1. [X1], echtgenoot van X1
wonende te
[woonplaats]
2. [X2], echtgenote van X2
wonende te [woonplaats]
3.
[X3], echtgenote X3
wonende te [woonplaats]
4. [X4], echtgenote van
X4
wonende te [woonplaats]
5. [X5], echtgenote van X5
wonende te
[woonplaats]
6. [X6], echtgenote van X6
wonende te [woonplaats]
7.
[X7], echtgenote van X7
wonende te [woonplaats]
8. [X8], echtgenoot van
X8
wonende te [woonplaats]
9. [X9], echtgenoot van X9
wonende te
[woonplaats]
10. [X10], echtgenoot van X10
wonende te [woonplaats]
11.
[X11], echtgenote X11
wonende te [woonplaats]
12. [X12], echtgenote van
X12
wonende te [woonplaats]
eisers
gemachtigde: mr. M.J. de Groot
t e g e n:
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.
gevestigd
te Amsterdam
Dexia
gemachtigde: mr. G.P. Rooth
VERLOOP VAN DE
PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de
dagvaarding van 23 maart 2004 inhoudende de vordering van eisers
- een
akte van eisers ter overlegging van bewijsstukken
- de conclusie van
antwoord van Dexia met bewijsstukken
Vervolgens is bij tussenvonnis van 13 mei 2004 bepaald
dat er schriftelijk kon worden
voortgeprocedeerd. Daarop zijn nog
ingediend:
- de conclusie van repliek van eisers met
bewijsstukken
- de conclusie van dupliek van Dexia.
Op verzoek van Dexia heeft op 10 november 2004 een
zitting plaats gevonden waarop de
gemachtigden van partijen pleidooien hebben
gehouden. Door de gemachtigde van dexia is nog
een professoraal advies
overgelegd alsmede een pleitnota.
Vonnis is nader bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
De feiten
1. Uitgegaan wordt van de volgende feiten en
omstandigheden:
1.1. Dexia is de
rechtsopvolgster onder algemene titel van de naamloze vennootschap
Bank
Labouchère
N.V. te Amsterdam. Bank Labouchère N.V., hierna te noemen "de
Bank",
was op
haar beurt de rechtsopvolgster van de besloten vennootschap legio lease
B.V.
en handelde
onder andere onder de naam "LegioLease".
1.2. De Bank heeft met eisers
aandelenlease-overeenkomsten,
genaamd
'WinstVerDriedubbelaar", gesloten op de navolgende data en onder de
navolgende
contractsnummers met de navolgende personen:
[Y1],
echtgenote van eiser sub 1, onder nr. 744....., op
3-5-2000;
[Y2],
echtgenoot van eiseres sub 2, onder nr. 294..... op
18-12-2000;
[Y3], echtgenoot van eiseres sub 3. onder nr. 294..... op 21-11-2000 en
onder
nr.
294..... op
18-12-2000;
[Y4]. echtgenoot van eiseres sub 4, onder nr. 294....., op
30-11-2000;
[Y5], echtgenoot van eiseres sub 5, onder nr. 294....., op
22-11-2000;
[Y6]. Vetten, echtgenoot van eiseres sub 6, onder nr. 294....., op
21-12-2000;
[Y7], echtgenoot van eiseres sub 7, onder nr. 748....., op
24-11-2000;
[Y8], echtgenote van eiser sub 8, onder nr. 294....., op
14-12-2000;
[Y9], echtgenote van eiser sub 9, onder nr. 744....., op
4-5-2000;
[Y10],
echtgenote van eiser sub 10, onder nrs. 744..... en 744..... op
2-6-2000;
[Y11],
echtgenoot van eiseres sub 11, onder nr. 294....., op
20-12-2000;
[Y12], echtgenoot van eiseres sub 12, onder nr. 744.....,op
19-5-2000.
1.3. Op grond van deze overeenkomsten welke een looptijd
hadden van 36 maanden en die
dus in 2003
eindigden, dienden de echtgenoten van eisers in maandelijkse termijnen
de
verschuldigde rente over de aankoopsom van
de aandelenportefeuille aan de Bank te
voldoen
alsmede € 45,38 omstreeks de 35e maand en bij het einde van de
overeenkomst.
als restant bedrag de aankoopsom
van de aandelen welke in beginsel bekostigd
zou
worden uit de verkoopopbrengst van de
aandelen.
1.4. Ingevolge artikel 2 van de op de overeenkomst
toepasselijke "Bijzondere Voorwaarden
Effecten
Lease" werden de aandelen, welke door de Bank in drie gelijke hoeveelheden
bij
de aanvang van de overeenkomst en 12
maanden c.q. 24 maanden nadien waren
aangekocht, voorwaardelijk door de Bank overgedragen aan de echtgenoten van
eisers.
De voorwaarde was, dat zij aan al hun
verplichtingen uit de overeenkomst zouden
hebben voldaan. De overdracht geschiedde door onverwijlde overschrijving van
de
aandelen nadat de Bank deze verkregen had,
op naam van de echtgenoten van eisers
in de
administratie van de Bank overeenkomstig artikel 17 van de Wet
Giraal
Effectenverkeer, waarbij de eigendom
van de aandelen door de Bank werd
voorbehouden.
1.5. Eisers hebben geen schriftelijke toestemming
verleend voor de tot standkoming van deze
effectenlease-overeenkomsten met de Bank.
1.6. Vanwege het ontbreken van deze schriftelijke
toestemming heeft ieder van eisers zich
bij
brief op de nietigheid van de
overeenkomsten die hun echtgenoten met de Bank
gesloten
hadden, beroepen en
wel:
eiser sub 1 op 7 februari 2003, eiseres
sub 2 op 10 februart 2003, eiseres sub 3 op 4
februari 2003, eiser sub 4 op 7 februari 2003, eiseres sub 5 op 12 en 13 maart
2003,
eiseres sub 6 op 3 februari 2003,
eiseres sub 7 op 12 februari 2003, eiser sub 8 op
10
februari 2003, eisersub 9 op 27 februari
2003, eiser sub 10 op 6 februari 2003, eiseres
sub 11 op 5 april 2003 en eiseres sub 12 op 5 februari.
1.7. Bij deze brieven hebben eisers aanspraak gemaakt op
wat tot dan toe uithoofde van de
overeenkomsten aan de Bank of Dexia betaald was.
De vordering
2. Eisers vorderen, dat de kantonrechter bij
vonnis, voorzover de wet dat toelaat:
a. voor recht zal verklaren dat
voormelde effectenlease-overeenkomsten rechtsgeldig
zijn
vernietigd, althans deze
overeenkomstenzal vernietigen:
b. Dexia zal veroordelen om binnen 2
dagen na betekening van dit vonnis zal voldoen aan:
de echtgenote van
eiser sub 1 een bedragvan € 3.527,18, vermeerderd met de
wettelijke
rente vanaf 21 februari
2003 tot aan de dag der voldoening;
de echtgenoot van
eiseres sub 2 een bedrag van € 7.353,36, vermeerderd met
de
wettelijke rente vanaf 28 februari
2003 tot aan de dag der voldoening;
de echtgenoot van
eiseres sub 3 een bedrag van € 15.302,84, vermeerderd met
de
wettelijke rente vanaf 18 februari
2003 tot aan de dag der voldoening;
de echtgenoot van
eiseres sub 4 een bedrag van € 3.973,55, vermeerderd met
de
wettelijke rente vanaf 21 februari
2003 tot aan de dag der voldoening;
de echtgenoot van
eiseres sub 5 een bedrag van € 1.624,68, vermeerderd met
de
wettelijke rente vanaf 27 november
2002, althans 27 maart 2003 tot aan de dag
der
voldoening;
de echtgenoot van
eiseres sub 6 een bedrag van € 3.967,60, vermeerderd met
de
wettelijke rente vanaf 17 februari
2003 tot aan de dag der voldoening;
de echtgenoot van
eiseres sub 7 een bedrag van € 3.948,70, vermeerderd met
de
wettelijke rente vanaf 28 februari
2003 tot aan de dag der voldoening;
de echtgenote van
eiser sub 8 een bedrag van € 7.358,76, vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf 28 februari 2003 tot aan de
dag der voldoening;
de echtgenote van
eiser sub 9 een bedrag van € 3.961,65, vermeerderd met de
wettelijke
rente vanaf 13 maart 2003 tot
aan de dag der voldoening;
de echtgenote van
eisef sub 10 een bedrag van € 15.967,70, vermeerderd met
de
wettelijke rente vanaf 20 februari
2003 tot aan de dag der voldoening;
de echtgenoot van
eiseres sub 11 een bedrag van € 4.065,84, vermeerderd met
de
wettelijke rente vanaf 19 april 2003
tot aan de dag der voldoeningen een bedrag van
€
13.090,97, vermeerderd met de
wettelijke rente van de dag van de dagvaarding tot aan
de
dag der voldoening.
de echtgenoot van
eiseres sub 12 een bedrag van € 4.021.85, vermeerderd met
de
wettelijke rente vanaf 19 februari
2003 tot aan de dag der voldoening.
c. Dexia zal veroordelen om binnen 2
dagen na betekening van dit vonnis het Bureau
Krediet
Registratie te Tiel schriftelijk
mee te delen dat de registraties van (de echtgenoten
van)
eisers bij dit bureau terzake de
voormelde effectenlease-overeenkomsten ten onrechte
zijn
geschied en dat deze terstond
ongedaan dienen te worden gemaakt, met afschrift
van
deze schrifelijke mededeling aan
eisers;
d. Dexia zal veroordelen in de kosten
van deze procedure.
3. Aan hun vorderingen leggen eisers ten grondslag
dat de overeenkomsten in kwestie
overeenkomsten van
huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW zijn. Een overeenkomst
van
huurkoop is een species van koop op afbetaling. Voor
overeenkomsten van koop op afbetaling
behoeft een
echtgenoot op grond van artikel 1:88 BW de toestemming van de
andere
echtgenoot Deze overeenkomst dient schriftelijk
gegeven te worden, aangezien huurkoop
wordt aangegaan bij
authentieke of onderhandse akte.
4. Nu eisers voor het sluiten van vorenbedoelde
overeenkomsten met de Bank geen schrifte1ijke
toestemming
hebben verleend, zijn die overeenkomsten op grond van artikel 1:89
BW
vernietigbaar.
5. Eisers hebben tijdig binnende verjaringstermijn
van artikel 3:52 BW jegens Dexia de
vernietiging van de
overeenkomsten ingeroepen. Uit hoofde van onverschuldigde
betaling
hebben zij voormelde bedragen van Dexia te
vorderen.
6. Door de vernietiging van de overeenkomsten is
de grond voor de registratie van de
echtgenoten van eisers
bij het Bureau Krediet Registratie te Tiel komen te vervallen.
Het
verweer
7. Dexia verweert zich tegen deze vordering. Zij
voert aan dat artikel 1:88 BW niet op
effectenlease-overeenkomsten van toepassing is. Effectenlease kan niet
gekwalificeerd
worden als koop op afbetaling, althans
huurkoop, aangezien daarbij niet voldaan wordt aan de
daarvoor geldende criteria als vervat in artikel 7A:1575 BW.
8. Voor het geval aangenomen wordt dat deze
overeenkomsten wel gekwalificeerd moeten
worden als
huurkoop, waarvoor eisers toestemming hadden moeten geven, dan geldt niet
het
vereiste dat die toestemming schriftelijk verteend
moet worden.
9. Met betrekking tot het door eisers
teruggevorderde bedrag beroept Dexia zich subsidiair
op
artikel 6:278 BW. In geval van vernietiging van
de overeenkomsten komt Dexia het recht toe
om het
bedrag dat zij ten gevolge van de nietigheid van de litigieuze overeenkomsten
moet
terug betalen, te verrekenen met het verschil
tussen de aankoop waarde van de aangekochte
effecten
minus de waarde van deze effecten op datum van de vernietiging.
10. Het instellen van de onderhavige vordering tot
vernietiging of ontbinding van de overeenkomst
in
kwestie kan niet los gezien worden van de koersdalingen die de beurzen sedert
medio 2000
hebben doorgemaakt. Door deze
koersdalingen staan de effectenlease-cliënten op verlies.
Het zou voor hen profijtelijk zijn om alsnog van die overeenkomsten af te
komen en de
koersontwikkeling voor rekening van de
Bank te laten.
11. Blijkens de wetsgeschiedenis is het expliciete doel
van artikel 6:278 BW te verhinderen dat
een op enige
grond bestaande vernietigings- of ontbindings mogelijkheid verwordt tot
een
speculatie-instrument. Het is aannemelijk dat de
wijziging in de waardeverhouding van de over
en weer
te leveren prestaties de reden van het beroep van eisers op
de
vernietigingsmogelijkheid is
geweest.
12. Dexia komt daarom het recht toe om het bedrag dat
zij in geval van nietigheid van de litigieuze
overeenkomsten aan eisers zou moeten betalen, te verrekenen met het verschil
tussen de
aankoopwaarde van de effecten minus de
waarde van deze effecten op datum van de
vernietiging van de overeenkomsten dan wel - afhankelijk van de datum van
vernietiging -
minus de waarde van bedoelde effecten
op de datum van verkoop. Op die verrekening heeft
Dexia zich uitdrukkelijk beroepen.
13. Dexia voert aan dat zij nooit genoopt kan worden als
haar mening te geven dat de registratie
bij het
Bureau Krediet Registratie van de echtgenoten van eisers onjuist is, nu zij van
mening
blijft dat die registratie terecht is.
Overigens geschiedt verwijdering van gegevens uit
het
register op initiatief van het Bureau zelf. Het
staat eisers vrij hun mening omtrent het bestaan
van
schulden van hun echtgenoten aan Dexia aan het Bureau kenbaar te
maken.
14. Dexia verzet zich tegen een uitvoerbaarverklarlng
bij voorraad van een eventueel haar
veroordelend
vonnis. Bij een afweging van de wederzijdse belangen moeten haar inziens
haar
belangen prevaleren. Subsidiair verzoekt Dexia
de kantonrechter aan een
uitvoerbaarverklaring bij
voorraad op grond van artikel 233 lid3 Rv. de voorwaarde
te
verbinden dat eisers zekerheid zullen stellen
voor de te betalen bedragen. Langs die weg kan
worden voorkomen dat Dexia, indien zij alsnog in het gelijk wordt gesteld, zeer
aanzienlijke
kosten zal moeten maken om restitutie
van door haar betaalde bedragen te bewerkstelliggen.
Beoordeling
15. Volgens artikel 7A:1576 lid 1 van het Burgerlijk
Wetboek (BW) is koop en verkoop op
afbetaling de
koop en verkoop, waarbij partijen overeenkomen dat de koopprijs wordt
betaald
in termijnen, waarvan er twee of meer
verschijnen, nadat de verkochte zaak aan de koper is
afgeleverd.
16. Zijn partijen bij een koop en verkoop op afbetaling
overeengekomen dat de verkochte zaak
niet door de
enkele aflevering in eigendom overgaat, maar pas door de vervulling van
de
opschortende voorwaarde van algehele betaling van
wat de koper uithoofde van de
koopovereenkomst
verschuldigd is, dan is er ingevolge artikel 7A:1676h lid 1 BW sprake
van
huurkoop.
17. In artikel 7A:1576 lid 5 BW staat dat het in titel
5A van Boek 7A BW bepaalde
overeenkomstige
toepassing vindt op vermogensrechten, niet zijnde registergoederen,
voor
zover dat in overeenstemming is met de aard van
het recht.
18. De bepalingen van titel 5A van Boek 7A BW beogen de
koper op afbetaling in bepaalde
opzichten te
beschermen tegen de verkoper. Deze wettelijke bescherming van de koper
op
afbetaling van effecten moet geacht worden met de
aard van effecten in overeenstemming te
zijn
evenzeer als dat het geval is bij koop op afbetaling van zaken, zoals goud,
schilderijen of
andere kostbaarheden die men ter
belegging koopt.
19. Krachtens de overeenkomsten met de Bank kochten de
echtgenoten van eisers de in het
contract genoemde
aandelen tegen een koopprijs die werd betaald in termijnen waarvan
er
meerdere verschenen, nadat de eerste portie door
de Bank verkregen aandelen door haar
onverwijld aan
de echtgenoten van eisers waren overgedragen op de wijze als hiervoor
onder
1.4 is aangegeven onder de voorwaarde van
algehele voldoening door de echtgenoten van
eisers
van wat zij uit hoofde van de overeenkomst met de Bank verschuldigd waren.
De
overeenkomsten beoogden verkrijging van de
aandelen door de echtgenoten van eisers,
waaraan
niet af doet dat parbijen tevens waren overeengekomen dat de aandelen direct na
die
verkrijging verkocht zouden worden.
20. De overeenkomsten van partijen moet dus
gekwalificeerd worden als
huurkoopovereenkomsten in
de zin van artikel 7A:1576h lid 1 BW, waarop de bepalingen
van
titel 5A van Boek 7A BW van overeenkomstige
toepassing zijn, voor zover dat met de aard
van
aandelen in overeenstemming is.
21. Vraag is nu, of de echtgenoten van eisers voor het
aangaan van de overeenkomsten
toestemming behoefden,
zoals artikel 1:88 lid 1 onder d BW aan echtgenoten voorschrijft
voor
het aangaan van "overeenkomsten van koop op
afbetaling", die niet kennelijk uitsluitend of
hoofdzakelijk strekken ten behoeve van de normale uitoefening van hun beroep of
hun bedrijf.
22. Uit de parlementaire geschiedenis zou met enige
goede (of kwade) wil opgemaakt kunnen
worden dat de
minister indertijd bij artikel 1:88 lid 1 onderd BW alleen overeenkomsten
van
koop op afbetaling van zaken en niet ook van
vermogensrechten voor ogen had, waarmee
dan nog niet
gezegd is dat dat de bedoeling van de wetgever was. Hoe dat ook zij, er is
geen
reden om aan te nemen dat koop op afbetaling
van vermogensrechten niet onder de werking
van
artikel 1:88 lid 1 onderd BW valt. De tekst van artikel 1:88 lid 1 onder d BW
geeft daartoe
geen enkele aanleiding en er is geen
grond om in geval van koop op afbetaling van
vermogensrechten de gezinnen van de koper de beschermng te onthouden welke de
wet in
artikel 1:88 lid 1 onder d BW hen beoogt te
bieden.
23. Eisers hadden dan ook toestemming voor de
overeenkomsten van hun echtgenoten met de
Bank
moeten geven. Dexia heeft bestreden dat eisers die toestemming schriftelijk
hadden
moeten geven.
24. Op grond van artikel 1:88 lid 3 BW moet de
toestemming door de echtgenoot schriftelijk
worden
verleend, indien de wet voor het verrichten van de rechtshandeling die
vorm
voorschrijft. Ingevolge artikel 7A:1576i lid 1
BW moet huurkoop aangegaan worden bij
authentieke of
onderhandse akte, waarvan de inhoud moet voldoen aan de bepalingen
van
artikel 7A:1576j BW. Dat artikel 7A:1576j lid 3
BW op het niet naleven van het voorschrift dat
de
akte aan de bepalingen van artikel 7A:1576j BW moet voldoen, niet de sanctie
van
nietigheid van de overeenkomst stelt. is niet
relevant. De sanctie die op niet naleving van het
voorschrift van artikel 7A:1576i lid 1 BW gesteld is, betreft de inhoud van de
akte en niet de
vorm die voor het aangaan van de
huurovereenkomst door de wet is voorgeschreven. De
toestemming door de echtgenoot dient dan ook bij akte, dus schriftelijk,
verleend te worden.
25. De door eisers gevorderde verklaring voor recht dat
voormelde overeenkomsten die hun
echtgenoten en de
Bank zonder hun schriftelijke toestemming sloten, door hen
bij
vorenbedoelde brieven in 2003 zijn vernietigd,
dient daarom te worden toegewezen.
26. De vernietiging van de overeenkomsten had tot gevolg
dat alles wat de echtgenoten van
eisers nadien aan
Dexia betaald hebben sowieso onverschuldlgd door hen aan Dexia
betaald
is.
27. Het tweede onderdeel en het derde onderdeel van hun
vordering tot terugbetaling door Dexia
van wat door
hun echtgenoten aan haar onverschuldigd betaald is en tot
ongedaanmaking
van de registratie van hun
echtgenoten bij het Bureau Krediet Registratie te Tiel,
baseren
eisers op artikel 1:89 lid 5 BW. Deze
bepaling geeft de echtgenoot die ex artikel 1:89 lid 1
BW
een beroep op de vernietigingsgrond heeft gedaan,
de bevoegdheid tevens alle
rechtsvorderingen in te
stellen die voortvtoeien uit de nietigheid van de zonder
zijn
toestemming gesloten overeenkomst.
28. Terecht heeft Dexia die bevoegdheid van eisers op
zich genomen niet bestreden. Eisers zijn
dus bevoegd
te vorderen dat Dexla in beginsel terugbetaalt wat uit hoofde van
de
overeenkomsten door hun echtgenoten aan Dexia
betaald is en ook dat Dexla vorenbedoelde
ongedaanmaking van de registratie van hun echtgenoten bij het Bureau Krediet
Registratie te
Tiel zal bewerkstelligen, als ook hun
echtgenoten dat van Dexia zouden kunnen vorderen.
29. Dexia beroept zich ten verweer van het tweede
onderdeel van de vordering van eisers (de
terugbetaling aan hun echtgenoten) echter op artikel 6:278 BW uithoofde waar van
haar, naar
haar mening, een verrekeningsrecht
toekomt op grond waarvan zij het door haar te
betalen
bedrag kan verrekenen met het bedrag dat
haar opgrond van artikel 6:278 BW toekomt
30. Gelet op de betwisting door eisers van de
toepasselijkheid van dit artikel moet onderzocht
worden, of in de onderhavige gevallen aan de voorwaarden voor een beroep op
artikel 6:278
BW is voldaan. Tegen de vordering ex
artikel 1:89 lid 5 BW kan de wederpartij van de
contracterende echtgenoot alle weren voeren die zij na de vernietiging van de
overeenkomst
door de andere echtgenoot tegen de
contracterende echtgenoot heeft. In beginsel kan
Dexla
dus een beroep doen op artikel 6:278
BW.
31. In artikel 6:278 BW is een verplichting opgenomen voor
een partij bij een wederkerige
overeenkomst die de
stoot tot ongedaanmaking van de overeenkomst geeft, om de
andere
partij een bijbetaling te geven ter correctie
van een inmiddels ten gunste van haar opgetreden
wijziging in de waardeverhouding van de wederzijdse prestaties, die na de
ongedaanmaking
door hen over en weer verricht moeten
worden. De verplichting tot bijbetaling geldt volgens
de
parlementaire geschiedenis niet alleen, wanneer
het gaat om een reeds uitgevoerde
overeenkomst, maar
ook - door analogische toepassing van artikel 6:218 BW - als
een
overeenkomst gedeeltelijk is uitgevoerd, zoals
in dit geval.
32. De eerste voorwaarde voor toepassing van dit artikel
is dat bedoelde wijziging in de
waardeverhouding van
de wederzijdse prestaties is opgetreden en de tweede voorwaarde
dat
aannemelijk is dat de partij in kwestie geen
ongedaanmaking van de overeenkomst gekozen
zou
hebben, als die wijziging in de waardeverhouding niet opgetreden zou
zijn.
33. Ter beantwoording van de vraag of sprake is van een
wijziging in de waardeverhouding ten
gunste van de
partij die de overeenkomst ongedaan maakte, dient men blijkens
de
parlementaire geschiedenis van artikel 6:278 BW
als volgt te werk te gaan. Eerst moet men
vaststellen tot welke prestaties beide partijen op grond van de
wettelijke
ongedaanmakingsregels na de
ongedaanmaking van de overeenkomst gehouden zijn om
vervolgens daarmee te vergelijken de prestaties waartoe zij op grond van
diezelfde regels
gehouden zouden zijn geweest.
Indien restitutie dadelijk na de uitvoering (en dus niet,
zoals
Dexia ten onrechte meent, het sluiten) van de
overeenkomst was geschied. Bij een
gedeeltelijke
uitvoering van de overeenkomst moet men bij de vergelijking van de
beide
waardeverhoudingen bij de waarde van hetgeen
de partij die het minst heeft ontvangen, moet
restitueren, bijtellen hetgeen de wederpartij nog zou hebben moeten
presteren.
34. Als de aard van de prestatie uitsluit dat zij
ongedaan gemaakt wordt, treedt, voor zover dit
redelijk is, op grond van artikel 6:240 lid 2 BW vergoeding van de waarde van de
prestatie op
het ogenblik van ontvangst daarvoor in
de plaats, indien - onder meer - het aan de
ontvanger
is toe te rekenen dat de prestatie is
verricht of de ontvanger erin had toegestemd een
tegenprestatie te verrichten.
35. Bij een vergelijking van de waarden van de
wederzijdse prestaties zou door de vernietiging
door
eisers van de overeenkomst een wijziging in de waardeverhouding van de
wederzijdse
prestaties ten gunste van de echtgenoten
van eisers zijn opgetreden, als bij de vergelijking
de
waarden van de prestaties van de echtgenoten van
eisers jegens Dexia gesteld zouden
moeten worden op
de waarde van de voor haar aangekochte effecten bij de aanvang van
de
overeenkomst en op de waarde van die effecten ten
tijde van de vernietiging van de
overeenkomst.
36. In aanmerking nemende hoe krachtens de wet bij
toepassing van artikel 8:278 BW de
vergelijking van
de waarden van de wederzijdse prestaties dient te geschieden en gelet op
de
aard van de onderhavige overeenkomsten kunnen de
prestaties van de echtgenoten van
eisers jegens
Dexia gegeven de aard van de onderhavige overeenkomsten niet op
die
waarden gesteld worden. Er is dan ook geen
wijziging in de waardeverhouding van de
wederzijdse
prestaties ten gunste van de echtgenoten van eisers door de vernietiging van
de
overeenkomsten opgetreden. Het beroep van Dexia
op artikel 6:278 BW gaat daarom niet op.
37. Dat betekent, naar het voorlopig oordeel van de
kantonrechter, echter niet dat de echtgenoten
van
eisers naast de bedragen die zij na de vernietiging van de overeenkomst
nog
onverschuldigd aan Dexla betaald hebben, ook nog
aanspraak hebben op de bedragen die zij
maandelijks
tot aan de vernietiging van de overeenkomsten aan rente over de door
hen
geleende bedragen betaald hadden.
38. Ingevolge artikel 3:120 BW behoren aan een bezitter
te goeder trouw de afgescheiden en de
opeisbaar
geworden burgerlijke vruchten toe. Onder andere renten van geldsommen
zijn
burgerlijke vruchten. Op grond van artikel
6:206 BW is artikel 3:120 BW van overeenkomstige
toepassing in geval van onverschuldigde betaling. Een bezitter is volgens
artikel 3:118 BW te
goeder trouw, wanneer hij zich
als rechthebbende beschouwt en zich ook redelijkerwijs
als
zodanig mocht beschouwen.
39. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter was
Dexia bezitter te goeder trouw van de
vorderingen op
de echtgenoten van eisers en behoren haar dus de tot aan de vernietiging
van
de overeenkomsten aan haar door de echtgenoten
van eisers betaalde rentetermijnen toe
krachtens
artikel 6:206 juncto artikel 3: 120 BW.
40. Alvorens een definitieve beslissing in deze te
nemen, stelt de kantonrechter partijen in de
gelegenheid zich hierover bij akte uit te laten. Bij die gelegenheid dienen
eisers opgave te
doen van wat door hun echtgenoten
tot aan de vernietiging van de overeenkomsten aan
Dexia
betaald is en daarbij te vermelden of Dexia
het met deze opgave wel of niet eens is.
41. Iedere verdere beslissing wordt
aangehouden.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. verwijst de zaak naar de rolzitting van
donderdag 28 april 2005 om 10.00 uur, opdat partijen
dan
bij akte zich zullen kunnen uitlaten over de punten die hiervoor onder 37 tot en
met 40
aan de orde gesteld zijn;
II. houdt iedere verder beslissing aan.
Aldus gewezen door mr.
F.M.P.M.Strengers, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare
terechtzitting
van 31 maart 2005 in tegenwoordigheid van de
griffier.