College
van
Beroep
 
Postbus 12352
1100 AJ Amsterdam Z.O.
Telefoon: 020-696 00 19
Telefax: 020-6965659
 
Dossier 1321/04.0133
 
Beslissing van het Colleqe van Beroep
 
In het appel van : AEGON Bank N. V., h.o.d.n. Spaarbeleg, gevestigd te Utrecht, appellante
 
Tegen: de beslissing van de Reclame Code Commissie d.d. 15 juli 2004 in dossier 04.0133
 
Geïntimeerde : XXX wonende te XXX
 

1. De procedure
 
Appellante (hierna ook: Spaarbeleg) is tijdig in beroep gekomen tegen de aan deze uitspraak gehechte beslissing van de Reclame Code Commissie (hierna: de Commissie).
 
Geïntimeerde (hierna ook: XXX) heeft op het appelschrift gereageerd.
 
Het College heeft de zaak behandeld in zijn vergadering van 22 september 2004. Namens appellante verschenen mevrouw mr B.W.G. van der Velden en mr K.J. Veenstra, advocaten.
XXX maakte geen gebruik van de mogelijkheid zijn standpunt mondeling toe te lichten
 

2. De grieven
 
Spaarbeleg heeft de volgende grieven geuit:
 
I.
De Commissie heeft ten onrechte geoordeeld dat XXX een redelijk belang heeft bij
zijn klacht.
 
II.
De Commissie heeft ten onrechte geoordeeld dat in de brochure onvoldoende tot uitdrukking wordt gebracht dat een reëel risico bestaat dat de belegger aan het einde van de SprintPlan-overeenkomst een restantschuld heeft van 10%.
 
III.
De Commissie heeft ten onrechte geoordeeld dat in de brochure onvoldoende inzichtelijk wordt gemaakt welke gevolgen een daling van de koersen met zich brengt en tot welke schulden dat kan leiden.
 
IV.
De Commissie heeft ten onrechte geoordeeld dat in de brochure een te rooskleurig beeld wordt gegeven van de mogelijke met het SprintPlan te behalen rendementen.
 
3.   Het antwoord in appel
 
XXX heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
 
 
 
4. Mondelinge behandeling
 
Het standpunt van Spaarbeleg is nader toegelicht.
 
 5. Het oordeel van het College
 
Ten aanzien van de verschillende grieven overweegt het College het volgende.
 
Ad I.
Deze grief kan niet slagen. Dat de gewraakte uiting uit 1998 in 2002 is aangepast en dat het in die uiting aangeprezen product "SprintPlan", na de aanbeveling van het College d.d. 27 mei 2003 ten aanzien van een andere reclame-uiting met betrekking tot SprintPlan, niet meer is aangeboden, laten de bevoegdheid van de Commissie om de thans gewraakte uiting te toetsen aan de NRC en terzake een aanbeveling te doen, onverlet.
 
Ad II tot en met IV.
Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling en leiden niet tot een andere conclusie dan waartoe de Commissie is gekomen.
Naar het oordeel van het College wordt in de uiting in haar geheel, welke uiting op zichzelf staat en als zodanig dient te worden beoordeeld, onvoldoende duidelijk gemaakt dat men aan het einde van de looptijd van het SprintPlan kan worden geconfronteerd met een restschuld van 10%. Waar met name door:
-  de tekst: "U profiteert dan direct van het rendement op dit grote bedrag, terwijl u zelf slechts een klein bedrag per maand inlegt. Dit betekent dat u een gedeelte van uw maandinleg terug kunt krijgen van de fiscus" in de brief en
-  de opsomming van voordelen van het SprintPlan in de brochure, in het bijzonder: '.In 5 jaar een hoog rendement" en "Profiteren van een belastingvrije uitkering"
de stellige indruk wordt gewekt dat met het SprintPlan een positief rendement zal worden behaald, wordt deze indruk, zeker bij de gemiddelde, niet in beleggingsproducten thuis zijnde consument, niet voldoende weggenomen door de overige tekst van de uiting, ook niet door de zinsnede "Het Garantiefonds garandeert dat het voorgeschoten bedrag na 5 jaar nooit minder waard is dan 90% hiervan (initiële garantiewaarde)" en/of de tekst: '.Wees u ervan bewust dat de uitstekende resultaten van de afgelopen periode geen garantie voor de toekomst zijn. Uw rendement kan fluctueren."
Dat -naar Spaarbeleg heeft meegedeeld- in werkelijkheid in geen enkel geval een SprintPlan na normale expiratie in een restschuld heeft geresulteerd, zulks dankzij "het maken van een click" van 10%, doet er niet aan af dat het risico van een dergelijke schuld ten tijde van de gewraakte aanprijzing van SprintPlan reëel was.
 
Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.
 
6. De beslissinq
 
Het College bevestigt de beslissing van de Commissie.
 

De voorzitter
 
mr J.M. Vraking
 
 
De secretaris
 
mr J.H.M. Bouritius
 
Gewezen door mr J.M. Vrakking, voorzitter, H. van der Meer, mr P.R. Rodrigues, mr J.R.A. Schouten en mr F.T.M. Smulders, leden.
Amsterdam, 27 oktober 2004