Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK LEEUWARDEN
 
Sector kanton
 
Locatie Leeuwarden
 
zaak-/rolnummer: 215202 \ CV EXPL 07-1542
 
vonnis van de kantonrechter d.d. 1 juli 2008
 
inzake
 
[X],
hierna te noemen: [X],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
 
tegen
 
de besloten vennootschap Aegon Financiële Diensten B.V.,
hierna te noemen: Aegon,
gevestigd te Leeuwarden,
gedaagde,
gemachtigde: mr. B.W.G. van der Velden en mr. L.W.H. Sinnige.
 
Procesverloop
1.     Op de bij dagvaarding vermelde gronden heeft [X] gevorderd om Aegon te
veroordelen zoals is vermeld in het petitum.
 
Aegon heeft bij antwoord de vordering betwist.
 
Na repliek en dupliek, is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
 
Door [X] en Aegon zijn producties in het geding gebracht.
 
Motivering
 
De feiten
 
2.1.   Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.
 
2.2.   [X] heeft een aanvraagformulier ingevuld en aan Aegon toegezonden. Hierna heeft [X] van Aegon twee overeenkomsten voor het product "Koopsom Vliegwiel" ontvangen. De overeenkomsten zijn na ondertekening aan Aegon geretourneerd. Hierdoor zijn op of rond 19 oktober 1999 een tweetal overeenkomsten tot stand gekomen tussen Aegon en [X] ten behoeve van het product "Koopsom Vliegwiel" met contractnummers 25000578 en 25000579.
 
2.3.   Voor overeenkomst 25000578 bedroeg de totaal overeengekomen leasesom € 78.652,15, welk bedrag als volgt terugbetaald diende te worden:
- een bedrag van € 22.755,20, zijnde de contante waarde van de renteverplichtingen, binnen twee weken na ondertekening van de overeenkomst;
- een bedrag van f 100,-- uiterlijk op de 15e dag van de 59ste maand van de leaseperiode;
- het restant ten bedrage van f 123.080,67 bij afloop van de overeenkomst. Dit restant kon worden verrekend met de verkoopopbrengst van de aandelen.
 
2.4.   Voor overeenkomst 25000579 bedroeg de totaal overeengekomen leasesom € 47.241,46, welk bedrag als volgt terugbetaald diende te worden:
- een bedrag van € 13.667,65, zijnde de contante waarde van de renteverplichtingen, binnen twee weken na ondertekening van de overeenkomst;
- een bedrag van f 100,— uiterlijk op de 15e dag van de 59ste maand van de leaseperiode;
- het restant ten bedrage van f73.886,94 bij afloop van de overeenkomst. Dit restant kon worden verrekend met de verkoopopbrengst van de aandelen.
 
2.5.   De overeenkomsten 25000578 en 25000579 zullen hierna worden aangeduid als de overeenkomsten.
 
2.6.   De overeenkomsten zijn door het verstrijken van de looptijd op 18 oktober 2004 geëindigd. De restschuld bedroeg op dat moment in totaal € 31.343,64.
 
2.7.   [X] heeft bij brieven van 25 augustus 2004, 5 november 2004, 15 januari 2005 en 22 maart 2005 aan Aegon verzocht om kwijtschelding van de restschuld wegens zijn financiële situatie.
 
2.8.   [X] heeft bij brief van 28 juni 2005 onder meer de nietigheid c.q. vernietigbaarheid van de overeenkomsten ingeroepen en Aegon aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade.
 
2.9.   Aegon heeft aan [X] een bedrag van € 9.017,99 aan dividend uitgekeerd.
 
De standpunten
 
3.     De standpunten van partijen zullen hierna, voor zover van belang, kort worden weergegeven. Voor de uitvoerige standpunten van partijen verwijst de kantonrechter naar de processtukken.
 
De beoordeling
 
tussenpersoon
 
4.     Vast staat dat de onderhavige overeenkomsten tot stand zijn gekomen na bemiddeling door een tussenpersoon. De verwijten die [X] maakt aan het adres van Aegon betreffen voor een deel het handelen van deze tussenpersoon, met name waar het gaat om het verschaffen van informatie en het aanbieden van een passend product. Om die reden voeren partijen ondermeer een debat over de vraag namens wie de tussenpersoon optrad en voor wiens rekening diens handelen dient te komen. De kantonrechter acht Aegon zelf reeds gehouden tot het verschaffen van juiste informatie en het sluiten van een passende overeenkomst, ongeacht de rol van een eventuele tussenpersoon. Om die reden zal de vraag naar de aansprakelijkheid voor het handelen van de tussenpersoon, voor zover deze hierna niet beantwoord wordt, buiten behandeling blijven.
 
handelen in strijd met de Wet toezicht effectenverkeer
 
5.1.   [X] heeft betoogd dat de tussenpersoon niet beschikte over een vergunning in het kader van de Wet toezicht effectenverkeer (Wte) dan wel dat de tussenpersoon activiteiten heeft verricht die zij als cliëntenremisier niet mocht verrichten. Het is onvoldoende wanneer de tussenpersoon beschikte over een vrijstelling als bedoeld in artikel 12 van de Vrijstellingsregeling WTE. Deze vrijstelling geldt slechts voor zover een tussenpersoon bij het als effectenbemiddelaar aanbieden of verrichten van diensten cliënten aanbrengt bij een effecteninstelling waaraan een vergunning is verstrekt. De tussenpersoon heeft meer gedaan dan [X] slechts door te verwijzen naar Aegon. De tussenpersoon heeft geadviseerd om een gedeelte van de ontslagvergoeding te investeren in aandelenleaseovereenkomsten. Derhalve is de tussenpersoon aan te merken als een effecteninstelling die niet beschikte over een vergunning als bedoeld in artikel 7 lid 1 Wte. Dit leidt tot nietigheid van de overeenkomsten.
 
5.2.   Aegon stelt dat de tussenpersoon niet enig specifiek product van Aegon heeft geadviseerd of aangeprezen en dat zij zich niet bediend heeft van andere activiteiten dan waarvoor de vrijstelling geldt. De tussenpersoon is een onafhankelijk opererende, niet aan Aegon gelieerde cliëntenremisier en geen vertegenwoordiger van Aegon. Zij kan niet aansprakelijk gehouden worden voor enig handelen van de tussenpersoon. En ook al zou Aegon in strijd met de Wte hebben gehandeld, dan zou dit niet leiden tot nietigheid van de overeenkomst.
 
5.3.   Een cliëntenremisier kan in het algemeen worden omschreven als de tussenpersoon die door hem van derde ontvangen effectenorders doorgeeft aan een bank of commissionair in effecten (met wie zij een overeenkomst - het remisiercontract- heeft gesloten). Ten aanzien van de vraag of de tussenpersoon activiteiten heeft verricht die zij als cliëntenremisier niet mocht verrichten, overweegt de kantonrechter dat uit hetgeen [X] heeft aangevoerd niet blijkt dat de tussenpersoon heeft gehandeld in strijd met de voorwaarden voor vrijstelling van de vergunningplicht. Dat zij een specifiek product heeft geadviseerd, is onvoldoende gebleken.
Voorzover betoogd wordt dat de overeenkomsten nietig zijn, omdat de tussenpersoon niet zou beschikken over een vergunning, faalt dit betoog nu de Wte 1995 niet expliciet regelt, met uitzondering van de artikelen 16 leden 8 en 9, 26a leden 6 en 7 en 28 lid 6, sub e, dat schending van haar regels een civielrechtelijke gevolg heeft. De wetgever heeft er zelfs voor gekozen, om op een overtreding van het bepaalde in artikel 7 lid 1 Wte de mogelijkheid toe te kennen een dwangsom of een boete op te leggen. De wetgever heeft geoordeeld dat artikel 7 Wte niet de strekking heeft om de geldigheid als zodanig van een strijdige rechtshandeling, in het onderhavige geval het sluiten van een aandeleniease-overeenkomst, aan te tasten. Uit de jurisprudentie blijkt ook dat de Wte op het overtreden van het bepaalde in artikel 7 lid 1 Wte niet een sanctie als nietigheid toekent (Hof Arnhem 7 februari 2006, LJN AV 1683). Hetgeen is opgemerkt ten aanzien van artikel 3: 40 BW acht de kantonrechter daarom ook niet van toepassing. Dit leidt tot de conclusie dat, ook al zou Aegon of de tussenpersoon in strijd met de regels hebben gehandeld, dit niet kan leiden tot nietigheid van de rechtshandeling.

dwaling
 
6.1.   Een persoon die overweegt een overeenkomst aan te gaan, is tegenover de wederpartij gehouden om, binnen redelijke grenzen, maatregelen te nemen teneinde te voorkomen dat hij onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken die overeenkomst afsluit. Uit die verplichting volgt dat van een potentiële afnemer mag worden verwacht dat hij deze overeenkomst zorgvuldig leest alvorens ermee in te stemmen en zich naar vermogen inspant om de reikwijdte van zijn daaruit voortvloeiende verplichtingen en risico's te begrijpen. Als hij nalaat zich op de hier bedoelde wijze te informeren en vervolgens onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken een overeenkomst aangaat, komt die onjuiste voorstelling voor zijn eigen risico. In dat geval kan zij krachtens art. 6:228 lid 2 BW niet tot vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling leiden.
 
6.2.   [X] heeft gesteld de brochure niet te hebben ontvangen. Aegon betwist dit. [X] heeft echter nagelaten aan te geven welke onjuiste informatie hem concreet is verschaft. Immers, de brochures stelt hij niet te hebben ontvangen. Niet duidelijk is wat hij wel heeft ontvangen. Mogelijk dat hem door een tussenpersoon eenzijdige of onjuiste informatie is verschaft, maar de kantonrechter acht dergelijke mondeling verschafte informatie niet doorslaggevend voor de vraag of Aegon op dit punt onjuist heeft gehandeld. [X] heeft, voordat de overeenkomst tot stand is gekomen, kennis kunnen nemen van de tekst van de overeenkomst en de bijbehorende bijzondere voorwaarden. Uit de inhoud van die stukken had [X] kunnen en moeten afleiden dat er sprake was van een lening met renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van hem gekochte aandelen en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van het aankoopbedrag. Aldus had hij moeten weten dat er sprake was van beleggen. Naar het oordeel van de kantonrechter is het een feit van algemene bekendheid dat beleggen het risico van koersdalingen en verlies in zich draagt. [X] had dit risico dan ook kunnen onderkennen na lezing van de overeenkomst. De overeenkomst geeft bovendien aan welke rente in rekening wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [X] enig nader onderzoek mogen worden verwacht.
 
6.3.   Het beroep van [X] op vernietigbaarheid van de overeenkomsten wegens dwaling faalt en de bijbehorende vordering zal derhalve worden afgewezen.

zorgplicht
 
7.1.   Bij de beantwoording van de vraag of en in welke omvang op Aegon een zorgplicht rustte jegens [X], stelt de kantonrechter het volgende voorop. Doordat Aegon aan [X] het aanbod heeft gedaan om een aandelen leaseovereenkomst te sluiten en [X] via het aanmeldingsformulier aan Aegon te kennen heeft gegeven hierop te willen ingaan en daarbij heeft verzocht om toezending van een leaseovereenkomsten ter ondertekening, is tussen Aegon en [X] een rechtsverhouding ontstaan die wordt beheerst door hetgeen uit de wet (in ruime zin) en de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit. Daarbij geldt ten aanzien van Aegon dat, zoals de Hoge Raad heeft geoordeeld, de maatschappelijke functie van banken een bijzondere zorgplicht meebrengt, zowel jegens haar cliënten uit hoofde van de met hen bestaande contractuele verhouding, als ten opzichte van derden met wier belangen zij rekening behoren te houden op grond van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
Daarom dient tot uitgangspunt te worden genomen dat Aegon - als professionele en op het terrein van aandelenlease bij uitstek deskundig te achten dienstverlener -jegens particuliere, niet professionele, cliënten tot een bijzondere zorgplicht is gehouden, gelet op de grote risico's die aan een aandelen leaseovereenkomst als de onderhavige overeenkomsten verbonden kunnen zijn.
 
7.2.   De kantonrechter is van oordeel dat de zorgplicht van Aegon in elk geval twee elementen bevat, te weten een onderzoeksverplichting en een informatieverplichting. In de eerste plaats rustte op Aegon de verplichting om bij [X] informatie in te winnen over zijn financiële positie, teneinde te kunnen vaststellen of het aangaan van de aandelenleaseovereenkomsten in dit geval financieel verantwoord was of niet. In de tweede plaats was Aegon gehouden voldoende informatie te verstrekken over het product en de daaraan verbonden risico's.
 
7.3.   [X] heeft gesteld dat het financieel onverantwoord was om de overeenkomsten aan te gaan. Aegon heeft dit gemotiveerd betwist. De kantonrechter oordeelt als volgt. Niet gebleken is dat [X] niet in staat was om de eenmalige inleg van de overeenkomsten te voldoen. [X] heeft een ontslagvergoeding ontvangen van f216.275,80. Daarvan heeft hij een derde deel, namelijk f.80.264,40, aangewend voor de eenmalige inleg voor de overeenkomsten. Geconcludeerd kan worden dat het naar algemene maatstaven van verstandig financieel handeleivniet onverantwoord was om de overeenkomsten aan te gaan, zodat Aegon hem dit had behoren te ontraden.
 
7.4.   Ten aanzien van de omvang van de waarschuwingsplicht speelt onder meer een rol dat niet gebleken is dat [X] kennis had van of ervaring had met beleggen. Verder is van belang dat de aandelen leaseovereenkomst een complex financieel product is, dat zeker voor een leek op beleggingsterrein, niet eenvoudig is te doorgronden. Ten slotte is van belang dat aan de overeenkomst voor de belegger grote financiële risico's zijn verbonden, omdat belegd wordt in aandelen met geleend geld.
Gelet op deze feiten en omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat de bijzondere zorgplicht van Aegon in ieder geval meebracht dat Aegon [X] op ondubbelzinnige wijze had moeten waarschuwen voor het specifieke risico verbonden aan beleggen in aandelen met geleend geld, te weten het risico dat na afloop van de overeenkomst een schuld uit hoofde van geldlening aan Aegon resteert indien de aandelen dan minder waard zijn dan het geleende aankoopbedrag. Verder had Aegon zich ervan moeten vergewissen dat [X] zich van dit gevaar bewust was. Aegon heeft dit niet gedaan. In haar informatiemateriaal heeft Aegon nagelaten in niet mis te verstane bewoordingen te waarschuwen tegen het hiervoor bedoelde specifieke risico, naast de mogelijkheid dat de volledige inleg verloren gaat. Weliswaar zijn in de brochure, waarvan de ontvangst door [X] overigens niet is gebleken, waarschuwingsteksten opgenomen, maar hiermee wordt slechts gewaarschuwd tegen het algemene risico van beleggen in aandelen, te weten dat de waarde van aandelen kan fluctueren. In de brochure staat voorts weliswaar dat de cliënt na afloop van de overeenkomst onverhoopt met een verliespositie kan worden geconfronteerd, maar deze mededeling wordt vervolgens direct gerelativeerd door de geruststellende opmerking dat de belegger in dat geval de overeenkomst tegen de dan geldende condities kan verlengen en een beter tijdstip voor de verkoop van de aandelen kan afwachten.
Ook de vermelding in de overeenkomst zelf dat het restant van de leasesom verrekend kan worden met de verkoopopbrengst van de aandelen, kan gemakkelijk tot het misverstand leiden dat niet hoeft te worden gevreesd dat een schuld aan Aegon zal resteren. Bovendien wordt in het rekenvoorbeeld ook niet duidelijk gemaakt dat bij een beperkte koersstijging een negatieve uitbetaling resteert. In het rekenvoorbeeld wordt uitgegaan van oplopende koersstijgingen en rendementen, terwijl ook overigens in het informatiemateriaal zeer sterk de nadruk wordt gelegd op een verwachting van aanhoudende gunstige rendementen. Van een professionele en bij uitstek deskundig te achten dienstverlener als Aegon had echter verwacht mogen worden dat zij zich ook rekenschap had gegeven van en haar cliënt had geïnformeerd omtrent de niet denkbeeldige kans dat de koersen (ingrijpend) zouden dalen. Bij het voorgaande is van belang dat de zorgplicht een actieve houding van Aegon vereist. Zij dient zich ervan te vergewissen dat de wederpartij zich bewust is van de specifieke risico's.
 
7.5.   Het voorgaande brengt mee dat Aegon jegens [X] niet de bijzondere zorg heeft betracht waartoe zij als professionele en op het terrein van aandelenlease als deskundige bij uitstek was gehouden. Nu deze schending van de zorgplicht door Aegon heeft plaatsgevonden in de precontractuele fase, is er sprake van een onrechtmatig handelen, niet van een wanprestatie. Op grond van artikel 6:162 BW is Aegon in beginsel aansprakelijk voor de schade die [X] hierdoor heeft geleden.
 
schade
 
8.1.   Het voorgaande leidt tot de vraag of er schade is geleden en zo ja, of deze in causaal verband staat tot het onrechtmatig handelen.
Vast staat dat de overeenkomsten zijn geëindigd, dat [X] bedragen aan inleg heeft betaald en dat er een restschuld is.
Het totaal van de betaalde inleg en de restschuld is te beschouwen als het nadeel dat het gevolg is van het aangaan van de overeenkomsten.
De vraag of de overeenkomsten ook zouden zijn aangegaan, en het nadeel zou zijn geleden, indien Aegon wèl aan haar zorgplicht had voldaan, kan achteraf niet meer met zekerheid worden beantwoord. Derhalve zal moeten worden vastgesteld wat de kans is dat de onderhavige lease-overeenkomsten ook bij afdoende nakoming van de zorgplicht door Aegon tot stand zouden zijn gekomen. Indien die kans als zeer groot moet worden aangemerkt, zal Aegon niet aansprakelijk gehouden kunnen worden voor het door de cliënt geleden nadeel. Indien die kans als zeer klein moet worden aangemerkt, zal Aegon het door de cliënt geleden nadeel dienen te vergoeden. Ten aanzien van tussen beide uitersten gelegen gevallen is het, mede gelet op de aan de artikelen 6:99, 101 en 248 BW ten grondslag liggende uitgangspunten, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om Aegon onverkort alle nadeel te laten dragen en dient het voor rekening van Aegon komende nadeel te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan de cliënt toe te rekenen omstandigheden tot diens nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in haar arrest van HR 31 maart 2006, RvdW 2006, 328. Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
 
8.2.   Met betrekking tot de aan [X] toe te rekenen omstandigheden geldt het volgende. [X] heeft positief gereageerd door het insturen van het aanmeldingsformulier. Aegon heeft daarop een overeenkomsten ter tekening aan [X] toegestuurd. Die toezending verplichtte [X] nog tot niets en in ieder geval had hij nog tijd om de documentatie te bestuderen en om Aegon eventueel om opheldering te vragen in geval van onduidelijkheden. [X] heeft vervolgens zelfde overeenkomsten, die hem onder meer verplichtte om ineens bedragen aan rente aan Aegon te voldoen, getekend aan Aegon geretourneerd. Dit terwijl hij geen ervaring had met beleggen. Hetgeen nu wordt gesteld over de financiële draagkracht van [X] ten tijde van de ondertekening van de overeenkomsten doet niet af aan de omstandigheid dat [X] in ieder geval wel in staat en bereid was om ineens bedragen aan rente te voldoen. De omstandigheid dat beleggingen risico's met zich meebrengen dient als een algemeen bekend feit te worden beschouwd. Dit feit had ook [X] bekend moeten zijn. Voor zover deze wetenschap niet aanwezig was of werd verdrongen door de behoefte om winst te maken, dient dit voor rekening en risico van [X] te blijven.
 
8.3.   Alles afwegende komt de kantonrechter tot de volgende verdeling van het totale nadeel.
De door [X] betaalde bedragen ter zake van rente dienen naar het oordeel van de kantonrechter geheel voor rekening en risico van [X] te blijven. De restschuld dient volledig voor risico en rekening van Aegon te blijven.
De, overigens niet onderbouwde, stelling van Aegon dat [X] het ontvangen dividend dient terug te betalen volgt de kantonrechter niet. Gelet op de aard van de door Aegon geschonden norm en het feit dat [X] uit hoofde van de overeenkomst recht had op de dividenduitkeringen zou terugbetaling van het dividend onredelijk zijn.
 
8.4.   [X] heeft daarnaast vergoeding gevorderd van de gevolgschade die voortvloeit uit de overeenkomst, alsmede, indien van toepassing, de kosten die voortvloeien uit de financiering van de vooruitbetaling van de inleg vermeerderd met de wettelijke rente. Het bestaan van eventuele gevorgschadens echter volstrekt niet onderbouwd, zodat de vordering tot betaling hiervan, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, zal worden afgewezen.
 
vernietiging/ontbinding
 
9.1.   Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dient de primaire vordering met betrekking tot de nietigheid c.q. de vernietigbaarheid van de overeenkomsten te worden afgewezen.
 
9.2.   Voor zover [X] zich beroept op ontbinding van de overeenkomsten, overweegt de kantonrechter dat de zorgverplichtingen betrekking hebben op de precontractueie fase en niet op de nakoming van de overeenkomsten, zodat deze stelling van [X] als ongegrond zal worden gepasseerd.
 
9.3.   Het door Aegon gedane beroep op verrekening van de ontvangen dividenden in geval van vernietiging of ontbinding van de overeenkomsten behoeft derhalve geen bespreking,

buitengerechtelijke incassokosten
 
10.    [X] stelt buitengerechtelijke incassokosten te hebben gemaakt. Nu [X] deze vordering onvoldoende heeft onderbouwd zal deze vordering worden afgewezen.

proceskosten
 
11.    Nu beide partijen deels in het (on)gelijk zijn gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
 
Beslissing
De kantonrechter:
 
verklaart voor recht dat Aegon onrechtmatig jegens [X] heeft gehandeld;
 
verstaat dat de restschuld voor rekening van Aegon dient te blijven;
 
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
 
wijst af het anders of meer gevorderde.
 

Aldus gewezen door mr. J.E. Biesma, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juli 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL