Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 

RECHTBANK ROERMOND
 
Sector kanton
 
Zaaknummer: 145172 \ CV EXPL 05-1511
 
Vonnis van de kantonrechter te Roermond d.d. 21 augustus 2007
 
in de zaak van:
 
de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V., gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie,
gemachtigde: mr. J.M.K.P. Cornegoor,
 
tegen:
 
[X], wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
gemachtigde: Vaessen & Kerckhoffs Gerechtsdeurw..
 
en de zaak in tussenkomst van:
 
[X]-NNNNN], wonende te [woonplaats],
eiseres in de procedure van tussenkomst,
gemachtigde: mr. K.E.M. Timmermans,
 
tegen
 
de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V., gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in de procedure van tussenkomst,
gemachtigde: mr. J.M.K.P. Cornegoor,
 
Partijen worden hiema ook genoemd: de bank, [X] en [Y].
 

1.    Het verloop van de procedures
 
1.1.  Het verloop van de procedures blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 september 2003
- de incidentele conclusie tot tussenkomst van 12 november 2003
- de conclusie van antwoord in het incident tot tussenkomst van 26 september 2003 zijdens de bank
- het vonnis in het incident tot tussenkomst van 21 januari 2004
- de akte inbreng arrest van 16 februari 2005 inzake het hoger beroep tegen het vonnis van 21 januari 2004, waarbij is ingebracht het arrest van 1 februari 2005 waarbij [Y] alsnog is toegelaten tussen te komen in het geding tussen de bank en [X]
- het verwijzingsvonnis van 16 maart 2005
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie van 14 juni 2005 zijdens [X]
- de conclusie van eis zijdens [Y] van 14 juni 2005
- de conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie tevens conclusie van antwoord in tussenkomst zijdens de bank van 9 augustus 2005
- de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie van 6 september 2005 zijdens [X]
- de conclusie van repliek in tussenkomst tevens akte vermeerdering van eis van 6 september 2005 zijdens [Y]
- de conclusie van dupliek in reconventie tevens conclusie van dupliek in tussenkomst van 1 november 2005 zijdens de bank.
 
Na schorsing is de zaak tenslotte voor vonnis gesteld.
 
1.2.  De kantonrechter merkt voor de duidelijkheid op, dat de procedures tussen de bank en [X] enerzijds en tussen [Y] en de bank anderzijds gescheiden procedures zijn en dat er geen sprake kan zijn van een deelname van [Y] aan het processuele debat in de procedure tussen [X] en de bank: er is sprake van tussenkomst en niet van voeging. Dat betekent dat de aanduidingen "in conventie" en "in reconventie" op de processtukken in de procedure van tussenkomst onjuist is: in de procedure tussen [Y] en de bank is alleen sprake van een vordering van [Y] jegens de bank terwijl [Y] in de procedure tussen [X] en de bank geen partij is. Zo bezien hebben partijen een aantal processtukken onjuiste benamingen gegeven. Hierboven onder 1.1 zijn passender benamingen gehanteerd.
 
2.    De vaststaande feiten
 
2.1.  [X] en [Y] zijn gehuwd (in 1969).
 
2.2.  De bank is rechtsopvolgster van Bank Labouchere N.V. die op haar beurt rechtsopvolgster is van Legio Lease B.V. Hierna worden de bank en haar rechtsvoorgangsters alle aangeduid als "de bank".
 
2.3.  De bank en [X] hebben in april 1999 een overeenkomst gesloten met de naam Spaarextra (contractnummer 38004100; hierna ook genoemd: de Spaarextra).
De bank en [X] hebben in maart 2000 een overeenkomst gesloten met de naam WinstVerDriedubbelaar (contractnummer 74402231; hierna ook genoemd: de eerste Winstverdriedubbelaar).
De bank en [X] hebben in december 2000 een overeenkomst gesloten met de naam WinstVerDriedubbelaar (contractnummer 29487657; hierna ook genoemd: de tweede Winstverdriedubbelaar).
 
2.4.  De drie onder 2.3 genoemde overeenkomsten strekken alle tot het door [X] beleggen in aandelen met van de bank geleend geld. De gekochte aandelen worden voorwaardelijk overgedragen aan [X] door bijschrijving daarvan op diens naam in de administratie van de bank. [X] wordt pas eigenaar als hij alle termijnen heeft betaald. Dergelijke overeenkomsten worden effectenlease-overeenkomsten genoemd. De drie hier aan de orde zijnde overeenkomsten worden hierna gezamenlijk ook aangeduid als de effectenlease-overeenkomsten.
 
2.5.  Namens [Y] is aan de bank een brief gezonden gedateerd 28 februari 2003,
waarin ten aanzien van de bovengenoemde drie effectenlease-overeenkomsten een beroep wordt gedaan op de vemietigingsgrond in artikel 1:89 BW. In de brief wordt de bank gesommeerd hetgeen onverschuldigd is betaald terug te betalen aan [X].
Deze brief namens [Y] van 28 februari 2003 wordt hierna ook aangeduid als de buitengerechtelijke vernietiging.
 
3.    Het geschil in conventie
 
3.1.  De bank vordert - samengevat - veroordeling van [X]
tot betaling van: EUR 25.433,11 vermeerderd met de contractuele rente dan wel de wettelijke rente over EUR 23.245,33 vanaf 12 augustus 2003 en proceskosten. De gevorderde som bestaat uit de eindafrekening voor de eerste Winstverdriedubbelaar vermeerderd met rente tot en met 11 augustus 2003 en buitengerechtelijke kosten inclusief BTW.
 
3.2.  [X] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
 
4.    Het geschil in reconventie
 
4.1.  [X] vordert - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad -:
primair: veroordeling van de bank tot terugbetaling van al hetgeen [X] onverschuldigd aan de bank heeft voldaan, te weten EUR 12.580,47 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 10 maart 2003, althans vanaf heden, tot aan de dag der algehele voldoening; subsidiair: voor recht te verklaren dat de bovengenoemde drie lease-overeenkomsten nietig zijn wegens strijd met de Wet op het consumentkrediet en met veroordeling van de bank tot terugbetaling van al hetgeen [X] onverschuldigd aan de bank heeft voldaan, te weten EUR 12.580,47 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 10 maart 2003, althans vanaf heden, tot aan de dag der algehele voldoening;
(voorwaardelijk) meer subsidiair: (voor het geval de bank er niet in mocht slagen te bewijzen dat zij de aandelen voor [X] heeft gekocht), de genoemde leaseovereenkomsten te ontbinden en de bank te veroordelen tot ongedaanmaking van de door haar reeds ontvangen prestaties, dat wil zeggen tot betaling van bovengenoemd bedrag en als
nevenvordering: de bank te veroordelen tot verwijdering van de meldingen betreffende de genoemde drie lease-overeenkomsten bij het Bureau Krediet Registratie te Tiel binnen vijf dagen na de datum dat het vonnis in dit geschil aan de bank is betekend, onder verbeurte van een dwangsom van EUR 1.000 voor elke dag dat de verwijdering van de meldingen uitblijft na genoemd tijdstip
en met veroordeling van de bank in de proceskosten te vermeerderen met wettelijke rente vanaf twee dagen na betekening van het vonnis.
 
4.2.  De bank voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
 
5.    Het geschil in tussenkomst
 
5.1.  [Y] vordert na eiswijziging - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad -primair: voor recht te verklaren dat de bovengenoemde drie lease-overeenkomsten met nummers 74402231, 29487657 en 38004100 op 28 februari 2003, dan wel op een ander moment, rechtsgeldig zijn vernietigd door [Y] met veroordeling van de bank tot terugbetaling van al hetgeen [X] onverschuldigd aan de bank heeft voldaan, te weten EUR 12.580,47 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 10 maart 2003, althans vanaf heden, tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat de bank gekweten is wanneer zij dit bedrag aan [X] heeft voldaan en hiervan bewijs heeft overgelegd; subsidiair: te vernietigen de bovengenoemde door [X] afgesloten leaseovereenkomsten op grond van artikel 1:88 juncto 1:89 BW en de bank te veroordelen tot terugbetaling van al hetgeen [X] onverschuldigd aan de bank heeft voldaan, te weten EUR 12.580,47 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 10 maart 2003, althans vanaf heden, tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat de bank gekweten is wanneer zij dit bedrag aan [X] heeft voldaan en hiervan bewijs heeft overgelegd; en met veroordeling van de bank in de proceskosten te vermeerderen met wettelijke rente vanaf twee dagen na betekening van het vonnis.
 
5.2.  De bank voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna voor zover nodig nader ingegaan.
 
6.    De beoordeling
 
6.1.  De kantonrechter zal de vorderingen in conventie, in reconventie en in tussenkomst zoveel als mogelijk gezamenlijk bespreken.
 
6.2.  Bij de beoordeling van alle drie vorderingen is van belang het antwoord op de vraag of de buitengerechtelijke vernietiging van de drie aandelenlease-overeenkomsten door [Y] doel heeft getroffen. De kantonrechter heeft hierover als volgt overwogen.
 
6.3.  De onderhavige aandelenlease-overeenkomsten - zoals omschreven onder overweging 2.4 - zijn een vorm van huurkoop, zodat [Y] aan [X] toesternniing als bedoeld in artikel 1:88, eerste lid en sub d, BW had moeten geven voor het aangaan daarvan. Deze toestemming had schriftelijk verleend moeten worden gelet op het bepaalde in de artikelen 1:88, derde lid, BW en 7A:1576i BW. Nu is gesteld noch gebleken dat er sprake is van schriftelijk verleende toestemming, staat tussen partijen (in alle drie procedures) vast dat [Y] géén toestemming heeft verleend.
De kantonrechter verwijst voor een nadere uitwerking van de aan het vorenoverwogene ten grondslag liggende rechtsoverwegingen naar het arrest van het hof in Den Bosch van 26 juni 2007 (gepubliceerd onder nummer LJN BA8070).
 
6.4.  Omdat [Y] geen toestemming heeft gegeven tot het aangaan van de aandelenlease-overeenkomsten kon zij die overeenkomsten vernietigen binnen een termijn van driejaren nadat zij op de hoogte is gekomen van het bestaan van die aandelenlease-overeenkomsten. [Y] en [X] hebben gesteld, dat [Y] rond februari 2003 daarvan op de hoogte zou zijn gekomen. Vaststaat dat de buitengerechtelijke vernietiging dateert van 28 februari 2003. De bank heeft daarentegen gesteld, dat [Y] al heeft geweten van het bestaan van de aandelenlease-overeenkomsten ten tijde van het aangaan daarvan, zodat de verjaringstermijn van driejaren is gaan lopen op of rond de respectieve data van totstandkoming van die overeenkomsten. Deze stelling kan alleen relevant zijn voor het antwoord op de vraag of de buitengerechtelijke vernietiging van de Spaarextra van april 1999 tijdig heeft plaatsgevonden, omdat de brief van [Y] van 26 februari 2003 in ieder geval is verzonden en ontvangen binnen een termijn van drie jaren na totstandkoming van de beide andere aandelenlease-overeenkomsten, zodat verjaring van de betrokken bevoegdheid daar niet aan de orde is. Hetgeen hierna wordt overwogen betreft dus alleen de Spaarextra uit 1999.Voor verjaring zou nodig zijn dat [Y] van de Spaarextra op de hoogte zou zijn geraakt in de periode vanaf de totstandkoming daarvan tot 28 februari 2000. De kantonrechter is van oordeel dat de bank haar stelling op dit punt in de gegeven context in onvoldoende mate heeft onderbouwd. De bank heeft - samengevat - namelijk niet meer gesteld, dan dat het gebruikelijk is dat echtgenoten dergelijke financiële verplichtingen met elkaar bespreken. De kantonrechter kwalificeert deze stellingen als een vermoeden. Hierbij is van belang dat de bank geen concrete, uiterlijke feiten of omstandigheden heeft aangevoerd - anders dan het bestaan van de aandelenlease-overeenkomst - waaruit zou kunnen blijken van de gestelde wetenschap van [Y] (in het hier relevante tijdvak). Daarbij is van belang dat de stellingen van de bank geen concrete aanknopingspunten bieden voor het antwoord op de vraag op welk moment [Y] dan volgens de bank op de hoogte van het Feestplan zou zijn geraakt en hoe. Ook het in algemene termen vervatte bewijsaanbod van de bank op dit punt bevat geen concrete feiten of omstandigheden die vatbaar zouden zijn voor bewijs anders dan de (bloot gestelde) wetenschap die [Y] volgens de bank gehad moet hebben. De kantonrechter zal de betrokken stelling van de bank daarom passeren.
 
6.5.  Uit het vorenoverwogene volgt, dat [Y] op goede gronden de aandelenlease-overeenkomsten heeft vernietigd en dat zij dit heeft gedaan op een tijdstip waarop haar bevoegdheid daartoe niet was verjaard.
 
6.6.  De vraag is vervolgens wat dit betekent voor de onderscheiden vorderingen. De kantonrechter heeft daarover als volgt overwogen.
 
6.7.  De vorderingen in conventie (van de bank jegens [X]) dienen te worden afgewezen, omdat deze strekken tot nakoming van een overeenkomst die met terugwerkende kracht moet worden geacht nietig te zijn.
 
6.8.  De primaire vordering in reconventie (van [X] jegens de bank) kan worden toegewezen in die zin dat de bank kan worden veroordeeld tot terugbetaling van hetgeen [X] onverschuldigd aan de bank heeft voldaan, want al hetgeen [X] op basis van de nietige overeenkomst heeft voldaan is onverschuldigd geweest. Het door [X] gestelde bedrag is niet betwist en staat daardoor vast. Datzelfde geldt voor de datum vanaf wanneer wettelijke rente verschuldigd zou zijn (10 maart 2003). Voor beperking van de omvang van het bedrag dat de bank aan [X] terug dient te betalen of enigerlei vorm van waardevergoeding is geen plaats. Dit is al zo omdat daardoor de beschermingsgedachte die ten grondslag ligt aan het toestemmingsvereiste van artikel 1:88 BW zou worden ondergraven.
De kantonrechter komt hierdoor aan het subsidiair gevorderde niet meer toe.
De nevenvordering van [X] betreft de registratie van de aandelenlease-overeenkomsten bij het Bureau Krediet Registratie (BKR). [X] vordert dat de bank op straffe van een dwangsom de meldingen betreffende de aandelenlease-overeenkomsten bij BKR verwijdert. Deze vordering kan naar het oordeel van de kantonrechter niet worden toegewezen, omdat de bank een melding kan doen aan BKR, maar BKR beslist over de registratie. De bank kan niet worden veroordeeld iets te doen waartoe zij niet bevoegd is.
 
6.9.  De primaire vordering in tussenkomst (van [Y] jegens de bank) is toewijsbaar voor zover wordt gevraagd om een verklaring voor recht dat de aandelenlease-overeenkomsten door [Y] zijn vernietigd. Van een veroordeling van de bank om aan [X] terug te betalen hetgeen [X] onverschuldigd aan de bank heeft betaald, kan echter geen sprake zijn. Het recht op terugbetaling van hetgeen onverschuldigd is betaald komt toe aan degene die onverschuldigd betaald heeft en dat is [X] en niet [Y], zodat [Y] op dit punt geen vordering heeft.
De kantonrechter komt hierdoor aan het subsidiair gevorderde niet meer toe.
 
6.10. De bank zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in coventie, in reconventie en in tussenkomst.
De proceskosten worden aan de zijde van [X] begroot op EUR 600,- en aan de zijde van [Y] op EUR 900,-.
 
6.11. De beslissingen hieronder zijn gebaseerd op de overwegingen hierboven. Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht blijft als niet langer relevant buiten beschouwing.
 
7.    De beslissingen
 
De kantonrechter
 
in conventie
 
7.1.  wijst de vorderingen af,
 
in reconventie
 
7.2.  veroordeelt de bank om aan [X] te betalen een bedrag van EUR 12.580,47 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2003 tot aan de dag der algehele voldoening,
 
7.3.  wijst af wat meer of anders is gevorderd,
 
in conventie en in reconventie
 
7.4.  veroordeelt de bank in de proceskosten, aan de zijde van [X] tot op heden begroot op EUR 600,-,
 
in tussenkomst
 
7.5.  verklaart voor recht dat de lease-overeenkomsten Winstverdriedubbelaar nummer 74402231 en 29487657 en Spaarextra met nummer 38004100 op of omstreeks 28 februari 2003 rechtsgeldig zijn vernietigd door [Y],
 
7.6.  veroordeelt de bank in de proceskosten, aan de zijde van [Y] tot op heden begroot op EUR 900,-,
 
7.7.  wijst af wat meer of anders is gevorderd,
 
7.8.  verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de veroordelingen onder 7.2, 7.4 en 7.6.
 

Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kluin, kantonrechter, en ter openbare civiele terechtzitting op 21 augustus 2007 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL