] een bedrag van € 35.792,~ gestort is, dat  belegd is in participaties in het Labouchère Global Aandelenfonds met de bestemming  om de uit hoofde van de aandelenleaseovereenkomst verschuldigde bedragen uit de opbrengst van die participaties te voldoen, hetgeen ook geschied is.

 

1.6. Deze beide overeenkomsten zijn tot stand gekomen door tussenkomst van DND, die het product effectenlease bij [X] hebben geïntroduceerd en [X] heeft geadviseerd de onderhavige overeenkomsten aan te gaan. Door DND is bij de Bank een  aanvraagformulier "Capital Effect” aangevraagd dat door [X] is ingevuld en door DND verzonden is. Op dat formulier stond met de hand geschreven: "Tevens depot openen Global Aandelenfonds, daarop zal binnenkort 87.500,-gestort worden. Premie daaruit onttrekken. "Nadat de Bank het contract Capital Effect Maandbetaling 15 jaar aan [X] had toegezonden, heeft [X] het contract ondertekend en naar de Bank teruggestuurd.

 

1.7. De aandelen leaseovereenkomst is door [X] tussentijds beëindigd. De restschuld is  door [X] op 23 februari 2004 aan Dexia voldaan.

 

1.8. Bij brief d.d.1 april 2005 van hun gemachtigde heeft [X] de  aandelenleaseovereenkomst vernietigd primair wegens dwaling en subsidiair wegens  misbruik van omstandigheden en heeft [X] Dexia aansprakelijk gesteld voor de door hen geleden schade.

 

1.9. Dexia heeft een overeenkomst gesloten met de Stichting Leaseverlies, de Stichting  Eegalease, de Consumentenbond en de Vereniging van Effectenbezitters (hierna aan te  duiden als "de Duisenbergregeling") ter minnelijke regeling van de geschillen met de  afnemers van de effectenleaseproducten van de Bank en van haar  effectenleaseproducten.

 

1.10.Op 18 november 2005 hebben de partijen bij deze overeenkomst bij het Gerechtshof te Amsterdam een verzoek ingediend tot verbindendverklaring als bedoeld in artikel 7:907 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van deze overeenkomst. Bij beschikking d.d. 25 januari 2007 heeft het Hof deze overeenkomst verbindend verklaard.

 

in de hoofdzaak

 

de vordering

 

2. [X] vordert na haar eis gewijzigd te hebben, waartegen Dexia zich niet heeft verzet, dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

A.

primair

 

a. voor recht zal verklaren dat door hen bij de onderhavige dagvaarding de nietigheid van de door hen met de Bank op 30 mei 2001 gesloten overeenkomst rechtsgeldig werd  ingeroepen op grond van artikel 3:40 lid 2 BW wegens het ontbreken van een vergunning  als vereist op grond van d,e Wet toezicht effectenverkeer (Wte) aan de zijde van DND;

 

subsidiair

 

b. voor recht zal verklaren dat door hen bij de onderhavige dagvaarding voormelde overeenkomst is vernietigd op grond van artikel 23 onder 1 van de Colportagewet;

 

meer subsidiair

 

c. voor recht zal verklaren dat door hen bij brief d.d. 1 april2005 aan Dexia dan wel bij de onderhavige dagvaarding voormelde overeenkomst wegens dwaling, respectievelijk  misbruik van omstandigheden is vernietigd;

 

d. voor recht zal verklaren dat, indien Dexia de door hen bij de onderhavige dagvaarding  onder punt 8.2 verzochte bescheiden niet overlegt, voormelde overeenkomst vanwege het niet vervullen van de opschortende voorwaarde van aankoop van de in artikel 2 van het contract genoemde effecten niet is aangevangen;

 

e. voor recht zal verklaren dat, indien Dexia de door hen bij de onderhavige dagvaarding  onderpunt 8.2 verzochte bescheiden niet overlegt, voormelde overeenkomst is ontbonden wegens een tekortkoming van Dexia in de nakoming van haarverplichtingen;

 

B.

 

f. Dexia zal veroordelen tot vergoeding van de schade -nader op te maken bij staat -(te  vermeerderen met de wettelijke rente), die zij hebben geleden vanwege de nietigheid van voormelde overeenkomst en het onrechtmatig handelen van Dexia dan wel ten gevolge van de verwijtbare tekortkoming van Dexia in de nakoming van haar verplichtingen jegens hen;

 

g. Dexia zal veroordelen tot betaling aan hen van hun kosten van juridische bijstand ten  bedrage van € 1.500,-;

 

h. Dexia zal veroordelen tot (medewerking aan de) ongedaanmaking van de (A) registratie bij het Bureau voor Kredietregistratie (BKR) te Tiel;

 

i. Dexia zal veroordelen in de kosten van deze procedure.

 

3. Aan haar vordering legt [X] -kort gezegd -het volgende ten grondslag.

 

3.1. De Bank heeft zich bij het aangaan van de overeenkomst bediend van de bemiddeling van de cliëntenremisier DND. Deze bemiddeling heeft ten voordele van de Bank plaatsgevonden. De gevolgen van de gedragingen en tekortkomingen van deze  tussenpersoon komen op gelijke wijze voor rekening van de Bank als de gevolgen van  eigen gedragingen en tekortkomingen. DND had vanwege haar bemiddelingsactiviteiten  over een vergunning als bedoeld in artikel 7 Wte moeten beschikken. Daarover beschikte  zij niet, waardoor zij in strijd gehandeld heeft met artikel 7 Wte en er sprake is van een  verboden optreden als orderremisier. De rechtshandeling die deze overeenkomst tot  stand heeft doen komen, is aldus in strijd met een dwingende wetsbepaling en ingevolge  artikel 3:40 lid 2 BW derhalve nietig. Bij de dagvaarding heeft [X] op deze grond de  nietigheid van de overeenkomst ingeroepen.

 

3.2. Op grond van de wijze waarop [X] door DND is benaderd en gezien de bedoeling die haar medewerkster met het gesprek met [X] had, is de Colportagewet in deze van toepassing. Door bedoeld persoonlijk gesprek heeft de medewerkster van DND immers in de uitoefening van haar beroep getracht om [X] te bewegen tot het als kredietnemer deelnemen aan een geldkrediet. In artikel 6 van de Colportagewet is bepaald dat deze gedragingen verboden zijn. Bij de dagvaarding heeft [X] op deze grond de nietigheid van de overeenkomst ingeroepen.

 

3.3. DND heeft de bijzondere zorgplicht die voortvloeide voor haar uit artikel 33 van de  Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999 (NR 99) geschonden. Daarvoor is Dexia  aansprakelijk. Dexia zelf heeft eveneens de bijzondere (precontractuele) zorgplicht welke  voor haar onder meer uit de NR 99 voortvloeide, geschonden.

 

3.4. Op grond van de toelichting van DND alsmede op basis van de gebrekkige en  onvolledige informatie over de aandelenleaseovereenkomst heeft [X] niet een juiste risico afweging terzake dit product kunnen maken. [X] ging ervan –en mocht ervan uitgaan  dat een zekere inleg na verloop van tijd tot een uitbetaling zou leiden.

[X]is in dusdanige mate onvolledig en onjuist voorgelicht dat zich een wilsgebrek  voordoet. Zou [X] immers geweten hebben, dat er enig risico aan het product verbonden zou zijn,dan had [X] de overeenkomst nooit getekend. Hierbij neemt [X] nog in aanmerking de informatie die door DND en de Bank is verstrekt en de eisen die daaraan door hen mochten worden gesteld. Bij de dagvaardingheeft [X] op deze grond de overeenkomst wegens dwaling en misbruik van omstandigheden vernietigd.

 

3.5. Indien Dexia geen bescheiden overlegt, waaruit blijkt dat werkelijk geschied is wat met betrekking tot de aankoop en tenaamstelling en dergelijke van de in het contract  genoemde aandelen in het contract vermeld staat alsmede wat door Dexia over de  verkoop van de bedoelde aandelen gesteld is, is de opschortende voorwaarde waaronder  de aandelenleaseovereenkomst is aangegaan, niet vervuld, althans is de  aandelenleaseovereenkomst op grond van verwijtbare tekortkomingen van Dexia ontbonden is.

 

het verweer

 

4. Dexia verweert zich gemotiveerd tegen de vordering van [X].

 

5. Voor alles benadrukt Dexia dat zij aan al haar cliënten die een combinatie van één of  meerdere met de Bank gesloten effectenleaseovereenkomsten en een via een tussenpersoon geopend beleggingsdepot zijn aangegaan, een aanbod doet conform de zogenaamde "Depotlease Coulanceregeling". Aan [X] heeft zij dit aanbod, dat inhield dat Dexia aan [X] een vergoeding van € 18.204,53zou betalen, op 7 december 2005 gedaan. Dexia betreurt dat [X] dit aanbod niet voldoende heeft gevonden en daarom niet heeft aanvaard. Dit vindt Dexia temeer nu [X] volgens haar de aandelenleaseovereenkomst met de Bank is aangegaan in het volle besef dat [X] de betaalde rente volledig zou kunnen kwijtraken en dat bij vroegtijdige beëindiging sprake zou kunnen zijn van een restschuld.

 

6. Zij acht zich niet aansprakelijk of verantwoordelijk voor handelingen van de onafhankelijke tussenpersoon DND, waarover zij geen zeggingschap had, voorafgaand aan en tijdens de totstandkoming van de aandelenleaseovereenkomst. De deskundige kennis van DND moet aan [X] worden toegerekend. Ook artikel 3 van de toepasselijke algemene voorwaarden van de Bank sluit aansprakelijkheid van de Bank voor eventuele tekortkomingen van DND uit. Het advies om de verschuldigde maandtermijnen vanuit een effectendepot te voldoen, is niet afkomstig van de Bank, maar van DND.

 

7. DND behoefde niet over een vergunning als bedoeld in artikel 7 Wte te beschikken.Er is niet in strijd met de Colportagewet gehandeld. Die wet is niet van toepassing op effectenleaseovereenkomsten, daar deze niet te kwalificeren zijn als geldkrediet of goederenkrediet.

 

8. De Bank heeft de in de aandelenleaseovereenkomst genoemde aandelen verworven.

 

9. Aan [X] komt een beroep op dwaling,misleiding en misbruik van omstandigheden niet toe, nu de Bank [X] voorafgaand aan het sluiten van de aandelenleaseovereenkomst genoegzaam heeft geïnformeerd over de aard en de werking van de aandelenleaseovereenkomst en de daaraan verbondenrisico's.[X] beschikte,alvorens de aandelenleaseovereenkomst te sluiten, over de brochure van de Bank, de bijzondere voorwaarden, het aanvraagformulier en het contract.

 

10. De Bank heeft niet gehandeld in strijd met de zogeheten “bancaire" zorgplicht of enige beweerdelijk op haar rustende verplichting uit hoofde van de artikelen 26, 28 en 33 NR 99. Die bepalingen zijn trouwens niet van toepassing op het aangaan van een overeenkomst als de onderhavige. Een verplichting tot "bevoogding” van een belegger maakt geen deel uit van het Nederlandse recht. De Bank heeft wel onderzoek gedaan naar de financiële positie van [X]. Voorafgaand aan het sluiten van de aandelenleaseovereenkomst is [X] "getoetst” bij het Bureau Kredietregistratie (BKR).

 

11. Dexia wijst erop dat aan het einde van de looptijd van de aandelenleaseovereenkomst geen restschuld had kunnen ontstaan wat betreft het aflossingsproduct. De aandelenleaseovereenkomst is echter door [X] tussentijds beëindigd. Dexia bestrijdt dat op de Bank de verplichting rustte om in het door haar aangeboden effectenleaseproduct het koersrisico af te dekken.

 

12. De Bank heeft niet onrechtmatig jegens [X] gehandeld.

 

13. De Bank was als deelneemster ingevolge artikel 13 van het reglement van het BKR verplicht de financiële verplichtingen die [X] jegens haar op zich genomen had, aan het BKR te melden. Tot schrapping van de registratie kan Dexia niet overgaan. Hooguit kan zij een melding aan het BKR doen.

 

Beoordeling

 

14. De kantonrechter leest de vordering van [X] aldus dat [X] onder "de overeenkomst" in het petitum verstaat zowel de aandelenleaseovereenkomst d.d. 30 mei 2001 als de tezelfdertijd gesloten overeenkomst ter zake de beleggingsrekening, nu ook Dexia kennelijk de vordering van [X] zo verstaan heeft.

 

15. Door [X] is gesteld dat, indien Dexia geen bescheiden overlegt. waaruit blijkt dat werkelijk geschied is wat met betrekking tot de aankoop en tenaamstelling en dergelijke van de in het contract genoemde aandelen in het contract vermeld staat, de opschortende voorwaarde waaronder de aandelenleaseovereenkomst is aangegaan, niet vervuld is, althans de aandelenleaseovereenkomst op grond van verwijtbare tekortkomingen van Dexia ontbonden is.

 

16. Bij zijn beschikking d.d. 25 januari 2007 tot verbindendverklaring van de Duisenbergregeling heeft het Gerechtshof geconcludeerd dat er geen reden is om in twijfel te trekken dat Dexia de in de effectenieaseovereenkomsten genoemde effecten gekocht en vervolgens behouden heeft.

 

17. Er dient daarom vanuit gegaan te worden dat de Bank haar verplichtingen uit hoofde van de aandelen leaseovereenkomst jegens [X] tot aankoop en tenaamstelling en dergelijke van de in het contract genoemde aandelen is nagekomen.Voor zover [X] haar vordering gebaseerd heeft op het niet nakomen van deze verplichtingen door de Bank, kan [X] vordering dus niet slagen.

 

18. De beide overeenkomsten die de Bank met [X] sloot, zijn tot stand gekomen door tussenkomst van DND. Tussen partijen is in geding, of de gevolgen van de gedragingen en eventuele tekortkomingen van DND in deze jegens [X] aan Dexia toegerekend moeten worden.

 

19. Ingevolge artikel 6:76 BW is een schuldenaar, als hij bij de uitvoering van een verbintenis gebruik maakt van de hulp van andere personen, voor hun gedragingen op gelijke wijze aansprakelijk als voor eigen gedragingen. Deze bepaling dient analogisch te worden toegepast In geval bij de totstandkoming van een verbintenis gebruik gemaakt is van een tussenpersoon die kennelijk in opdracht en f of ten gunste van één van de partijen gehandeld heeft.

 

20. Als onbestreden door Dexia staat vast dat DND [X] ongevraagd heeft benaderd, voorgelicht en geadviseerd tot het aangaan van beide overeenkomsten. Ook staat als onbestreden door Dexia vast dat DND voor haar bemiddeling van de Bank provisie ontvangen heeft. Gegeven deze feiten en omstandigheden moet geconstateerd worden dat DND niet als adviseur van [X] opgetreden is, maar louter ten gunste van de Bank (en haarzelf) heeft gewerkt. Artikel 6:76 BW moet daarom analogisch toegepast worden, tenzij het beroep van Dexia op artikel 3 van de Algemene Bankvoorwaarden opgaat.

 

21. In artikel 3 van de Bankvoorwaarden staat onder meer dat de bank bevoegd is bij de uitvoering van opdrachten van cliënten en van andere overeenkomsten met de cliënt gebruik te maken van de diensten van derden en de bank niet aansprakelijk is voor tekortkomingen van die derden, indien zij aantoont dat zij zorgvuldig geweest is in haar keuze van die derden.

De Bank heeft gebruik gemaakt van de diensten van DND bij de totstandkoming van haar  overeenkomsten met [X], maar niet bij de uitvoering daarvan. Het beroep van Dexia op artikel3 van de Bankvoorwaarden gaat dan ook niet op. Dexia moet daarom voor de gedragingen van DND op gelijke wijze aansprakelijk gehouden worden als voor haar eigen gedragingen.

 

22. Wat betreft het geschil over de toepasselijkheid op de activiteiten van DND van de Colportagewet, is het gelijk aan de zijde van Dexia. Ingevolge artikel 1 van deze wet, zoals deze ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten luidde, werd onder "geldkrediet, goederenkrediet, kredietgever etc" verstaan hetgeen voor toepassing van de Wet op het consumentenkrediet en de daarop berustende bepalingen daaronder verstaan werd. Onder "geldkrediet” werd in de Wet op het consumentenkrediet verstaan een krediettransactie als bedoeld in artikel 1 onder a.1 en onder "goederenkrediet” een krediettransactie als bedoeld in artikel 1 onder a. 2 en 3. Volgens artikel 1 onder a.1 van de Wet op het consumentenkrediet was een krediettransactie iedere overeenkomst waarbij door de ene partij een geldsom ter beschikking gesteld werd aan de andere partij die deze som in een of meer betalingen terug diende te betalen. Een krediettransactie als bedoeld in artikel 1 onder a. 2 en 3 was iedere overeenkomst waarbij door de ene partij het genot van een goed of het verlenen van een dienst aan de andere partij of een derde werd verschaft, waarvoor de andere partij aan de ene partij of de derde partij een of meer betalingen moest doen. In de Colportagewet werd onder "goed” verstaan een roerende zaak of een vermogensrecht dat geen registergoed was met dien verstande dat voor de toepassing van de Colportagewet niet als goed aangemerkt werden (onder meer) ter beurze genoteerde effecten. De overeenkomsten die [X] met de Bank sloot, waren, c.q. zijn krediettransacties als bedoeld in artikel 1 onder a. 2 van de Wet op het Consumentenkrediet. De Colportagewet was in dit geval dus niet van toepassing.

 

23. Of het feit dat een overeenkomst tot stand gekomen is door tussenkomst van een persoon die door zijn bemiddeling zich in strijd met de Colportagewet gedragen heeft, met zich meebrengt dat die overeenkomst nietig is in geval een van partijen bij die overeenkomst voor de met de Colportagewet strijdige gedraging van die persoon op gelijke wijze als voor een eigen gedraging aansprakelijk is, is dan ook een vraag die niet beantwoord behoeft te worden.

 

24. Veronderstellenderwijs neemt de kantonrechter aan dat, zoals [X] betoogd heeft, DND ten tijde van haar bemiddelingsactiviteiten aangemerkt moet worden als een effectenbemiddelaar als bedoeld in de Wte, zoals deze ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten met [X] luidde, en zij niet beschikte over een op grond van die wet vereiste vergunning. Het niet de beschikking hebben over die vergunning heeft niet tot gevolg dat om die reden de aandelenleaseovereenkomst met [X] nietig is. De (mogelijke) nietigheid van bemiddelingsactiviteiten op zich genomen laat de rechtsgeldigheid van de overeenkomst die door die activiteiten tot stand gekomen is, onverlet. Tevergeefs heeft [X] bijdagvaarding op deze grond de nietigheid van de aandelenleaseovereenkomst ingeroepen.

 

25.In het midden kan blijven of en –zo ja –in hoeverre de NR 1999 In deze toepasselijk was en is, aangezien, hoe dan ook, op DND en de Bank uit hoofde van hun maatschappelijke functie als professionele dienstverlener en als bank een bijzondere zorgplicht jegens particuliere beleggers zoals [X] rustte die strekt tot bescherming van particuliere beleggers tegen eigen lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht.

 

26. De vraag is nu, of het beroep van [X] op de nietigheid van de overeenkomsten wegens dwaling dan wel misbruik van omstandigheden opgaat.

 

27. Het beroep van [X] op de nietigheid van de overeenkomsten wegens dwaling in de zin van artikel 228 lid 1 onder a en / of onder b BW gaat op, als [X] de overeenkomsten onder invloed van een dergelijke dwaling is aangegaan en [X] bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomsten niet, althans niet onder dezelfde voorwaarden, zou hebben gesloten.

 

28. Bij de beantwoording van de vraag of er sprake geweest is van een dwaling in de zin van artikel 228 lid 1 onder a en / of onder b BW moet onderzocht worden in hoeverre en op welke wijze DND en de Bank voldaan hebben aan haar informatieplichten en [X] aan diens onderzoeksplicht.

 

29. De dwaling van [X] heeft blijkens zijn stellingen met name hieruit bestaan dat op basis van de adviezen en de toelichting van DND en de (onvolledige en gebrekkige) informatie van de Bank [X] niet wist dat er met geleend geld in aandelen belegd werd en er enig risico aan het product aandelenlease verbonden was en [X] ervan uit mocht gaan dat een zekere inleg na verloop van tijd tot een uitbetaling zou leiden.

 

30. [X] stelt alleen het te ondertekenen contract en dus geen brochure van de Bank, een financiële bijsluiter.een offerteberekening of dergelijke onder ogen gekregen te hebben. [X] had naar eigen zeggen volstrekt geen ervaring met het beleggen in aandelen en kon zich zelfstandig geen volledig beeld vormen van de aard en de risico's van het product aandelenlease.

 

31. Als het inderdaad zo is dat [X] niet ter zake deskundig was, door DND [X] van alles op de mouw gespeld is en [X] alleen het ondertekende contract onder ogen gekregen heeft, mocht van [X] desondanks verwacht worden dat [X] de ongevraagde voorlichting en aanprijzingen van DND met terughoudendheid en kritische zin zou beschouwen en het ter ondertekening voorgelegde contract met de nodige nauwlettendheid zou bestuderen en zich van de inhoud daarvan rekenschap zou geven, zoals dat van elke niet ter zake deskundige, doch aandachtige en oplettende consument verwacht mag worden.

 

32. Na nauwlettende bestudering en kennisneming van het contract kon [X], die door ander materiaal van de Bank, zoals brochures en dergelijke niet in de war gebracht kan zijn, in redelijkheid niet dwalen over de aard en de duur van de aandelenleaseovereenkomst en de daaraan verbonden lasten en risico's. Op het door [X] ondertekende contract staan toch heel duidelijk vermeld de duur van de overeenkomst, de vier soorten aandelen die voor hen waren gekocht, de hoeveelheid aandelen, de aankoopkoersen en de totale aankoopsommen alsmede een uitsplitsing van de overeengekomen leasesommen in de posten aankoopbedragen voor de aandelen, de administratiekosten en de totaal te betalen rente tijdens de looptijd van de overeenkomst.

 

33. Uit de vaststaande feiten volgt niet dat DND en / of de Bank [X] willens en wetens misleid heeft c.q. hebben en evenmin dat DND en /of de Bank wist(en) of had(den) moeten begrijpen dat [X] door bijzondere omstandigheden bewogen werden tot het sluiten van de overeenkomst. Met betrekking tot de aandelenleaseovereenkomst is dan ook van misbruik van omstandigheden geen sprake geweest.

 

34. Met betrekking tot de overeenkomst ter zake de beleggingsrekening liggen de zaken anders.

De bijzondere zorgplicht welke op DND en de Bank jegens [X] als particuliere beleggers rustte, bracht mee dat DNS en / of de Bank [X] uitdrukkelijk hadden moeten waarschuwen voor het risico dat door het dalen van de waarden van de participaties in het Labouchère Global Aandelenfonds niet langer uit de opbrengst van die waarden voldaan zou kunnen worden aan de verplichtingen uit de aandelenleaseovereenkomst en dat [X]  daardoor genoodzaakt zou kunnen worden om de aandelenleaseovereenkomst voortijdig te beëindigen. Aangenomen moet worden dat [X], als die waarschuwing wel gegeven was, de overeenkomst ter zake de beleggingsrekening niet, althans niet onder dezelfde voorwaarden gesloten zou hebben. Door de vernietiging bij de dagvaarding heeft [X] deze overeenkomst dus wel vernietigd.

 

35. De vernietiging van de overeenkomst ter zake de beleggingsrekening heeft tot gevolg dat het door [X] op de beleggingsrekening gestorte bedrag ad € 35.792,~, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat dit bedrag op de beleggingsrekening door [X] gestort is, door Dexia als onverschuldigd aan haar betaald aan [X] terugbetaald moet worden. Dat bedrag wordt dan ook toegewezen aan [X]. 

36. Ook wordt toegewezen de gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst ter zake de beleggingsrekening wegens dwaling vernietigd is. Het meer en anders gevorderde wordt afgewezen met dien verstande dat de beslissing over de proceskosten wordt aangehouden tot de eindbeslissing in de vrijwaringszaak.

 

in de vrijwaringszaak

 

de vordering

 

37. Dexia vordert dat de kantonrechter bij het in de hoofdzaak tussen partijen uit te spreken vonnis DND gelijktijdig bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad zal veroordelen om aan haar tegen kwijting te betalen al datgene waartoe zij bij dat vonnis ten behoeve van [X] mocht worden veroordeeld met verwijzing van DND in de kosten van de hoofdprocedure en van deze procedure.

 

38. Aan haar vordering legt Dexia ten grondslag de hiervoor onder 1.1 tot en met 1.8 vermelde feiten en omstandigheden en voorts dat DND, een financiële dienstverlener die in haar functie van onafhankelijk tussenpersoon de producten van banken en financiële instellingen, waaronder Dexia, aanbood, zelfstandig verantwoordelijk was voor de opzet en inrichting van de door haar te verrichten werkzaamheden en voor de weg langs walker zij potentiële cliënten benaderde.

 

39. Mocht het beroep van [X] op vernietiging van de overeenkomst met de Bank of op haar verplichting tot schadevergoeding slagen, dan is DND jegens Dexia aansprakelijk voor de  schade die zij daardoor zal lijden. Door als tussenpersoon bij te dragen aan de omstandigheid dat onvoldoende bij [X] geïnformeerd is naar hun financiële positie en hun beleggingsdoelstellingen, heeft DND immers gehandeld in strijd met de verplichtingen die naar redelijkheid en billijkheid voortvloeiden uit de contractuele verhouding tussen DND en Dexia en ook overigens in strijd met hetgeen DND jegens Dexia in het maatschappelijke verkeer betaamde.

 

Beoordeling

 

40. Tegen de vordering van Dexia heeft DND geen verweer gevoerd, zodat de door Dexia gestelde feiten en omstandigheden als vaststaand aangenomen moeten worden.

 

41. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechterkan op grond van die feiten en omstandigheden de vordering van Dexia slechts ten dele worden toegewezen. Als DND “bijgedragen" heeft aan de omstandigheid dat onvoldoende geïnformeerd is naar de financiële positie en de beleggingsdoelstelling en daardoor jegens Dexia van [X] en DND wanprestatie gepleegd heeft en ook overigens gehandeld heeft in strijd met hetgeen haar jegens Dexia betaamde, zal hetgeen waartoe Dexia in de hoofdzaak veroordeeld wordt, nietten volle als schadevergoeding door DND aan Dexia betaald behoeven te worden.

 

42. De zaak wordt verwezen naar de rolzitting teneinde Dexia inde gelegenheid te stellen zich over deze kwestie uit te laten en zo nodig haar eis te wijzigen.

 

43. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

 

BESLISSING

 

De kantonrechter:

 

In de hoofdzaak

 

I. verklaart voor recht dat de overeenkomst terzake de beleggingsrekening d.d. 30 mei 2001 van eisers met de Bank wegens dwaling bij de dagvaarding door eisers vernietigd is;

 

11.veroordeelt Dexia, uitvoerbaar bij voorraad om aan eisers te betalen een bedrag van € 35.792,-,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat dit bedrag op de beleggingsrekening door [X]gestort is, tot aan de dag der voldoening;

 

11I.houdt de beslissing ten aanzien van de proceskosten aan;

 

IV. wijst wat voorts nog door eisers gevorderd is, af;

 

In de vrijwaringszaak

 

V. verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 7 maart 2007 om 10.00 uur, teneinde Dexia de gelegenheid te geven zich uit te laten over de hiervoor onder 41 bedoelde kwestie en zo nodig haar eis te wijzigen;

 

VI.

Houdt iedere verdere beslissing aan.

 

Aldus gewezen door mr. F.M.P.M. Strengers, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 januari 2007 in tegenwoordigheid van de griffier:

 

De griffier                                                                               De kantonrechter