Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

RECHTBANK DORDRECHT
 
 
     Kenmerk: 150878 CV EXPL 04-7481
 

     Vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 13 oktober 2005 in de zaak van:
 
     de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V., gevestigdte Amsterdam,
     eiseres in conventie,verweerster in reconventie,
     gemachtigde: J. Th. Smiesing, gerechtsdeurwaarder
 
     tegen :
 
     [X],
     wonende te [woonplaats], [straat],
     gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
     gemachtigde: mr. G. van Truijen advocaat te Amsterdam.
 
     Partijen worden aangeduid als Dexia en [X].
 
     Verloop van de procedure
 
     De kantonrechterwijst vonnis op de volgendep~cesstukken:
 
     1. de dagvaardingvan 5 november 2004;
     2. de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
     3. de conclusie van repliek in conventie tevens voorwaardelijkewijzigingvan eis en van
        antwoord in reconventie;
     4. de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
     5. de akte van [X];
     6. de rolbeschikking van 24 maart 2005;
     7. de akte van [X];
     8. de conclusie van dupliek in reconventie tevens vermindering van eis in voorwaardelijke
        conventie;
     9. de door partijen overgelegde producties.
 
     Omschrijving van het geschil
 
     In conventie en reconventie
 
1.1 Tussen partijen staat het volgende vast.
 
1.2 Dexia is de rechtsopvolgster van de Bank Labouchere N.V. Beiden worden hiema ook wel
    als Dexia aangeduid.
 
1.3 Dexia en [X] hebben op 19 november 1999 onder bet contractnummer 513..... een lease-
    overeenkomst gesloten onder de naam "Triple Effect" (hierna: de overeenkomst). De
    overeenkomstheeft een looptijd van 36 maanden waarbij [X] van Dexia een door haar
    aangekocht pakket aandelen/effecten met een aankoopbedrag van € 19.309,92 least voor een
    leasesom van € 23.361,72. Deze leasesom is opgebouwd uit het voonnelde aankoopbedrag en
    een bedrag van € 4.051,80 aan rente.
 
1.4 [X] diende krdChtensartikelen 3 en 4 van de overeenkomst de genoemde leasesom als volgt
    aan Dexia te voldoen:
    - gedurende de looptijd van de overeenkomst elke maand, in het totaal dus 36 keer, een
    maandtermijn van € 112,55,via automatische incasso te betalen op of omstreeks de Ie dag
    van iedere maand;
    - € 45,38 op of omstreeks de 35e maand;
    - € 19.264,54aan het einde van de overeenkomst,volgens de overeenkomstin principe te
    verrekenen met de verkoopopbrengstvan de aandelen.
 
1.5 Artikel 5 van de overeenkomst houdt in:
     "Zodra lessee al datgene aan de Bank heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-
     overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd
     is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden
     geworden".
 
1.6 Artikel 6 van de overeenkomst houdt in, voor zover thans van belang,
    "De tweede aankoop van de waarden heeft plaats 12 maanden na de eerste aankoop (...) De
    derde aankoop van de waarden heeft plaats 24 maanden na de eerste aankoop (...)".
 
1.7 De op de overeenkomst toepasselijke "Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease" (hierna: de
     bijzondere voorwaarden)houden onder meer in:
     "(...)
    2.   Bank Labouchere N.V. (hierna de Bank) blijft eigenaresse van de waarden totdat lessee
         aan haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan (...)
    10. Lessee zal niet om uitlevering van de waarden vragen en stemt er mee in dat de waarden
         op naam van de Bank geregistreerd blijven totdat de Bank conform artikel 11 verplicht is
         tot levering van de waarden aan lessee (...)
    11. Indien lessee aan al zijn verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan, zullen de
         waarden aan lessee worden uitgeleverd, tenzij lessee alsdan meedeelt de voorkeur te
         geven aan de verkoop van de waarden. De verkoopopbrengst zal in dat geval door de
         Bank aan lessee worden uitbetaald.
         (...)"
 
1.8  [X] heeft op grond van de overeenkomst € 3.939,25 (door [X] aangeduid als "inleg") aan
      Dexia betaald.
 
1.9  Dexia heeft aan het einde van de looptijd van de overeenkomst de onderliggende aandelen
      tegen de koers per 9 mei 2003 verkocht en in verband daannee een eindafrekening opgesteld
      ingevolge welke [X] een bedrag van € 9.093,83 aan haar dient te voldoen.
 
1.10 Bij brief van 16 oktober 2004 heeft mevrouw .. [X]-[Y],verder te noemen
      [Y], de nietigheid van de overeenkomst ingeroepen aangezien zij, als echtgenote van
      [X], geen toestemming heeft gegeven voor het aangaan van de overeenkomst. Dexia heeft
      deze brief ontvangen.
 

     Vordering in conventie
 
2.   Dexia vordert, na vermindering van eis, dat [X] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad wordt
     veroordeeld om aan Dexia te betalen € 3.100,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
     het vonnis, kosten rechtens.
 
      Aan haar vordering legt Dexia nakoming (cq voor de kosten en rente) wanprestatie ten
      grondslag. In dit verband stelt zij het volgende.
      [X] is het volgende verschuldigd:
      36e termijn                   €   112,55
      restschuld                    € 8.981,28
      invorderingskosten         €    788,40 +
                                        € 9.882,23
 
2.1   Dexia vermindert de vordering aan de hand van de zgn. "Duisenberg regeling", te weten 2/3
       van de restschuld, zodat Dexia haar vordering berekent op € 3.100,--.
 
2.2   Dexia heeft haar eis voorwaardelijk, voor het geval de eis in reconventie geheel of
       gedeeltelijk wordt toegewezen, gewijzigd in die zin dat zij tevens vordert [X] te veroordelen
       tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de in artikel
       1 van de overeenkomst genoemde effecten minus de waarde van bedoelde effecten op de
       datum van vernietiging of ontbinding van de betreffende effectenlcase-overeenkomst,althans
       de waarde van deze effecten ten tijde van de verkoop daarvan.
 
2.3   Aan haar onvoorwaardelijke vordering legt Dexia nakoming van de overeenkomsten
       (betaling van de in de eindafrekening genoemde bedragen) ten grondslag. Aan haar
       voonvaardelijke eis legt zij het bepaalde in art. 6:278 BW ten grondslag.
 
      Het verweer in reconventie
 
3.    [X] heeft het gevorderde betwist voert -kortweg- het volgende aan als verweer:
      a. [Y] heeft geen toestemming gegeven en zij heeft de nietigheid van de
          overeenkomst ingeroepen;
      b. Dexia heeft haar zorgplicht geschonden;
      c. [X] heeft gedwaald;
      d. De overeenkomst is in strijd met de Wet op het Consumenten Krediet;
      e. De door Dexia gemaakte reclame was misleidend;
 
      De vordering in reconventie
 
4.    In reconventie vordert [X] dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
      1. de overeenkomst wordt vernietigd op grond van de door [Y] ingeroepen
          nietigheid, dwaling, misbruik van omstandigheden, strijd met de Wet op het
          Consumenten Krediet;
      2. de overeenkomstte ontbinden op grond van wanprestatie en/of onrechtmatige daad;
      3. Dexia te veroordelen om aan [X] te betalen € 3.939,25, te vermeerderen met de
          wettelijke rente vanaf de totstandkomingvan de overeenkomst;
      4. Dexia te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het vonnis de registratie en
          de A- codering bij het BKR te doen doorhalen op straffe van een dwangsom van
          € 1.000,- per dag.
      5. kosten rechtens, waaronder de kosten die [X] aan kantoor Leaseproces te Amsterdam
         moet betalen (€ 1.295,00 plus 15% van het resultaat).
 
       Verweer in reconventie
 
5.    Dexia heeft het gevorderde betwist. Zonodig wordt hieronder op haar standpunten ingegaan.
 

       Beoordeling van het geschil
 
       in conventie en in reconventie
 
6.1   In artikel 1:88 lid 1 sub d BW is als hoofdregel opgenomen dat een echtgenoot de
       toestemming van de andere echtgenoot behoeft voor een overeenkomst van koop op
       afbetaling.
 
6.2   Dexia betwist dat [X] en [Y] echtgenoten waren ten tijde van het aangaan van de
       overeenkomst (19 november 1999). [X] heeft een op 8 maart 2005 afgegeven afschrift uit de
       basisadministratie van de gemeente [woonplaats] overgelegd, waaruit blijkt dat [X] en
       [Y] op 9 augustus 1999 zijn gehuwd. Dexia betwist de juistheid van deze gegevens
       niet, zodat haar betwisting als onvoldoende gemotiveerd wordt gepasseerd.
 
6.3   Slechts de echtgenoot (i.c. [Y]) kan zich beroepen op het ontbreken van toestemming
       en niet de handelende echtgenoot (i.c. [X]) en op deze grond de nietigheid van de
       overeenkomst inroepen (art. 1:89 lid 1 BW). Het inroepen van de nietigheid van de
       overeenkomst kan geschieden door een buitengerechtelijke verklaring. De brief van 16
       oktober 2004 kan als zodanig worden aangemerkt. Indien [Y] met succes de
       nietigheid heeft ingeroepen, hetgeen hierna zal worden beoordeeld, kan [X] zich er op
       beroepen dat de overeenkomst(door [Y]) vernietigd is met alle gevolgen van dien.
       Anders dan Dexia aanvoert beroept [X] zich niet zelf op het bepaalde in artt. 1:88 ev BW en
       behoeft [Y] de nietigheid niet als procespartij in te roepen.
 
7.1   Dexia beroept zich op verjaring. In dit verband stelt zij het volgende.
       De rechtsvorderingtot vernietiging op grond van art. 1:89 BW verjaart ingevolge art. 3:52 lid
       2 aanhef en onder d BW na drie jaar te rekenen vanafhet moment dat het beroep aan de niet-
       handelend echtgenoot ten dienste is komen te staan. Deze termijn vangt aan op het rooment
       van sluiten van de overeenkomst (19 november 1999), aangezien in een normale
       gezinssituatie een dergelijke (grote) transacties worden (voor)besproken.De brief van
       [Y] van 16 oktober 2004 is niet verstuurd binnen drie jaar nadat zij redelijkerwijs op
       de hoogte had kunnen zijn van het bestaan van de overeenkomst.
 
7.2   De rechtsvordering tot vernietiging van een rechtshandeling verjaart drie jaren nadat de
       bevoegdheid om deze te vernietigingsgrond in te roepen, aan degene aan wie deze
       bevoegdheid toekomt, ten dienste is komen te staan (art. 3:52 lid 1 aanhef en onder d BW).
       Na verjaring van de rechtsvordering tot vernietiging van de rechtshandeling kan deze niet
       meer op deze grond buitengerechtelijk worden vernietigd (art. 3:52 lid 2 BW). Nagegaan
       dient te worden of de buitengerechtelijkevernietiging door [Y] 16 oktober 2004 is
       gedaan nadat de hiervoor genoemde verjaringstermijn was verstreken.
 
7.3   Ingevolge de hoofdregel van art. 150 Rv dient Dexia voldoende feiten te stellen en bij
       voldoende betwisting te bewijzen op grond waarvan geoordeeld kan worden dat de vordering
       reeds was verjaard toen [Y] de overeenkomsten buitengerechtelijkheeft vernietigd.
 
7.4   De verjaringstermijn van drie jaren vangt aan op het moment dat [Y] op de hoogte
       was van de inhoud en de strekkingvan de overeenkomst. De veronderstelling van Dexia dat
       [X] deze transacties met zijn echtgenote heeft (voor)besproken is niet gebaseerd op feiten,
       maar een aarmame dat bespreking van dergelijke transacties in elk gezin in het algemeen zal
       plaatsvinden. Deze aanname is bovendien in strijd met de bedoeling van art. 1:88 BW, waarin
       nu juist de uitdrukkelijke toestemming van de echtgenoot wordt vereist voor bepaalde
       transacties. De dag van sluiten van de overeenkomsten kan niet als aanvangsdatum van de
       verjaringstermijn worden aanvaard.
       Dexia heeft onvoldoende gesteld om te kunnen oordelen dat de verjaringstermijn was
       verstreken toen [Y] een beroep deed op de vernietigbaarbeid van de overeenkomsten.
       Het beroep op verjaring is ongegrond en wordt gepasseerd.
 
8.1   Dexia heeft betoogd dat de toestemming van [Y] niet vereist was, omdat de
       overeenkomst niet kan worden gekwalificeerd als een overeenkomst van koop op afbetaling
       of huurkoop in de zin van titel 5A van boek 7A BW. Dit betoog wordt op grond van de
       volgende overwegingen, die grotendeels zijn ontleend aan het arrest van het Gerechtshof te
       's.Hertogenbosch van 1 februari 2005 (LN AS4446), verworpen.
 
8.2   Voldaan is aan de vereisten voor koop. In artikel 3 en 4 van de overeenkomst heeft [X] zich
       verbonden om voor de aandelen een prijs in geld te betalen. Als tegenprestatie heeft Dexia
       zich bij de overeenkomst verbonden om de aandelen aan [X] te geven. Op grond van
       artikelen 2 en 11 van de Bijzondere Voorwaarden is zij immers verplicht om de aandelen
       onvenvijld na de aankoop ervan ten name van [X] bij te schrijven in de admini.matie van de
       bank, overeenkomstig artikel 17 Wet giraal effectenverkeer (Wge), teneinde te
       bewerkstelligen dat de eigendom van de aandelen conform het bepaalde in artikel 5 van de
       overeenkomst en artikel 2 van de Bijzondere Voorwaarden 'automatischen van rechtswege'
       zal overgaan op [X] zodra hij aan al zijn verplichtingen uit de overeenkomst zal hebben
       voldaan. Ook in artikel 10 van de Bijzondere Voorwaarden wordt deze eigendomsovergang
       tot uitgangspunt genomen. Het feit dat klanten (zoals ook [X]) in de praktijk bijna altijd
       gebruik maken van hun bevoegdheid ex artikel 11 van de Bijzondere Voorwaarden om de
       aandelen na afloop van de overeenkomst door Dexia te laten verkopen en de opbrengst te
       laten verrekenen met hun schuld aan Dexia. laat onverlet dát Dexia.zich uitdrukkelijk heeft
       verbonden om de aandelen aan [X] te geven zoals in artikel 7:1 BW wordt bepaald. De
       stelling van Dexia dat de overeenkomst geen verplichting voor [X] bevat om de aandelen af
       te nemen. kan haar niet baten aangezien een afnameverplichting voor de koper géén
       constitutief vereiste is voor koop.
 
8.3   Voor koop op afbetaling bepaalt artikel 7A: 1576 lid 1 BW dat partijen overeengekomen
       moeten zijn dat de koopprijs wordt betaald in termijnen, waarvan twee of meer verschijnen
       nadat de verkochte zaak aan de koper is afgeleverd. Door lid 5 van artikel 7A:1576 BW
       wordt de werkingssfeer van lid 1 van genoemd artikel uitgebreid tot vermogensrechten(niet
       zijnde registergoederen), voor zover dat in overeenstemmingis met de aard van het recht
       Zulks brengt mee dat een koop op afbetaling met betrekking tot aandelen, welke ook
       overigens voldoet aan de vereisten van artikel 7A:1576 lid 1 BW, een overeenkomst van
       koop op afbetaling in de zin van die bepaling is. Weliswaar kan het zijn dat de aard van het
       recht zich tegen overeenkomstige toepassing van bepalingen uit titel 5A verzet, maar dat is in
       dit geval gesteld noch gebleken. In dit verband wordt gewezen op artikel 7:47 BW waarin een
       vergelijkbare, zij het in wat andere bewoordingen vervatte, schakelbepaling is opgenomen
       voor de koop van vermogensrechten. Die bepaling leidt ertoe dat indien een aandeel wordt
       verkocht, er sprake is van een koopovereenkomst in de zin van artikel 7:1 BW.
 
8.4   De totale leasesom van € 23.361,72, waaronder ook de maandelijkse rentetermijnen zijn
       begrepen, dient te worden beschouwd als de koopprijs in de zin van artikel 7A: 1576 lid 1
       BW. Het is immers het totale bedrag van € 23.361,72 dat [X] moet betalen om de eigendom
       van de aandelen te verkrijgen. Anders dan Dexia meent, tellen de rentetermijnen derhalve
       mee bij beantwoording van de vraag of twee of meer termijnen van de koopprijs verschijnen
       nadat de aandelen aan [X] zijn afgeleverd, waaronder de in de 35e maande verschuldigde
       termijn en het aan het einde van de overeenkomst verschuldigde.
 
8.5   Voorts is, anders dan Dexia heeft gesteld, voor koop op afbetaling niet vereist dat de aandelen
       aan [X] zijn afgeleverd. Wel veronderstelt de definitie van koop op afbetaling in artikel
       7A:1576 lid 1 BW dat overeengekomen moet zijn dat de aandelen aan [X] worden
       afgeleverd, en wel voordat twee of meer termijnen van de koopprijs verschijnen.
 
8.6   In artikel 11 van de Bijzondere Voorwaarden is bepaald dat Dexia de aandelen aan [X] zal
       leveren. (Af)levering van aandelen in een verzarneldepotvindt niet in stoffelijke vorm plaats,
       maar ingevolge artikel 17 Wge door bijschrijving op naam van de verkrijger in de
       administratie van de betrokken instelling. Hierbij wordt de stelling van Dexia dat aldus de
       levering van de aandelen ten onrechte gelijk wordt gesteld met de aflevering daarvan,
       gepasseerd. Met deze stelling miskent Dexia dat bij aandelen het onderscheid tussen leveren
       (in casu onder opschortende voorwaarde) en afleveren weinig betekenis heeft. Aangezien in
       artikel 2 van de Bijzondere Voorwaarden is overeengekomendat de aandelen volgens de op
       de wet bepaalde wijze worden afgeleverd aan [X], doet niet ter zake hoe in de overeenkomst
       en de Bijzondere Voorwaarden tussen partijen verder is uitgewerkt welke rechten [X] tijdens
       de looptijd van de overeenkomst zou kunnen uitoefenenmet betrekking tot de aandelen.
 
8.7   Gelet op de overeengekomen.onverwijlde aflevering na verkrijging van de aandelen en op
       het feit dat in artikel 6 van de overeenkomstis bepaald dat de derde en laatste aankoop van de
       aandelen door Dexia reeds plaats heeft 24 maanden na de eerste aankoop, moet het oordeel
       luiden dat de overeenkomst erin voorziet dat ook na de aflevering van het laatste pakket
       aandelen aan [X] nog twee termijnen van de koopprijs vervallen, waaronder de in de 35e
       maand verschuldigde termijn en de aan het einde van de overeenkomst verschuldigde termijn.
 
8.8   Op grond van al het voorgaande staat vast dat de overeenkomst ook voldoet aan de vereisten
       voor koop op afbetaling. [X] behoefde dus de toestemming van [Y]voor het aangaan
       van de overeenkomst.
 
8.9   Voor zover Dexia bedoelt te betwisten dat [Y] geen toestemming heeft gegeven geldt
       het volgende.
 
8.10 Ingevolge artikel 7A: 1576h lid 1 BW geldt voor huurkoop dat partijen overeengekomen
       moeten zijn dat de verkochte zaak dan wel het verkochte vermogensrecht (artikel 7A: 1576 lid
       5 BW) niet door enkele aflevering in eigendom overgaat, maar pas door vervulling van de
       opschortende voorwaarde van algehele betaling van wat de koper uit hoofde van de
       koopovereenkomst verschuldigd is. Aan dit vereiste is voldaan. Zulks volgt uit artikel 5 van
       de overeenkomst, waarin exp1icietis bepaald dat de eigendom van de aandelen op [X]
       overgaat door vervulling van de opschortende voorwaarde dat bij aan al zijn verplichtingen
       uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan.
 
8.11 Nu Dexia niet heeft betwist dat de overeenkomst voldoet aan de vormvereisten die in de
       artikelen 7A: 1576i en 7A: 1576j BW aan huurkoop worden gesteld, staat op grond van het
       vorenstaande in rechte vast dat de overeenkomst een huurkoopovereenkomst in de zin van
       artikel 7A:1576h lid 1 BW is.
 
8.12 Voor het aangaan van huurkoop schrijft de wet een vorm voor (zie de artikelen 7A:1576i en
       7A: 1576j BW). Op grond van artikell :88 lid 3 BW had [Y] haar toestemming voor
       het aangaan van de overeenkomst derhalve schriftelijk moeten verlenen. Niet gesteld is dat
       [Y] haar toestemming schriftelijk heeft verleend. De (eventuele) betwisting door
       Dexia van de toestemming van [Y] dient derhalve te worden gepasseerd en aan
       bewijslevering wordt niet toegekomen.
 
8.13 Uit het vorenstaande blijkt dat [Y] door middel van haar buitengerechtelijke
       verklaring van 16 november 2004 op grond van bet ontbreken van haar toestemming met
       vrucht de overeenkomst heeft vernietigd. Aangezien de vernietiging terugwerkt tot het tijdstip
       waarop de rechtshandeling is verricht, heeft dit voor de onderhavige procedure tot gevolg dat
       de vordering in conventie dient te worden afgewezen. De vordering in reconventie onder 1. is
       toewijsbaar als na te melden.
 
8.14 De vernietiging van de overeenkomst werkt terng tot het tijdstip waarop de overeenkomst is
       gesloten. Hetgeen op grond van de overeenkomst is gepresteerd, dient als onverschuldigd
       betaald te worden terug betaald. De vordering in reconventie van € 3.939,25 is in beginsel
       toewijsbaar.
 
9.    De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf bet moment dat Dexia in verzuim was. Niet is gesteld
      dat Dexia de rentetermijnen te kwader trouw heeft ontvangen, zodat ingebrekestelling is vereist
      voor het intreden van verzuim (art. 6:205 BW). Niet is gesteld dat Dexia in gebreke is gesteld.
      De brief van [Y] 16 november 2004 kan niet als zodanig worden aangemerkt,aangezien
      zij niet de wederpartij van Dexia is. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de datum van
      het instellen van de vordering (23 december 2004).
 
10.  Het beroep van Dexia op toepassing van artikel 6:278 BW wordt verworpen, nu genoemd
      artikel zich richt tot de contractUelewederpartij van Dexi~ terwijl [Y], die geen
      partij was bij de overeenkomst, de nietigheid van de overeenkomst heeft ingeroepen.
 
11.  Dexia beeft niet betwist dat zij [X] als heeft gemeld bij Bureau Kre4ietregistratiete Tiel in
      de categorie A (achterstand in betaling). Gelet op vorenstaande is zulks niet terecht en dient
      Dexia deze vermelding ongedaan te maken. De vordering van [X] die hierop betrekking
      heeft is toewijsbaar als na te melden.
 
12.  Dexia zal als de (overwegend)in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeldin de kosten
      van het geding in conventieen m reconventie.Voor toewijzen van meer dan het liquidatietarief
      voor de gemachtigde van [X] is geen grond.
 
13.  Gelet op de onzekerheidover (maatschappelijke) ontwikkelingen01'het terrein van
      effectenlease zal het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
 
       Beslissing

      De kanronrechter:
 
      In conventie
 
      wijst de vordering af;
 

      veroordeelt Dexia in de proceskosten, in dit geding aan de zijde van [X] gevallen, welke
      kosten tot op deze uitspraak zijn bepaald op € 400,-- aan salaris gemachtigde;
 

      In reconventie
 

      verklmaart voor recht dat de overeenkomst buitengerechtelijk is vernietigd door de brief van 16
      november 2004;
 

      veroordeelt Dexia aan [X] te betalen een bedrag van € 3.939,25 met de wettelijke rente
      daarover vanaf 23 december 2004;
 
      veroordeelt Dexia om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de registratie en de A-
      codering bij het BKR te doen doorhalen op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag
      met een maximum van € 10.000,-,
 

      veroordeelt Dexia in de proceskosten, in dit geding aan de zijde van [X] gevallen, welke
      kosten tot op deze uitspraak zijn bepaald op € 400,-- aan salaris gemachtigde;
      wijst afhet meer of anders gevorderde.
 

      Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare
      terechtzitting van 13 oktober 2005, in aanwezigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL