RECHTBANK ROERMOND
Sector kanton
Zaaknummer: 179936 \ CV EXPL 06-3654
Vonnis van de kantonrechter te Roermond d.d. 14
augustus 2007
in de zaak van:
de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland
N.V., gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie, gedaagde in
reconventie,
gemachtigde: mr. F.R.H. van der Leeuw,
tegen:
[X], wonende te
[woonplaats],
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
gemachtigde:
mr. K.E.M. Timmermans,
en de zaak in tussenkomst van:
[X-NNNNN], wonende te
[woonplaats],
eiseres in de procedure van tussenkomst,
gemachtigde: mr.
K.E.M. Timmermans,
tegen
de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland
N.V., gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in de procedure van
tussenkomst,
gemachtigde: mr. F.R.H. van der Leeuw,
Partijen worden hierna ook genoemd: de bank, [X] en
[Y].
1. Het verloop van de
procedures
1.1. Het verloop van de procedures blijkt
uit:
- de dagvaarding van 5 maart 2004
- de incidentele conclusie tot
verwijzing van 2 juni 2004
- de incidentele conclusie van antwoord in het
verwijzingsincident van 16 juni 2004
- het vonnis van 7 juli 2004 in het
incident tot verwijzing
- de akte verzoek openstelling hoger beroep van 12
augustus 2004
- de akte inbreng productie zijdens [X] van 18 augustus
2004
- de antwoordakte op het verzoek tot openstelling hoger beroep van 1
september 2004
- het aanvullend vonnis van 22 september 2004 in het incident
tot verwijzing
- de incidentele conclusie tot tussenkomst van 3 november
2004
- het antwoord in het incident tot tussenkomst van 17 november 2004
zijdens [X]
- de conclusie van antwoord in het incident tot tussenkomst van
17 november 2007 zijdens de bank
- het vonnis in het incident tot tussenkomst
van 1 december 2004
- de akte inbreng arrest van 16 augustus 2006 inzake het
hoger beroep tegen het vonnis van 1 december 2004, waarbij is ingebracht het
arrest van 1 augustus 2006 waarbij [Y] alsnog is toegelaten tussen te komen in
het geding tussen de bank en [X]
- de antwoordakte uitlating voortprocederen
van 30 augustus 2006 zijdens de bank
- het verwijzingsvonnis van 20 september
2006
- het herstelvonnis van 27 september 2006 betreffende het vonnis van 20
september 2006
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van
eis in reconventie van 12 december 2006 zijdens de bank
- de conclusie van
eis zijdens [Y] van 12 december 2006
- de conclusie van repliek in conventie
tevens conclusie van antwoord in reconventie tevens akte vermeerdering van eis
zijdens de bank van 13 februari 2007
- de conclusie van antwoord in
tussenkomst zijdens de bank van 13 februari 2007
- de conclusie van dupliek
in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie van 15 mei 2007 zijdens
[X]
- de conclusie van repliek in tussenkomst van 15 mei 2007 zijdens
[Y]
- de conclusie van dupliek in reconventie van 10 juli 2007 zijdens de
bank
- de conclusie van dupliek in tussenkomst van 10 juli 2007 zijdens de
bank.
1.2. De kantonrechter merkt voor de
duidelijkheid op, dat de procedures tussen de bank en [X] enerzijds en tussen
[Y] en de bank anderzijds gescheiden procedures zijn en dat er geen sprake kan
zijn van een deelname van [Y] aan het processuele debat in de procedure tussen
[X] en de bank: er is sprake van tussenkomst en niet van voeging. Dat betekent
dat de aanduidingen "in conventie'" en L'in reconventie" op de processtukken van
[Y] onjuist is: in de procedure tussen [Y] en de bank is alleen sprake van een
vordering van [Y] jegens de bank terwijl [Y] in de procedure tussen [X] en de
bank geen partij is. Zo bezien heeft [Y] haar processtukken onjuiste benamingen
gegeven. Hierboven onder 1.1 zijn passender benamingen gehanteerd.
2. De vaststaande
feiten
2.1. [X] en [Y] zijn gehuwd (in
1975).
2.2. De bank is rechtsopvolgster van Bank
Labouchere N.V. die op haar beurt rechtsopvolgster is van Legio Lease B.V.
Hierna worden de bank en haar rechtsvoorgangsters alle aangeduid als "de
bank".
2.3. De bank en [X] hebben in oktober 1997
een overeenkomst gesloten met de naam Feestplan (nummer [nummer]) waarop van
toepassing zijn Bijzondere voorwaarden effecten lease van de bank (hierna ook
genoemd: het Feestplan).
De bank en [X] hebben in juni 2000 een overeenkomst
gesloten met de naam WinstVerDriedubbelaar (contractnummer [nummer]) waarop van
toepassing zijn Bijzondere voorwaarden effecten lease van de bank (hierna ook
genoemd: de Winstverdriedubbelaar).
De bank en [X] hebben in mei 2001 twee overeenkomsten
gesloten met elk de naam Troefplan (contractnummers [nummer] en [nummer]).
waarop van toepassing zijn Bijzondere Voorwaarden Effenctcnlease: Troefplan
(hierna ook genoemd: de Troefplannen).
2.4. De vier onder 2.3 genoemde
overeenkomsten strekken alle tot het door [X] beleggen in aandelen met van de
bank geleend geld. De gekochte aandelen worden voorwaardelijk overgedragen aan
[X] door bijschrijving daarvan op diens naam in de administratie van de bank.
[X] wordt pas eigenaar als hij alle termijnen heeft betaald. Dergelijke
overeenkomsten worden effectenlease-overeenkomsten genoemd. De vier hier aan de
orde zijnde overeenkomsten worden hierna gezamenlijk ook aangeduid als de
effectenlease-overeenkomsten.
2.5. [Y] heeft de bank een brief gezonden
gedateerd 26 februari 2003, waarin zij zich ten aanzien van de bovengenoemde
vier effectenlease-overeenkomsten beroept op de vernietigingsgrond in artikel
1:89 BW. In de brief is daarna de volgende zinsnede opgenomen: "hetgeen tot
gevolg heeft dat alle zonder mijn toestemming gesloten overeenkomsten met
terugwerkende kracht geacht moeten worden niet tot stand te zijn
gekomen.".
De brief van [Y] van 26 februari 2003 wordt hierna ook aangeduid
als de buitengerechtelijke vernietiging.
3. Het geschil in
conventie
3.1. De bank vordert na eiswijziging -
samengevat- veroordeling van [X] tot betaling van:
EUR 13.091,13 vermeerderd
met de contractuele rente dan wel de wettelijke rente (dit
betreft de
eindafrekening voor de Winstverdriedubbelaar);
EUR 1.075,98
vermeerderd met de contractuele rente dan wel de wettelijke rente
(dit
betreft de eindafrekening voor Troefplan
27140888);
EUR 837,07 vermeerderd met de
contractuele rente dan wel de wettelijke rente (dit
betreft de eindafrekening
voor Troefplan 27240526):
buitengerechtelijke kosten (EUR 929.39) en
proceskosten.
3.2. [X] voert verweer. Op de stellingen van
partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in
reconventie
4.1. [X] vordert- bij vonnis uitvoerbaar bij
voorraad -: primair: voor recht te verklaren dat de lease-overeenkomsten
Winstverdriedubbelaar nummer [nummer], Feestplan nummer [nummer], Troefplan
nummer [nummer] en Troefplan nummer [nummer] op 26 februari 2003, dan wel op een
ander moment, rechtsgeldig zijn vernietigd door mevrouw [X-NNNNN] met
veroordeling van de bank tot terugbetaling van al hetgeen [X] onverschuldigd aan
de bank heeft voldaan, te weten EUR 11.105,28 te vermeerderen met wettelijke
rente vanaf 12 maart 2003, althans vanaf heden, tot aan de dag der algehele
voldoening:
subsidiair: voor recht te verklaren dat dezelfde
lease-overeenkomsten nietig zijn wegens strijd met de Wet op het
consumentkrediet en met veroordeling van de bank tot terugbetaling van al
hetgeen [X] onverschuldigd aan de bank heeft voldaan, te weten EUR 11.105,28 te
vermeerderen met wettelijke rente vanaf 12 maart 2003, althans vanaf heden, tot
aan de dag der algehele voldoening;
(voorwaardelijk) meer subsidiair: (voor
het geval de bank er niet in mocht slagen te bewijzen dat zij de aandelen voor
[X] heeft gekocht), de genoemde lease-overeenkomsten te ontbinden en de bank te
veroordelen totonaedaanmaking van de door haar reeds ontvangen prestaties, dat
wil zeggen tot betaling van bovengenoemd bedrag en als nevenvordering: de bank
te veroordelen tot verwijdering van de meldingen betreffende de genoemde vier
lease-overeenkomsten bij het Bureau Krediet Registratie te Tiel binnen vijf
dagen na de datum dat het vonnis in dit geschil aan de bank is betekend, onder
verbeurte van een dwangsom van EUR 1.000 voor elke dag dat de verwijdering van
de meldingen uitblijft na genoemd tijdstip en met veroordeling van de bank in de
proceskosten te vermeerderen met wettelijke rente vanaf twee dagen na betekening
van het vonnis.
4.2. De bank voert verweer. Op de stellingen
van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. Het geschil in
tussenkomst
5.1. [Y] vordert - bij vonnis uitvoerbaar
bij voorraad -
primair: voor recht te verklaren dat de lease-overeenkomsten
Winstverdriedubbelaar nummer [nummer], Feestplan nummer [nummer], Troefplan
nummer [nummer] en Troefplan nummer [nummer] op 26 februari 2003, dan wel op een
ander moment, rechtsgeldig zijn vernietigd door [Y] met veroordeling van de bank
tot terugbetaling van al hetgeen [X] onverschuldigd aan de bank heeft voldaan,
te weten EUR 11.105,28 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 12 maart 2003,
althans vanaf heden, tot aan de dag der algehele voldoening;
subsidiair: te
vernietigen de bovengenoemde door [X] afgesloten leaseovereenkomsten op grond
van artikel 1:88 juncto 1:89 BW en de bank te veroordelen tot terugbetaling van
al hetgeen [X] onverschuldigd aan de bank heeft voldaan, te weten EUR 11.105,28
te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 12 maart 2003, althans vanaf heden,
tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat de bank gekweten
is wanneer zij dit bedrag aan [X] heeft voldaan;
en met veroordeling van de
bank in de proceskosten te vermeerderen met wettelijke rente vanaf twee dagen na
betekening van het vonnis.
5.2. De bank voert verweer. Op de stellingen
van partijen wordt hierna voor zover nodig nader ingegaan.
6. De
beoordeling
6.1. De kantonrechter zal de vorderingen in
conventie, in reconventie en in tussenkomst zoveel als mogelijk gezamenlijk
bespreken.
6.2. Bij de beoordeling van alle drie
vorderingen is van belang het antwoord op de vraag of de buitengerechtelijke
vernietiging van de vier aandelenlease-overeenkomsten door [Y] doel heeft
getroffen. De kantonrechter heeft hierover als volgt overwogen.
6.3. De onderhavige
aandelenlease-overeenkomsten - zoals omschreven onder overweging 2.4 - zijn een
vorm van huurkoop, zodat [Y] aan [X] toestemming als bedoeld in artikel 1:88,
eerste lid en sub d. BW had moeten geven voor het aangaan daarvan. Deze
toestemming had schriftelijk verleend moeten worden gelet op het bepaalde in de
artikelen 1:88. derde lid, BW en 7A: 1576i BW. Nu is gesteld noch gebleken dat
er sprake is van schriftelijk verleende toestemming, staat tussen partijen (in
alle drie procedures) vast dat [Y] géén toestemming heeft verleend.
De
kantonrechter verwijst voor een nadere uitwerking van de aan het vorenoverwogene
ten grondslag liggende rechtsoverwegingen naar het arrest van het hof in Den
Bosch van 26 juni 2007 (gepubliceerd onder nummer LJN BA8070).
6.4. Omdat [Y] geen toestemming heeft
gegeven tot het aangaan van de aandelenlease-overeenkomsten kon zij die
overeenkomsten vernietigen binnen een termijn van driejaren nadat zij op de
hoogte is gekomen van het bestaan van die aandelenlease-overeenkomsten. [Y] en
[X] hebben gesteld, dat [Y] (vrijwel) direct nadat zij had vernomen van het
bestaan van de aandelenlease-overeenkomsten is overgegaan tot de
buitengerechtelijke vernietiging daarvan, wat impliceert dat [Y] zo begin 2003
daarvan op de hoogte zou zijn gekomen. De bank daarentegen heeft gesteld, dat
[Y] al heeft geweten van het bestaan van de aandelenlease-overeenkomsten ten
tijde van het aangaan daarvan, zodat de verjaringstermijn van driejaren is gaan
lopen op of rond de respectieve data van totstandkoming van die overeenkomsten.
Deze stelling kan alleen relevant zijn voor het antwoord op de vraag of de
buitengerechtelijke vernietiging van het Feestplan tijdig heeft plaatsgevonden,
omdat de brief van [Y] van 26 februari 2003 in ieder geval is verzonden en
ontvangen binnen een termijn van driejaren na totstandkoming van zowel de
Winstverdriedubbelaar als de beide Troefplannen, zodat verjaring van de
betrokken bevoegdheid daar niet aan de orde is. Hetgeen hierna wordt overwogen
betreft dus alleen het FeestpIan.Voor verjaring zou nodig zijn dat [Y] van het
Feestplan op de hoogte zou zijn geraakt in de periode vanaf de totstandkoming
daarvan tot 26 februari 2000. De kantonrechter is van oordeel dat de bank haar
stelling op dit punt in de gegeven context in onvoldoende mate heeft onderbouwd.
De bank heeft - samengevat - namelijk niet meer gesteld, dan dat het
gebruikelijk is dat echtgenoten dergelijke financiële verplichtingen met elkaar
bespreken en dat er sprake is geweest van meer lease-overeenkomsten die
bovendien met winst zijn afgesloten, hetgeen [Y] moet hebben gemerkt. De
kantonrechter kwalificeert deze stellingen als vermoedens of als niet relevant.
Niet relevant is de verwijzing naar de bedragen die de bank uit hoofde van
eerdere lease-overeenkomsten aan [X] heeft betaald, want die betalingen hebben
plaatsgevonden in 2001 en kunnen voor de verjaringsvraag dus niet relevant zijn.
Voor het overige geldt dat de bank geen concrete feiten of omstandigheden heeft
aangevoerd -anders dan het bestaan van de aandelenlease-overeenkomsten - waaruit
zou kunnen blijken van de gestelde wetenschap van [Y] (in het hier relevante
tijdvak). Daarbij is van belang dat de stellingen van de bank geen concrete
aanknopingspunten bieden voor het antwoord op de vraag op welk moment [Y] dan
volgens de bank op de hoogte van het Feestplan zou zijn geraakt en hoe. De
kantonrechter zal de betrokken stelling van de bank daarom
passeren.
6.5. Uit het vorenoverwogene volgt, dat [Y]
op goede gronden de aandelenlease-overeenkomsten heeft vernietigd en dat zij dit
heeft gedaan op een tijdstip waarop haar bevoegdheid daartoe niet was
verjaard.
6.6. De vraag is vervolgens wat dit betekent
voor de onderscheiden vorderingen. De kantonrechter heeft daarover als volgt
overwogen.
6.7. De vorderingen in conventie (van de
bank jegens [X]) dienen te worden afgewezen, omdat deze strekken tot nakoming
van overeenkomsten die met terugwerkende kracht moeten worden geacht nietig te
zijn.
6.8. De primaire vordering in reconventie
(van [X] jegens de bank) kan worden
toegewezen in die zin dat voor recht kan
worden verklaard dat de aandelenlease-overeenkomsten door [Y] rechtsgeldig zijn
vernietigd. Daarnaast kan de bank worden veroordeeld tot terugbetaling van
hetgeen [X] onverschuldigd aan de bank heeft voldaan. Het door [X] gestelde
bedrag is niet betwist en staat daardoor vast. Datzelfde geldt voor de datum
vanaf wanneer wettelijke rente verschuldigd zou zijn (12 maart 2003). Voor
beperking van de omvang van het bedrag dat de bank aan [X] terug dient te
betalen is geen plaats. Dit is al zo omdat daardoor de beschermingsgedachte die
ten grondslag ligt aan het toestemmingsvereiste van artikel 1:88 BW zou worden
ondergraven.
De kantonrechter komt hierdoor aan het subsidiair
gevorderde niet meer toe.
De nevenvordering van [X] betreft de registratie van de
aandelenlease-overeenkomsten bij het Bureau Krediet Registratie (BKR). [X]
vordert dat de bank op straffe van een dwangsom de meldingen betreffende de
aandeienlease-overeenkomsten bij BKR verwijdert. Deze vordering kan naar het
oordeel van de kantonrechter niet worden toegewezen, omdat de bank een melding
kan doen aan BKR, maar BKR beslist over de registratie. De bank kan niet worden
veroordeeld iets te doen waartoe zij niet bevoegd is.
6.9. De primaire vordering in tussenkomst
(van [Y] jegens de bank) is toewijsbaar voor zover wordt gevraagd om een
verklaring voor recht dat de aandelenlease-overeenkomsten door [Y] zijn
vernietigd. Van een veroordeling van de bank om aan [X] terug te betalen hetgeen
[X] onverschuldigd aan de bank heeft betaald, kan echter geen sprake zijn. Het
recht op terugbetaling van hetgeen onverschuldigd is betaald komt toe aan degene
die onverschuldigd betaald heeft en dat is [X] en niet [Y], zodat [Y] op dit
punt geen vordering heeft.
De kantonrechter komt hierdoor aan het subsidiair
gevorderde niet meer toe.
6.10. De bank zal als de grotendeels in het
ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in coventie, in
reconventie en in tussenkomst.
De proceskosten worden aan de zijde van [X]
begroot op EUR 1.800.- en aan de zijde van [Y] op EUR 900,-.
6.11. De beslissingen zijn gebaseerd op de
overwegingen hierboven. Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht
blijft als niet langer relevant buiten beschouwing.
7. De
beslissingen
De kantonrechter
in conventie
7.1. wijst de vorderingen af,
in reconventie
7.2. verklaart voor recht dat de
lease-overeenkomsten Winstverdriedubbelaar nummer [nummer], Feestplan nummer
[nummer], Troefplan nummer [nummer] en Troefplan nummer [nummer] op of omstreeks
26 februari 2003 rechtsgeldig zijn vernietigd door [Y],
7.3. veroordeelt de bank om aan [X] te
betalen een bedrag van EUR 11.105,28 te vermeerderen met de wettelijke rente
vanaf 12 maart 2003 tot aan de dag der algehele voldoening,
7.4. wijst af wat meer of anders is
gevorderd,
in conventie en in
reconventie
7.5. veroordeelt de bank in de proceskosten,
aan de zijde van [X] tot op heden begroot op EUR 1.800,-,
in tussenkomst
7.6. verklaart voor recht dat de
lease-overeenkomsten Winstverdriedubbelaar nummer [nummer], Feestplan nummer
[nummer], Troefplan nummer [nummer] en Troefplan nummer [nummer] op of omstreeks
26 februari 2003 rechtsgeldig zijn vernietigd door [Y],
7.7. veroordeelt de bank in de proceskosten,
aan de zijde van [Y] tot op heden begroot op EUR 900,-,
7.8. wijst af wat meer of anders is
gevorderd,
7.9. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij
voorraad voor wat betreft de veroordelingen onder 7.3, 7.5 en 7.7.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kluin,
kantonrechter, en ter openbare civiele terechtzitting op 14 augustus 2007
uitgesproken in tegenwoordigheid van de
griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL