Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

Rolnummer: 04/861
Datum vonnis: 30 juni 2004
 
RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht -enkelvoudige kamer
 
Vonnis in de zaak met rolnummer 04/861 van:
 
X,
wonende te Voorburg,
opposant in conventie en eiser in reconventie in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
procureur mr. N.P.O. Ruysch,
 
tegen
 
de naamloze vennootschap
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geopposeerde in conventie en gedaagde in reconventie in de hoofdzaak,
gedaagde in het incident,
procureur mr. R.A. Kaarls.
 
Partijen worden hierna aangeduid als "X" en "Dexia".
 
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder de stukken van de verstekprocedure.
 
RECHTSOVERWEGINGEN in oppositie:
 
In de hoofdzaak en in het incident:
 
Dexia heeft gevorderd X te veroordelen tot betaling van een bedrag ad € 12.460,87, te vermeerderen met rente, uit hoofde van een tussen partijen gesloten effectenlease-overeenkomst, onder de naam "WinstVerDriedubbelaar".
 
Nadat X niet was verschenen, heeft de rechtbank bij verstekvonnis van 14 januari 2004 de vordering van Dexia grotendeels toegewezen, met veroordeling van X in de proceskosten.
 
X is in verzet gekomen van het verstekvonnis. Hij heeft de vordering van Dexia alsnog gemotiveerd bestreden en vordert te worden ontheven van de tegen hem uitgesproken veroordeling en het gevorderde alsnog af te wijzen. Hij heeft daarbij ook een reconventionele vordering ingesteld met betrekking tot voormelde overeenkomst.
 
In het incident verder:
 
Vooraf merkt de rechtbank op dat tot de in dit vonnis gegeven beslissing hebben bijgedragen ontwikkelingen in den lande, waaronder recente rechtspraak van de omliggende rechtbanken.
 
X vordert dat de sector civiel van de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren van het geschil kennis te nemen, aangezien de zaak een overeenkomst van huurkoop betreft ten aanzien waarvan de kantonrechter bevoegd is. De rechtbank begrijpt dat X daarmee verzoekt de zaak te verwijzen naar de sector kanton op de voet van artikel 71 lid 2 Rv.
 
Dexia voert gemotiveerd verweer tegen de incidentele vordering. Volgens haar is de tussen partijen gesloten overeenkomst geen koop op afbetaling - en dus ook geen huurkoop - aangezien zij betrekking heeft op vermogensrechten (aandelen) en niet op zaken. Bovendien is - volgens haar - niet voldaan aan de drie overige vereisten die artikel 7A:1576 lid 1 BW stelt: van aflevering is geen sprake, noch vindt betaling van de koopprijs in termijnen plaats, noch zouden partijen eigendomsoverdracht van de aandelen hebben beoogd.
 
De rechtbank overweegt als volgt.
 
De strekking van artikel 7A:1576 lid 5 BW is - zo blijkt uit de wetsgeschiedenis - om ook vermogensrechten onderwerp te kunnen laten zijn van koop op afbetaling (en dus ook van  huurkoop). Effecten betreffen vermogensrechten, zodat titel 5A van Boek 7A BW ook van toepassing is op een overdracht van aandelen. Dit betekent dat, indien sprake is van een aandelenoverdracht die voldoet aan het bepaalde in artikel 7A: 1576h lid 1 BW, die transactie moet worden aangemerkt als huurkoop.
 
Aflevering van effecten vindt niet in stoffelijke vorm plaats, maar door middel van bijschrijving in de administratie van de betrokken instelling. Dexia erkent dat in haar boekhouding een aantekening is geplaatst conform artikel 17 Wet Giraal Effectenverkeer.
Op grond hiervan neemt de rechtbank aan dat de aandelen zijn afgeleverd in de zin van artikel 7A:1576h lid 1 BW. De in dit artikel bedoelde "opschortende voorwaarde" zijn partijen overeengekomen aan de hand van het bepaalde in artikel 2 van de op de overeenkomst van toepassing zijnde "Bijzondere Voorwaarden". Dat de eigendom van de aandelen pas overgaat na volledige betaling, doet er niet aan af dat de voor huurkoop vereiste aflevering heeft plaatsgehad.
 
Op grond van artikel 3 a t/m c van de overeenkomst betreffende de voldoening van de lease-som (36 gelijke maandtermijnen, gevolgd door twee slottermijnen) moet worden vastgesteld dat ook is voldaan aan het vereiste dat de koopprijs wordt betaald in termijnen, waarvan er twee of meer verschijnen nadat de verkochte zaak aan de koper is afgeleverd. De vraag hoe die termijnbetalingen door (één van) partijen worden gekwalificeerd (uitsluitend als rentevergoeding of anderszins) is daarvoor niet relevant.
 
Ten slotte kan Dexia niet worden gevolgd in haar stelling dat partijen geen eigendomsoverdracht hebben beoogd. Artikel 5 van de effectenlease-overeenkomst en artikel 2 van voormelde "Bijzondere Voorwaarden" bepalen immers uitdrukkelijk dat de eigendom van de aandelen automatisch en van rechtswege overgaat nadat de lessee zijn betalingsverplichtingen is nagekomen. De omstandigheid dat na afloop van de looptijd van het contract meestal wordt geopteerd - door de lessee - voor verkoop van de aandelen en verrekening van de opbrengst doet daaraan niet af.
 
Op grond van het vorenstaande luidt het voorlopige oordeel van de rechtbank dat het onderwerp van geschil - zowel in conventie als in reconventie - een overeenkomst van huurkoop betreft. Dit betekent dat niet de sector civiel, maar de sector kanton deze zaak verder dient te behandelen. De zaak zal daartoe worden verwezen naar die sector, locatie Den Haag.
 
Aangezien deze beslissing is gebaseerd op een voorlopig oordeel, wordt de beslissing omtrent de kosten van het incident en de eventueel onnodig gemaakte kosten aan de zijde van X (griffierecht, dat bij het kantongerecht niet verschuldigd is) overgelaten aan de kantonrechter.
 

BESLISSING in oppositie:
 
De rechtbank:
 
verwijst de zaak naar de zitting van de sector kanton bij deze rechtbank, locatie Den Haag, alwaar partijen in persoon dan wel bijgestaan of vertegenwoordigd door een gemachtigde dienen te verschijnen op de rolzitting van dinsdag 31 augustus 2004 te 10.00 uur, teneinde verder te procederen;
 
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S.W. Holtrop en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juni 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL