1. Het verloop van de
zaak.
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het
verzoekschrift, met 4 producties, ingekomen ter griffie van deze rechtbank
op
7 december 2004, houdende een aanpassing van het op 25
november ter griffie
ontvangen verzoekschrift met 5
producties;
- het verweerschrift met 19 producties, ingekomen ter
griffie op 7 april 2005;
- de aantekeningen van de griffier naar
aanleiding van de mondelinge behandeling
van 15 april
2005, alsmede de ter zitting door verzoeker overgelegde
schriftelijke
toelichting.
Partijen worden hierna aangeduid als [X] en
Dexia.
2. Hetverzoek
Het verzoek van [X] strekt ertoe Dexia, bij beschikking,
uitvoerbaar bij
voorraad, te bevelen tot het verstrekken van een overzicht
van zijn persoonsgegevens
op de voet van artikel 35 Wet Bescherming
Persoonsgegevens (verder te noemen
WBP), zulks op straffe van een
dwangsom.
Dexia heeft verweer gevoerd tegen het
verzoek.
3. De
beoordeling.
3.1 [X] heeft zijn verzoekschrift tijdig ingediend
en is in zoverre
ontvankelijk in zijn
verzoek.
3.2 De rechtbank gaat uit van de volgende tussen partijen
vaststaande feiten:
- Op 16 augustus 2000 en 24
oktober 2000 heeft [X] met (een
rechtsvoorganger van) Dexia. een
effectenlease-overeenkomst
gesloten met
nummer 51...... met een lease-som van €
47.459,46
en een looptijd van 3 jaar
respectievelijk een
effectenlease-overeenkomst
met nummer
21...... met een lease-som van € 43.764,-
en
een looptijd van 20
jaar.
- De drie-jarige overeenkomst is door [X]
verlengd met een
periode van 3 jaar
onder protest en onder voorbehoud van alle
rechten.
- Bij briefvan 14 september 2004 heeft
[X] Dexia op grond van
artikel 35 WBP
verzocht hem binnen vier weken te laten weten
of
Dexia zijn persoonsgegevens verwerkt
en zo ja, hem binnen vier
weken een
volledig overzicht daarvan te geven, alsmede
hem
inlichtingen te verstrekken over het
doel van de verwerking(en), de
ontvangers van de gegevens en over de herkomst van de
gegevens.
- Bij brief van 21 september 2004
heeft [X] jegens Dexia een
beroep gedaan
op vernietiging c.q. ontbinding van de
overeenkomsten.
- Op 23 september 2004 heeft
[X], tezamen met 72 andere
effectenlease-beleggers, Dexia gedagvaard voor de rechtbank
te
Amsterdam sector kanton en primair
vernietiging, subsidiair
ontbinding van
de overeenkomsten en meer subsidiair
schade-
vergoeding gevorderd op grond
van (oneigenlijke) dwaling, althans
schending van een zorgplicht, althans misleidende reclame,
althans
onrechtmatig
handelen.
- Bij brief van 15 oktober 2004 heeft
Dexia het inzageverzoek van
[X]
afgewezen.
- Naar aanleiding van deze afwijzing
heeft [X] bij brief van 18
oktober 2004
het College Bescherming
Persoonsgegevens(verderte
noemen CBP)
verzocht te bemiddelen.
- Het CBP heeft [X] bij
briefvan 3 november 2004 laten weten
dat
zij na onderzoek naar de handelwijze van Dexia in haar
uitspraken
van 3 september 2004 en 13
oktober 2004 heeft aangegeven waaraan
Dexia dient te voldoenen, nu Dexia heeft aangegeven geen gevolg
te
geven aan deze uitspraken,
bemiddeling door het CBP niet meer
zinvol is en [X] gewezen op de rechtsgang van artikel
46
WBP.
3.3 [X] verzoekt Dexia te bevelen een overzicht van
de door Dexia
verwerkte hem betreffende persoonsgegevens te verstrekken (artikelen
35jo.
46 lid 1 WBP).Het verzoek van [X]
betreft:
- een kopie van de
overeenkomst
- het
risicoprofiel
- de aankoopbewijzen van
de in de overeenkomst genoemde aandelen
- de afschriften van de
dividenduitkeringen
- de inventarisatie
van zijn kredietwaardigheid
- een
schriftelijke uitwerking van gevoerde
telefoongesprekken
- alle overige
documenten die op hem van toepassing
zijn
alsmede inlichtingen over het doel
van de verwerking( en), de ontvangers
van
de gegevens en over de herkomst van
de gegevens.
3.4 Dexia weerspreekt haar gehoudenheid tot
verstrekking van de verzochte
gegevens
primair op grond van artikel 43 sub e WBP en subsidiair op
de
gronden dat een aantal verzochte
gegevens niet onder het bereik van de
WBP
valt c.q. [X] een deel van de
verzochte gegevens reeds heeft, dan wel
elders kan verkrijgen. Indien en voor zover het verzoek wordt
toegewezen,
verzoekt Dexia de
beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad te
verklaren,
alsmede de gevorderde
dwangsom te matigen.
3.5 In artikel 35 lid 1 WBP is, ondermeer,
bepaald dat een betrokkene het recht
heeft zich vrijelijk tot de verantwoordelijke te wenden met het verzoek
hem
mede te delen of hem betreffende
persoonsgegevens worden verwerkt.
Ingevolge artikel 1 aanhef en sub a WBP dient onder persoonsgegevens
te
worden verstaan elk gegeven
betreffende een geïdentificeerde of
identifi-
ceerbare natuurlijke persoon.
Indien zodanige gegevens worden
verwerkt,
bevat de mededeling van de
verantwoordelijke een volledig overzicht
daarvan
in begrijpelijk vorm, een
omschrijving van het doel of doeleinden van
de
verwerking, de categorieën van
gegevens waarop de verwerking betrekking
heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de
beschikbare
informatie over de herkomst
van de gevens (artikel 35 lid 2 WBP).
3.6 Aangezien Dexia persoonsgegevens van [X]
verwerkt, is zij in
beginsel gehouden
hem daarvan een overzicht zoals hiervoor omschreven
te
verstrekken, tenzij zich een van de
uitzonderingsgronden zoals genoemd in
artikel43 WBP voordoet.
3.7 Dexia voert aan dat haar een beroep
op de sub e genoemde uitzonderingsgrond
van artikel 43 WBP toekomt, inhoudende dat artikel 35 WBP
buiten
toepassing kan worden gelaten
voor zover dit noodzakelijk is in het
belang
van de bescherming van de
betrokkene of van de rechten en vrijheden
van
anderen. Dexia stelt daartoe dat [X]
misbruik van recht maakt. Met
een beroep
op de WBP probeert hij op oneigenlijke wijze zijn
procespositie
ten nadele van Dexia te
verbeteren (fishing expedition) en wordt de
regeling
van artikel 843a Rv doorkruist.
Voorts wijst Dexia op de administratieve
lasten en ernstige verstoring van haar bedrijfsvoering "Voortvloeiend uit
de
vele, soortgelijke bij haar gedane
inzageverzoeken.
3.8 Vooropgesteld wordt dat onder 'anderen'
zoals genoemd in artikel 43 sub e
WBP
ook de verantwoordelijke, in casu Dexia, is begrepen. Toetsend aan
het
in artikel 43 WBP neergelegde
noodzakelijkheidscriterium en de daaraan
inherente belangenafweging is de rechtbank van oordeel dat de door
Dexia
aangehaalde belangen niet
prevaleren boven het belang van [X] bij
het
recht op kennisneming van hem
betreffende persoonsgegevens.
In dit
kader heeft [X] ter zitting, onder meer, onbetwist gesteld
dat
Dexia, ondanks herhaalde verzoeken
tot wijziging, steeds zijn naam onjuist
heeft vermeld ( [Y] in plaats van [X]
).Bij
[X] heeft dit terecht, twijfels
doen rijzen over de juistheid van de
verwerking van hem betreffende persoonsgegevens.
3.9 Vast staat dat sprake is van een
conflictsituatie tussen partijen. Deze
omstandigheid rechtvaardigt echter op zichzelf geen uitzondering op
de
vrijelijke toegang tot
persoonsgegevens op grond van de WBP. Ook
de
Europese Richtlijn (95/46/EG van 24
oktober 1995) spreekt in artikel 12 van
een 'vrijelijk en zonder beperking'uit te oefenen recht. Daargelaten of
het
handhaven door Dexia van een
onevenwicht in procespositie een rechtens
te
respecteren belang is in de zin van
'recht of vrijheid' ex artikel43 sub e
WBP
dat opweegttegen het belang van [X]
om op de hoogte te worden
gesteld van
verwerkte persoonsgegevens, laat Dexia in casu na aan te
geven
welke door [X] verzochte
gegevensverstrekking mogelijk schade zou
kunnen toebrengen aan haar processuele positie. Zij onderbouwt niet
waarin
haar belang is gelegen, zodat
daaraan voorbij zal worden gegaan.
3.10 Ook volgt de rechtbank Dexia niet in haar stelling
dat door het geven van
inzage sprake is
van een doorkruising van artikel 843a Rv, omdat via de
weg
van de WBP de waarborgen van dit
artikel worden ontweken. Dexia wijst
erop dat dit artikel geen onbeperkt recht op afschriften inzage geeft, maar
als
vereisten stelt dat verzoeker een
rechtmatig belang moet hebben en moet
aangeven welke bescheiden hij wenst.
De
rechtbank overweegt dat gesteld noch gebleken is dat [X]
zijn
recht op inzage van zijn
persoonsgegevens via de weg van artikel 843a
Rv
had moeten geldend maken, zodat in
die zin van een doorkruising geen sprake
is.
Voorts geldt dat, voor zover artikel
843a Rv al extra eisen aan het recht op
inzage stelt - welke de WBP niet kent - dit [X] niet in zijn rechten
op
grond van de WBP
beperkt.
Los daarvan overweegt de
rechtbank dat het belang van een betrokkene
bij
inzage op grond van de WBP wordt
verondersteld. Ieder moet in de gelegen-
heid zijn om na te gaan waar en welke, gegevens over hem zijn vastgelegd
en
verwerkt en, in geval men de
gegevensverwerking onrechtmatig vindt,
in
staat zijn deze aan te vechten. Dat
belang is derhalve reeds rechtmatig.
Met
betrekking tot de bepaaldheid van de bescheiden heeft [X]
voorts
aangegeven welke bescheiden hij
wenst in te zien. Weliswaar verzoekt hij
ook 'overige documenten', maar dit verzoek is gerechtvaardigd
ingegeven
door het feit dat een
betrokkene veelal geen inzicht zal hebben in de
verschei-
dene, door de
verantwoordelijke gehouden bescheiden met persoonsgegevens.
3.11 Gezien de oproep in december 2003 van een
belangenvereniging om
collectief
inzageverzoeken bij Dexia in te dienen bij wijze van
'sinterklaas-
cadeautje' en de
informatievan 13 september 2004 op de website van
Tros-
Radar waarin gewezen wordt op de
mogelijkheid om gegevens bij Dexia op
te
vragen met bijgevoegde voorbeeldbrief, kan volgens Dexia het
onder-
havige verzoek niet anders worden
verstaan dan een poging tot het
frustreren
van de bedrijfsvoering van
Dexia, mede in aanmerking genomen de vele
door
Dexia ontvangen
inzageverzoeken.
De rechtbank volgt
Dexia hierin niet. [X] wil geïnformeerd
worden
over de in het kader van zijn
contractuele relatie met Dexia door
Dexia
verwerkte persoonsgegevens. Zoals
hiervoor reeds overwogen wordt het
belang van [X] bij het recht op kennisneming verondersteld.
Niet
gebleken is dat [X] met het
indienen van zijn verzoek tot doel heeft
om Dexia te schaden. [X] heeft namelijk geen inzageverzoek
bij
Dexia ingediend naar aanleiding van
voornoemde oproep van een
belangenvereniging in december 2003. Ook het enkele feit dat het verzoek
is
gedaan nadat op de website van
Tros-Radar hiertoe een voorbeeldbrief is
geplaatst, is onvoldoende om te kunnen concluderen dat [X]
aan
Dexia collectief schade probeert toe
te brengen. Het onderhavige inzage-
verzoek dient derhalve niet als onderdeel van een collectieve actie
beoordeeld
te worden.Het feit dat ook
andereneenverzoekom inzagehebbengedaan,
beperkt [X] niet in zijn rechten voortvloeiend uit de WBP.
3.12 Dit laatste vormt ook het uitgangspunt bij de
beoordeling van de stelling van
Dexia
dat zij thans reeds is geconfronteerd met ruim 3000
inzageverzoeken,
hetgeen hoge kosten met
zich meebrengt en Dexia ernstig in haar
bedrijfs-
voeringbelemmert.
Dexia zal dien
aangaande aannemelijk moeten maken dat door inwilliging
van
een verzoek de administratieve
lasten zodanig disproportioneel zijn dat
zij
daardoor in een van haar rechten en
vrijheden wordt aangetast of dreigt te
worden aangetast (Memorie van Toelichting, Kamerstukkenn
1997/1998,
25.892) nr 3, p. 171). Het
belang van Dexia om haar administratieve lasten
te
beperken is in dat kader niet
voldoende. Aangaande het onderhavige
verzoek
rept Dexia enkel in het kader
van de verzochte transcripties
vantelefoon-
gesprekken over tijdrovende
administratieve werkzaamheden en daarmee
hoge lasten. Nu (ondermeer) dit verzoek, zoals hierna wordt overwogen,
zal
worden afgewezen, zullen
dienovereenkomstige kosten zich niet
voordoen.
De wel te verstrekken gegevens
zijn gegevens welke eenvoudigweg vanuit
het dossier van [X] toegankelijk zijn.
Tenslotte is het feit dat Dexia een groot aantal klanten heeft ten
gevolge
waarvan zij, collectief gezien,
hoge kosten moet maken om aan haar
verplichtingen op grond van de WBP te kunnen voldoen, een
omstandigheid
die voor haar rekening
komt.
3.13 Nu aan Dexia op grond van het voorgaande geen
beroep toekomt op de
uitzonderingsgrond
van artikel 43 sub e WBP is Dexia jegens
[X]
gehouden een overzicht van hem
betreffende persoonsgegevens te
verstrekken.
3.14 De rechtbank is op grond van de wettekst van
artikel 35 lid 2 WBP, de
Memorie van
Toelichting daarop, de Europese richtlijn 95/46/EG van
24
oktober 1995 - waarop de WBP
gebaseerd is - met Dexia van oordeel dat in
het
recht op voornoemd overzicht niet
het recht op kopieën van de vastgelegde
gegevens ligt besloten. In deze stukken wordt steeds slechts gesproken
van
'een
volledigoverzicht'.
3.15 Dit brengt mee dat het verzoek van [X] betreffende
het verstrekken
van een kopie van de
overeenkomst zal worden afgewezen. De
contract-
gegevens zijn wel te
beschouwen als persoonsgegevens en deze
dienen
derhalve in beginsel opgenomen te
worden in het te verstrekken overzicht.
Nu [X] tijdens de mondelinge behandeling echter heeft
aangegeven
dat hij een niet door hemzelf
ondertekend exemplaar van de overeenkomst
in
zijn bezit heeft en dat hij weet dat
hij een wel ondertekende xemplaar van de
overeenkomst aan Dexia heeft terug gestuurd, is Dexia in casu niet
gehouden
om van deze persoonsgegevens
aan [X] melding te maken. Het recht
op
inzage op grond van de WBP strekt immers niet zover dat dit
gegevens
omvat waarover de betrokkene al
c.q.nog beschikt.
3.16 Gegevens die Dexia verwerkt met betrekking tot een
zogenaamd risico-
profiel
(beleggerservaring, beleggingsdoelstellingen de financiële positie
van
de cliënt) zijn aan te merken als
persoonsgegevens. De stelling van Dexia
dat
zij niet verplicht is om een
dergelijk risicoporfiel op te maken, kan
onbesproken blijven. Dexia dient immers indien dergelijke gegevens
zijn
verwerkt, deze in het te
verstrekken overzicht op te nemen.
3.17 Ten aanzien van de aankoopbewijzen van aandelen en
afschriften van
dividend uitkeringen is
de rechtbank met Dexia van oordeel dat dit
geen
persoonsgegevens zoals bedoeld in
artikel 1 aanhef en sub a WBP, maar
object gegevens betreffen. Onbetwist is gesteld dat de aandelen
gebundeld
werden aangekocht, waarbij het
verkoopbewijs (effectennota) aldus
betrekking heeft op aandelen voor meerdere contractspartners van
Dexia.
De aankoopbewijzen en afschriften
van dividenduitkeringen kunnen derhalve
niet worden aangemerkt als gegevens die een geïdentificeerde of
identificeerbare
persoon betreffen en
vallen daarmee buiten het bereik van de WBP.
3.18 Gegevens omtrent de kredietwaardigheid van een
betrokkene zijn persoons-
gegevens als
bedoeld in de WBP. De rechtbank is van oordeel dat
Dexia
dienaangaande niet kan volstaan
met een verwijzing naar het BKR. Voor
zover zij gegevens betreffende de kredietwaardigheid heeft
ingewonnenen
verwerkt en/of aan het BKR
informatie heeft verstrekt, dient zij dit
te
vermelden op het overzicht. Dat [X]
ook zelf bij het BKR gegevens
kan
opvragen, ontslaat Dexia niet van haar plicht jegens [X] op
grond
van de WBP.
3.19 Ten aanzien van het verzoek om een schriftelijke
uitwerking van gevoerde
telefoongesprekken, wordt het volgende overwogen.Als onbetwist staat
vast
dat Dexia vanaf augustus 2000 (een
aantal)gesprekken heeft opgenomen en
bewaard. De stelling van Dexia dat zij wettelijk niet verplicht is om
telefoon-
gesprekken op te nemen of
zodanig op te slaan dat zij gemakkelijk zijn
terug
te vinden, is niet van belang.
Beoordeeld dient immers te worden of
Dexia
feitelijk in het kader van
opgenomen telefoongesprekken
persoonsgegevens
heeft verwerkt waarop
krachtens de WBP recht opinzage bestaat.
Vooropgesteld wordt dat voorzover de inhoud van telefoongesprekken
is
vastgelegd, sprake is van verwerking
van persoonsgegevens.
3.20 Naar het oordeel van de rechtbank bestaat geen
recht op inzage ten aanzien
van
opgenomen gesprekken in de periode van augustus 2000 tot en
met
augustus 2002.Ten aanzien van deze
periode is de rechtbank met Dexia van
oordeel dat de bandopnamen van telefoongesprekken als zodanig
geen
bestand zijn in de zin van artikel
1 aanhef en sub c WBP, nu deze
bandopnamen geen gestructureerd geheel vormen. Deze bandopnamen
vallen
derhalve buiten het bereik van
het in inzagerecht van artikel 35 WBP,
zodat
Dexîa niet gehouden is [X] te
informeren over eventuele gesprekken
uit
die periode. Dit is anders indien gesprekken met [X]
schriftelijk
zijn vastgelegd in het
dossier(telefoonnotities). Deze dienen wel te
worden
opgenomen in het te verstrekken
overzicht.
3.21 Ten aanzien van opgenomen gespreken na augustus
2002 staat vast dat de
telefoongesprekken zodanig zijn vastgelegd dat deze een bestand in de
zin
van de WBP vormen. Deze
telefoongesprekken voldoen aan de definitie
van
verwerking van persoonsgegevens als
genoemd in artikel 1 aanhef en sub b
WBP, zodat op de voet van artikel 35 recht bestaat op inzage in
deze
gegevens.Dexia heeft hieromtrent
gesteld dat zij normaliter op het te
verstrekken overzicht de data van de telefoongesprekken aangeeft en
de
verzoeker daarbij in de gelegenheid
stelt, desgewenst, tijdens kantooruren op
het hoofdkantoor te Amsterdam de gesprekken te komen beluisteren.
Deze
werkwijze voldoet naar het oordeel
van de rechtbank aan de WBP. Anders
dan
[X] verzoekt, omvat het inzagerecht geen recht op transcripties
of
schriftelijke uitwerkingen van
gesprekken. Desalniettemin heeft Dexia
wel
aangegeven dat verzoekers
desgewenst, na het beluisteren van gesprekken
op
het hoofdkantoor, op eigen kosten een
transcriptie kunnen vragen.
Dexia wijst
nog wel op de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens
Financiële Instellingen, waarin is
bepaald dat een verzoeker enkel recht
heeft
op het beluisteren van gesprekken,
indien sprake is van een interpretatiegeschil
of
onenigheid met betrekking tot de
inhoud van een gesprek.
De rechtbank
gaat hieraan voorbij. De gedragscode is immers een
uitwerking
van de WBP en als zodanig
geen regeling welke de rechten voortvloeiend
uit
de WBP opzij kan zetten c.q.kan
inperken.
3.22 Indien overigens nog sprake is van door Dexia
verwerkte persoonsgegevens
betreffende
[X] in de zin van de WBP, dan dienen deze ook in het
te
verstrekken overzicht te worden
opgenomen.
3.23 Tenslotte dient Dexia in het overzicht op te nemen
inlichtingen over het doel
van de
verwerking(en). de categorieën van gegevens waarop de
verwerking
betrekking heeft en de
ontvangers of categorieen van ontvangers, alsmede
de
beschikbare informatie over de
herkomst van de gegevens(artikel35 lid 2
WBP).
3.24 Op grond van het voorgaande zal Dexia worden
bevolen een overzicht aan
[X] te doen
toekomen met inachtneming van hetgeen onder 3.16,
3.18,
3.20, 3.21. 3.22 en 3.23 is
overwogen, zulks op straffe van een
dwangsom.
Een dwangsom dient te
bevorderen dat Dexia daadwerkelijk aan dit bevel
zal
voldoen. De rechtbank ziet
aanleiding de gevorderde dwangsom te
matigen
en te maximeren zoals hierna
bepaald, mede in aanmerking genomende
belangen van verzoeker.
3.25 De rechtbank is met Dexia van oordeel dat deze
beschikking niet uitvoerbaar
bij
voorraad dientte worden verklaard, gegeven de aard van de zaak en
de
onomkeerbare gevolgen van het voldoen
aan het bevel, indien in een
eventueel
door Dexia in te stellen hogerberoep anders wordt beslist.
3.26 Dexia zal, als de overwegend in het ongelijk
gestelde partij, worden
veroordeeld in
de kosten aan de zijde van [X] gevallen.
4. De beslissing.
De rechtbank:
beveelt verweerster om aan verzoeker binnen vier weken
na heden een volledig
overzicht als bedoeld in artikel 35 lid 2 WBP te
verstrekken, zulks met inachtneming
van hetgeen hiervoor onder 3.16, 3.18,
3.20, 3.21, 3.22 en 3.23 is overwogen,
zulks op straffe van verbeurte van een
dwangsom van € 250,- voor elke dag dat
verweerster in gebreke blijft om aan
dit bevel te voldoen, zulks tot een maximum van
€ 10.000,--;
verwijst verweerster in de kosten aan de zijde van
verzoeker gevallen, tot op heden
begroot op € 241,-;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze
beschikking is gegeven door mrs. Van der Weide, Peters en Van den Bosch-
van
de Sande en uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 13 mei
2005.
De griffier van de rechtbank te
Breda.