BESCHIKKING
op het verzoek, ingediend door:
[X],
wonende te
[woonplaats],
verzoeker,
en
de naamloze vennootschap DEXIA BANK
NEDERLAND N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te
Amsterdam,
verweerster,
advocaat mr. W.A.K. Rank te
Amsterdam,
gemachtigde mr. M.G.I.W. Teunis.
PROCESGANG
Op 12 januari 2005 heeft verzoeker ter griffie van deze
rechtbank een verzoekschrift
ingediend, onder overlegging van een aantal
producties.
Dexia heeft op 17 februari 2005 een verweerschrift
ingediend, eveneens onder overlegging
van een aantal producties (genummerd 1
t/m 21).
Van de zijde van verzoeker is een schriftelijke
toelichting d.d. 28 februari 2005 op het
verzoek ontvangen.
Bij begeleidende brief van 28 februari 2005 is door
Dexia een brief d.d. 25 februari 2005
afkomstig van haar advocaten gericht
aan verzoeker in het geding gebracht.
De mondelinge behandeling heeft plaats gehad op 20 april
2005. Verzoeker is verschenen.
Namens Dexia is verschenen: mr. M. Bracke,
advocaat te Amsterdam. Partijen hebben hun
standpunten mondeling
toegelicht.
De uitspraak is bepaald op heden.
CONCLUSIES VAN
PARTIJEN
Het verzoek van [X] strekt ertoe Dexia, uitvoerbaar bij
voorraad, te bevelen hem
in het bezit te stellen van de door hem opgevraagde
persoonsgegevens volgens de in de
bijlage 1 vermelde specificatie, zulks op
verbeurte van een dwangsom van € 500,--voor
iedere dag en iedere keer dat
Dexia in gebreke zal blijven aan het bevel te voldoen, met een
maximum van €
20.000,--.
Daartegen is door Dexia verweer gevoerd, met verzoek [X]
niet-ontvankelijk te
verklaren in zijn verzoek, althans het verzoek te
weigeren, met veroordeling van [X],
uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten
van deze procedure.
MOTIVERING
1. Vaststaande feiten
1.1 Op 4 maart 1998 is [X] met Bank Labouchere onder
contractnummer
74...... een effectenlease-overeenkomst (zogenaamde
Winstverdriedubbelaar)
aangegaan met een leasesom van NLG 25.831,08, gevolgd
door een op 6 december 2000
tussen partijen tot stand gekomen
effectenlease-overeenkomst onder contractnummer
29...... met een leasesom van
€ 14.073,12. Dexia is de rechtsopvolger van Bank
Labouchere.
1.2 De door [X] bij brief van 8 mei 2003
buitengerechtelijk ingeroepen
nietigheid van de beide overeenkomsten op grond
van dwaling, althans een beroep op
ontbinding van de overeenkomsten op grond
van een toerekenbare tekortkoming in de
nakoming, is door Dexia bij brief van
30juni 2003 verworpen. Bij brief van 17 november
2003 heeft [X], als reactie
op een aanbod van Dexia, zijn eerder ingenomen
standpunt
gehandhaafd.
1.3 [X] heeft bij brief van 19 november 2004 verzocht
hem een volledig
overzicht te verstrekken van de door Dexia verwerkte
persoonsgegevens.
1.4 Dexia heeft bij brief van 2 december 2004 met een
beroep op artikel 43 sub e Wet
bescherming persoonsgegevens (Wbp) aan [X]
bericht dat zij op de daarin
aangegeven gronden niet gehouden is aan het
verzoek om inzage te voldoen.
1.5 Hierna heeft [X] zich gewend tot het College
Bescherming
Persoonsgegevens (CBP) met verzoek in het geschil met Dexia te
bemiddelen.
1.6 Naar aanleiding van een (algemeen) verzoek van het
CBP heeft Dexia bij brief van 29
oktober 2004 geantwoord dat zij naar haar
mening voldoet aan de geldende wetgeving en
geen verder gevolg zal geven aan
de uitspraken van het CBP van 3 september 2004 en 13
oktober 2004, waarin het
CBP heeft aangegeven waaraan Dexia moet voldoen.
1.7 In de uitspraak van 3 september 2004 heeft het CBP
aan Dexia zijn bevindingen bekend
gemaakt uit een door het College ambtshalve
ingesteld onderzoek naar de wijze waarop
Dexia uitvoering heeft gegeven aan
verzoeken op grond van artikel 35 Wbp, zoals het
onderhavige verzoek van [X].
De conclusie van het CBP luidt dat Dexia haar
werkwijze moet aanpassen. In
reactie daarop heeft Dexia bij brief van 22 september 2004
aan het CBP
bericht dat zij heeft besloten haar werkwijze aan te passen zoals in die
brief
aangegeven. In zijn uitspraak van 13 oktober 2004 heeft het CBP
gemotiveerd vastgesteld
dat de werkwijze die Dexia voor ogen heeft nog altijd
in strijd is met de Wbp.
1.8 Het CBP heeft bij brief van 14 december 2004 aan [X]
bericht dat
bemiddeling niet meer zinvol is en heeft [X] gewezen op de
mogelijkheid op
grond van artikel 46 Wbp bij de rechtbank een verzoek in te
dienen.
2. Standpunt van [X]
2.1 [X] stelt dat Dexia op grond van artikel 35 Wbp
gehouden is hem een
overzicht te verstrekken van de door Dexia verwerkte
persoonsgegevens, zoals vermeld
in de brief van 19 november
2004.
2.2 Volgens [X] beroept Dexia zich ten onrecht op
artikel 43 onder e Wbp.
Anders dan Dexia stelt is het verzoek niet ingediend
met als doel Dexia in haar
bedrijfsvoering te schade. Onjuist is de stelling
van Dexia dat het verzoek is ingediend ter
uitvoering van een in december
2004 gedane oproep van een belangenvereniging om
collectief inzageverzoeken
in te dienen. Over dit "sinterklaascadeautje", zoals Dexia dat
noemt, heeft
hij voor het eerst bij lezing van het verweerschrift kennis genomen.
Evenmin
valt in te zien dat met het verzoek misbruik wordt gemaakt van recht.
Het
enkele feit dat sprake is van een conflictsituatie ontslaat Dexia niet
van de verplichting
om aan het inzageverzoek te voldoen.
3. Standpunt
Dexia
3.1 Dexia stelt zich primair op het standpunt dat zij op
grond van artikel 43 sub e Wbp
niet gehouden is aan het verzoek tot inzage te
voldoen. Subsidiair, voor het geval Dexia
geen beroep op art. 43 sub e Wbp
toekomt, dient het verzoek te worden afgewezen.
3.2 In beginsel is er geen beletsel een inzageverzoek in
de verwerkte persoonsgegevens te
honoreren, behoudens de situatie waarin een
cliënt met Dexia in een conflictsituatie
verkeert en via het inzagerecht zijn
processuele positie wil verbeteren en/of indien het
inzagerecht wordt
gebruikt met het doel Dexia in haar bedrijfsvoering te schaden.
3.3 In geval van een conflictsituatie weigert Dexia met
een beroep op artikel 43 sub e
Wbp om aan het inzageverzoek te voldoen. Het
inzageverzoek met betrekking tot alle
persoonsgegevens vormt in zo'n situatie
een "fishing expedition", waarmee [X]
zijn (proces)positie ten nadele van
Dexia probeert te versterken. Dit klemt te
meer als het verzoek zich richt op
onderwerpen waarover geprocedeerd wordt of waarop
de correspondentie
betrekking heeft, zoals het risicoprofiel, de
aankoopbewijzen,
telefoongesprekken e.d. Het inzagerecht is niet bedoeld om
na te gaan of men al dan niet
een contract heeft ondertekend, maar is bedoeld
om na te gaan of een bepaalde
gegevensverwerking onrechtmatig is. Een verzoek
tot inzage in alle persoonsgegevens
vormt in dit geval een doorkruising van
art. 843a Rv. Het belang van [X]
dient daarom te wijken voor het processuele
belang van Dexia. Zij voelt zich op dit punt
gesteund door een uitspraak van
het Engelse Court of Appeal, waarin is geoordeeld dat
inzage kan worden
geweigerd indien het inzagerecht wordt gebruikt om informatie boven
water te
krijgen waartoe men normaliter niet gerechtigd is. Ook de Raad van de
Centrale
Ondernemingsorganisaties (RCO) meent dat het CBP een te ruim begrip
hanteert. Het
CBP miskent de verhouding tussen art. 843a Rv en art. 35 Wbp en
gaat daarbij uit van
een onjuiste definitie van het, begrip "fishing
expedition".
3.4 Het standpunt van het CBP dat Dexia verplicht is een
kopie/afschrift te verstrekken
van de verwerkte persoonsgegevens wordt niet
door haar gedeeld. Volgens Dexia dient
het begrip "overzicht" in de
Gedragscode (zie hierna; rechtbank) te worden beoordeeld in
het licht van de
Europese Richtlijn 95/46, waarop de Wbp is gebaseerd, de tekst van de
wet en
de daarbij behorende toelichting, alsmede de Gedragscode
Verwerking
Persoonsgegevens Financiële Instellingen (Gedragscode).
Uit
art. 12 aanhef en sub a, tweede gedachtestreepje van de Richtlijn volgt niet
de
verplichting dat van de vastgelegde persoonsgegevens een afschrift/kopie
moet worden
verstrekt. De tekst van art. 35 lid 2 Wbp biedt evemnin een
aanknopingspunt voor de
opvatting dat een verzoek om inzage betekent dat een
afschrift/kopie van de vastgelegde
gegevens moet worden verstrekt. Uit de
Memorie van Toelichting (MvT) blijkt niet dat
onder een "volledig overzicht"
het verstrekken van een kopie dient te worden verstaan. In
artikel 7.1.1. van
de Gedragscode ten slotte, waarvan het CBP heeft verklaard dat deze
een
juiste uitwerking vormt van de Wbp en waarin sprake is van een "overzicht",
kan
evenmin een dergelijke verplichting worden gelezen.
3.5 Voor het geval Dexia geen beroep toekomt op art. 43
sub e Wbp wordt door haar
aangevoerd dat zij niet verplicht is om op grond
van art. 28 van de Nadere Regeling
toezicht effectenverkeer 1999 (NR) of
enige ander wet of regeling bij het afsluiten van
een
effectenlease-overeenkomst te informeren naar beleggerservaring,
beleggingsdoelstellingen
en de financiële positie van de (potentiële) cliënt.
De verplichting van 28 NR
geldt immers voor zover dat redelijkerwijs van
belang is in verband met de aard van de te
verrichten diensten. In
effectenlease-overeenkomsten liggen de gegevens, die terug te
vinden zijn in
de overeenkomst, met betrekking tot de effecten, de aantallen, de koersen,
de
looptijden de verplichtingen vast, zonder dat de belegger daar invloed op
kan
uitoefenen. Inzage in gegevens met betrekking tot het risicoprofiel is
niet aan de orde.
3.6 Daargelaten dat aandelen gebundeld werden aangekocht
en om die reden niet naar
één natuurlijke persoon kunnen worden
geïdentificeerd, zijn aankoopbewijzen van
aandelen en afschriften van
dividenduitkeringen geen persoonsgegevens als bedoeld in
art. 1 sub a Wbp,
maar objectgegevens. Deze gegevens vallen niet onder het bereik van
de Wbp en
dus ook niet onder het inzagerecht, nog daargelaten dat de eigendom van
de
effecten bij Dexia berust.
3.7 Voor een overzicht en kopie van de persoonsgegevens
die bij het BKR geregistreerd
staan, dient [X] zich te wenden tot genoemd
bureau. Opgemerkt wordt dat
Dexia niet meer dan de leasesom, zoals vermeld in
de overeenkomst, aan het BLR meldt.
Daar komt bij dat het niet gaat om
gegevensverwerking van Dexia, maar om
gegevensverwerking door het BKR omtrent
de kredietwaardigheid van verzoeker.
3.8 Voor zover Dexia gehouden zou zijn [X] inzage te
verlenen in
bandopnamen van telefoongesprekken, behoeft daaraan geen gevolg
te worden gegeven,
nu verzoeker niet heeft voldaan aan het gestelde in art.
8.5.5 van de Gedragscode.
Bandopnamen van telefoongesprekken voldoen
overigens niet aan de definitie van een
bestand in art. 1 sub c Wbp en vallen
daardoor buiten het bereik van de Wbp. Subsidiair
kan, gelet op de
inspanningen die Dexia moet leveren om de telefoongesprekken te
achterhalen,
van verzoeker worden gevergd dat hij specificeert op welke datum en op
welk
tijdstip de gesprekken zijn gevoerd en wat daarin is besproken en wat de
relevantie
daarvan is.
3.9 De gevorderde dwangsom, voor zover toewijsbaar,
staat in geen verhouding tot het
belang dat [X] heeft bij de inzage en dient
om die reden te worden gematigd.
Bovendien lijkt het redelijk, indien de
rechtbank van oordeel zou zijn dat een kopie/
afschrift van het dossier moet
worden verstrekt (daaronder begrepen bandopnamen van
telefoongesprekken) dat
haar daarvoor een termijn wordt vergund van vier weken,
alvorens de dwangsom
verschuldigd wordt. Uitvoerbaar verklaring bij voorraad van de
beschikking is
niet op zijn plaats, omdat Dexia als gevolg daarvan in haar
processuele
positie zal worden geschaad en deze schade in appel niet meer kan
worden hersteld.
4. Beoordeling van het
verzoek
4.1 Het verzoek is gegrond op artikel 46 jo. 35 Wbp.
Gelet op de woonplaats van
verzoeker is de rechtbank (relatief) bevoegd van
het verzoek kennis te nemen. Het
verzoek is ingediend binnen 6 weken nadat
het CBP aan [X] kennis heeft
gegeven van de resultaten van het
bemiddelingsverzoek, zodat [X] daarin kan
worden ontvangen. Indiening van het
verzoekschrift door een procureur is niet vereist.
4.2 De rechtbank begrijpt het verzoek van [X] aldus dat,
indien en voor zover
Dexia persoonsgegevens van hem heeft verwerkt, hem
daarvan een volledig overzicht zal
worden verstrekt, teneinde in de
gelegenheid te worden gesteld de aldus verwerkte
gegevens op juistheid te
controleren, bij gebreke waarvan verbetering zal
worden
verzocht.
4.3 Voorop/wordt gesteld dat de Richtlijn 95/46 EG van
24 oktober 1995 als doel heeft
om de privacywetgeving van de verschillende
lidstaten te harmoniseren, waarbij de
lidstaten vrij zijn om binnen de
grenzen van de richtlijn in de nationale wetgeving de
algemene voorwaarden
voor rechtmatige gegevensverwerking nader in te vullen
(vg!. artikel 5
Richtlijn). De rechtbank dient het inzageverzoek te beoordelen aan de
hand
van de Wbp, waarbij het Nederlandse recht zoveel mogelijk
richtlijnconform dient te
worden geïnterpreteerd.
4.4 De Wbp kent de betrokkene van wie gegevens worden
verwerkt bepaalde rechten toe
waarmee hij in staat is zijn recht op privacy
te effectueren. In artikel 35 lid 1 Wbp is aan
betrokkene, kort gezegd, het
recht toegekend om inzage te vragen in zijn gegevens en de
verantwoordelijke
te verzoeken de gegevens waar nodig te verbeteren, aan te vullen,
te
verwijderen of af te schermen. Het recht van inzage houdt in dat de
betrokkene het recht
heeft om op de hoogte te worden gesteld van hem
betreffende persoonsgegevens die door
de verantwoordelijke zijn verwerkt.
Daarbij heeft hij ook recht op informatie over de
herkomst van de gegevens.
De Europese Richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995 spreekt
in artikel 12 van
een "vrijelijk en zonder beperking" uit te oefenen recht van de
betrokkene op
toegang tot de gegevens. Het belang van de betrokkene bij het recht
op
kennisneming wordt voorondersteld. Inzage wordt in beginsel in
schriftelijke vorm
verleend door middel van een mededeling die een volledig
overzicht bevat van de
verwerkte persoonsgegevens. Indien een gewichtig
belang van de verzoeker dit vereist,
voldoet de verantwoordelijke aan een
verzoek als bedoeld in artikel 35 in een andere dan
de schriftelijke vorm,
die aan dat belang is aangepast. Het inzagerecht is beperkt in die
zin dat
een betrokkene zijn verzoek om inzage slechts met redelijke tussenpozen
mag
doen. Kennisneming kan worden geweigerd indien de verantwoordelijke
voldoende
aannemelijk kan maken dat door inwilliging van een verzoek op
kennisneming de
administratieve lasten zodanig disproportioneel zijn dat hij
in een van zijn rechten en
vrijheden wordt aangetast of dreigt te worden
aangetast (MvT 25892, nr. 3 p., 171).
De verantwoordelijke kan artikel 35
buiten toepassing laten voor zover dit noodzakelijk
is in het belang van de
beschenning van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van
anderen
(art. 43 sub e), waaronder begrepen de rechten en vrijheden van
de
verantwoordelijke. Dit zogenaamde noodzakelijkheidscriterium vereist
een
belangenafweging aan de hand van de omstandigheden van het concrete
geval.
4.5 Dexia kan niet worden gevolgd in haar op artikel 43
sub e Wbp gegronde verweer dat
zij in geval van een conflictsituatie niet
verplicht is aan een inzageverzoek uitvoering te
geven. Het belang van Dexia
om in verband met mogelijke schade aan haar processuele
positie in reeds
aanhangige of nog volgende gerechtelijke procedures het inzageverzoek
te
weigeren, zonder daarbij aan te geven op welke gegevensverwerking en/of
welk
document zij zich in het bijzonder wenst te beroepen om haar rechten en
vrijheden in dat
verband te beschermen weegt niet op tegen het belang van [X]
bij handhaving
van het inzageverzoek. Het belang van een betrokkene bij
inzage op grond van de Wbp
wordt voorondersteld. Ieder moet in de gelegenheid
zijn om na te gaan waar en welke
gegevens over hem zijn vastgelegd en
verwerkt, en in geval men de gegevensverwerking
onrechtmatig vindt, in staat
zijn deze aan te vechten. Dat belang is derhalve rechtmatig,
temeer nu [X]
heeft aangegeven op welke bescheiden het inzageverzoek
betrekking heeft.
Daaraan doet niet af dat [X] de ontvangen gegevens
mogelijkerwijs gebruikt in
een tegen Dexia te entameren (gerechtelijke) procedure. Een
vèrstrekkende
beperking als door Dexia ter gelegenheid van de mondelinge
behandeling
bepkit, valt in de memorie van toelichting niet te
lezen.
Anders ook dan Dexia betoogt, kan het inzageverzoek niet als een
"fishing expedition"
worden aangemerkt. Door [X] is voldoende aannemelijk
gemaakt dat het
inzageverzoek alleen betrekking heeft op in het kader van
zijn contractuele relatie met
Dexia (bij derden) opgevraagde en verwerkte
persoonsgegevens, waarbij wordt
aangeknoopt bij de door Dexia in de
correspondentie aangegeven procedure die aan de
sluiting van de
overeenkomst(en) vooraf is gegaan.
Dat [X] met het inzageverzoek erop uit is om
vertrouwelijke, in het algemeen
niet voor anderen dan Dexia beschikbare
informatie te verkrijgen is niet aangetoond.
Evenmin is aangetoond dat het
inzageverzoek wordt gebruikt om Dexia in haar
bedrijfsvoering te schaden. Nog
daargelaten de vraag of een inzageverzoek waarbij
gebruik wordt gemaakt van
een in september 2004 door het televisieprogramma Radar op
een intemetsite
beschikbaar gestelde voorbeeldbrief reeds als het toebrengen van schade
kan
worden aangemerkt, hetgeen niet voor de hand ligt, kan in dit geval
worden
vastgesteld dat het inzageverzoek geen verband houdt met een in
december 2004 door
een belangengroep aan gedupeerden gerichte oproep om
massaal inzageverzoek in te
dienen (door Dexia omschreven als een
"sinterklaascadeautje"). Evenmin heeft Dexia
aannemelijk gemaakt dat het
verstrekken van een overzicht van de door haar verwerkte
gegevens, anders dan
inzage in (transscripties van) bandopnamen van gevoerde
telefoongesprekken,
op onoverkomelijke bedrijfstechnische enloffinanciële problemen
dient afte
stuiten. Uit de stellingen van Dexia volgt immers dat een overzicht van de
door
haar verwerkte gegevens, welk overzicht volgens Dexia voldoet aan de
vereisten van art.
35 lid 2 Wbp, zonder meer op eerste verzoek van een cliënt
kan worden verstrekt.
4.6 Het beroep van Dexia op een uitspraak van het
Engelse Court of Appeal inzake het
inzagerecht op grondvan de op de Richtlijn
gegronde Data Protection Act (Durant vs. FSA
Case No B2/2002/2636 van 8
december 2003) faalt. Anders dan in het door de Engelse
rechter beoordeelde
geschil kan niet gezegd kan worden dat[X] het inzagerecht
gebruikt om
informatie boven tafel te brengen waartoe hij normaliter niet gerechtigd
is.
De vraag of alle door Dexia verwerkte en vervolgens in het dossier
verzamelde gegevens
(waaronder van derden verkregen documenten) onderworpen
zijn aan het inzagerecht zal
hierna worden besproken.
4.7 Aan Dexia kan worden toegegeven dat een
inzageverzoek waarin verzocht wordt alle in
het kader van een
privaatrechtelijkeverhouding in een dossier verzamelde documenten in
kopie
ter beschikking stellen een onevenredig nadeel kan toebrengen aan haar
(eventuele)
processuele positie. De regeling van de Wbp gaat er van uit dat
de betrokkene die van zijn
rechten gebruik maakt, aangeeft op welke hem
betreffende persoonsgegevens het verzoek
betrekking heeft. Het is om die
reden niet mogelijk om in algemene zin toezending te vragen
van een kopie van
een dossier.Het is het spiegelbeeld van de verplichting van Dexia (vgl.
4.5)
om haar weigering om inzage te verschaffen per afzonderlijk document te
motiveren.
Ook het bepaalde in artikel 843a Rv, dat naast de Wbp toepassing
vindt, staat hieraan in de
weg. Voor het overige volgt die bepaling en de
toepassing ervan in voorkomende gevallen
een eigen traject. Het moet gaan om
een rechtmatig belang en (ook daar) om bepaalde
bescheiden.
4.8 Anders dan Dexia is de rechtbank van oordeel dat in
het recht op informatie als bedoeld
in artikel 35 Wbp het recht op kopieën
besloten ligt. De omstandigheid dat de betrokkene
recht heeft op een
volledig overzicht, waarbij voorbijgegaan wordt aan de door
Dexia
gesignaleerde discrepantie tussen artikel 35 lid 2 Wbp en het bepaalde
in de Gedragscode,
ten aanzien waarvan het CBP heeft verklaard dat deze een
juiste uitwerking vormt van de
Wbp, staat er niet aan in de weg dat
betrokkene zijn verzoek op bepaalde, niet in het
overzicht verwerkte
gegevens,kan toespitsen. Dat zal met name het geval zijn indien het
door de
verantwoordelijke ter beschikking gestelde overzicht slechts summierlijk
melding
maakt van de verwerking van gegevens van een of meer bepaalde
documenten, zonder dat
de zakelijke inhoud wordt weergegeven. In dat geval is
de betrokkene immers niet, althans
niet behoorlijk in staat om na te gaan of
de in het overzicht vermelde gegevens juist zijn
(verwerkt).De omvang van het
document (bijvoorbeeld een uitgebreid rapport) kan
meebrengen dat inzage
wordt verleend in schriftelijke vorm door middel van een kopie (vgl.
Hoge
Raad 2 december 1988,NJ 1989,752). Het is denkbaar dat daarbij onderscheid
wordt
gemaakt tussen gegevens die zonder meer en gegevens die, omdat zij
moeilijker beschikbaar
zijn, alleen op daartoe strekkend verzoek worden
verstrekt. Daarover zal dan voldoende
openheid moeten bestaan, zonder dat aan
de rechten van de betrokkene afbreuk wordt
gedaan. Uiteraard is niet voor de
betrokkene bestemde (vertrouwelijke) bedrijfsinformatie
hiervan uitgesloten.
De verantwoordelijke is gerechtigd om de daaraan verbonden (extra)
kosten in
rekening te brengen aan de betrokkene (vgl. artikel 39 Wbp jo.
Besluit
kostenvergoeding rechten betrokkenevan 13 juni 2001, Stb. 2001,
305).
4.9 De door Dexia verwerkte gegevens met betrekking tot
beleggerservaring,
beleggingsdoelstellingen en de financiële positie van [X]
kunnen, voor zover
herleidbaar tot zijn persoon, worden aangemerkt als
persoonsgegevens. De hierop
betrekking hebbende gegevens dienen in het door
Dexia te verstrekken overzicht te worden
vermeld. Hieraan doet niet af dat
Dexia (naar haar stellingen blijkens de meer genoemde
NR; zie 3.5) niet
verplicht is bij het afsluiten van een effecten1ease-overeenkomst naar
die
gegevens te vragen. Uitgangspunt is dat Dexia in beginsel gehouden is een
volledig
overzicht in begrijpelijke vorm van de verwerkte en tot een bepaalde
persoon herleidbare
gegevens te verstrekken.
4.10 Aan- en verkoopbewijzen, waarmee kennelijk
effectennota's worden bedoeld, van de
in de overeenkomst vermelde aandelen
zijn geen persoonsgegevens als bedoeld in artikel 1
aanhef en sub a Wbp. Door
Dexia is onweersproken gesteld dat aandelen gebundeld op enig
moment van de
dag tegen een niet openbare koers worden gekocht en verkocht, waaruit
volgt
dat effectennota's uitsluitend betrekking hebben op aandelen die voor
meerdere
contracten gebundeld zijn aangekocht of verkocht. Dexia beschikt dus
kennelijk niet over
effectennota's die specifiek betrekking hebben op de voor
[X]bestemde
aandelen. Effectennota's kunnen mitsdien niet als gegevens worden
aangemerkt die een
geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon
betreffen en vallen derhalve buiten
het bereik van de Wbp. Indien en voor
zover deze gegevens echter tevens informatie
bevatten die betrekking heeft op
identificeerbare of geïdentificeerdepersonen, dienen zij als
persoonsgegevens
te worden beschouwd (MvT, p. 46/47). In dat geval dient hiervan
melding te
worden gemaakt in het te verstrekken overzicht.
4.11 De gegevens die Dexia heeft verwerkt met betrekking
tot de kredietwaardigheid zijn
eveneens aan te merken als persoonsgegevens,
nu deze herleidbaar zijn tot de persoon [X].
Dexia kan niet volstaan met
verwijzing van [X] naar het BKR. Indien
en voor zover Dexia bij het BKR
informatie heeft ingewonnen en verwerkt en/of aan het
BKR informatie heeft
verstrekt (waaronder opgave van de hoofdsom van de overeenkomst),
valt deze
informatie binnen het bereik van de Wbp en dienen de aldus verwerkte
gegevens
in het overzicht te worden vermeld.
4.12 Voorop wordt gesteld dat voor zover de inhoud van
telefoongesprekken op
geluidsbanden is vastgelegd sprake is van verwerking
van persoonsgegevens. Daaraan doet
niet af dat Dexia wettelijk niet verplicht
is om telefoongesprekken op te nemen, danwel
zodanig op te slaan dat zij
eenvoudig zijn terug te vinden. Van belang is om vast te stellen of
Dexia
feitelijk in het kader van opgenomen telefoongesprekken persoonsgegevens
heeft
verwerkt, waartoe krachtens de Wbp recht op inzage
bestaat.
4.13 Door Dexia is onweersproken gesteld dat in de
periode van augustus 2000 tot en met
augustus 2002 geen bandopnamen zijn
gemaakt van telefoongesprekken. Reeds hierom
vallen deze telefoongesprekken
buiten het bereik van het inzagerecht, zodat Dexia niet
gehouden kan worden
informatie te verstrekken over de in die periode
gevoerde
telefoongesprekken.
4.14 Door Dexia is aangegeven dat na augustus 2002
bandopnamen zijn gemaakt van de
telefoongesprekken. De rechtbank is van
oordeel dat deze telefoongesprekken zodanig zijn
vastgelegd dat deze een
bestand in de zin van de Wbp vormen. Deze telefoongesprekken
voldoen immers
aan de definitie van verwerking van persoonsgegevens als genoemd in
artikel 1
aanhef en sub b Wbp. Dexia heeft gesteld dat zij normaliter op het te
verstrekken
overzicht de data van de telefoongesprekken aangeeft en de
verzoeker daarbij in de
gelegenheid stelt, desgewenst, tijdens kantooruren op
het hoofdkantoor te Amsterdam de
gesprekken te komen beluisteren. Deze
werkwijze voldoet aan het bepaalde in de Wbp.
Anders dan [X] meent, omvat het
inzagerecht geen recht op transcripties of
schriftelijke uitwerkingen van
gesprekken. Niettemin heeft Dexia aangegeven dat [X]
desgewenst, na het
beluisteren van de gesprekken op het hoofdkantoor, op eigen
kosten een
transcriptie kan vragen Aan de Gedragscode Verwerking
Persoonsgegevens
Financiële Instellingen, waarin is bepaald dat een verzoeker
enkel recht heeft op het
beluisteren van gesprekken, indien sprake is van een
interpretatieverschil of onenigheid met
betrekking tot de inhoud van dat
gesprek, wordt voorbij gegaan. De Gedragscode is een
uitwerking van de Wbp en
om die reden geen regeling welke de rechten uit de Wbp opzij
kan zetten dan
wel kan inperken.
4.15 Het behoeft geen betoog dat indien en voor zover
nog sprake is van door Dexia
verwerkte persoonsgegevens in de zin van de Wbp,
ook deze gegevens in het te verstrekken
overzicht dienen te worden opgenomen,
waaronder ook inlichtingen over het doel van de
verwerking(en), de
categorieën van gegevens waarop de verwerkingbetrekking heeft en
de
ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare
informatie over de
herkomst van de gegevens.
4.16 De naam van de tussenpersoon/tussenpersonen die bij
het afsluiten van de contracten
was/waren betrokken zijn geen persoongegevens
in de zin van de Wbp. Dat geldt evenzeer
voor de hoedanigheid waarin deze
tussenpersoon/tussenpersonen hebben gehandeld.
5.
Slotsom
Het inzageverzoek is toewijsbaar voor zover het
betrekking heeft op de tot de persoon van
[X] herleidbare gegevens omtrent
het risicoprofiel, de aan- en verkoop van
aandelen zoals vermeld in de
overeenkomst, voor zover herleidbaar tot zijn persoon, en de
inventarisatie
van zijn kredietwaardigheid en data waarop na augustus
2002
telefoongesprekken zijn gevoerd. Bepaald zal worden dat Dexia een kopie
zal verstrekken
van een of meer verwerkte documenten en dat Dexia verzoeker
in de gelegenheid dient te
stellen tijdens kantooruren op het hoofdkantoor te
Amsterdam de opgenomen
telefoongesprekken te beluisteren, waarna op kosten
van [X] een transcriptie
daarvan kan worden verstrekt. De gevorderde dwangsom
zal als na te melden worden
gemaximeerd. Voor het overige zal het verzoek
worden afgewezen. Dexia zal als de
grotendeels in het ongelijk gestelde
partij in de proceskosten worden verwezen.
BESLISSING
De rechtbank:
1. beveelt Dexia om binnen vier weken na heden aan [X]
-in begrijpelijke vorm een
volledig overzicht te verstrekken van de door
Dexia verwerkte gegevens (waaronder in
ieder geval gegevens met betrekking
tot het risicoprofiel, de aan- en verkoop van de
aandelen zoals vermeld in de
overeenkomst, voor zover herleidbaar tot de persoon van [X],
de
kredietwaardigheidvan [X], alsmede de data van de na augustus
2002 met [X]
gevoerde telefoongesprekken), een omschrijving van het doel of
de doeleinden
van deze verwerking, de categorieën van gegevens waarop de
verwerking
betrekking heeft en de ontvangers of categorieën ontvangers,
alsmede de beschikbare
informatie over de herkomst van de
gegevens.
2. bepaalt dat, indien en voor zover het door Dexia
verstrekte overzicht niet de benodigde
informatie bevat op grond waarvan [X]
zich op behoorlijke wijze een oordeel
kan vormen over de rechtmatigheid
daarvan, Dexia op eerste, gemotiveerd verzoek van
[X], een kopie van het aan
de door Dexia verwerkte gegevens van derden ten
grondslag liggende document
aan [X] zal verstrekken, een en ander met
inachtneming van het bepaalde bij
of krachtens artikel 39 Wbp met betrekking tot de
vergoeding van
kosten;
3. bepaalt voorts dat Dexia, op schriftelijk verzoek van
[X], hem op het
hoofdkantoor in Amsterdam in de gelegenheid zal stellen de na
augustus 2002 gevoerde
telefoongesprekken af te luisteren en, indien gewenst,
op kosten van [X] een
transcriptie van een of meer door [X] nader aan te
geven telefoongesprekken aan
[X] zal verstrekken;
4. veroordeelt Dexia tot betaling aan [X] van een
dwangsom van € 500,--voor
elke dag dat Dexia (na ommekomst van een termijn
van vier weken na heden) in gebreke
blijft aan het onder 1 gegeven bevel te
voldoen, een en ander tot een maximum van
€ 20.000,--;
5. bepaalt dat de dwangsomsanctie vatbaar zal zijn voor
matiging door de rechter, voor
zover handhaving daarvan naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar
zou zijn, in aamnerking genomen de
mate waarin aan het bevel is voldaan, de ernst van de
overtreding en de mate
van verwijtbaarheid van de overtreding;
6. veroordeelt Dexia in de kosten van dit geding, voor
zover tot op heden aan de zijde van
[X] begroot, bepaald op € 241,-- aan
vastrecht;
7. verklaart het onder 1 gegeven bevel en de onder 4 en
6 gegeven veroordelingen
uitvoerbaar bij voorraad;
8. wijst af hetgeen meer of anders is
verzocht.
Gegeven door mr. Th.A. Ariëns en uitgesproken ter
openbare terechtzitting van woensdag
18 mei 2005, in tegenwoordigheid van de
griffier.