Zaaknummer :
103407/ HA ZA 03-2421
Datum
uitspraak : 19 mei 2004
Vonnis van de
rechtbank te ’s-Hertogenbosch, enkelvoudige kamer voor de behandeling van
burgerlijke zaken, in de zaak van:
de
naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te
Amsterdam,
eiseres in de
hoofdzaak,
verweerster in
het incident,
procureur mr. H.
Post,
tegen:
[X],
wonende te
YYYYY,
gedaagde in de
hoofdzaak,
eiseres in het
incident,
procureur mr.
ZZZZZ.
Partijen
zullen hierna "Dexia" en "[X]" worden genoemd
1.
De procedure
Het verloop
van het geding blijkt onder meer uit:
Partijen
hebben vonnis in het incident gevraagd.
2.
Het geschil en de beoordeling in het incident
2.1.
Dexia vordert in de hoofdzaak, kort gezegd, [X] bij vonnis, uitvoerbaar
bij voorraad, te veroordelen om aan haar €
11.994,45 te
betalen, vermeerderd met de contractuele rente ad 0,96 % per maand, althans de
wettelijke rente, over €
10.862,78
vanaf 19 september 2003 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van
[X] in de proceskosten. Partijen hebben, aldus Dexia ter onderbouwing van deze
vordering, een overeenkomst met elkaar gesloten met betrekking tot het product
WinstVerDriedubbelaar onder contractnummer [X]. Door het verstrijken van de
overeengekomen looptijd is deze overeenkomst, aldus Dexia, beëindigd. In verband
hiermee heeft Dexia een eindafrekening gestuurd aan [X].
[X]
laat, aldus Dexia, ondanks herhaalde aanmaningen daartoe, na aan haar
betalingsverplichting jegens Dexia te voldoen.
2.2.
[X] vordert in het incident dat de hoofdzaak wordt verwezen naar de
sector kanton "en voorts de behandeling en beslissing aan te houden totdat
definifief zal zijn beslist in de (.. .) bij de Rechtbank Amsterdam aanhangige,
collectieve procedures ", kosten rechtens.
[X]
heeft, zakelijk weergegeven, ter onderbouwing van de vordering tot verwijzing
gesteld dat de hoofdzaak een vordering betreft die ingevolge artikel 93 Rv door
de kantonrechter moet worden behandeld en beslist, omdat de in de hoofdzaak aan
de orde zijnde overeenkomst een huurkoopovereenkomst betreft. [X] heeft,
zakelijk weergegeven, ter onderbouwing van de vordering tot aanhouding gesteld
dat sprake is van klemmende redenen als bedoeld in artikel 2.8 sub b van het
Landelijk Reglement voor de Civiele Rol bij de Rechtbanken c.q. deugdelijke
gronden als bedoeld in paragraaf 6 lid 2 van het Landelijk Reglement voor de
Civiele Rol van Kantonsectoren om de behandeling van de procedure aan te houden
in afwachting van de definitieve uitspraken in de door haar aangehaalde
collectieve procedures.
Dexia heeft,
zakelijk weergegeven, ter afwering van de incidentele vordering tot verwijzing
gesteld dat, wil een overeenkomst als huurkoop kunnen worden geduid, daarvoor
vereist is dat sprake is van een koop op afbetaling en de litigieuze
effectenlease-overeenkomst tussen partijen niet voldoet aan de wezenlijke
kenmerken van een koop op afbetaling zoals opgenomen in artikel 7A: 1576 lid 1
BW.
De
rechtbank is voorshands
van oordeel dat de hoofdzaak betrekking heeft op een huurkoopovereenkomst en
derhalve door de sector kanton dient te worden behandeld en beslist. Zij zal
de incidentele vordering tot verwijzing derhalve - op de hierna te
vermelden wijze toewijzen. Bij voormeld oordeel is het volgende in aanmerking
genomen.
Vermogensrechten
zijn krachtens het vijfde lid van artikel 7A: 1576 BW vatbaar voor koop op
afbetaling. Effecten zijn te beschouwen als vermogensrechten en kunnen onderwerp
zijn van koop op aflbetaling en van huurkoop. Gelet op de verplichtingen tot
periodieke betaling en de voorwaardelijke overdracht (zie dgv. prod. 1 en 2)
moet worden vastgesteld dat de onderhavige overeenkomst dezelfde strekking heeft
als koop en verkoop op afbetaling en als zodanig moet worden aangemerkt.
Kenmerkend voor een huurkoopovereenkomst is de automatische eigendomsovergang
van het object nadat de laatste termijnbetaling heeft plaatsgevonden. Hiervan is
sprake. Artikel 5 van de litigieuze overeenkomst (zie dgv. prod. 1) bepaalt:
"Zodra lessee al datgene aan Legio-lease heefl betaald wat hij haar
krachtens de lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden
Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van
rechtswege eigenaar van de waarden geworden ".
Dexia
heeft gesteld dat als eigendomsoverdracht onzeker is, er geen sprake is van koop
op afbetaling (inc. cva sub 20), en overeenkomsten van effectenlease juridisch
noch economisch gericht zijn op het daadwerkelijk verkrijgen van de eigendom van
die effecten (inc. cva sub 22). De rechtbank is van oordeel dat uit de artikelen
2 en 10 van de Bijzondere Voorwaarden volgt dat de lessee automatisch eigenaar
van de waarden wordt, tenzij de lessee mededeelt de voorkeur te geven aan
verkoop van de aandelen aan een derde. In artikel 2 van de Bijzondere
voorwaarden staat vermeld: "Legiolease en lessee komen overeen dat de
eigendom van de waarden op de lessee overgaat door vervulling van de
opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit de
overeenkomst heeft voldaan. " In artikel 10 van de Bijzondere Voorwaarden
staat: "Indien lessee aan al zijn verplichtingen uit de overeenkomst heeft
voldaan, zullen de waarden aan de lessee worden uitgeleverd, tenzij lessee
alsdan mededeelt de voorkeur te geven aan de verkoop van de waarden (...) "
Dat de effecten bij het einde van de looptijd niet aan de lessee worden
overgedragen is naar het oordeel van de rechtbank in deze context gelezen niet
het uitgangspunt, maar een uitzondering en doet daarmee geen afbraak aan de
strekking van de overeenkomst.
De
rechtbank overweegt met betrekking tot de incidentele vordering tot
aanhouding dat het niet aan haar maar aan de kantonrechter is om na
verwijzing van de hoofdzaak naar de sector kanton te beslissen omtrent de
verdere voortgang van de procedure. Deze vordering is derhalve thans niet voor
toewijzing vatbaar.
Nu
Dexia de hoofdzaak bij de verkeerde sector aanhangig heeft gemaakt en daarmee de
kosten van dit incident nodeloos heeft veroorzaakt, zal hij in die kosten worden
veroordeeld. Deze kosten bestaan uit het salaris procureur voor de incidentele
conclusie en het aan [X] in rekening gebrachte vast recht, dat bij de
kantonrechter niet verschuldigd is.
3.
De rechtbank
in
het incident:
verwijst de
hoofdzaak in de stand waarin zij zich bevindt naar de rolzitting van woensdag
23
juni
2004
te 9.30 uur
van de sector kanton van deze rechtbank, locatie Helmond, op welke zitting de
kantonrechter een rolbeslissing zal nemen omtrent de verdere voortgang van de
procedure;
wijst
partijen erop dat zij ofwel in persoon ofwel bij gemachtigde in de procedure
moeten verschijnen;
gelast de
griffier het griffiedossier in deze zaak te doen toekomen aan de griffie van
voornoemde sector;
wijst
het meer of anders gevorderde af;
veroordeelt
Dexia in de kosten van het incident, aan de zijde van [X] tot op heden begroot
op €
620,--,
waarvan
€
390,--
terzake
salaris procureur en €
230,-- terzake
vast recht
Dit
vonnis is gewezen door mr. W.M. Callemeijn en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van 19 mei 2004
in
tegenwoordigheid van de griffier.