Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Amersfoort
zaaknummer: 617362 AC EXPL 09-1212
AW/321
toevoeging [X] c.s.: 2DF52S7
vonnis d.d. 13 oktober
2010
inzake
1. [X],
wonende te
[woonplaats],
2. [Y],
wonende te [woonplaats],
verder
ook te noemen [X] c.s.,
eisende partij,
gemachtigde: mr. E.H.
Hoeksma,
tegen:
de naamloze vennootschap
Levob Bank N.V.,
gevestigd te
Amersfoort,
verder ook te noemen Levob,
gedaagde partij,
gemachtigde:
mr. M. Tas.
1. Het verloop van de
procedure
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis
van 9 september 2009, waarbij een comparitie na antwoord is bepaald.
[X] c.s,
hebben voorafgaand aan de comparitie een akte genomen.
De comparitie is
gehouden op 7 oktober 2009. Daarvan is aantekening gehouden. [X] c,s, hebben
producties overgelegd,
Levob heeft een akte met productie genomen. Bij
rolbeslissing van 12 mei 2010 heeft de kantonrechter [X] c.s. in de gelegenheid
gesteld schriftelijk op die akte met productie te reageren. Van die gelegenheid
is gebruik gemaakt.
Hierna is uitspraak bepaald.
2. Inleiding
2.1 Levob is een financiële
instelling die overeenkomsten sluit met betrekking tot financiële producten,
waaronder aandelenlease-overeenkomsten. Bij de door Levob aangeboden
aandelenlease-overeenkomsten, wordt gedurende een periode van vijf jaar belegd
met een door Levob verstrekte lening. Met het geleende bedrag worden door Levob
aandelen gekocht in negen Nederlandse bedrijven. De deelnemer betaalt rente over
het geleende bedrag, welke rente tot 1 januari 2001 aftrekbaar was, en ontvangt
jaarlijks dividend dat (eventueel) op de aandelen wordt uitgekeerd. Na afloop
van de looptijd van de aandelen lease-overeenkomst worden de aandelen verkocht
en wordt de lening afgelost. Voor zover de waarde van de aandelen lager is dan
het geleende bedrag ontstaat er een restschuld die door de deelnemer moet worden
betaald aan Levob.
2.2 De Hoge Raad en het
Gerechtshof Amsterdam hebben verschillende arresten uitgesproken in zaken naar
aanleiding van aandelenlease-overeenkomsten, waarin voor een groot deel dezelfde
kwesties aan de orde zijn geweest als in het huidige geding. Het betreft de
arresten van de Hoge Raad van 5 juni 2009 (LJN: BH2811, BH2815 en BH2822) en de
arresten van het Gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (LJN: BK4978, BK4981,
BK4982 en BK4983). De rechtbank Utrecht heeft op 10 maart 2010 vonnis gewezen
waarbij zij tevens is ingegaan op voornoemde arresten (LJN:
BL7131).
2.3 De kantonrechter acht
deze arresten en vonnissen, die zijn gepubliceerd op (in ieder geval) www.rechtspraak.nl, inmiddels bekend
bij de gemachtigden die namens hun cliënten tegen Levob procederen. Voor zover
de kantonrechter van oordeel is dat op stellingen en verweren die in deze
procedure worden aangevoerd, in één of meer van de bovengenoemde vonnissen en/of
arresten reeds is beslist, zal zij bij de motivering van haar oordeel over deze
stellingen en verweren volstaan met een verwijzing naar deze eerdere vonnissen
en/of arresten.
3. De feiten
3.1 [X] c.s. hebben op 1
augustus 2001 een aandelen lease-overeenkomst met Levob getekend, genaamd "Het
Levob Hefboom Effect" (verder te noemen: "de overeenkomst").
3.2 De overeenkomst is
aangegaan door bemiddeling van Gelink Adviesgroep en met als doel om de
bestaande lening bij de ABN AMRO bank te herfinancieren met een lening van de
Directbank N.V., welke lening werd gekoppeld aan "Het Levob Hefboom Effect" met
als doel op termijn de lening van de Directbank N.V. te kunnen
aflossen.
3.3 Voorafgaand aan het
afsluiten van de overeenkomst hebben [X] c.s. de beschikking gehad over de
volgende stukken:
- een overeenkomst, genaamd "Het Levob Hefboom
Effect";
- een toelichting genaamd "Berekening, werking en uitkeringen Levob
Hefboomeffect";
- productinformatie Levob Hefboom Effect.
3.4 Op 16 augustus 2001 heeft
Levob schriftelijk aan [X] c.s. opgegeven welke aandelen zij in het kader van de
overeenkomst voor hen heeft gekocht, hoeveel aandelen het waren en tegen welke
prijs ze zijn gekocht.
3.5 De overeenkomst had een
looptijd van vijfjaar. Met de overeenkomst is een geleend bedrag gemoeid van €
7.000,-. De lening is aangewend voor de aankoop van effecten. Tijdens de
looptijd van de overeenkomst waren [X] c.s. maandelijks rente verschuldigd. De
maandelijkse renteverplichtïng bedroeg € 55,51 met dien verstande, dat de eerste
termijn € 5,55 bedroeg.
3.6 De overeenkomst is aan het
einde van de looptijd verlengd. Op verzoek van [X] c.s. van 27 mei 2008 om de
overeenkomst te beëindigen heeft Levob de aandelen verkocht en [X] c.s. op 28
november 2008 een eindafrekening toegezonden. Na deze verkoop resteerde er een
schuld van [X] c.s. aan Levob van € 1.174,56.
3.7 Bij brief aan Levob van 27
mei 2008 hebben [X] c.s. Levob aansprakelijk gesteld voor de geleden
schade.
4. De vordering en het
verweer
4.1 [X] c.s. vorderen bij
vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht te verklaren dat Levob
onrechtmatig jegens [X] c.s. heeft gehandeld en dat zij om die reden
schadeplichtig jegens hen is;
- Levob te veroordelen aan [X] c.s. te voldoen
€ 4.205,45 (inleg minus dividend) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
de dagen dat de maandtermijnen zijn voldaan tot aan de voldoening, althans vanaf
de dag dat het verzuim intrad (30 augustus 2008) tot aan de voldoening;
-
voor recht te verklaren dat de restschuld is vervallen verklaard, althans deze
schuld vervallen te verklaren;
- Levob te veroordelen in de
proceskosten.
4.2 [X] c.s. leggen aan hun
vorderingen ten grondslag dat Levob onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld
doordat zij haar precontractuele waarschuwingsplicht en informatieplicht niet is
nagekomen. Indien zij die verplichtingen wel was nagekomen hadden zij de
overeenkomst niet gesloten. De schade die zij als gevolg van dit onrechtmatig
handelen lijden, te weten het verschil tussen de betaalde rente enerzijds en het
ontvangen dividend anderzijds, dient Levob aan hen te vergoeden. De restschuld
moet vervallen worden verklaard.
4.3 Levob voert gemotiveerd
verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang,
nader ingegaan.
5. De beoordeling
5,1 Bij de beoordeling van de
stellingen van partijen is van belang dat Levob niet
aansprakelijk is voor de
gedragingen van de tussenpersoon Gelink Adviesgroep in het kader van de
afgesloten aandelcnlease-overeenkomst. De gedragingen van Gelink Adviesgroep
kunnen niet aan Levob worden toegerekend, zoals Levob terecht heeft aangevoerd.
Aansprakelijkheid van Levob voor gedragingen van Gelink Adviesgroep kan immers
niet worden gebaseerd op artikel 6:76 Burgerlijk Wetboek (BW), Dit artikel is
alleen van toepassing als een schuldenaar (Levob) bij de uitvoering van een
verbintenis gebruik maakt van de hulp van andere personen. De verwijten van [X]
es. hebben echter betrekking op de handelwijze van Gelink Adviesgroep in de fase
voorafgaande aan de totstandkoming van de overeenkomst.
Dit neemt de eigen
verantwoordelijkheid van Levob in het kader van de hierna te bespreken
zorgplicht echter niet weg.
Schendïng zorgplicht
Standpunten van partijen
5.2 [X] c.s. hebben gesteld dat
sprake is van een schending van de zorgplicht door Levob, Zij stellen dat de
informatieverstrekking door Levob onjuist en onvolledig is geweest. Levob had
concreet moeten waarschuwen voor de risico's die aan de overeenkomst verbonden
waren. Voorts had Levob inlichtingen moeten inwinnen over de financiële positie,
beleggingservaring en doelstellingen van [X] c.s.. Ook had moeten worden bezien
of [X] c.s. een eventuele restschuld wel zouden kunnen voldoen.
5.3 Levob heeft aangevoerd dat
de tekst van de overeenkomst en de bijbehorende documenten duidelijk is en
voldoende inzicht geven in de overeenkomst en de risico's. Er is geen sprake van
een complexe constructie. Levob heeft de financiële positie van alle potentiële
cliënten onderzocht door een acceptatie toets uit te voeren, waaronder een toets
bij het BKR en een inkomensioets. De uitslag van deze toets leidde niet tot de
conclusie dat aan [X] c.s. geen overeenkomst had mogen worden aangeboden. [X]
c.s. konden probleemloos aan hun maandelijkse verplichtingen voldoen. Levob
betwist dan ook dat er een causaal verband bestaat tussen de gestelde schending
van de zorgplicht en het sluiten van de overeenkomst. Voor zover nodig beroept
zij zich op eigen schuld aan de zijde van [X] c.s. Zij hebben onvoldoende moeite
gedaan zich in de tekst en inhoud van de overeenkomst te verdiepen. Voor
vergoeding van door [X] c.s. betaalde rente is in elk geval geen plaats nu vast
staat dat zij de rente konden betalen.
Algemeen
5.4 De kantonrechter stelt
voorop dat de Hoge Raad in zijn arrest van 5 juni 2009 (LJN: BH2811) heeft
geoordeeld dat - kort gezegd - op Levob als professioneel dienstverlener jegens
een particuliere afnemer van de effectenlease-overeenkomst een bijzondere
zorgplicht rust die ertoe strekt de afnemer te beschermen tegen de gevaren van
eigen lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht. Deze zorgplicht vloeit voort uit
de eisen van redelijkheid en billijkheid en is tweeledig. Enerzijds dient Levob
de afnemer voor het afsluiten van de overeenkomst indringend en in niet mis te
verstane bewoordingen te waarschuwen voor het aan de overeenkomst verbonden
risico dat aan het einde van de looptijd nog een schuld zqu kunnen resteren,
omdat de verkoopopbrengst van de effecten ontoereikend zal blijken om aan de
betalingsverplichtingen uit de overeenkomst te kunnen voldoen. Anderzijds dient
Levob, alvorens de overeenkomst aan te gaan, inlichtingen in te winnen over de
inkomens- en vermogenspositie van de afnemer teneinde na te gaan of deze naar
redelijke verwachting de uit de overeenkomst voortvloeiende financiële
verplichtingen zal kunnen dragen, ook bij een ontoereikende opbrengst van de
effecten. Indien uit dit onderzoek blijkt dat de financiële positie van de
afnemer daartoe niet voldoende is, dient Levob de afnemer het aangaan van de
overeenkomst te ontraden. Dat geen sprake is van een complex product, zoals
Levob heeft gesteld, doet aan genoemde verplichtingen niet af.
Waarschuwingsplicht
5.5 Levob is in de
waarschuwingsplicht voor het restschuldrisïco tekortgeschoten. In artikel 14 van
de overeenkomst wordt gewaarschuwd voor beleggingsrisico's. Deze waarschuwing in
meer of minder algemene bewoordingen voor risico's verbonden aan het beleggen in
effecten kan niet als een uitdrukkelijke en niet mis te verstane waarschuwing
voor de mogelijkheid van een restschuld worden aangemerkt, reeds omdat zij die
mogelijkheid niet specifiek noemt. Dergelijke, overwegend algemeen geformuleerde
waarschuwingen miskennen dat juist de bescherming van particuliere beleggers
tegen eigen lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht vereist dat zodanig beleggers
uitdrukkelijk en ondubbelzinnig op het risico van een restschuld opmerkzaam
worden gemaakt. ïn artikel 5 van de overeenkomst is opgenomen dat een "eventueel
resterend tekort" dient te worden aangezuiverd. Dit betreft (slechts) een
weergave van een verplichting uit de overeenkomst en is niet als een
waarschuwing geformuleerd. Kortom, de noodzakelijke specifieke waarschuwing
heeft Levob achterwege gelaten.
Onderzoeksplicht
5.6 Levob is eveneens
tekortgeschoten in de in 5,4 genoemde onderzoeksplicht. Er heeft slechts een
summiere ïnkomenstoets plaatsgevonden, terwijl in het geheel niet is
geïnformeerd naar de vermogenspositie van [X] c.s. Ook de uitgevoerde BKR-toets
kent beperkingen, nu het BKR-register slechts de schulden vermeldt die voldoen
aan de voorwaarden voor registratie en bij instellingen die bij het BKR zijn
aangesloten. Een adequaat beeld van de financiële draagkracht van [X] c.s. is
daarmee niet verkregen. De uitgevoerde toets geeft onvoldoende informatie om te
kunnen beoordelen of [X] c.s. in staat zijn om de uit de overeenkomst
voortvloeiende financiële verplichtingen te kunnen dragen,
5.7 Het bovenstaande leidt tot
de conclusie dat Levob haar zorgplicht heeft verzaakt. Hetgeen door [X] c.s.
overigens is aangevoerd ten aanzien van de gestelde schending van de zorgplicht
behoeft, gelet op het voorgaande, geen bespreking. De schending van de
zorgplicht wordt gekwalificeerd als een onrechtmatige daad. De hierop gebaseerde
gevorderde verklaring voor recht is dan ook toewijsbaar.
Causaal verband
5.8 De waarschuwingsplicht
strekt ertoe te voorkomen dat de afnemer lichtvaardig of met ontoereikend
inzicht een effectenlease-overeenkomst sluit. Deze verplichting heeft
zelfstandige betekenis, ongeacht het antwoord op de vraag of de onderzoeksplicht
is nageleefd. Vaststaat dat Levob de waarschuwingsplicht heeft geschonden. Het
moet ervoor worden gehouden dat [X] c.s. de overeenkomst niet zouden hebben
afgesloten als Levob hen in niet mis te verstane bewoordingen had gewezen op het
risico van een restschuld. Levob heeft geen feiten en omstandigheden gesteld die
tot een ander oordeel leiden, zodat een causaal verband wordt aangenomen tussen
de schending van de waarschuwingsplicht en het aangaan van de overeenkomst.
Levob dient dan ook in beginsel als geleden schade te vergoeden de nadelige
financiële consequenties die voor [X] c.s. gemoeid zijn geweest met het aangaan
van de overeenkomst. Onder die schade kan niet alleen de gerealiseerde
restschuld worden begrepen, maar ook de reeds betaalde rente. Deze schade kan
voorts aan Levob als gevolg van de schending van de waarschuwingsplicht worden
toegerekend, nu Levob geen feiten en omstandigheden heeft gesteld die tot een
ander oordeel kunnen leiden.
Schade
5.9 Levob heeft terecht
aangevoerd dat de door [X] c.s. uit de overeenkomst genoten voordelen bij de
begroting van de schade in mindering moeten worden gebracht. De schade die [X]
c.s. hebben geleden bestaat uit de aan Levob betaalde rente verminderd met door
hen ontvangen netto dividend- [X] c.s. gaan bij dagvaarding nog uit van een
betaalde rente van € 4.884,83. Levob heeft daarop gesteld dat [X] es. in totaal
€ 3.942,97 aan rente hebben betaald. Bij laatstgenomen akte gaan ook [X] c.s.
van dit bedrag uit. De schade bedraagt derhalve € 2.865,39 (€ 3.942,97 minus €
1.077,58 netto dividend). De opbrengst van tussentijdse verkoop van aandelen
wordt hier buiten beschouwing gelaten, nu die opbrengst, zoals Levob ter
comparitie heeft toegelicht, niet aan [X] c.s. is uitbetaald maar in mindering
is gebracht op de lening. Ook de restschuld van € 1.174,56 is bij de
schadeberekening buiten beschouwing gelaten, omdat deze niet door [X] c.s. is
betaald en derhalve niet als schade kan worden aangemerkt. Levob beroept zich op
verrekening met de restschuld en de restschuld zal daarom in het hiernavolgende
wel worden meegenomen.
Eigen schuld
5.10 Levob heeft aangevoerd dat haar
vergoedingsplicht op grond van artikel 6:101 BW verminderd dient te worden, nu
de schade van [X] c.s. mede het gevolg is van een omstandigheid die aan hen kan
worden toegerekend. Zij heeft daartoe gesteld dat [X] c.s. onvoldoende moeite
hebben gedaan zich in de tekst en werking van de overeenkomst te verdiepen vóór
het sluiten daarvan,
5.11 De Hoge Raad heeft in zijn
arresten van 5 juni 2009 (LJN BH2811 en LJN BH2815) als uitgangspunt genomen dat
de schade mede het gevolg is van aan de afnemer toe te rekenen omstandigheden,
nu uit de overeenkomst voldoende kenbaar was dat werd belegd met geleend gelegd,
dat de overeenkomst voorzag in een geldlening, dat over die lening rente moest
worden betaald en dat het geleende geld moest worden terugbetaald, ongeacht de
waarde van de effecten op het tijdstip van de verkoop daarvan. Daarbij valt ook
in aanmerking te nemen dat van de afnemer mag worden verwacht dat hij alvorens
de overeenkomst aan te gaan, zich redelijke inspanningen getroost om deze
begrijpen. Dit betekent dat een deel van de door de afnemer geleden schade als
door hemzelf veroorzaakt voor zijn eigen rekening moet blijven. De
vergoedingsplicht van Levob zal derhalve worden verminderd in evenredigheid met
de mate waarin de aan de aan Levob en de afnemer toe te rekenen omstandigheden
moeten worden geacht te hebben bijgedragen aan het ontstaan van deze schade, en
vervolgens zal moeten worden onderzocht of op grond van de billijkheid een
andere verdeling gerechtvaardigd is. Bij de toepassing van de maatstaf van
artikel 6:101 BW zullen fouten van de afnemer die uit lichtvaardigheid of gebrek
aan inzicht voortvloeien in beginsel minder zwaar wegen dan fouten aan de zijde
van Levob waardoor deze in de zorgplicht is tekortgeschoten.
5.12 Bij de hierboven bedoelde
afweging dient onderscheid te worden gemaakt tussen de rente enerzijds en de
restschuld anderzijds. Daarbij wordt de bestedingsruimte van de afnemer ten
tijde van het aangaan van de overeenkomst in aanmerking genomen.
5.13 In gevallen waarin nakoming door
Levob van haar onderzoeksplicht zou hebben uitgewezen dat de inkomens- en
vermogenspositie van de afnemer naar redelijke verwachting toereikend was om de
financiële verplichtingen uit de overeenkomst te voldoen, rustte op Levob geen
verplichting het aangaan van de overeenkomst aan de afnemer te ontraden. De
schade bestaande uit betaalde rente kan dan geheel worden toegeschreven aan de
omstandigheid dat, naar de afnemer wist of moest weten, met geleend geld is
belegd. De vergoedingsplicht van Levob moet derhalve worden verminderd zodanig
dat de betaalde rente volledig voor rekening van de afnemer blijft.
5.14 Indien onderzoek door Levob
daarentegen zou hebben uitgewezen dat de inkomens-en vermogenspositie van de
afnemer naar redelijke verwachting niet toereikend was om de financiële
verplichtingen uit de overeenkomst te voldoen, had het, in het kader van haar
zorgplicht, op de weg van Levob gelegen het aangaan van de overeenkomst aan de
afnemer te ontraden. In dat geval zal een deel van de betaalde rente voor
vergoeding in aanmerking komen. In evenredigheid met de mate waarin de aan Levob
en de aan de afnemer toe te rekenen omstandigheden tot het ontstaan van de
zojuist bedoelde schade hebben bijgedragen, zal de vergoedingsplicht van Levob
ter zake de betaalde rente daarom in beginsel - overeenkomstig het arrest van de
Hoge Raad van 5 juni 2009 (LJN BH2811) - worden verminderd tot 60%. Hierop zal
vanaf overweging 5.16 nader worden ingegaan.
5.15 Ten aanzien van de restschuld
heeft als uitgangspunt te gelden dat, overeenkomstig het arrest van de Hoge Raad
van 5 juni 2009 (LJN BH2811), steeds een deel voor rekening van Levob blijft,
ongeacht het antwoord op de vraag of nakoming door Levob van haar
onderzoeksplicht al of niet zou hebben uitgewezen dat de inkomens- en
vermogenspositie van de afnemer naar redelijke verwachting toereikend was de
rente te voldoen. Nu de schade bestaande uit de restschuld mede het gevolg is
van de omstandigheid dat de afnemer de overeenkomst is aangegaan terwijl hij
hetzij wist dat hij belegde met geleend geld en dat het geleende bedrag moest
worden terugbetaald, ongeacht de waarde van de effecten op het tijdstip van
verkoop daarvan hetzij met het vorenstaande bekend was, hetzij had verzuimd zich
tevoren redelijke inspanningen te getroosten teneinde zijn uit de overeenkomst
volgende verplichting tot terugbetaling te begrijpen, dient in beginsel 40% van
de restschuld voor zijn rekening te blijven.
Onaanvaardbaar zware financiële
last
5.16 Naar aanleiding van de arresten
van de Hoge Raad van 5 juni 2009 heeft het gerechtshof Amsterdam in zijn
arresten van 1 december 2009 (LJN BK4978, LJN BK4981, LJN BK4982 en LJN BK4983)
een beoordelingskader gegeven ter beantwoording van de vraag in welk geval een
deel van de betaalde rente voor rekening van de afnemer blijft. De kantonrechter
zal, mede ten behoeve van de rechtseenheid, van de door het hof gegeven maatstaf
en berekeningswijze uitgaan.
5.17 Het hof heeft in bovengenoemde
arresten geoordeeld dat de inkomens- en vermogenspositie van de afnemer ten
tijde van het aangaan van de overeenkomst niet toereikend was om de financiële
verplichtingen uit die overeenkomst te voldoen, indien onderzoek zou hebben
uitgewezen dat naar redelijke verwachting de uit de overeenkomst voortvloeiende
financiële verplichtingen een onaanvaardbare zware last op de afnemer legden.
Van een dergelijke onaanvaardbare zware financiële last is in de regel sprake
indien de financiële verplichtingen uit de overeenkomst (A) tot gevolg hadden
dat het besteedbare netto-maandinkomen (X) van de afnemer (inclusief evenredig
deel van de vakantie- en eindejaarsuitkeringen) verminderd met huur- of
hypotheek lasten voor de eigen woning (W), voor zover deze het daarvoor door het
Nibud gehanteerde basisbedrag overtroffen, zou dalen beneden de voor het
desbetreffende type huishouden in het desbetreffende kalenderjaar berekende
Nibud-basisnorm (Y) vermeerderd met tien procent en voorts vermeerderd met
vijftien procent van het netto-maandinkomen nadat de Nibud-basisnorm op dit
laatste in mindering is gebracht. Voorts dienen de financiële verplichtingen uit
andere, eerder aangegane effectenleaseovereenkomsten (B) en (daadwerkelijk
bestaande) rente- en aflossingsverplichtingen uit andersoortige eerdere
kredietovereenkomsten (C) moeten worden meegewogen, door deze op het besteedbare
netto-maandinkomen in mindering te brengen. De formule luidt aldus:
X-W-A-B-C<Y + 0,1 xY + 0,15x(X-Y).
5.18 Tevens zal rekening moeten
worden gehouden met aanwezig vermogen (V) waaruit de verplichtingen uit de
overeenkomst - geheel of gedeeltelijk - hadden kunnen worden voldaan. Bij het
mee te wegen vermogen van de afnemer dienen buiten beschouwing te worden gelaten
de (over)waarde van de eigen woning, de waarde van eigendommen die volgens de
Wet op de Vermogensbelasting 1964 respectievelijk de Wet op de
Inkomstenbelasting 2001 niet tot het vermogen van de afnemer worden gerekend en
(ander) vermogen tot een bedrag van EUR 5.000,00, dan wel tot EUR 10.000,00 als
de afnemer met een derde een gezamenlijke huishouding voerde.
5.19 Toepassing van bovengenoemde
formule op onderhavige zaak leidt tot de volgende berekening.
X = EUR 1.
166,— netto inclusief vakantiebijslag
W = EUR 13,— (werkelijke huurlasten EUR
175,— minus basisbedrag Nibud
EUR 162,-)
A = lasten lening EUR 7.000,- :
looptijd 60 maanden = EUR 116,66 + rente
EUR 55,51 =EUR 172,17
B =
nihil
C = EUR 204,- (lening Direktbank)
Y = EUR 1.198,89 (type huishouden;
echtpaar 3 kinderen)
Y = nihil
X-W-A-B-C = EUR 776,83
Y + 0,1 x Y + 0,15
x(X-Y) = EUR 1.313,85
Uitkomst: EUR 776,83<EUR
1.313,85.
5.20 Bovenstaande berekening leidt
tot de conclusie dat de overeenkomsten naar redelijke verwachting een
onaanvaardbare zware financiële last op [X] c.s. legden. Bij deze berekening is
uitgegaan van het maandinkomen, de huurlasten en het vermogen die ter comparitie
zijn vastgesteld. De rentelasten als gevolg van de lening afgesloten bij de
Direktbank, op dezelfde dag als de onderhavige effectenlease-overeenkomst, zijn
mede in aanmerking genomen, In de omstandigheid dat [X] c.s. 4 kinderen hebben
en over een zeer laag inkomen beschikten, ziet de kantonrechter aanleiding af te
wijken van het uitgangspunt dat 60% van de door [X] c.s. betaalde rente minus
ontvangen dividend door Levob dient te worden vergoed. Alle omstandigheden van
dit geval in aanmerking genomen acht de kantonrechter een vergoeding door Levob
van 80% van de schade billijk. Dit komt neer op een bedrag van EUR 2.292,31 (80%
van EUR 2,865,39).
5.21 Uit overweging 5.15 volgi dat
Levob in beginsel 60% van de onbetaald gebleven restschuld voor haar rekening
dient te nemen. In de omstandigheid dat [X] c.s. 4 kinderen hebben en over een
zeer laag inkomen beschikten, reden waarom Levob het sluiten van de overeenkomst
had behoren te ontraden» ziet de kantonrechter aanleiding af te wijken van het
uitgangspunt dat 60% van de restschuld voor rekening van Levob moet blijven. De
kantonrechter acht gelet op alle omstandigheden van dit geval billijk dat Levob
80% van de restschuld voor haar rekening neemt.
Het beroep van Levob op
verrekening met de door [X] c.s. nog te betalen restschuld slaagt derhalve tot
een bedrag van EUR 234,91 (20% van EUR 1,174,56). Na verrekening is de vordering
van [X] c.s. ter zake van schadevergoeding toewijsbaar tot een bedrag van EUR
2.630,43 (EUR 2.865,39 - EUR 234,91). De gevorderde verklaring voor recht dat de
restschuld vervallen is verklaard dan wel deze vervallen te verklaren, moet
worden afgewezen.
Wettelijke rente
5.22 De schadevergoedingsplicht van
Levob vloeit voort uit onrechtmatig handelen, zodat Levob ingevolge artikel 6:83
aanhef en onder b BW van rechtswege in verzuim is. De wettelijke rente over de
hoofdsom is derhalve toewijsbaar» zij het niet op de wijze zoals gevorderd.
Het^verzuim treedt eerst in wanneer een opeisbare verbintenis tot
schadevergoeding is ontstaan. Dit is het geval wanneer vast staat dat de afnemer
schade heeft geleden als gevolg van de niet-nakoming door Levob van haar
zorgplicht, derhalve op het moment van beëindiging van de overeenkomst. Partijen
hebben gesteld dat de overeenkomst is geëindigd op 28 november 2008, De
wettelijke rente zal dan ook vanaf deze datum worden toegewezen.
Proceskosten
5.23 Levob zal als de grotendeels in
het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
6. De beslissing
De kantonrechter:
verklaart voor recht dat Levob jegens [X] c.s.
onrechtmatig heeft gehandeld en jegens hen schadeplichtig is;
veroordeelt Levob om aan [X] c.s. tegen bewijs
van kwijting te betalen € 2.630,48 met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
28 november 2008 tot de voldoening;
veroordeelt Levob tot betaling van de
proceskosten aan de zijde van [X] c.s., tot de uitspraak van dit vonnis begroot
op € 805,25, waarin begrepen € 525,- aan salaris gemachtigde, te voldoen aan
de griffier van de rechtbank Utrecht;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij
voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van
Dijk, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar
uitgesproken op 13 oktober 2010.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL