RECHTBANK
UTRECHT
Sector Handels -en Familierecht
VONNIS
van de voorzieningenrechter in het kort geding van:
de besloten vennootschap
met beperkte
aansprakelijkheid Wagner & PARTNERS B.V.,
gevestigd en
kantoorhoudende te Rotterdam
eiseres,
procureur: mr. J.R. Berculo,
advocaat: mr. R.H.M. Wagemans te Maastricht,
- tegen -
de naamloze vennootschap SNS BANK N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht, gedaagde,
procureur: B.F.
Keulen,
advocaat: mr. R.W. Polak te 's-Gravenhage.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Het verloop van de procedure is als volgt:
- dagvaarding d.d. 30 augustus 2004, die in fotokopie aan dit vonnis is
gehecht;
- vermeerdering van eis;
- mondelinge behandeling op
15 september 2004;
- aanvulling van eis;
- producties en van
beide partijen en een pleitnota zijdens gedaagde.
1.2. Partijen (hierna: W&P en de SNS Bank) hebben
vonnis gevraagd.
2. De feiten
2.1. W&P bemiddelt bij de totstandkoming van
financieringsovereenkomsten tussen particulieren en kredietinstellingen
waaronder de SNS Bank. Tussen W&P en de SNS Bank is daartoe in 2001 een
zogenaamd hypotheekarrangement gesloten waarin een aantal voorwaarden, waaronder
het recht op provisie, zijn vastgelegd.
2.2. De SNS Bank heeft bij brief van 2 april 2004 de
overeenkomst met W&P opgezegd tegen 1 juni 2004. Bij schrijven van 18 juni
2004 heeft W&P aanspraak gemaakt op de nog niet betaalde provisie over het
jaar 2003 en de bonusprovisie 2003.
2.3. De SNS BANK heeft bij brief van 28 juni 2004 aan
(de raadsman van) W&P onder meer het navolgende medegedeeld:
"Uw cliënte meent recht te hebben op een tweetal
vergoedingen genaamd bonus provisie en bemiddelingsprovisie. De bonusprovisie
zou € 185.291,-- bedragen en de bemiddelingsprovisie zou € 485.570,37 bedragen.
Het Totaal van het door uw cliënte gevorderde bedrag is € 670.881.37.
De hoogte van de vastgestelde bonusprovisie bedraagt
€ 185.291,--. Over de hoogte van deze bonusprovisie bestaat geen discussie. De
hoogte van de bemiddelingsprovisie is vastgelegd op € 469.506,43. De op de
bemiddelingsprovisie in mindering te brengen retourprovisie bedraagt tot en met
mei 2004 € 51.000,--. Resteert aan bemiddelingsprovisie € 418.508,43. Samen
bedragen de verschuldigde provisies € 603.797,43 in plaats van de door uw
cliënte gepretendeerde € 670.861,37.
In 2001 heeft uw cliënte de heer Van den B uit
A.geadviseerd. SNS Bank is door de advocaat van de heer Van den B op 16 maart
2004 schriftelijk aansprakelijk gesteld voor de door Van den B geleden en
nog te lijden schade. Uw cliënte is door SNS Bank op de hoogte gebracht van de
aansprakelijkstelling. De heer Van den B is niet (langer) in staat zijn
verplichtingen uit de hypothecaire geldlening te
voldoen. Hetgeen in de
eerste plaats wordt veroorzaakt door onrechtmatige advisering , door uw cliënte
bestaande uit het adviseren tot het aangaan van een hypothecaire geldlening op
basis van geprognosticeerde inkomsten uit beleggingen. De schade van de heer Van
den B wordt, exclusief bijkomende kosten, door zijn advocaat begroot op €
150.000,--. Hoewel SNS Bank van mening is dat zij niet aansprakelijk is voor de
advisering door uw cliënte, valt niet uit te sluiten dat zij in een eventuele
procedure toch gehouden zal zijn de schade aan de heer Van den B te vergoeden.
SNS Bank heeft in dat geval wel een regres vordering op uw cliënte. (...) "
Daarnaast hebben zich vooralsnog 200 cliënten bij SNS Bank gemeld die
van mening zijn dat zij als gevolg van de advisering door uw cliënte schade
hebben ge/den. De financiële positie van deze cliënten is niet in alle gevallen
gelijk. Gesteld kan echter worden dat zij allen in meer of mindere mare in
betalingsproblemen verkeren als gevolg van de advisering door uw cliënte. Ook
voor deze dossiers acht SNS Bank zich gehouden concessies ten aanzien van de
hypothecaire geldlening te voldoen. (. ..)
Op basis van de beoordeelde
dossiers gaan wij er vanuit dat de gemiddelde kosten van deze concessies ca €
11.800,-- per cliënt bedragen. De directe schade die SNS Bank dientengevolge
lijdt, bedraagt op basis van deze schatting € 2.360.000,-. (...)
Naast dit
alles speelt nog een andere kwestie. In augustus 2000 heeft SNS Bank na
bemiddeling door uw cliënte een financiering verstrekt van € 2.500.000,-- aan de
heer ~ te H De financiering is verstrekt op basis van inkomensgegevens van
de heer ~ zoals opgemaakt en verstrekt door uw cliënte. Kort na de verstrekking
van het krediet werd duidelijk dat de heer ~ niet in staat was aan zijn
financiële verplichtingen uit de kredieten te voldoen. (...)
Een bedrag van
€ 1.178.648,-- is onbetaald gebleven. (...)
SNS Bank beroept zich op
verrekening van haar schade met de aan uw cliënte verschuldigde bonus- en
bemiddelingsprovisie. SNS Bank stelt voor een finale afrekening op te stellen
zodra de gehele omvang van de schade bekend is en met uw cliënte als dan, indien
mocht blijkt dat uw cliënte de vordering niet terstond kan voldoen, een
betalingsregeling overeen te komen. "
2.4. De SNS Bank heeft 14 september 2004 beslag onder
zichzelf doen leggen voor haar vorderingen op W&P.
3. Het geschil en de
beoordeling daarvan
3.1. W&P vordert, na vermeerdering van eis, de SNS
Bank te veroordelen tot de betaling van een bedrag van € 923.432,--. W&P
heeft ter zitting haar eis aangevuld met de vordering tot opheffing van het door
de SNS Bank gelegde beslag binnen 2 dagen na de betekening van het in deze te
wijzen vonnis; één en ander met veroordeling van de SNS Bank in de kosten van
dit kort geding.
3.2.De grondslag van de geldvordering als zodanig is
gebaseerd op de stelling dat de provisie opeisbaar is en in hoofdzaak niet is
betwist. W&P voert aan dat tussen partijen overeenstemming bestaat over de
verschuldigdheid door de SNS Bank van een aan W&P uit te keren provisie over
2003 ad € 616.130,30 een bonus provisie over 2003 van € 185.291,-- en een
provisie over 2004 tot het moment van de beëindiging van de samenwerking ad €
242.011,67. Daarop dient € 120.000,-- in mindering te strekken wegens een door
W&P terug te boeken bedrag aan provisie, zodat door de SNS Bank een bedrag
van € 923.432,-- dient te worden voldaan.
W&P stelt dat de SNS Bank zich
niet op verrekening kan beroepen aangezien de SNS Bank haar stellingen terzake
een vermeende tegenvordering niet deugdelijk heeft onderbouwd. Daarnaast stelt
zij dat de gegrondheid van de vorderingen van de SNS Bank niet op eenvoudige
wijze is vast te stellen, zodat het beroep op verrekening in rechte niet
gehonoreerd dient te worden. W&P stelt voorts dat niet summierlijk van de
deugdelijkheid van het door de SNS Bank ingeroepen recht is gebleken zodat om
die reden ook het conservatoire beslag dient te worden opgeheven.
3.3. SNS Bank heeft in de eerste plaats bezwaar gemaakt
tegen de vermeerdering van eis, stellende dat zij zich niet op de stukken die
aan de vermeerderde vordering ten grondslag liggen, heeft kunnen voorbereiden.
Het bezwaar wordt echter ongegrond verklaard. De vermeerdering van eis heeft met
name betrekking op de door W&P gevorderde provisie over het jaar 2004.
Aangezien de SNS Bank sedert het eind van de samenwerking met W&P (1 juni
2004) wist dat zij naast de provisie en de bonus provisie over 2003, ook nog
provisie over 2004 verschuldigd zou zijn, valt in te zien dat zij thans door
deze vermeerdering in haar verdediging wordt geschaad. Opmerking verdient verder
dat SNS Bank op voorhand reeds schriftelijk heeft aangegeven geen bezwaar te
hebben tegen een eventuele vordering strekkende tot opheffing van het beslag.
3.4. De overige verweren van SNS Bank, alsmede de nadere
stellingen van partijen. komen voor zover nodig, in het navolgende aan de orde.
3.5. De door W&P gevraagde voorziening strekt tot
betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort
geding is slechts dan aanleiding, a1s het bestaan (en de omvang) van de
vordering in hoge mate aannemelijk is, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde
spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid
van terugbetaling -bij afweging van de belangen van partijen -aan toewijzing
niet in de weg staat.
3.6. Het verweer van de SNS Bank sluit aan op de inhoud
van de hiervoor onder 2.3 vermelde brief van 28 juni 2004. Daarnaast verwijt zij
W&P dat deze aandelenleaseproducten heeft verkocht zonder de in verband
daarmee aangegane verplichtingen in de vermogensopstelling voor de
hypotheekaanvraag op te nemen, zodat de afloscapaciteit van de cliënt niet op
een juiste wijze is beoordeeld. Ook heeft SNS Bank een aantal stellingen
geponeerd die betrekking hebben op de opzegging van de relatie tussen partijen.
Nu die opzegging in dit geding geen onderwerp van geschi1 is, worden de
standpunten van de SNS Bank op dit punt onbesproken gelaten.
3.7. In dit geding gaat het om de vraag of de SNS Bank
zich terecht beroept op verrekening van haar vorderingen tot schadevergoeding op
W&P De voorzieningenrechter beantwoordt die vraag ontkennend. Daartoe diene
het navolgende. De door de SNS Bank gestelde tegenvorderingen zijn onvoldoende
onderbouwd en voor zover ter zitting besproken, telkens door W&P gemotiveerd
bestwist. W&P heeft voorshands een voldoende gedetailleerde verklaring
gegeven om welke reden en onder welke omstandigheden aan Van den B een hoge
financiering is verstrekt.W&P heeft voorts onbetwist gesteld dat zij niet
verantwoordelijk is voor het faillissement van L. In dat kader heeft zij tevens
aannemelijk gemaakt dat zij L aangezien het een financieringsaanvraag van een
ondernemer betrof, in contact met de SNS Bank beeft gebracht met wie de
financiering (aan de hand van de door de accountant van L opgestelde stukken) is
besproken. De SNS Bank heeft geen bewijs bijgebracht van haar stelling dat
W&P onvolledige vermogensopstellingen heeft geproduceerd.
Voorts is niet
komen vast te staan in hoeverre de cliënten die zich als gedupeerden bij de SNS
Bank hebben gemeld, schade hebben geleden door toedoen van W&P (als gevolg
van onjuiste advisering) of mogelijk zijn gedupeerd door de constructie van de
aandelenlease als zodanig (bij tegenvallend beleggingsresultaat). Evenmin is
door SNS Bank voldoende onderbouwd gesteld waarom in het geval van te
optimistische verwachtingen omtrent het te behalen beleggingsresu1taat, de
tussenpersoon die het product van de kredietverstrekkende instantie beeft
geadviseerd, aansprakelijk is. De SNS Bank heeft weliswaar aangegeven dat zij
met een aanzienlijk aantal cliënten van W&P financiële regelingen heeft
getroffen, maar heeft niet aangegeven met welke cliënten, voor welke bedrag en
om welke reden. De SNS Bank heeft gesteld dat er mogelijk cliënten zijn die de
SNS Bank nog zullen aanspreken, maar heeft niet gesteld in hoeverre er thans
harde claims zijn ingediend, voor welke bedragen en door wie. Daarnaast heeft
W&P onbetwist gesteld dat zij zelf niet in de gelegenheid is geweest om met
haar cliënten mogelijke alternatieven of oplossingen voor de ontstane problemen
te bespreken omdat de SNS Bank een en ander buiten haar om is gaan regelen.
Uit het voorgaande volgt dat voorshands ook niet summierlijk van de
deugdelijkheid van de vordering van de SNS Bank is gebleken zodat het door haar
gelegde conservatoire beslag moet worden opgeheven.
3.8. De SNS Bank heeft in haar schrijven van 28 juni
2004 (zie 2.3) de verschuldigdheid van een bedrag van € 603.797,43 erkend, zodat
van de juistheid van dit bedrag zal worden uitgegaan. De SNS Bank heeft ter zake
van de gevorderde provisie over 2004 (ad € 242.011.67) aangevoerd dat zij bij
vluchtige bestudering van de door W&P overgelegde computeruitdraai die aan
de berekening van dit bedrag ten grondslag ligt, een verschil heeft
geconstateerd van circa € 80.000,-- a € 90.000,-.. Mitsdien kan in ieder geval
een bedrag van € 142.000,-- aan provisie worden toegewezen. De toewijzing van
een voorschot ad € 745.797,43 (€ 603.797 ,43 + € 142.000,--) is derhalve, nu
onvoldoende van een restitutierisico is gebleken, gerechtvaardigd.
3.9. Uit het voorgaande volgt dat de vordering als na te
melden zal worden toegewezen. Het voorgaande impliceert tevens de opheffing van
het beslag.
3.10. De SNS Bank zal, als de in het ongelijk gestelde
partij, worden veroordeeld in de proceskosten van W&P
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
4.1. veroordeelt de SNS Bank tot betaling aan W&P
van een bedrag van € 745.797,43 (zevenhonderd vijfenveertigduizend zevenhonderd
zevenennegentig euro en drieënveertig eurocent);
4.2. heft op het conservatoire beslag dat door de SNS
Bank op 14 september 2004 ten laste van W&P onder de SNS Bank is gelegd;
4.3. veroordeelt de SNS Bank in e kosten van dit geding,
tot aan deze uitspraak aan de zijde van W&P begroot op € 703,--. voor
salaris van de procureur en op € 4.5351-- vastrecht en € 70,40 explootkosten;
4.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij
voorraad;
4.5. wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer en in het
openbaar uitgesproken op 28 september 2004.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL