Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
KANTONRECHTER
UTRECHT
Sector kanton
Locatie Amersfoort
zaaknummer: 591439 AC EXPL 08-5627
D
toevoeging 2DA3927
vonnis d.d. 15 april
2009
inzake
1. [X],
wonende te
[woonplaats],
2. [Y],
wonende te [woonplaats],
verder
ook te noemen [X] en [Y],
eisende partijen,
gemachtigde: mr. E.H.
Hoeksma,
tegen:
de naamloze vennootschap
Levob Bank
N.V.,
gevestigd te Leusden,
verder ook te noemen
Levob,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. F.R.H. van der
Leeuw.
Verloop van de
procedure
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis
van 25 februari 2009 waarbij een comparitie
na antwoord is
bevolen.
Partijen hebben voorafgaand aan de comparitie nog een akte
genomen.
De comparitie is gehouden op 23 maart 2009. Daarvan is aantekening
gehouden.
Hierna is uitspraak bepaald.
1. De
feiten
1.1. [X] en [Y] hebben op of rond 27
september 2001 een aandelenleaseovereenkomst met Levob getekend, genaamd
"Levob Hefboom Effect" (verder te noemen: de overeenkomst).
1.2. De overeenkomst is aangegaan via
bemiddeling van Simmelink Financieel Adviesbureau (verder Simmelink) te
Enschede. Simmelink heeft [X] en [Y] in verband met de wens om een auto aan te
schaffen, geadviseerd om een bestaande kredietovereenkomst met Ribank af te
lossen en in verband daarmee een kredietovereenkomst met Levob te sluiten
alsmede de overeenkomst ter aflossing van vorenbedoelde kredietovereenkomst met
Levob aan te gaan.
1.3. De overeenkomst had een looptijd van
vijfjaar, met de mogelijkheid van een verlenging. Met de overeenkomst is een
geleend bedrag gemoeid van € 7.000,00. De lening is aangewend voor de aankoop
van effecten. Tijdens de looptijd van de overeenkomst waren [X] en [Y]
maandelijks rente verschuldigd. De maandelijkse renteverplichting bedroeg €
55,51. [X] en [Y] hebben in totaal € 3.665,86 aan rente betaald. [X] en [Y]
hebben € 951,96 aan dividend ontvangen.
1.4 In de door [X] en [Y]
Ondertekende overeenkomst is onder meer opgenomen:
"1. Er wordt € 7.000,- (...) belegd voor
rekening en risico van de cliënt. (...)
3. De aankoop van de effecten
geschiedt niet eerder dan nadat door de bank de navolgende stukken van cliënt
zijn ontvangen:
- de rechtsgeldig ondertekende overeenkomst,
- het
volledig ingevulde en ondertekende aanvraagformulier. (...)
4. De bank
verstrekt ter leen aan de cliënt gelijk de cliënt van de bank in leen aanvaardt
en verklaart schuldig te zijn een bedrag groot € 7.000,- (...), hierna te
noemen: "het krediet".
5. Deze overeenkomst wordt aangegaan voor een periode
van vijf (5) volle jaren te rekenen vanaf het tijdstip van aankoop van de
effecten. Na het verstrijken van deze periode vindtyerkoop van de onderliggende
effecten plaats. De vaststelling van de geldswaarde van de effecten geschiedt
overeenkomstig de in art. 3 omschreven regeling inzake aankoop. De
verkoopopbrengst van de effecten, onder inhouding van verkoopkosten ten belope
van een gedrag gelijk aan 1 % van de vastgestelde geldswaarde van de effecten,
komt ten gunste van de cliënt en wordt aangewend ter aflossing van het krediet.
Een na aflossing resterend surplus zal na kaar vaststelling aan de cliënt worden
uitgekeerd, terwijl een eventueel resterend te kort binnen 14 dagen na haar
vaststelling door de cliënt moet worden aangezuiverd.
6. Het rentepercentage
bedraagt 0,793% per maand en is vast gedurende een periode van vijf (5) jaren.
De effectieve rente bedraagt 9,9% op jaarbasis, (...)
11, Indien een
AEX-fonds dividend beschikbaar stelt in contanten, zal de bank aan de cliënt
toevallende dividenden eveneens in contanten beschikbaar stellen. (...)
13.
De juridische eigendom van de onderliggende effecten en de daaraan verbonden
rechten, berust bij de Stichting Administratiekantoor Net Levob Hefboom Effect.
De economische eigendom van de onderliggende effecten berust bij de
cliënt.
14. De cliënt verklaart zich bewust te zijn van de beleggingsrisico
's verbonden aan de effecten en deze risico 's te aanvaarden. De bank is niet
aansprakelijk voor schade en verliezen door de cliënt geleden als gevolg van
waardedaling, koersdaling of welke andere oorzaak ook."
1.5. Op 12 oktober 2001 heeft Levob
schriftelijk aan [X] en [Y] opgegeven welke aandelen zij in het kader van de
overeenkomst voor hen heeft gekocht, hoeveel aandelen het waren en tegen welke
prijs deze zijn gekocht,
1.6. Op verzoek van [X] en [Y] om de
overeenkomst te beëindigen, heeft Levob de aandelen verkocht en [X] en [Y] op 28
maait 2008 een eindafrekening gezonden. Na deze verkoop resteerde er een schuld
van [X] en [Y] aan Levob van € 877,69, welke schuld [X] en [Y] aan Levob op 26
juli 2008 hebben voldaan.
2. Het
geschil
2.1. [X] en [Y] vorderen bij vonnis, voor
zover bij wet toelaatbaar, uitvoerbaar bij voorraad:
- te verklaren voor
recht dat Levob onrechtmatig heeft gehandeld jegens [X] en [Y] en dat zij om die
reden schadeplichtig is jegens [X] en [Y];
- veroordeling van Levob tot
betaling van € 3.591,59, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dagen dat de
maandtermijnen zijn voldaan tot aan de dag der betaling, althans vanaf de dag
dat het verzuim intrad tot aan de dag der betaling,
- veroordeling van Levob
in de kosten van de procedure.
2.2. Levob voert verweer. Op de stellingen
van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan,
3. De
beoordeling
Standpunten van partijen
3.1. [X] en [Y] stellen dat de overeenkomst
is presenteerd al een verplicht onderdeel van de lening die bij Levob werd
afgesloten en dat Levob [X] en [Y] nimmer enige vorm van informatie heeft
verstrekt over de aard en werking van de overeenkomst. Zij stellen geen brochure
over de overeenkomst te hebben ontvangen, Levob had uitdrukkelijk en in niet mis
te verstane bewoordingen [X] en [Y] moeten waarschuwen tegen het kunnen ontstaan
van een rechtschuld en het kunnen verhezen van de rentetermijnen. Voorts had
Levob inlichtingen moeten inwinnen over de financiële positie,
beleggingservaring en doelstellingen van [X] en [Y]. Ook had moeten worden
bezien of [X] en [Y] een eventuele restschuld wel zouden kunnen
voldoen.
3.2. Levob heeft aangevoerd dat de tekst
van de overeenkomst en de bijbehorende documenten duidelijk is en voldoende
inzicht geven in de overeenkomst en de risico's. Voorts heeft Levob aangevoerd
dat de overeenkomst een kant-en-klaar product is, waarin geen beleggingskeuzes
hoeven te worden gemaakt en dat daarom op haar geen verdergaande taak of
informatieplicht rust en voorts dat zij niet op de hoogte was en ook niet hoefde
te zijn van de omstandigheden waaronder Simmelink de overeenkomst heeft
aangeboden. Levob heeft de financiële positie van alle potentiële cliënten
onderzocht door een acceptatietoets uit te voeren, waaronder een toets bij het
BKR en een inkomenstoets. De uitslag van deze toets leidde niet tot de conclusie
dat aan [X] en [Y] geen overeenkomst had mogen worden aangeboden.
Algemeen
3.3. De kantonrechter stelt voorop dat de
Hoge Raad in zijn arrest van 11 juli 2003, JOR 2003/1997 heeft overwogen dat op
een bank een bijzondere zorgplicht rust om niet-professionele beleggers te
informeren over de risico's van het product. ïn zijn arrest van 9 januari 1998,
NJ 1999/285 heeft de Hoge Raad overwogen "dat de maatschappelijke functie
van de banken een bijzondere zorgplicht meebrengt, zowel jegens haar cliënten
uit hoofde van de met hen bestaande contractuele verhouding, als ten opzichte
van derden met wier belangen zij rekening behoort te houden op grond van wat
volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt." Deze
zorgplicht - die naar zijn aard strekt tot bescherming van de (potentiële)
cliënt tegen het gevaar van zijn eigen lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht -
vloeit voort uit hetgeen de eisen van redelijkheid en billijkheid, gelet op de
aard van de contractuele verhouding tussen financiële instellingen en haar
particuliere cliënten, meebrengen.
3.4. Deze rechtbank heeft in haar vonnissen
van 22 december 2004 (NJF 2005/60) en 4 januari 2006 (NJF 2006/152) geoordeeld
dat de omvang van de zorgplicht wordt bepaald door de resultante van twee
verplichtingen, te weten het verstrekken van informatie aan en het inwinnen van
informatie bij de potentiële deelnemer omtrent hun financiële positie, ervaring
en beleggingsdoelstellingen. Deze vonnissen zijn weliswaar gewezen in
procedures, waarin niet Levob, doch een andere aanbieder van een ander
aandelenlease-product partij was, doch gelet op de grote overeenkomsten in beide
zaken tussen zowel de aanbieders als het door hen aangeboden product, geldt deze
zorgplicht eveneens voor Levob. De kantonrechter heeft dit al eerder overwogen
in haar vonnissen van 4 augustus 2004 (LJN: AQ6491) en 4 juli 2007 (LJN: BA9375)
en heeft dit oordeel nadien herhaald in de meer recente vonnissen van onder meer
16 januari 2008 (LJN: BC1910) en 11 juni 2008 (LJN: BD3554). De kantonrechter
sluit zich daarbij aan. Deze zorgplicht vloeit voort uit hetgeen de eisen van
redelijkheid en billijkheid meebrengen. Het betoog van Levob ten aanzien van de
niet-toepasselijkheid van het Bte 1995 en de NR 1999 op producten als de
onderhavige wordt daarom als niet ter zake doende gepasseerd.
3.5. De genoemde twee verplichtingen, te
weten het verstrekken van informatie aan en het inwinnen van informatie bij de
potentiële cliënt, moeten in samenhang worden bezien, in die zin dat naarmate er
meer uitgebreide informatie is verstrekt, de noodzaak tot het inwinnen van
uitgebreide informatie over de cliënt kan verminderen.
Bij de beoordeling in
hoeverre een juiste balans is aangelegd tussen deze twee verplichtingen, speelt
de aard van het product en de daaraan verbonden risico's een rol. Voorts is de
wijze waarop het product is gepresenteerd van belang, alsmede de beoogde
doelgroep. De combinatie van elementen van een geldlening en elementen van een
belegging die in de Hefboomovereenkomst onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden,
maken dat de kantonrechter in tegenstelling tot het Hof Amsterdam (15 november
2007, LJN BB7971) van oordeel blijft dat de zorgplicht zich niet slechts
uitstrekt tot de inkomens- en vermogenspositie van een deelnemer, maar tot diens
beleggingsdoelstelling en -ervaring.
Informatie verstrekken
3.6. Levob diende aan [X] en [Y] informatie
te verschaffen. De overeenkomst behelst het risico op een restschuld. Dit risico
is zodanig dat een potentiële deelnemer hiervoor voorafgaand aan het sluiten van
de overeenkomst uitdrukkelijk en in niet mis te verstane bewoordingen dient te
worden gewaarschuwd.
Nu niet vast staat dat [X] en [Y] een brochure hebben
ontvangen aangaande de overeenkomst is slechts in artikel 14 van de overeenkomst
gewaarschuwd voor beleggingsrisico's. Deze waarschuwing in meer of minder
algemene bewoordingen voor risico's verbonden aan het beleggen in effecten kan
niet als een uitdrukkelijke en niet mis te verstane waarschuwing voor de
mogelijkheid van een restschuld worden aangemerkt, reeds omdat zij die
mogelijkheid niet specifiek noemen.
Een dergelijke, overwegend algemeen
geformuleerde waarschuwing miskent dat juist de bescherming van particuliere
beleggers tegen eigen lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht vereist dat
zodanige beleggers uitdrukkelijk en ondubbelzinnig op het risico van een
restschuld opmerkzaam worden gemaakt. In artikel 5 van de overeenkomst is
opgenomen dat een "eventueel resterend tekort" dient te worden aangezuiverd. Dit
betreft (slechts) een weergave van een verplichting uit de overeenkomst en is
niet als een waarschuwing geformuleerd. Kortom, de noodzakelijke specifieke
waarschuwing heeft Levob achterwege gelaten.
Evenmin heeft Levob
gewaarschuwd voor de mogelijkheid dat er weliswaar geen restschuld ontstaat,
maar dat het rendement van de belegging zodanig is dat de betaalde rente
verloren gaat.
Informatie inwinnen
3.7. Levob diende voorts bij [X] en [Y]
informatie in te winnen over hun financiële positie, beleggingservaring en
beleggingsdoelstelling voor zover dit redelijkerwijs relevant is bij de
uitvoering van de door de effecteninstelling te verrichten diensten. Dat sprake
is van een kant-en-klaar product doet daaraan niet af. Juist vanwege de
kenmerken van het product is het inwinnen van die informatie van belang. [X] en
[Y] gingen bij het sluiten van de overeenkomst zeer wezenlijke
beleggingsrisico's aan. Een professionele en op dit terrein bij uitstek
deskundig te achten partij als Levob had zich rekenschap moeten geven dat
langdurige koersdalingen zich zouden kunnen voordoen zoals deze ook zijn
opgetreden, waardoor de uiteindelijke betalingsverplichting van [X] en [Y] in
wanverhouding zou kunnen komen te staan met zijn inkomens- en
vermogenspositie.
Daarnaast speelt ook een rol dat het product naar zijn aard
juist is ontwikkeld voor mensen die niet of weinig bekend zijn met beleggen en
over onvoldoende middelen beschikken om te beleggen. Zeker voor die groep
beleggers is het ondoenlijk om zelf berekeningen te maken over de risico's van
aandelenlease, gezien de vele factoren die daarbij een rol kunnen spelen. Dit
betekent dat het, anders dan Levöb heeft gesteld, wel relevant is om van te
voren enig inzicht te verkrijgen in de totale financiële positie, waaronder de
vermogenspositie, van [X] en [Y] om te bezien of zij een eventuele restschuld
zouden kunnen voldoen.
3.8, Wat betreft het inwinnen van
informatie over de financiële positie van [X] en [Y] heeft Levob aangevoerd een
zogenaamde acceptatietoets te hebben uitgevoerd.
3.9. Levob heeft met het uitvoeren van die
toets niet voldaan aan haar verplichting. Er heeft slechts een summiere
inkomenstoets plaatsgevonden, terwijl in het geheel niet is geïnformeerd naar de
vermogenspositie van [X] en [Y] en de beleggingsdoelstellmg. Het BKR register
vermeldt slechts welk bedrag iemand aan schulden heeft, die voldoen aan de
voorwaarden voor registratie en bij instellingen die bij het BKR. zijn
aangesloten. Een adequaat beeld van de financiële draagkracht van [X] en [Y] -
in verband met de risico's die met de overeenkomst gepaard gaan - is daarmee
niet verkregen. De uitgevoerde toets geeft onvoldoende informatie over de vraag
of [X] en [Y] in staat zijn om een eventuele restschuld te kunnen
dragen.
3.10. [X] en [Y] hebben aangevoerd dat zij geen
beleggingservaring hadden en enkel een lening wilden afsluiten om een auto aan
te schaffen. Op aanraden van Simmelink hebben zij de overeenkomst afgesloten om
vermogen op te bouwen ter aflossing van die lening. [X] en [Y] hebben niet
beseft dat zij belegden met geleend geld en dat zij het risico liepen op een
restschuld.
3.11. Levob heeft niet onderzocht of [X] en [Y]
zich bewust waren van de gevaren die voor hen aan het aangaan van de
overeenkomst waren verbonden en of zij de overeenkomst desondanks wensten aan te
gaan.
3.12. Concluderend heeft Levob haar zorgplicht
verzaakt, nu niet is gesteld of gebleken dat Simmelink voldoende invulling heeft
gegeven aan de zorgplicht die op Levob rust.
Kwalificatie
3.13. De schending van de zorgplicht door Levob
kwalificeert de kantonrechter, gelet op de uitspraken van het Hof Den Bosch van
5 april 2005 (LJN AT2375) en het Hof Amsterdam van 24 mei 2007 (LJN BA56S4), als
een onrechtmatige daad.
Dit heeft tot gevolg dat de gevorderde verklaring
voor recht in zoverre toewij sbaar is dat voor recht zal worden verklaard dat
Levob onrechtmatig jegens [X] en [Y] heeft gehandeld.
Causaal verband
3.14. [X] en [Y] hebben voldoende aannemelijk
gemaakt dat zij de overeenkomst niet zouden hebben afgesloten als Levob hen in
niet mis te verstane bewoordingen had gewezen op het risico van een restschuld-
Nu de verplichting waarin Levob is tekortgeschoten ertoe strekt te voorkomen dat
een belegger lichtvaardig of met ontoereikend inzicht een beleggingsovereenkomst
sluit, kan het aangaan van de overeenkomsten daarom als een gevolg hiervan aan
haar worden toegerekend. Levob dient derhalve in beginsel als geleden schade te
vergoeden de nadelige financiële gevolgen die voor [X] en [Y] gemoeid waren met
het aangaan van de overeenkomst.
Schade
3.15. Volgens [X] en [Y] bestaat hun schade uit
de maandelijks door hen aan Levob betaalde rente van in totaal € 3.665,86 en de
door hen aan Levob betaalde restschuld van € 877,69, verminderd met de
uitgekeerde dividenden ad € 951,96. De schade bedraagt volgens [X] en [Y]
derhalve € 3,591,59.
3.16. De stelling van Levob dat het verlies van
de maandelijks verrichte betalingen (zijnde de rente over de lening) niet als
schade kan worden aangemerkt, is door de rechtbank in voorgaande vonnissen
(waaronder 24 januari 2007, LJN AZ7231) steeds verworpen. De kantonrechter gaat
ook nu aan die stelling voorbij.
In de arresten van het Hof Amsterdam van 1
maart 2007 (LJN AZ9722), 16 augustus 2007 (LJN BB1855) en 15 november 2007 (LJN
BB7971) alsmede in het recente arrest van het Hof Arnhem van 1 april 2008 (LJN
BC9484), ziet de kantonrechter onvoldoende aanleiding anders te oordelen dan zij
tot nu toe heeft gedaan. Zoals hiervoor is overwogen, is voldoende aannemelijk
dat de overeenkomst niet tot stand zou zijn gekomen indien de verplichtingen uit
hoofde van de zorgplicht zouden zijn nagekomen. Voorop staat dat de overeenkomst
wordt gekenmerkt door het gegeven dat de deelnemer een belegging aangaat die met
geleend geld wordt gefinancierd. De lening wordt uitsluitend aangegaan met het
oog op die financiering; het staat de deelnemer niet vrij om het geleende geld
zelf, of aan een ander doel te besteden. De lening staat dus niet op zich zelf
maar maakt een onlosmakelijk onderdeel uit van het door Levob aangeboden
product. Indien de overeenkomst niet tot stand zou zijn gekomen, zou de
deelnemer dus ook het onderdeel daarvan dat uit de rentedragende lening bestaat
niet zijn aangegaan. De zorgplicht ziet mede op het waarschuwen voor de
mogelijkheid dat de over de lening te betalen rente met de opbrengst van de
belegging niet zal worden terugverdiend en dus verloren zal gaan+ althans op het
verifiëren of de deelnemer het product zodanig heeft doorgrond dat hij zich
bewust was van die mogelijkheid. Dat uit de over het product verstrekte
informatie wel kan worden afgeleid dat (ook) sprake is van geleend geld, maakt
nog niet dat de deelnemer het risico van het verloren gaan van de rente zonder
meer had kunnen of behoren te begrijpen. Hieruit volgt dat de kantonrechter
blijft bij haar oordeel dat zowel de rente als de restschuld in beginsel als
schade tengevolge van het aan Levob verweten onrechtmatig handelen voor
vergoeding in aanmerking dient te komen. Bevestiging van dit oordeel vindt de
kantonrechter in de uitspraak van de Commissie van Beroep DSI van 27 januari
2005 (gewezen door prof. mr. A.S. Hartkamp, mr. J.B. Fleers, mr. S.P.G. van
Hooijdonk, mr. F.H.J. Mijnssen, mr. G.St. Panjer, mr, A, Rutten-Roos en A.
Vastenhouw) en in het arrest van het Hof Amsterdam van 24 mei 2007 (LJN BA5684).
De kantonrechter ziet zich inmiddels mede gesteund door de arresten van het Hof
Amsterdam van 9 december 200S (IJN BG6261 en LJN BG6263) waarin het Hof
kennelijk terug is gekomen op haar eerdere oordeel dat de over de lening
betaalde rente (in de vorm van de maandelijks voldane termijnbedragen) niet als
schade kan worden aangemerkt.
3.17. Partijen zijn het erover eens dat het door
[X] en [Y] genoten dividend van de schade moet worden afgetrokken. [X] en [Y]
hebben dat in hun schadeberekening ook reeds gedaan. Dat ander voordeel is
genoten dat verrekend moet worden of dat tussentijds uitkeringen aan [X] en [Y]
zijn gedaan is niet gesteld of gebleken. De schadeberekening van [X] en [Y] is
derhalve correct: de schade bedraagt € 3.591,59.
Eigen schuld
3.18. Levob heeft bij conclusie van antwoord
aangevoerd dat een billijkheidscorrectie dient te worden toegepast ex artikel
6:101 BW. Zij heeft daartoe gesteld dat [X] en [Y] de overeenkomst doelbewust
zijn aangegaan, terwijl zij bekend waren met de daaruit voortvloeiende
verplichtingen, de kenmerken en risico's daarvan en met zijn eigen financiële
positie.
3.19. Deze rechtbank heeft in andere
aandelenleasezaken waarin zij vonnis heeft gewezen, reeds diverse keren
aanleiding gezien om met toepassing van artikel 6:101 BW de schade over partijen
te verdelen in evenredigheid met de mate waaraan de desbetreffende partij heeft
bijgedragen tot de schade, indien de schade mede het gevolg was van
omstandigheden die aan de deelnemer konden worden toegerekend. Daarbij is steeds
van belang geacht dat de deelnemer er bij oplettende bestudering van het
informatiemateriaal niet zonder meer ervan uit had mogen gaan dat het
aandelenleaseproduct als een spaarproduct (of een risicoloos beleggingsproduct)
kon worden gezien en dat hij/zij, bij twijfel, zich nader had dienen te
informeren.
De kantonrechter zal dan ook bij de beoordeling de eigen schuld
die [X] en [Y] hebben aan het ontstaan van zijn schade door geen nader onderzoek
naar het product in te stellen alvorens de overeenkomst te sluiten, afzetten
tegen de zorgplicht die op Levob rustte. Bij die beoordeling wordt vooropgesteld
dat een financiële instelling als Levob zich behoort te realiseren dat producten
als de onderhavige - die breed in de markt zijn gezet om ook de onervaren
beleggers te bewegen tot het beleggen in uiterst koersgevoelige producten -
beleggers aantrekt die zich van de risico's van beleggen onvoldoende bewust zijn
en/of het zich, gezien hun vermogens- en /of inkomenspositie in relatie tot hun
uitgavenpatroon, niet kunnen veroorloven in dergelijke risicovolle producten te
beleggen en dat Levob hiermee bij het sluiten van de overeenkomst rekening dient
te houden.
3.20. Tegen deze achtergrond is de kantonrechter
van oordeel dat als uitgangspunt geldt dat de schade die een deelnemer als
gevolg van de schending van de zorgplicht door Levob heeft geleden, voor een
groter deel voor rekening dient te komen van Levob dan voor rekening van de
deelnemer. Concreet betekent dit dat in beginsel 00% van de schade voor rekening
van Levob blijft.
3.21. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken
indien de specifieke omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.
Omstandigheden die daartoe van belang kunnen zijn, betreffen bijvoorbeeld:
-
de omvang van de risico's die de deelnemer heeft genomen;
- de leeftijd van
de deelnemer bij het sluiten van de overeenkomst;
- de vermogens- en
inkomenspositie van de deelnemer;
- de opleiding en/of (beleggings)ervaring
van de deelnemer;
- de informatie die de deelnemer in het concrete geval over
het product heeft ontvangen;
- de rol van een eventuele
tussenpersoon.
Deze omstandigheden zullen door de kantonrechter, in
onderlinge samenhang bezien en voor zover door partijen belicht, in ieder
concreet geval worden gewogen.
3.22. Ten aanzien van [X] en [Y] zijn de volgende
omstandigheden van belang. [X] is geboren op 13 september 1970. Hij heeft de
tuinbouwschool doorlopen en was destijds werkzaam als hovenier. [Y] is geboren
op 7 oktober 197S en heeft de detailschool doorlopen. Zij was destijds met
bevallingsverlof en heeft in 2001 diverse werkzaamheden onder andere in de
detaillhandel verricht.
Het gezamenlijk netto jaarinkomen van [Y] en [X]
bedroeg in 2001 ruim € 40.000,00 bruto. Zij bewoonden een eigen huis waarvan de
WOZ-waarde € 92.117,00. bedroeg en de hypothecaire schuld € 130.461. Daarnaast
was sprake van een kredietovereenkomst met Levob met een limiet van f 15.700,00
die volledig is gebruikt om een lening van de Ribank af te lossen. [X] en [Y]
hadden geen beleggingservaring. Zij hadden voor het overige een vermogen.
De
overeenkomst is tot stand gekomen door bemiddeling van Simmelink die hen heeft
geadviseerd de overeenkomst af te sluiten om de hiervoor genoemde
kredietovereenkomst af te lossen. Voorafgaand aan het afsluiten van de
overeenkomst hadden zij niet de beschikking over een brochure betreffende het
Levob Hefboom Effect.
3.23. De kantonrechter ziet, alles afwegend, in
bovengenoemde omstandigheden geen aanleiding om hetzij ten voordele hetzij ten
nadele van [X] en [Y] af te wijken van het hiervoor vermelde uitgangspunt voor
de schadeverdeling. Dat betekent dat 60% van de schade voor rekening van Levob
komt en dat 40% van de schade voor rekemng van [X] en [Y] blijft.
De
vordering tot het geven van een verklaring voor recht dat Levob gehouden is om
de door [X] en [Y] geleden schade te vergoeden is derhalve gedeeltelijk
toewijsbaar, met dien verstande dat voor recht zal worden verklaard dat Levob
gehouden is om een bedrag van € 2,154,95 (60% van € 3.591,59) aan [X] en [Y] te
vergoeden.
3.24. Anders dan Levob stelt is voor de
toewijsbaarheid van wettelijke rente geen ingebrekestelling vereist, nu sprake
is van onrechtmatig handelen. Gelijk door [X] en [Y] is gevorderd, zal de
wettelijke rente al na te melden worden toegewezen.
3.25. Bij de berekening van de wettelijke rente
over de door [X] en [Y] betaalde rente termijnen dient rekening te worden
gehouden met de voordelen (in het onderhavige geval het ontvangen dividend) die
de overeenkomst gedurende de looptijd daarvan voor de deelnemer heeft gehad. Nu
[X] en [Y] niet hebben gesteld op welke data zij de rentetermijnen
hebben
betaald en de dividenden hebben ontvangen, is toewijzing van de wettelijke rente
op een concrete wijze niet mogelijk. De verschuldigde wettelijke rente over de
betaalde rentetertnijnen zal door de kantonrechter dan ook overeenkomstig
artikel 6:97 BW worden begroot, en wel door het percentage te bepalen van het
toewij sbare bedrag aan rente termijnen € 1.628,34 (€ 2,713,90 verminderd met
40% eigen schuld) ten opzichte van het totaal betaalde bedrag aan rente
termijnen (€ 3.665,86), en dit percentage toe te passen op de renteterrnijnen
waarover de wettelijke rente verschuldigd is. In het onderhavige geval betekent
dit dat de wettelijke rente zal worden toegewezen over 44% van de onderliggende
betaalde rentetermijnen vanaf het moment van de betaling van deze rentetermijnen
door [X] en [Y] tot de dag van voldoening.
3.26. De gevorderde schadevergoeding met
betrekking tot de betaalde restschuld is toewijsbaar tot een bedrag van € 526,61
(60% van € 877,69). De wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen
vanaf de dag van betaling van de restschuld door [X] en [Y] tot de dag van
voldoening.
3.27. Levob zal als de grotendeels in het
ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de
zijde van [X] en [Y] worden begroot op;
-
dagvaarding
€ 85,44
- betaald vast
recht €
201,00
- salaris
gemachtigde €
300,00 (2 punten x tarief €
150,00)
Totaal
€ 586,44,
dat als na te
melden is te voldoen.
4. De
beslissing
De kantonrechter
- verklaart voor recht dat Levob onrechtmatig
heeft gehandeld jegens [X] en [Y] en dat Levob gehouden is om de door [X] en [Y]
geleden schade tot een bedrag van € 2.154,95 aan [X] en [Y] te
vergoeden,
- veroordeelt Levob tot betaling aan [X] en [Y]
van € 2.154,95 , vermeerderd met de wettelijke rente over steeds 44% van de
onderliggende door [X] en [Y] aan Levob betaalde rentetermijnen, telkens vanaf
het moment van betaling van deze rentetermijnen door [X] en [Y] tot de dag van
voldoening, alsmede vermeerderd met de wettelijke rente over € 526,61, vanaf de
dag van betaling van de restschuld door [X] en [Y] tot de dag van
voldoening:
- veroordeelt Levob in de proceskosten, aan de
zijde van [X] en [Y] tot op heden begroot op € 586,44, waarvan € 300,00 aan
salaris gemachtigde en waarvan € 450,75 te voldoen aan de griffier van de
rechtbank Utrecht;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de
veroordelingen tot betaling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van
Dijk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 april
2009.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL