UITSPRAAK 24 maart
2004
VONNIS VAN DE RECHTBANK TE ALKMAAR
sector civiel recht;
meervoudige kamer
in de zaak met zaak- en rolnummer 68976 / HA ZA 03-832
van:
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te
Amsterdam,
EISERES in de hoofdzaak bij dagvaarding ,
VERWEERSTER in het
incident,
tegen:
[gedaagde in het incident],
wonende te
[woonplaats],
GEDAAGDE in de hoofdzaak,
Partijen zullen verder
worden genoemd Dexia en gedaagde.
HET VERLOOP VAN DE
PROCEDURE
In de hoofdzaak en in het incident:
De
enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken van deze rechtbank
heeft de zaak op grond van artikel 15, tweede lid, Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering naar de meervoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke
zaken van deze rechtbank verwezen.
DE BEHANDELING VAN DE
ZAAK
De
feiten
In het incident
1. Als enerzijds gesteld,
anderzijds erkend, althans niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van
de overgelegde stukken, staat tussen partijen het volgende vast.
a. Dexia is
de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., eveneens
handelend onder de handelsnaam Legio, en op haar beurt rechtsopvolgster van
Legio Lease B.V. (hierna verder te noemen Legio Lease).
b. Labouchere en
gedaagde hebben op of omstreeks 22 maart 2000 een lease-overeenkomst gesloten
met betrekking tot het product WinstVerdrieDubbelaar, onder contractnummer (…..)
(hierna verder te noemen de overeenkomst). De overeenkomst had een looptijd van
36 maanden.
c. gedaagde heeft van Labouchere een uit drie tranches bestaand
aandelenpakket met een totaal aankoopbedrag van € 38.936,07 geleast voor een
leasesom van € 47.105,55. De leasesom bestaat naast het genoemde aankoopbedrag
uit een bedrag van € 8.169,48 aan totaal te betalen rente tijdens de looptijd
van de overeenkomst.
d. gedaagde was volgens de overeenkomst gehouden de
leasesom als volgt te voldoen:
- 36 gelijke maandtermijnen van € 226,93, door
middel van een automatische incasso te betalen op of omstreeks de 1e dag van
iedere maand, te beginnen op of omstreeks de 1e dag van de maand volgend op de
eerste aankoopdag van de aandelen;
- een bedrag van € 45,38 op of omstreeks
de 35e maand;
- het restant zijnde een bedrag van € 38.890,69, aan het einde
van de overeenkomst, welk restant in principe wordt verrekend met de
verkoopopbrengst van de aandelen.
e. Op de overeenkomst zijn de Bijzondere
Voorwaarden Effecten Lease (hierna verder te noemen de Bijzondere Voorwaarden)
van toepassing.
f. In de overeenkomst en in de Bijzondere Voorwaarden wordt
Labouchere aangeduid als Legio-Lease of Bank Labouchere, gedaagde wordt
aangeduid als lessee en de geleaste aandelen worden aangeduid met waarden.
g.
Artikel 5 van de overeenkomst luidt:
“Zodra lessee al datgene aan Legio-Lease
heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij
behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden,
is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden.”
h.
Artikel 2 van de Bijzondere Voorwaarden luidt:
“Legio-Lease en lessee komen
overeen dat het eigendom van de waarden op lessee overgaat door vervulling van
de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van
de overeenkomst heeft voldaan. Teneinde te bewerkstelligen dat lessee alsdan van
rechtswege eigenaar van de waarden wordt, worden de in de overeenkomst genoemde
waarden voorwaardelijk overgedragen aan lessee en wel onder de opschortende
voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst
heeft voldaan. Deze voorwaardelijke overdracht geschiedt doordat genoemde
waarden onverwijld na verkrijging ervan door Legio-Lease ten name van lessee
worden bijgeschreven in de administratie van Bank Labouchere, overeenkomstig
artikel 17 van de Wge, ter uitvoering van de in de eerste zin van dit artikel
omschreven verbintenis tot voorwaardelijke overdracht. Legio-Lease behoudt het
eigendom van de waarden totdat de lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde
van de overeenkomst heeft voldaan en blijft als zodanig bevoegd over de waarden
te beschikken zonder dat dit ten nadele van lessee werkt. Lessee kan niet over
de waarden beschikken, behoudens met voorafgaande schriftelijke toestemming van
Legio-Lease. Legio-Lease draagt het risico van het verloren gaan van de waarden
totdat deze eigendom van lessee zijn geworden.”
i. Artikel 10 van de Bijzondere Voorwaarden luidt:
“Indien lessee aan
al zijn verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan, zullen de waarden aan
lessee worden uitgeleverd, tenzij lessee alsdan mededeelt de voorkeur te geven
aan de verkoop van de waarden. De verkoopopbrengst zal in dat geval door
Legio-Lease aan lessee worden uitbetaald. Verkoop vindt zo spoedig mogelijk na
opdracht daartoe plaats.”
Het
geschil
In de hoofdzaak
2. Dexia vordert dat de
rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde zal veroordelen om
tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Dexia te voldoen een bedrag van €
24.902,85, te vermeerderen met de contractuele rente ad. 0,96% per maand,
althans de wettelijke rente, over een bedrag van € 22.785,16 vanaf 12 augustus
2003 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast vordert Dexia
veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding.
3. Dexia stelt
daartoe – verkort weergegeven – dat gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in
de nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiende uit de tussen partijen
gesloten overeenkomst, door de hem toegestuurde eindafrekening onbetaald te
laten.
In het incident
4. Gedaagde heeft een exceptie van
onbevoegdheid opgeworpen. Ter onderbouwing van de exceptie voert gedaagde –
verkort weergegeven - aan dat de tussen hem en Dexia gesloten overeenkomst een
huurkoopovereenkomst is, nu de overeenkomst voldoet aan de kenmerken van
huurkoop. De beoordeling van geschillen voortvloeiende uit een
huurkoopovereenkomst behoren tot de bevoegdheid van de sector kanton van deze
rechtbank, aldus gedaagde.
5. Dexia is van mening dat de rechtbank
bevoegd is van het geschil kennis te nemen. Dexia stelt zich op het standpunt
dat de tussen haar en gedaagde gesloten overeenkomst niet valt te kwalificeren
als een huurkoopovereenkomst. Dexia voert aan dat de overeenkomst niet voldoet
aan de criteria van koop op afbetaling en daarmee ook geen huurkoop als species
van de koop op afbetaling kan zijn. Dexia refereert zich vervolgens aan het
oordeel van de rechtbank.
De beoordeling
In het
incident
6. De rechtbank stelt voorop dat gedaagde tijdig een beroep
heeft gedaan op de exceptie van onbevoegdheid.
7. Naar het oordeel van de
rechtbank slaagt het beroep van gedaagde op de exceptie van onbevoegdheid. De
rechtbank is van oordeel dat de overeenkomst die tussen Dexia en gedaagde is
gesloten gekwalificeerd dient te worden als een overeenkomst van huurkoop in de
zin van artikel 7A:1576h BW. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
8.
Uit artikel 7A:1576, vijfde lid, BW volgt dat titel 5a van boek 7A, welke titel
primair handelt over koop op afbetaling en huurkoop van zaken, van
overeenkomstige toepassing is op vermogensrechten. Dit brengt mee dat aandelen,
die als vermogensrechten zijn aan te merken, onderwerp kunnen zijn van koop op
afbetaling en huurkoop in de zin van die titel.
9. De rechtbank is
voorts van oordeel dat de aandelen reeds voorafgaand aan een mogelijke
eigendomsoverdracht als afgeleverd in de zin van artikel 7A:1576, eerste lid, in
combinatie met artikel 7A:1576h lid 1 BW dienen te worden aangemerkt. Hierbij is
van belang dat de aandelen weliswaar niet in stoffelijke vorm in de macht van
gedaagde zijn gebracht, maar dat ingevolge artikel 17 Wge een bijschrijving op
naam van de verkrijger in de administratie van de betrokken instelling heeft
plaatsgevonden. Uit artikel 2 van de Bijzondere Voorwaarden volgt dat een
dergelijke bijschrijving onverwijld na aanschaf van de aandelen door Legio-Lease
geschiedt. Dexia heeft erkend dat voornoemde bijschrijving in casu ook
daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
Blijkens de memorie van toelichting op
artikel 17 Wge is de strekking van die bepaling dat de levering, als formele
handeling ten behoeve van de overdracht van een aandeel in een verzameldepot,
geschiedt door middel van bijschrijving op naam van de verkrijger.
Dit maakt dat de overeenkomst voldoet aan het vereiste van aflevering van
de aandelen.
10. Voorts voorziet de overeenkomst in het betalen van de
koopprijs in termijnen, hetgeen volgt uit het hierboven onder 1.d. vermelde
betalingsschema van de overeenkomst. Hierbij is de totale leasesom als koopprijs
in de zin van de artikelen 7A:1576, eerste lid, alsmede 7A:1576j, eerste lid, BW
aan te merken. Daarbij is niet doorslaggevend dat genoemde som is opgebouwd uit
een bedrag waarvoor Dexia de aandelen heeft aangekocht en een bedrag aan te
betalen rente, nu uit artikel 7A:1576c, tweede lid, BW onder meer voortvloeit
dat het daarbij gaat om alle betalingen waartoe gedaagde, bij regelmatige
nakoming van de overeenkomst gehouden is. Het is, blijkens de door partijen
aangevoerde standpunten en de daartoe overgelegde stukken, immers deze totale
leasesom die gedaagde moet voldoen om de aandelen in eigendom te verkrijgen.
Met de in de overeenkomst vastgestelde en vastgelegde – periodieke –
betalingen voldoet de overeenkomst daarmee tevens aan het criterium dat de
koopprijs in meerdere termijnen door gedaagde moet worden voldaan. Daarbij neemt
de rechtbank in aanmerking dat Dexia zelf op de aan gedaagde toegestuurde
eindafrekening wat het afgesplitste bedrag van € 45,38 betreft in een voetnoot
het volgende opmerkt: “in verband met artikel 1576 van Boek 7A van het
Burgerlijk Wetboek deelt Dexia Bank Nederland deze hoofdsom in tweeën: in een
‘restant hoofdsom’ en een ‘eerste aflossingstermijn’ van € 45,38.”
11.
Tenslotte hebben de partijen met hetgeen is opgenomen in de overeenkomst de
eigendomsoverdracht, en wel onder opschortende voorwaarde, van de aandelen
vooropgesteld. Immers, in artikel 5 van de overeenkomst alsmede in de artikelen
2 en 10 van de Bijzondere Voorwaarden is expliciet opgenomen dat, indien
gedaagde aan zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan,
van rechtswege eigendomsoverdracht van de aandelen zal plaats vinden. Dit is
slechts anders indien gedaagde Dexia verzoekt de aandelen te verkopen ten einde
aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen, dan wel verzoekt de looptijd van de
overeenkomst te verlengen. Uitgangspunt is derhalve dat de eigendom van de
aandelen van rechtswege wordt overgedragen aan gedaagde nadat gedaagde heeft
voldaan aan zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst.
Dit leidt ertoe dat eveneens voldaan is
aan het criterium dat de overeenkomst voorziet in een voorbehoud en overgang van
eigendom van de aandelen als bedoeld in artikel 7A:1576h, eerste lid, in
combinatie met artikel 7A: 1576j, eerste lid, BW.
12. Het bovenstaande
heeft tot gevolg dat de zaak op grond van artikel 93 onder c Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering door de sector kanton van de rechtbank dient te
worden behandeld en beslist.
13. Als de in het incident in het ongelijk
gestelde partij zal de rechtbank Dexia veroordelen in de kosten van dit
incident.
In de hoofdzaak
14. De rechtbank zal gelet op
bovenstaande en het bepaalde in artikel 71, tweede lid, Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering de zaak in de stand waarin deze zich bevindt verwijzen naar de
sector kanton van deze rechtbank. De rechtbank zal een nieuwe roldatum bepalen.
Partijen zijn niet verplicht bij de sector kanton bij procureur te
verschijnen.
DE BESLISSING
De rechtbank:
In de
hoofdzaak en in het incident:
- verklaart zich onbevoegd om van het
geschil kennis te nemen;
- verwijst de zaak in de stand waarin zij zich
bevindt naar de rol van woensdag 21 april 2004 te 10:30 van de sector kanton
locatie Alkmaar, Kruseman van Eltenweg 2 te Alkmaar, van deze rechtbank, alwaar
partijen in persoon of bij gemachtigde moeten verschijnen;
- verwijst
Dexia in de in het incident gevallen kosten van het geding tot heden aan de
zijde van gedaagde begroot op € 499,= aan salaris procureur.
Dit
vonnis is gewezen door de rechter mr. J. Blokland, en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van woensdag 24 maart 2004 in tegenwoordigheid van de
griffier.