Zaak/rolnummer: 211975 ICV EXPL 03-7052
 
Datum vonnis 15 september 2004
 

Rechtbank Haarlem
Sector kanton, locatie Haarlem
 

VONNIS in de zaak van:
 
de naamloze vennootschap Dexia Baak Nederland N.V..
gevestigd te Amsterdam,
rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V.,
gevestigd te Amsterdam, eveneens handelend onder de naam Legio,
en op haar beurt rechtsopvolgster van Legio Lease B.V.,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
hierna te noemen: Dexia,
gemachtigde: C.Th. Snijder,
 
-tegen-
 
[X]
wonende te Haarlem,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [X];
gemachtigde: mr. E. Oversier.
 
1. De procedure.
 
Hiervoor verwijst de kantonrechter naar de volgende stukken:
- de dagvaarding van 3 juli 2003, met producties,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met
   producties,
- de rolbeschikking van 1 oktober 2003,
- de conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie,
  tevens akte voorwaardelijke wijziging van eis in conventie, met producties,
- de conclusie van dupliek in conventie. tevens conclusie van repliek in reconventie,
  tevens akte voorwaardelijke wijziging van eis, tevens akte wijziging van eis, met
   producties,
- de conclusie van dupliek in reconventie, tevens houdende antwoord voorwaardelijke
   en onvoorwaardelijke wijziging van eis in reconventie, met productie.
De inhoud van deze stukken dient als hier ingevoegd te worden beschouwd.
 
2.   De feiten.
 
2.1 (De rechtsvoorgangster van) Dexia en [X] hebben op of omstreeks 19 juni 1999
een overeenkomst (contractnummer 74......) onder de benaming "WinstVerDriedubbelaar"
gesloten (hierna ook: "de overeenkomst").
 
2.2 Hierin is - onder meer - het volgende opgenomen:
    "ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
    1. Lessee least van Legio-Lease, gelijk deze aan Lessee verleast, de hierna te noemen
    aandelen/effecten,verder ook te noemende "waarden" (...)
    totaal aankoopbedragen                                                           € 11.575,44 (...)
    totaal te betalenrente tijdens looptijdvan deze lease-overeenkomst €   2.428,78 (...)
    totaalovereengekomenleasesom                                                € 14.004,22 (...) .
    2. Deze lease-overeenkomst wordt aangegaan voor een ononderbroken periode van 36 maanden (...).
    3. De lease-som bedraagt:
    a. Het totaal van 36 gelijke maandtermijnen van zegge: € 67,47
    b. Eenbedragvanf100,-(...)
    C. Aan het einde van de lease-overeenkomst het restant van zegge: (...) € 11.530,06 (...)
       Dit restant wordt in principe verrekend met de verkoopopbrengst van de waarden.
    (...)
    10. Lessee verklaart door ondertekening van deze lease-overeenkomst bekend te zijn met de Bijzondere
    Voorwaarden Effecten Lease van Legio-lease (...) alsmede de toepasselijkheid daarvan op deze lease-
    overeenkomst te aanvaarden.
 
2.3 De looptijd van de overeenkomst is geëindigd op 17juni 2002. Dexia heeft vervolgens een
eindafrekening aan [X] gezonden. De verkoopwaarde van de door [X] geleasde
effecten was op dat moment € 9.732,96, waardoor (uiteindelijk) een door [X] te betalen
bedrag van € 2.179,83 resteerde.
 
2.4 De echtgenote van [X] is in maart 1998 een zelfde overeenkomst met (de
rechtsvoorgangster van) Dexia aangegaan. Die overeenkomst heeft een positief eindsaldo
opgeleverd.
 
3.  De vorderingen in conventie en reconventie.
 
3.1 Dexia vordert in conventie (samengevat en na voorwaardelijke wijziging van eis)
veroordeling van [X] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 2.910,65,
vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot de dag der
algehele voldoening, met veroordeling van [X] in de proceskosten.
Dexia stelt daartoe (samengevat) dat dit het restant is van de door [X] geleende
hoofdsom (na aftrek van de verkoopopbrengst van de door [X] geleasde effecten),
vermeerderd met de contractuele rente ad 0.96 % per maand tot en met de dag van
dagvaarding, en met de buitengerechtelijke incassokosten.
 
3.2 Voorwaardelijk, namelijk voor het geval de vordering in conventie mocht worden
afgewezen en de vordering in reconventie mocht worden toegewezen, vordert Dexia
veroordeling van [X] tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de
aankoopwaarde van de effecten minus de waarde daarvan op de datum van vernietiging of
ontbinding van de lease-overeenkomst. Dexia baseert deze vordering op artikel 6:278 BW.
 
3.3 In reconventie heeft [X] (samengevat en na wijziging van eis) gevorderd:
- vernietiging van de overeenkomst op grond van bedrog, althans misbruik van
omstandigheden, althans dwaling;
- veroordeling van Dexia tot betaling van een schadevergoeding die gelijk is aan de
door [X] ingelegde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente, op grond van
wanprestatie zijdens Dexia;
- veroordeling van Dexia in de proceskosten.
 
3.4 Tevens vordert [X] voorwaardelijk, namelijk voor het geval Dexia weigert om de
bandopnames te overleggen van de telefoongesprekken tussen hem en medewerkers van
Legio Lease, Dexia op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag te verplichten
de desbetreffende bandopnames in het geding te brengen.
 
3.5 Ter toelichting op de vorderingen in reconventie stelt [X] (samengevat) het volgende.
Hij heeft geen verstand van beleggen. Hij wist niet dat hij geld leende en dat aan het einde
van de looptijd een aanzienlijke restschuld zou kunnen bestaan. Evenmin was hij op de
hoogte van.het extra risico dat is verbonden aan het beleggen in call-opties. [X] acht zich
misleid door zowel de inhoud van de brochure over de WinstVerDriedubbelaar als de
telefonische mededelingen van medewerkers van Legio Lease. De telefoongesprekken zijn
waarschijnlijk op band opgenomen. [X] verlangt dat Dexia die bandopnames in het
geding brengt. [X] verwijt Dexia dat zij hem niet voor alle risico's heeft gewaarschuwd.
Dexia heeft aldus haar mededelings- en zorgplicht geschonden en zij had [X] van het
aangaan van de overeenkomst behoren te weerhouden. [X] betwist de juistheid van de
eindafrekening; niet blijkt dat daadwerkelijk aandelen zijn gekocht en hoe de verliezen tot
stand zijn gekomen
 
4.  De verweren in conventie en reconventie
 
Partijen hebben elkaars vorderingen over en weer bestreden. Daarop zal, voor zover van belang,
bij de beoordeling van de geschillen nader worden ingegaan.
 
5.  De beoordeling van het geschil in conventie en reconventie
 
5.1 De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
 
5.2 [X] voert het verweer dat hij de overeenkomst heeft gesloten onder invloed van bedrog,
misbruik van omstandigheden of dwaling. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
Niet is gebleken dat door of namens (de rechtsvoorgangster van) Dexia onjuiste dan wel
bewust onvolledige informatie is verstrekt. Zo kan zowel uit de tekst van de overeenkomst
als de brochure en de fiscale opinie, waarvan Dexia onbetwist heeft gesteld dat [X] die
heeft ontvangen, wel degelijk worden afgeleid dat sprake was van belegging met geleend
geld. Zo staat in de brochure bij herhaling dat de inleg oftewel het maandbedrag geheel uit
een rente (van 0,96 %) bestaat Dit blijkt ook uit de overeenkomst waarin onder meer
wordt gesproken over de lease van aandelen en waarin een bedrag aan te betalen rente
wordt vermeld.
 
5.3 Verder staat in de brochure over de WinstVerDriedubbe1aar: "Zou de verkoop van de
aandelen onverhoopt minder opbrengen dan de aankoopprijs, dan zou u het verschil
moeten bijbetalen", waaruit [X] heeft kunnen begrijpen dat er een risico van
koersdalingen en een restschuld was.
Ook wist [X] althans had hij kunnen weten dat de aandelenlease een optieconstructie
inhield, getuige de fiscale opinie, waarin staat: "In het kort komt de
'WinstVerDriedubbelaar' erop neer dat Legio Lease op naam en voor rekening en risico
van de deelnemers een pakket aandelen koopt op de Amsterdam Exchanges, alsmede een
optiecombinatie". Hetzelfde staat met zoveel woorden in de brochure: "Bovendien
verzorgt Legio-Lease voor u het recht en de plicht om na één jaar en na twee jaar weer
zo'n zelfde pakket aandelen aan te kopen".
 
5.4 De beslissing om in aandelen te beleggen brengt een eigen verantwoordelijkheid voor de
belegger mee. Van [X] mocht dan ook worden verwacht dat hij het hem toegezonden
informatiemateriaal en de ter ondertekening gestuurde overeenkomst met de nodige
aandacht en oplettendheid zou bestuderen. Indien [X] dat niet heeft gedaan, komt dat
voor zijn risico. Overigens moet [X] voor het aangaan van de overeenkomst met de
WinstVerDriedubbelaar bekend zijn geweest, nu zijn echtgenote daaraan reeds deelnam.
Daarnaast is algemeen bekend dat aandelen sterk in waarde kunnen fluctueren, zodat [X]
het voorlichtingsmateriaal ook in dat licht had moeten bezien. Het verweer van [X] dat
het aandelenlease-product was samengesteld uit aandelen in een beperkt aantal
ondernemingen en dat daarmee het risico van negatieve koersbewegingen onvoldoende is
beperkt, wordt niet gevolgd De betreffende ondernemingen stonden ten tijde van het
aangaan van de overeenkomst als solide bekend De samenstelling van het product was in
het contract vermeld en is door [X] aanvaard. Het enkele feit dat [X] de overeenkomst
is aangegaan met (toekomst)verwachtingen ten aanzien van de koersontwikkeling die
achteraf niet gerechtvaardigd bleken, levert geen wilsgebrek op. Het voorgaande betekent
dat het beroep op bedrog en dwaling faalt. Om dezelfde redenen faalt het beroep op
misbruik van omstandigheden.
 
5.5 [X] stelt verder dat Dexia is tekortgeschoten in baar contractuele verplichtingen doordat
zij:
(1) [X] niet of onvoldoende heeft ingelicht over het aan de overeenkomst verbonden
specifieke beleggingsrisico, en
(2) bij de totstandkoming van de overeenkomst heeft nagelaten informatie over de
financiële positie van [X] in te winnen teneinde te beoordelen of hij het beleggingsrisico
kon en wilde dragen.
 
5.6 Ad (1)
Dit verweer wordt verworpen. In het hiervoor reeds genoemde en door [X] ontvangen
informatiemateriaal over de WinstVerDriedubbelaar wordt gewezen op het risico dat de
waarde van de aandelenpakketten aan het einde van de looptijd lager is dan het ingelegde
bedrag. Deze informatie is weliswaar in versluierde bewoordingen opgenomen, maar is
onmiskenbaar aanwezig, en zal de aandachtige lezer dan ook niet kunnen ontgaan. Dat de
onervaren belegger met deze informatie onvoldoende gewaarschuwd is tegen de kwade
kans dat bij aan het einde van de looptijd met een restschuld geconfronteerd kan worden,
valt in dit stadium van de totstandkoming van de overeenkomst niet aan Dexia te
verwijten. Bij de beantwoording van de vraag of het algemene aanbod tot deelname aan
een aandelenlease-overeenkomst met Dexia misleidend is, moet worden uitgegaan van de
vennoedelijke verwachting van een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en gewone
consument bij kennisneming van dat aanbod. Deze consument wordt geacht de aan de
aandelenlease verbonden risico's in het informatiemateriaal te kunnen terugvinden. Bij het
aanbod tot deelname aan de aandelenleaseconstructieheeft Dexia geen onjuiste informatie
verstrekt, informatie achtergehouden of die informatie op misleidende wijze
gepresenteerd. In zoverre is van wanprestatie door Dexia dan ook geen sprake.
 
5.7 Ad (2)
Dit verweer slaagt. Nadat [X] zich bij Dexia had aangemeld voor deelname aan de
WinstVerDriedubbelaar, had het op de weg. van Dexia gelegen om zich tenminste
rekenschap te geven van de vraag of [X] naar redelijke verwachting over voldoende
draagkracht zou beschikken om niet alleen de rentetermijnen te betalen maar ook om een
eventuele restschuld na verkoop van de aandelen te voldoen. Niet is gesteld of gebleken
dat Dexia ter zake enige actie heeft ondernomen. Voor zover Dexia informatie bij het
BKR in Tiel heeft ingewonnen, kan dat niet als voldoende worden aangemerkt. Dexia
heeft aldus gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die van haar als professionele en ter
zake deskundige dienstverlener kan worden verwacht. Dexia is hiermee toerekenbaar
tekortgeschoten in haar contractuele zorgplicht jegens [X].
Bij het sluiten van de overeenkomst ging [X] beleggingsrisico's aan waartegen artikel 28
Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer 1999 ("NR") bescherming beoogt te bieden.
Reeds op deze grond kon Dexia de in deze bepaling vastgelegde onderzoeksplicht feitelijk
niet buiten toepassing laten. Ook in zoverre heeft Dexia haar zorgverplichting jegens [X]
veronachtzaamd.
 
5.8 In het voetspoor van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 juni 2004 (NJF 2004,
410) en van de daaromtrent gedane uitspraken van de Klachtencommissie van het DSI van
5 februari 2004 (NJF 2004, 446) is de kantonrechter van oordeel dat Dexia bij het
aanbieden van de WinstVerDriedubbelaar gehouden was aan de in de NR gecodificeerde
zorgplicht, waaraan niet afdoet dat zij een kant-en-klaar effectenproduct aan een breed
publiek aanbood. De stelling van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel, reeds
omdat de daarin neergelegde regels niets meer of anders zijn dan een uitwerking van de
zorgplicht, waarvan de Hoge Raad in zijn arrest van 9 januari 1998 (NJ 1999, 285, JOR
1998, 116) heeft beslist "dat de maatschappelijke functie van de banken een bijzondere
zorgplicht meebrengt, zowel jegens haar cliênten uit hoofde van de met hen bestaande
contractuele verhouding, als ten opzichte van derden met wier belangen zij rekening
behoort te houden op grond van hetgeen volgens ongeschreven recht in het
maatschappelijk verkeer betaamt."
 
5.9 Vervolgens is de vraag welke gevolgen moeten worden verbonden aan het oordeel dat
Dexia toerekenbaar is tekortgeschoten in haar. zorgplicht. Dienaangaande wordt het
volgende overwogen. Waar die zorgplicht juist strekt tot bescherming tegen een
(onverwachte, hoge) restschuld, dient de "remedie" tegen de schending ervan ook tot dat
deel van [X]'s verplichtingen uit de overeenkomst beperkt te blijven. Daartoe behoort
niet een restitutie van de betaalde rentesommen. Hierbij komt dat de wanprestatie van
Dexia een integrale afwijzing van baar vordering ter zake van de restschuld niet
rechtvaardigt. Dit zou in de gegeven omstandigheden tot een naar de maatstaven van
redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar resultaat leiden. Voorop staat immers dat [X]
zelf de verantwoordelijkheid draagt voor de gevolgen van zijn keuze tot deelname aan de
WinstVerDriedubbelaar. Door het van haar vereiste onderzoek naar de draagkracht van
[X] achterwege te laten komt die verantwoordelijkheid naar het oordeel van de
kantonrechter echter voor een even groot deel bij Dexia te liggen.
Dit leidt ertoe dat [X] op grond van de beperkende werking van de redelijkheid en
billijkheid van artikel 6:248 lid 2 BW zijn verplichting tot betaling van de restschuld niet
volledig, maar wel voor 50% dient na te komen. Van bijzondere omstandigheden die tot
een andere uitkomst zouden moeten leiden is niet gebleken. De vordering van Dexia zal
daarom worden toegewezen tot (€ 2.179,83 + € 247,68 = € 2.427,51 x 50% =) € 1.213,76,
vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 juli 2003, en zal daarmee
voor het overige worden afgewezen. .
 
5.10 In het verlengde van het voorgaande wordt geoordeeld dat iedere verder strekkende
consequentie van de schending van de zorgplicht - de in reconventie door [X]
gevorderde terugbetaling bij wijze van schadevergoeding van de rentetermijnen - eveneens
afstuit op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid Die
vordering van [X] zal daarom worden afgewezen.
 
5.11 Aangezien de overeenkomst niet (geheel of ten dele) zal worden vernietigd, behoeft het
voorwaardelijke beroep van Dexia op artikel 6:278 BW geen bespreking.
 
5.12 [X] heeft overigens nog gesteld dat Dexia niet heeft bewezen daadwerkelijk aandelen te
hebben gekocht en dat zij ook niet heeft aangetoond op welke wijze de aanzienlijke
verliezen tot stand zijn gekomen. Deze stellingen worden verworpen op grond van hetgeen
Dexia dienaangaande bij dupliek in reconventie onder IV heeft aangevoerd.
 
5.13 De vordering tot overlegging van bandopnames wordt afgewezen. Geoordeeld is dat het
aan [X] ter beschikking gestelde schriftelijke informatiemateriaal niet als misleidend kan
worden gekwalificeerd. [X] heeft onvoldoende onderbouwd dat hem telefonisch wel
misleidende mededelingen zijn gedaan.
 
5.14 Nu [X] geen (zelfstandig) verweer heeft gevoerd tegen de buitengerechtelijke
incassokosten, zijn deze (naar rato van de hoogte van de toe te wijzen hoofdsom plus rente
en conform de staffel kantonrechters van het rapport Voorwerk II) tot € 323,68 inclusief
BTW toewijsbaar.
 
5.15 Gezien de samenhang tussen de conventie en reconventie enerzijds, en anderzijds de
omstandigheid dat partijen over en weer op punten in het gelijk zijn gesteld, zullen de
proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten
draagt.
 
Beslissing
 
De kantonrechter:
 
in conventie
 
- veroordeelt [X] tot beta1ing aan Dexia van € 1.213,76, vermeerderd met de wettelijke
over dit bedrag vanaf 3 juli 2003 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt [X] tot betaling aan Dexia van € 323,68 ter zake van buitengerechtelijke
incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 juli 2003
tot aan de dag van de algehele voldoening;
- wijst af hetgeen meer of anders mocht zijn gevorderd;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
 
in reconventie
 
- wijst het gevorderde af;
 
in conventie en in reconventie
 
- compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
 

Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. Stolp en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
bovengenoemde datum.