Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Brielle
zaaknummer: 545470/04-1871
uitspraak: 26 augustus 2008
vonnis
in de zaak van
de naamloze vennootschap
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
nader te noemen
Dexia,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
gedaagde in
reconventie,
gemachtigde: Maas-Delta Gerechtsdeurwaarders.
tegen
[X],
nader te noemen
[X],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in
reconventie,
gemachtigde: mr. E. Oversier,
Procedure
De volgende processtukken zijn
ingediend:
- de dagvaarding van 5 september
2003, met producties;
- de incidentele
conclusie inhoudende vordering tot verwijzing (ex artikel 71
Rv);
- de conclusie van antwoord in het
incident tot verwijzing.
Bij tussenvonnis van 24 maart 2004 is de zaak
verwezen naar de rechtbank Rotterdam, sector kanton.
Vervolgens zijn ingediend:
- de conclusie van
antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, tevens
voorwaardelijke eis in reconventie, met
producties;
- de conclusie van repliek in
conventie tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende
conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie tevens houdende akte
voorwaardelijke wijziging van eis in conventie, met
producties;
- conclusie van dupliek in
conventie tevens conclusie van repliek in reconventie, tevens conclusie van
repliek in voorwaardelijke reconventie, met producties; conclusie van dupliek in
onvoorwaardelijke en voorwaardelijke reconventie, met producties.
Daarna heeft Dexia bij exploot schorsing van de
procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM).
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te
Amsterdam heeft Dexia meegedeeld kennis te hebben genomen van de door [X]
afgelegde opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk
Wetboek (BW), waarin hij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te
willen zijn. [X] heeft bij akte verzocht tot voortprocederen.
Bij tussenvonnis van 20 mei 2008 is een
comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 11 juli 2008. Ter comparitie zijn
verschenen eisende partij in persoon, bijgestaan door diens gemachtigde en van
de zijde van Dexia C.F. Weterings, bijgestaan door mr. R.H. van Rappard. Van
hetgeen besproken is ter comparitie heeft de griffier aantekening gehouden.
Voorafgaand aan deze comparitie zijn door eisende partij per brief van 9 juli
2008 een akte met producties en door Dexia per fax van 7 juli 2008 aanvullende
stukken ingediend, welke alle tot de processtukken behoren.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de
beslissing
1.
Feiten
In conventie en in (voorwaardelijke)
reconventie
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat
vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster
onder algemene titel van Bank Labouchere N.V./Legio-Lease (hierna:
Labouchere/Legio-Lease). Waar hiema sprake is van Dexia worden haar
rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
1.2. [X] was ten tijde van het
aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomst gehuwd met [Y] (hierna: [Y]) en
verkeerde in de volgende
omstandigheden:
[X]
[Y]
Geboortejaar: 1948 1957
Beroep:
beveiligingsbeambte medisch
analiste
Opleiding:
lo/LOl
MBO
Netto (gezins)inkomen per maand: circa € 2.300 netto per maand/ € 27.700
per jaar.
Relevante beleggings- of beroepservaring: geen
Vermogen (na
aftrek schulden): geen dan wel minimaal vermogen
1.3. [X] heeft de volgende
lease-overeenkomsten ondertekend waarop hij als lessee staat vermeld, met als
wederpartij Labouchere/Legio-Lease (hierna: de
lease-overeenkomsten):
Contractnr. Datum
Naam overeenkomst
Leasesom Looptijd
Termijnbedrag
74282449 18-06-99
WinstVerDriedubbelaar € 14.004.22 36
mnd € 67.47
74282450 18-06-99
WinstVerDriedubbelaar € 14.004,22 36
mnd € 67,47
De eerste betalingen vonden plaats op 28
juli 1995.
1.4. Per 17 juni 2002, na ommekomst
van de overeengekomen looptijd, heeft Dexia voor beide lease-overeenkomsten een
eindafrekening opgesteld volgens welke [X] per overeenkomst nog een bedrag van
verschuldigd was van € 1.909,95, welk bedrag hij niet heeft
betaald.
1.5. Voor wat betreft het in totaal
aan Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan ontvangen en/of verrekende
dividenden en andere gegevens betreffende de leaseovereenkomsten wordt verwezen
naar de aan dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage).
2. Vorderingen
Dexia in conventie
2.1. Dexia vordert, na vermindering
van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [X] te veroordelen om aan Dexia
tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van
€ 3.789,58, te
vermeerderen met de contractuele, althans de wettelijke rente hierover vanaf 19
augustus 2003 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [X] in de
kosten van dit geding, waaronder de proceskosten.
2.2. Dexia vordert voorts in
voorwaardelijke conventie, namelijk voor het geval dat enig deel van de
vordering in reconventie wordt toegewezen, [X] te veroordelen tot betaling van
een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de in het kader
van de lease-overeenkomsten gekochte effecten en de waarde daarvan op de datum
van verkoop, althans op de datum van vernietiging van de
lease-overeenkomsten.
3. Standpunten
Dexia
3.1. Dexia stelt dat [X] in verzuim
is met de nakoming van zijn verplichtingen uit de
lease-overeenkomsten.
4. Standpunten
[X]
4.1. [X] stelt dat de
lease-overeenkomsten tot stand zijn gekomen door bedrog en/of misbruik van
omstandigheden, althans dat hij door toedoen van Dexia heeft gedwaald en dat de
lease-overeenkomsten daarom dienen te worden vernietigd, althans dat deze nietig
zijn wegens strijd met de Wet op het Consumentenkrediet (WCK). [X] stelt dat
Dexia tekort is geschoten in de nakoming van de op haar rustende zorgplicht(en).
Voorts bestrijdt hij dat artikel 6:278 BW van toepassing is.
5. Vorderingen
[X] in reconventie
5.1. In reconventie vordert [X] - na
intrekking van zijn voorwaardelijke eis - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
dat de lease-overeenkomsten worden vernietigd op grond van bedrog, misbruik van
omstandigheden dan wel dwaling, althans dat Dexia wanprestatie heeft gepleegd
wegens het schenden van de op haar rustende zorgplicht en dat Dexia wordt
veroordeeld tot betaling van een bedrag aan schadevergoeding gelijk aan de door
[X] ingelegde bedragen met de wettelijke rente hierover vanaf een door de
rechtbank in goede justitie te bepalen datum, dan wel een bedrag van € 4.948,46
vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf een door de rechtbank in
goede justitie te bepalen datum alsmede tot de kosten van het geding in
reconventie.
6. Verweer in
reconventie
6.1. Dexia betwist dat de
lease-overeenkomsten door dwaling en/of bedrog dan wel misbruik van
omstandigheden tot stand zijn gekomen, of dat zij tekort zou zijn geschoten in
de nakoming van haar zorgplicht(en). Volgens Dexia beschikte [X] bij het aangaan
van de lease-overeenkomsten over alle relevante informatie. Ook betwist Dexia
dat zij de bepalingen - voor zover van toepassing - van de WCK niet in acht zou
hebben genomen. Dexia stelt de leaseaandelen wel gekocht te hebben. Tenslotte
betwist Dexia de schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te
zijn.
7. Beoordeling
van de vorderingen in conventie en in reconventie
7.1. In het vonnis van de rechtbank
Amsterdam van 27 april 2007, LJN: BA3914, zijn in een soortgelijk geschil een
aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor
dit geding met name van belang zijn:
strijd met WCK (rov 8.3);
dwaling (rov
8.5);
toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR) (rov
8.8);
nakoming zorgplicht (rov 8.9);
verdeling van het nadeel (rov
9).
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het
vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over. voor zover daarvan hierna niet
wordt afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel
mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dat neer op
het volgende.
Strijd met WCK
7.2. Dexia beschikte niet over een
vergunning krachtens de WCK, op welke grond de nietigheid van de
lease-overeenkomsten is bepleit.
7.3. De toepasselijkheid van de WCK
kan in het midden blijven. Ook indien [X] zich terecht op die regeling zou
beroepen, zouden de gevolgen daarvan beoordeeld moeten worden naar maatstaven
van redelijkheid en billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden
omtrent de door ieder van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de
betreffende lease-overeenkomsten dan zou hebben te gelden zonder een zodanig
beroep.
Dwaling
7.4. Uit de inhoud van de
lease-overeenkomsten en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease
had [X] kunnen en moeten afleiden dat sprake was van een lening met
renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van hem gekochte
effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van het
aankoopbedrag. De lease-overeenkomsten geven bovendien aan welke rente in
rekening wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Bij vragen daaromtrent had
(ook) van [X] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover [X] onder
invloed van een onjuiste voorstelling van zaken een overeenkomst is aangegaan,
kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging van die
overeenkomst wegens dwaling leiden. Dat laat de zorgplicht die Dexia overigens
had en die hierna aan de orde komt, onverlet.
Bedrog
7.5. Uit hetgeen in de vorige alinea
is overwogen volgt tevens dat niet kan worden gezegd dat sprake is van bedrog
van de zijde van Dexia. Het beroep van [X] hierop wordt derhalve afgewezen. Ook
dit laat de zorgplicht die Dexia overigens had en die hierna aan de orde komt.
onverlet.
Misbruik van omstandigheden
7.6. Het beroep van [X] op misbruik
van omstandigheden wordt eveneens verworpen nu niet is gebleken dat Dexia,
wetende of moetende begrijpen dat de [X] door bijzondere omstandigheden bewogen
werd tot het aangaan van de lease-overeenkomsten, het tot stand komen daarvan
heeft bevorderd, ofschoon hetgeen Dexia wist of moest begrijpen haar daarvan had
behoren te weerhouden.
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht
Effectenverkeer (NR)
7.7. Dexia was bij het aanbieden van
het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het
verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
Nakoming zorgplicht en toerekening van het
nadeel
7.8. [X] verwijt Dexia dat Dexia te
zijnen opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer
doordat Dexia niet of niet voldoende gewezen heeft op de risico's van het
onderhavige product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende
gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had
haar afnemers op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De
brochures en folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke
waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op
andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve
aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige
gevolgen.
7.9. Tevens wordt geoordeeld dat
Dexia niet in voldoende mate heeft voldaan aan haar zorgplichten voortkomende
uit het 'knowyour customer '-principe. Uit de ter comparitie afgelegde
verklaringen is gebleken dat Dexia niet, althans in onvoldoende mate het uit dit
beginsel voortvloeiende onderzoek naar de (ook toekomstige) (financiële)
situatie van eisende partij heeft ingesteld. Dat brengt mee dat de
lease-overeenkomsten niet tot stand hadden behoren te komen en dat een causaal
verband bestaat tussen deze tekortkoming en de door de eisende partij geleden
schade. Toepassing van het bepaalde in artikel 6:101 BW leidt uiteindelijk niet
tot een ander resultaat dan het gevolg zal zijn van de hierna volgende
nadeelverdeling, zodat deze tekortkoming hierna niet behandeld zal
worden.
7.10. Op gronden als vermeld in het vonnis
van 27 april 2007 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten
dragen en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd
in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin
aan [X] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit
overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart
2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden
gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en
billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de
persoonlijke omstandigheden van [X] die van invloed zijn op de
waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomsten tot stand zouden zijn
gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de
leasesommen en op de overige verplichtingen uit de onderhavige
rechtsverhoudingen met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de
financiële omstandigheden van [X] (bepalend voor de vraag of deze financiële
risico's wenste te lopen en in hoeverre dat verantwoord was), de
beleggingsdoelstellingen en de kennis en ervaring waarover [X] beschikte, een en
ander ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten.
7.11. In de arresten van het gerechtshof te
Amsterdam van 1 maart 2007 (LJN AZ9722), 16 augustus 2007 (LJN BB 1855) en 15
november 2007 (LJN BB797I) alsmede in het arrest van hel gerechtshof te Arnhem
van 1 april 2008 (LJN BC9484), ziet de kantonrechter onvoldoende aanleiding om
ten aanzien van de door [X] betaalde rente anders te oordelen dan in het vonnis
van 27 april 2007 gedaan. Voorop staat dat de lease-overeenkomsten worden
gekenmerkt door het gegeven dat de eisende partij een belegging aangaat die met
geleend geld wordt gefinancierd. De lening wordt uitsluitend aangegaan met het
oog op die financiering; het staat de eisende partij niet vrij om het geleende
geld aan een ander doel te besteden. De lening maakt onlosmakelijk deel uit van
het door Dexia aangeboden product. Indien de lease-overeenkomsten niet tot stand
zouden zijn gekomen, zou de eisende partij dus ook het deel daarvan dat uit de
rentedragende lening bestaat niet zijn aangegaan. De zorgplicht ziet mede op het
in niet mis te verstane bewoordingen waarschuwen voor de mogelijkheid dat de
over de lening te betalen rente met de opbrengst van de belegging niet zal
worden terugverdiend en dus verloren zal gaan, althans op het verifiëren of de
eisende partij het product zodanig heeft doorgrond dat deze zich bewust was van
die mogelijkheid. Dat uit de over het product verstrekte informatie wel kan
worden afgeleid dat (ook) sprake is van geleend geld, maakt nog niet dat de
eisende partij het risico van het verloren gaan van de (al dan niet
vooruitbetaalde) rente zonder meer had kunnen of behoren te begrijpen. Hieruit
volgt dat de kantonrechter blijft bij het oordeel dat de rente in beginsel als
nadelig gevolg van het aan Dexia verweten handelen in aanmerking dient te worden
genomen bij de vaststelling van het totale nadeel. Bevestiging van dit oordeel
vindt de kantonrechter in de uitspraak van de Commissie van Beroep DSI van 27
januari 2005 en in het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 24 mei 2007
(LJN BA5684).
7.12. Zoals nader is toegelicht in het
vonnis van 27 april 2007 onderscheidt de kantonrechter voor de toerekening van
het nadeel aan ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal
categorieën van afnemers. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor
onder 1.2 bij de feiten zijn vermeld en gelet op de verhouding tussen het netto
jaarinkomen en tweederde van het totaal der leasesommen, is voor [X] categorie 3
van toepassing. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dient 60% van
het nadeel voor rekening van [X] te komen en het resterende percentage voor
rekening van Dexia. Bij de vaststelling van dit percentage is tevens rekening
gehouden met het eventuele fiscaal voordeel verrekende
dividendbelasting.
7.13. In het onderhavige geval komt het
nadeel per lease-overeenkomst neer op het bedrag dat in de bijlage achter het
contractnummer van de betreffende overeenkomst onder 'in aanmerking te nemen
termijnen'staat vermeld, te vermeerderen met het daarachter onder 'restant
hoofdsom' vermelde restant van de hoofdsom van de geldlening en te verminderen
met de vervolgens onder 'waarde/opbrengst' vermelde opbrengst/waarde van de
geleasede effecten alsmede met het onder "ontvangen + verrekende dividenden'
vermelde bedrag wegens in verband met die overeenkomst ontvangen en (eventueel)
verrekende dividenden en (eventuele) andere ontvangen en/of verrekende
voordelen.
7.14. Het totale nadeel per
lease-overeenkomst bedraagt derhalve het bedrag dat in de bijlage achter het
contractnummer van de betreffende overeenkomst onder 'totaal nadeel' staat
vermeld. Hiervan dient, gelet op het in 7.12 vermelde percentage, een bedrag
voor rekening van [X] te blijven gelijk aan het daarachter onder "voor rekening
afnemer' genoemde bedrag.
7.15. Door [X] is in het kader van de
lease-overeenkomsten een bedrag betaald gelijk aan het achter het contractnummer
van de betreffende overeenkomst onder 'betaald' vermelde bedrag. Hierop dienen
in mindering te worden gebracht de ontvangen dividenden als vermeld onder
'totaal ontvangen dividenden' en het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening
van [X] dient te blijven, zodat Dexia per saldo aan [X] dient te voldoen het per
overeenkomst onder 'te ontvangen' vermelde bedrag, met dien verstande dat nu
daar een negatief bedrag staat vermeld dit door [X] aan Dexia dient te worden
betaald.
Wettelijke rente
7.16. Over het door [X] aan Dexia te
betalen bedrag is rente verschuldigd. Nu geen contractuele vertragingsrente is
overeengekomen zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf 19 augustus 2003,
zoals door Dexia gevorderd.
Buitengerechtelijke kosten
7.17. De gevorderde buitengerechtelijke
incassokosten worden toegewezen berekend over het toegewezen bedrag naar het bij
deze sector kanton gebruikelijke tarief, neerkomende op € 89,25.
Overige stellingen in
conventie
7.18. De overige stellingen van partijen in
conventie behoeven geen behandeling meer.
Vordering in reconventie
7.19. Uit het voorgaande volgt dat de door
[X] ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen. De in
verband daarmee gestelde gronden, feiten en omstandigheden zijn verdisconteerd
in het oordeel in conventie omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
Proceskosten
7.20. Gelet op de uitslag van de procedure
in conventie en in reconventie dient [X] te worden veroordeeld in de kosten van
het geding in conventie en in reconventie.
Tot slot
7.21. Nadat aan dit vonnis is voldaan
zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige
rechtsverhoudingen. De eigendom van de in het kader van de lease-overeenkomsten
gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
Beslissing
De kantonrechter:
in conventie
I. veroordeelt [X]
om aan Dexia te betalen
ter zake de overeenkomst met nummer 74282449
€
192,29, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 augustus 2003
tot
aan de dag der algehele voldoening;
ter zake de overeenkomst met nummer 74282450
€
192,29, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 augustus 2003
tot
aan de dag der algehele voldoening;
alsmede € 89,25 voor buitengerechtelijke
incassokosten;
II. veroordeelt [X] in de
kosten van de procedure, aan de zijde van Dexia gevallen, tot op heden begroot
op:
voor het exploot van
dagvaarding
€ 81,16
voor salaris van
gemachtigde
€
180,00
totaal
€ 261,16
III. verklaart deze
veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
IV. wijst af het meer of
anders gevorderde;
in reconventie
V. wijst de
vordering af;
VI. veroordeelt [X] in de
kosten van de procedure, aan de zijde van Dexia gevallen, tot op heden begroot
op € 90,00 voor salaris van gemachtigde.
Aldus gewezen door mr. M.S.F. Voskens,
kantonrechter-plaatsvervanger, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 augustus 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL