Het gebruik maken van deze uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector kanton -locatie 's-Gravenhage

Rolnummer: 430009 \ RL EXPL 04-
datum: 16 februari 2005
 
Vonnis in de zaak van:
 
de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
gemachtigde: E. van Mastrigt, gerechtsdeurwaarder te 's-Gravenhage,
 
tegen
 
[X],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. drs. M.I. Sjoerds, advocaat te Rotterdam, toevoeging nummer 3DG2... d.d. 22 december 2003.
Partijen worden aangeduid als "Dexia" en "[X]".
 

Procedure
 
1. De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende, hier als herhaald en ingelast te beschouwen stukken:
 
-   de dagvaarding van 12 december 2003 voor de Sector Civiel Recht van deze Rechtbank;
-   de conclusie van antwoord in conventie, eis in reconventie;
-   het vonnis van de Sector Civiel Recht van deze Rechtbank d.d. 23 juni 2004, rol- nummer 04/311, houdende     verwijzing van de zaak naar de Sector Kanton van deze Rechtbank;
-   de conclusie van repliek in conventie, antwoord in reconventie, tevens houdende voorwaardelijke wijziging van
eis in conventie;
 
-   de conclusie van dupliek in conventie, repliek in reconventie; -de conclusie van dupliek in reconventie;
-   de door partijen in het geding gebrachte producties.
 
Feiten
 
2. Op grond van hetgeen door partijen over en weer is gesteld en blijkt uit overgelegde stukken, een en ander voorzover niet of onvoldoende weersproken en in deze zaak van belang, kan van het volgende worden uitgegaan:
 
a. Dexia is rechtsopvolgster onder algemene titel van de te Amsterdam gevestigde Bank Labouchère N. V., mede handelende onder de naam "Legio-Lease", die op haar beurt rechtsopvolgster was van Legio Lease B.V. Uit dien hoofde is Dexia met betrekking tot de hierna vermelde overeenkomst in alle rechten en verplichtingen van Bank Labouchère N.V. en Legio-Lease B.V. getreden. Beide rechts- voorgangers worden hierna eveneens aangeduid als Dexia.
 
b. Gedagtekend 11 juli 2000 hebben Dexia en [X] een aandelenlease-overeenkomst gesloten met de naam "WinstVerDriedubbelaar", contractnumrner 74...... (hierna: de overeenkomst).
 
c. Op de overeenkomst zijn de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease (hierna: de Bijzondere Voorwaarden) van toepassing.
 
d. De overeenkomst had een looptijd van 36 maanden en hield het volgende in:

[X] leasde van Dexia drie pakketten aandelen (in de overeenkomst aangeduid als "de waarden") van telkens 21 aandelen ABN AMRO, 21 aandelen Ahold en 21 aandelen ING, waarvan het eerste pakket is aangekocht direct na totstandkoming van de overeenkomst, het tweede pakket 12 maanden later en het derde pakket 24 maanden later, voor een totaalbedrag van driemaal € 2.644,32 = € 7.932,96. De totale leasesom, inclusief € 1.664,64 aan rente, bedroeg € 9.597,60 en diende door [X] te worden betaald als volgt:
-36 gelijke maandelijkse termijnen van € 46,24 (de inleg, in totaal gelijk aan
de verschuldigde rente), de eerste per 1 augustus 2000 en de volgende telkens één maand later,
-een bedrag van € 45,38 (de eerste aflossingstermijn) op of omstreeks de 35ste
maand,
-een bedrag ad € 7.887,58 (de restant hoofdsom) bij het einde van de overeenkomst.
 
e. Gedurende de looptijd van de overeenkomst heeft [X] de verschuldigde maandtermijnen voldaan.
 
f. Na het einde van de looptijd van de overeenkomst heeft Dexia het aandelenpakket verkocht en aan [X] een eindafrekening toegestuurd. Volgens deze eindafrekening diende [X] nog een bedrag ad € 4.497,82 (de zogenaamde restschuld) aan Dexia te voldoen.
 
g. [X] heeft deze restschuld niet voldaan.
 

Vordering en verweer in conventie en in reconventie
 
3. Dexia vordert de veroordeling van [X] tot betaling van € 5.371,97 vermeerderd met
de contractuele rente ad 0,96% per maand althans de wettelijke rente, over € 4.497,82 vanaf 23 september 2003 tot de dag der algehele voldoening, en proceskosten. Naast de voren vermelde feiten legt zij daaraan - kort zakelijk weergegeven - ten grondslag dat [X] ondanks aanmaning en sommatie in gebreke is gebleven met de voldoening van het eindbedrag volgens de hem toegezonden afrekening. Zij heeft [X] aangeboden het verschuldigde bedrag zonder rente en kosten te voldoen, maar [X] is daar niet op ingegaan. Vervolgens heeft zij haar vordering aan haar incassogemachtigde uithanden gegeven. Behalve het volgens de eindafrekening verschuldigde bedrag vordert zij een bedrag ad € 85,18 wegens contractuele rente vanaf 10 juli 2003 tot en met 22 september 2003 en een bedrag ad € 788,97 (inclusief BTW) wegens buitengerechtelijke incassokosten.
 
4. [X] heeft in conventie geconcludeerd tot afwijzing van de vordering met veroordeling van Dexia in de kosten. Daartoe heeft hij - kort zakelijk samengevat - aangevoerd Dexia bij het aangaan van de overeenkomst een onjuiste voorstelling van zaken beeft gegeven, waardoor hij gedwaald heeft ten aanzien van de aard van de overeenkomst en de daaraan verbonden risico's.
Voorts heeft hij aangevoerd dat Dexia jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld door gebruik te maken van misleidende reclame, waardoor hij schade heeft geleden.
Tevens heeft hij aangevoerd dat Dexia haar zorgplicht jegens hem niet nagekomen is en aldus onrechtmatig heeft gehandeld dan wel toerekenbaar tekortgeschoten, waardoor hij schade heeft geleden.
 
5. Op grond van zijn verweer in conventie vordert [X] in reconventie - kort zakelijk weergegeven - primair de vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling en de veroordeling van Dexia tot terugbetaling van de door hem betaalde inleg, venneerderd met de wettelijke rente daarover. Subsidiair vordert hij de ontbinding van de overeenkomst op grond van toerekenbare tekortkoming van Dexia in de nakoming van haar zorgplicht en schadevergoeding ten bedrage van € 1.664,64 met de wettelijke rente daarover. Meer subsidiair vordert hij schadevergoeding ten bedrage van € 1.664,64 met de wettelijke rente daarover op grond van onrechtmatig handelen van Dexia. Tevens vordert hij de veroordeling van Dexia in de proceskosten.
 
6. Naar aanleiding van het verweer van [X] heeft Dexia, voor het geval haar vordering in conventie mocht worden afgewezen en de vordering van [X] in reconventie tot vernietiging of ontbinding van de overeenkomst mocht worden toegewezen, haar eis (voorwaardelijk) gewijzigd, aldus dat [X] in dat geval zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de in artikel 1 van de overeenkomst genoemde effecten minus de waarde van die effecten op de datum van de vernietiging of ontbinding van de overeenkomst, met veroordeling van [X] in de proceskosten. Hieraan heeft zij - kort zakelijk weergegeven - ten grondslag gelegd dat [X], indien de overeenkomst vernietigd of ontbonden mocht worden, op grond van artikel 6:278 BW gehouden is bedoeld waardeverschil te vergoeden.
 

Beoordeling
 
7. De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich voor gezamenlijke beoordeling en beslissing.
 
8. Het beroep van [X] op bedrog, misbruik van omstandigheden en dwaling wegens - kort gezegd - misleidende, onjuiste, dan wel niet of onvoldoende informatieverstrekking door Dexia bij het aangaan van de overeenkomst wordt verworpen. In het voetspoor van de vonnissen van de Rechtbank Amsterdam d.d. 30 juni en 7 juli 2004 (NJF 2004, nummers 410 en 411), welk oordeel hier wordt overgenomen, is de kantonrechter van oordeel dat de reclame-uitingen van Dexia niet als misleidend kunnen worden aangemerkt, zodat in zoverre van onrechtmatig handelen van Dexia geen sprake is en het beroep op dwaling op deze grond niet kan slagen. Voorts is de kantonrechter van oordeel dat de aan [X] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst verstrekte brochure en fiscale opinie, alsmede de Bijzondere Voorwaarden en de inhoud van de overeenkomst zelf voor de gemiddeld oplettende lezer voldoende informatie bevatten omtrent de aard van de overeenkomst en de eventuele daaraan eventuele verbonden financiële risico's. Dit brengt mee dat, voorzover er aan de zijde van [X] al sprake mocht zijn geweest van dwaling daaromtrent, deze voor zijn rekening en risico dient te blijven.
 
9. Wel doel treft daarentegen het verweer van [X] dat Dexia zich niet naar behoren gekweten heeft van de op haar rustende zorgplicht.
 
10. Bij dit oordeel stelt de kantonrechter voorop dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (23 mei 1997 NI 1998 m. 192 en 9 januari 1998 NI 1999 m. 285) banken zoals Dexia, gelet op hun maatschappelijke functie, een bijzondere zorgplicht hebben jegens ondermeer hun (potentiële) cliënten zoals . Weliswaar zagen deze arresten niet op aandelenlease-constructies, maar gelet op de aan de onderhavige overeenkomst verbonden (en gebleken) grote risico's bestaat er geen aanleiding om in dit soort gevallen anders te oordelen.
 
11. Overeenkomstig de gepubliceerde uitspraken van de Rechtbank Amsterdam d.d. 30 juni 2004, NJF 2004 m. 410, en de Klachtencommissie DSI d.d. 5 februari 2004, NJF m. 446, alsmede de uitspraak van de Commissie van Beroep DSI d.d. 27 januari 2005 (te vinden op www.dsi.nl onder "uitspraken": KCHB nr. 91), is de kantonrechter van oordeel dat Dexia bij het aanbieden van de onderhavige overeenkomst van aandelenlease met name gehouden was aan artikel 28 van de toepasselijke versie van de Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (in casu de versie 1999, hierna: de NR) waarin voormelde bijzondere zorgplicht van banken nader is gecodificeerd. Dat Dexia een kant-en-klaar effectenproduct aan een breed publiek aanbood, doet daar niet aan af. De stelling van Dexia dat de NR onverbindend is, treft geen doel, alleerst al omdat de daarin neergelegde regels ook reeds volgen uit de bijzondere zorgplicht zoals geformuleerd in de voormelde vaste jurisprudentie van de Hoge Raad. Anders dan Dexia betoogt, kan voorts de restschuld van de lening, waarop de NR niet let, niet worden geabstraheerd van de belegging in aandelen, omdat de overeenkomst van aandelenlease als geheel moet worden beoordeeld. Een cliënt zal immers veelal verliezen voor het leasen van aandelen, omdat het hem of haar ontbreekt aan financiële middelen om zelf het aankoopbedrag voor de effecten te financieren.
 
12. De kantonrechter is van oordeel dat Dexia op de voet van art. 28 NR had behoren na te gaan of [X] als haar potentiële wederpartij naar redelijke verwachting over voldoende bestedingsruimte zou beschikken om aan alle uit de overeenkomst van aandelenlease voortvloeiende verplichtingen te voldoen. Dexia had erop bedacht dienen te zijn dat tot haar wederpartijen veelal personen zouden behoren die niet over voldoende inzicht in en/of ervaring met beleggen beschikken om zich zelfstandig in effectentransacties te begeven. Reeds gelet op die omstandigheid mocht van een deskundige als Dexia worden verwacht dat potentiële afnemers van dit aangeboden effectenlease-product indringend werden gewezen op de daaraan verbonden risico's, te meer omdat destijds bij velen de verwachting heerste dat de aandelenkoersen min of meer aanhoudend zouden blijven stijgen. Daartoe noopte ook de aard van dit product.
 
13. [X] heeft met betrekking tot zijn financiële situatie bij het aangaan van de overeenkomst aangevoerd dat hij toen 61 jaar oud was en slechts een WAO-uitkering genoot, met een klein aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen, en dat zijn financiële situatie ontoereikend was om de aan de overeenkomst verbonden financiële risico's (in het slechtste geval € 9.597,60) te dragen. In zijn financiële situatie is sindsdien geen relevante wijziging gekomen. In deze stellingen ligt besloten dat [X] ook niet over enig relevant vermogen beschikte. Dexia heeft deze stellingen van [X] niet, althans onvoldoende gemotiveerd bestreden, zodat van de juistheid daarvan uitgegaan moet worden. Uit de stellingen van Dexia volgt immers dat zij van mening is dat op haar niet de verplichting rustte om te onderzoeken of [X] de aan de overeenkomst verbonden financiële risico's zou kunnen dragen en dat zij kon volstaan - gelijk zij heeft gedaan - met te onderzoeken of [X] geregistreerd stond bij het BKR.
De kantonrechter is van oordeel dat deze financiële situatie van dien aard was, dat Dexia - indien zij daarvan kennis had gedragen - op grond daarvan in het kader van de op haar rustende bijzondere zorgplicht [X[ had behoren te weerhouden van het aangaan van de overeenkomst.
 
14. Dexia heeft zich echter, zo volgt uit haar stellingen, voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst in het geheel niet verdiept in de financiële situatie van [X] en diens bereidheid om een aanzienlijk financieel risico te lopen. Zij heeft zich er niet van vergewist of deze overeenkomst wel paste in de financiële situatie en doelstellingen van [X] en of deze bereid en in staat was om een eventuele aanzienlijke restschuld te betalen. Ook heeft Dexia niet ingegrepen of gewaarschuwd toen de aandelenkoersen zodanig daalden dat er (anders dan de in de brochure vooral voorgespiegelde winsten) een negatief saldo dreigde te ontstaan. De omstandigheid dat de overeenkomst een vaste looptijd had doet daaraan niet af. Het is immers duidelijk dat de schade beperkt had kunnen worden wanneer tussentijds was ingegrepen door verkoop van de aandelen.
 
15. Door de hiervoor omschreven nalatigheden is Dexia naar het oordeel van de kantonrechter tekortgeschoten in haar zorgplicht jegens [X] in de fase die voorafging aan
de totstandkoming van de overeenkomst. Aldus heeft Dexia jegens [X] onrechtmatig gehandeld en is zij aansprakelijk voor het als gevolg daarvan door [X] ondervonden nadeel. Daarbij'"dient echter tevens in aanmerking te worden genomen da [X] ook
..een eigen verantwoordelijkheid draagt voor de negatieve gevolgen van zijn keuze tot deelname aan de WinstVerDriedubbelaar. Immers heeft hij in het risico van een negatieve afloop van de overeenkomst - waarop hij blijkens de overgelegde brochure, zij het summier en in versluierde bewoordingen, wel gewezen is - blijkbaar geen aanleiding gezien om van de transactie af te zien, of tenminste nadere inlichtingen in te winnen over de risico's. Beide partijen hebben aldus bijgedragen aan het ontstaan van het nadeel. De verantwoordelijkheid van Dexia als professionele partij en als bank, belast met bovenbedoelde bijzondere maatschappelijke zorgplicht, weegt naar het oordeel van de kantonrechter echter aanmerkelijk zwaarder dan die van [X] als consument.
 
16. Alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, is de kantonrechter van oordeel dat Dexia naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen aanspraak kan maken op betaling door [X] van (enig deel van) de restschuld. Voorts dient Dexia in beginsel de door [X] betaalde inleg ad € 1.664,64 terug te betalen. Daarbij dient echter in aanmerking genomen te worden dat ervan uitgegaan mag worden dat [X] bereid was het bedrag van zijn inleg in aandelen te beleggen en dat hij zich er ook van bewust dat hij door dit bedrag in aandelen te beleggen koersrisico zou lopen. Daarom brengt de billijkheid naar het oordeel van de kantonrechter mee dat de door Dexia aan [X] te betalen schadevergoeding (de restitutie van het inlegbedrag) aldus wordt gecorrigeerd, dat deze beperkt wordt tot 75 % van het inlegbedrag en dat het restant voor rekening van Dexia blijft.
 
20. Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen van Dexia in conventie zal worden afgewezen en dat de vordering in reconventie zal worden toegewezen tot een bedrag ad € 1.248,48. De wettelijke rente over dit bedrag is toewijsbaar vanaf de datum van indiening van de eis in reconventie, zijnde 26 mei 2004, nu gesteld noch gebleken is dat de wettelijke rente over dat bedrag reeds tegen een eerdere datum aangezegd is.
Uit het voorgaande volgt dat, nu de overeenkomst niet vernietigd of ontbonden zal worden, niet voldaan is aan de voorwaarde waaronder Dexia haar vordering in conventie heeft gewijzigd, zodat die gewijzigde eis niet aan de orde komt.
 
21. Als overwegend in het ongelijk gestelde partij zal Dexia worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [X] zoals hierna vermeld.
In het kader van deze proceskostenveroordeling dient nog aan de orde te komen of de WinstVerDriedubbelaar is aan te merken als huurkoop, in welk geval geoordeeld moet worden dat Dexia nodeloos kosten heeft veroorzaakt door [X] ten onrechte voor de Sector Civiel Recht van deze Rechtbank te dagvaarden. Met betrekking tot deze vraag is de kantonrechter van oordeel dat de overeenkomst voldoet aan de wettelijke definitie van huurkoop in artikel 7A:1576 h juncto 1576 BW. Voor de motivering van dit oordeel sluit de kantonrechter zich aan bij de overwegingen van het vonnis van de Rechtbank Amsterdam van 14 april 2004, NJF 2004, 409, welke overwegingen de kantonrechter hier overneemt en tot de zijne maakt. Dit oordeel brengt mee dat de hiervoor bedoelde nodeloze kosten die [X] heeft moeten maken voor rekening van Dexia dienen te komen. Het gaat daarbij om het ten laste van [X] berekende griffierecht ten bedrage van € 245,00. Het verschil tussen het door de sector civiel berekende (door Dexia betaalde) griffierecht en het bij juiste indiening bij de sector kanton verschuldigde griffierecht ad € 162,00 dient eveneens voor rekening van Dexia te komen.
 

Beslissing
 
De kantonrechter, in conventie en in reconventie:
 
1. veroordeelt Dexia om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [X] te betalen de
somma van € 1.248,48 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 mei 2004 tot de dag der voldoening;
 
2. veroordeelt Dexia in de proceskosten aan de zijde van , tot op deze uitspraak vastgesteld op € 245,00 wegens nodeloos griffierecht bij de Sector Civiel Recht en € 810,-- wegens salaris gemachtigde, en veroordeelt Dexia mitsdien te voldoen: a. aan de griffier van de Rechtbank' s-Gravenhage, Sector Kanton, locatie 's-Gravenhage:
-€ 122,50 voor in debet gesteld griffierecht bij de Sector Civiel Recht van deze Rechtbank aan de zijde van ,
-€ 810,-- wegens salaris van de gemachtigde van ,
in totaal derhalve € 932,50 met welk bedrag de griffier zal handelen overeenkomstig het bepaalde in art. 243 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
 
b. en aan : € 122,50 voor niet in debet gesteld griffierecht bij de Sector Civiel Recht van deze Rechtbank aan de zijde van ;
 
3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af wat meer of anders gevorderd
is.
 

Dit vonnis is gewezen door mr. H.S. Wiarda, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 februari 2005.