Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector kanton - locatie 's-Gravenhage
 
HSW
rolnummer; 5587589 RL EXPL 06-2807
datum: 25 oktober 2006
 

Vonnis in de zaak van:
 
[X] en [Y],
echtelieden, wonende te [woonplaats],
eisende partijen,
gemachtigde: mr. M.A. Hupkes, advocaat te Amsterdam,
toevoeging nummer [nummer] d.d. 28 oktober 2005,
 
tegen
 
de besloten vennootschap Aegon Financiële Diensten B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde partij,
gemachtigden: mrs. B.W.G. van der Velden en B. Bon, advocaten te Amsterdam.
 
Partijen worden hierna aangeduid als "[X]", "[Y]" en "Aegon"
 

Procedure
 
1.  De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken, waaruit tevens het pro-
    cesverloop blijkt:
    - de dagvaarding van 6 januari 2006;
    - de conclusie van antwoord;
    - de conclusie van repliek, tevens houdende wijziging van (de grondslag van de) eis;
    - de conclusie van dupliek;
    - de door partijen in het geding gebrachte producties.
 
Feiten
 
2.  Op grond van hetgeen door partijen over en weer is gesteld en blijkt uit overgelegde
    stukken, een en ander voor zover niet of onvoldoende weersproken, kan in deze zaak van
    het volgende worden uitgegaan:
a.  [X] is op 27 oktober 1992 gehuwd met [Y]. Op 9 januari 2006 is het huwelijk ontbonden
    door het overlijden van [Y] .
b.  Tussen [X] en Aegon is op of omstreeks 5 april 2002 een effectenleaseovereenkomst ge-
    sloten met de naam "RenteRetour Vliegwiel" onder nummer [nummer]
    (verder: de overeenkomst). De overeenkomst is tot stand gekomen door tussenkomst
    van Spaar Select Rotterdam B.V. als tussenpersoon.
c.  Op de overeenkomst zijn van toepassing de Bijzondere Voorwaarden Aegon Rente-
    Retour Vliegwiel (verder: de Bijzondere Voorwaarden).
d.  De overeenkomst betreft het beleggen met geleend geld en heeft een looptijd van 180
    maanden.
e.  De overeenkomst houdt in dat de belegger een bedrag leent van Aegon tegen een
    rente van 10,5% per jaar (effectief per jaar 11,02), waarvoor door Aegon participaties
    worden gekocht in het Aegon Optimum Wereld Aandelenfonds, die door haar in lea-
    se aan de belegger worden verstrekt. Gedurende de looptijd van de overeenkomst
    betaalt de belegger aan Aegon een vast maandelijks bedrag dat bestaat uit een aflos-
    singsgedeelte, rente en administratiekosten. Indien de belegger aan zijn betalingsver-
    plichtingen voldoet, is aan het einde van de looptijd de geleende geldsom, inclusief
    rente en administratiekosten, geheel afgelost. Volgens de overeenkomst wordt de
    belegger dan van rechtswege eigenaar van de deelnamerechten.
f.  De belegger heeft na 90 maanden het recht om de overeenkomst met onmiddellijke
    ingang tussentijds te beëindigen zonder dat boeterente verschuldigd is, onder betaling
    of verrekening van het nog niet terugbetaalde deel van de hoofdsom.
g.  In geval van tussentijdse beëindiging van de overeenkomst voordat de periode van
    90 maanden is verstreken, is de belegger een boeterente verschuldigd ter grootte
    van drietiende deel van de nog niet vervallen maandtermijnen tot en met de negentigste
    maandtermijn.
h,  [X] heeft ingevolge de overeenkomst van Aegon 478.0675 participaties Aegon
    Optimum Wereld Aandelenfonds geleased. De totale leasesom bedraagt € 9.000,-- en
    is opgebouwd uit het aankoopbedrag van voornoemde participaties ad € 4.116,16
    alsmede rente ad € 4.073,84 en administratiekosten ad 6 810,—. De leasesom dient
    door [X] te worden afbetaald in maandelijkse termijnen van 6 50,-, de eerste
    maal verschuldigd per de eerste van de maand volgend op de aankoopdatum van de
    participaties en nadien telkens op de eerste van de volgende maand.
i.  De maandelijkse termijnen werden op grond van een daartoe door [X] aan Aegon
    verstrekte incassomachtiging afgeschreven van een Postbankrekening ten name van [X].
 
j.  Bij brief van 27 juni 2005 aan Aegon heeft [Y] de buitengerechtelijke ver-
    nietiging van de overeenkomst ingeroepen en aanspraak gemaakt op terugbetaling
    van hetgeen [X] reeds aan Aegon heeft betaald.
k.  Ten tijde van de dagvaarding had [X] in totaal uit hoofde van de overeenkomst
    aan Aegon een bedrag ad € 2.200,- aan Aegon betaald.
l.  Aan [X] is uit hoofde van de overeenkomst een bedrag van £ 25,10 aan dividend
    betaald.
m. Volgens een pro forma berekening van Aegon per 20 februari 2006 zou [X] bij
    tussentijdse beëindiging van de overeenkomst per die datum aan haar nog een bedrag
    dienen te betalen van € 194,06.
 
Vordering
 
3.  [X] en [Y] vorderen na wijziging van (de grondslag van) de eis dat de kan-
     tonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
     I.   voor recht zal verklaren dat de overeenkomst buitengerechtelijk door [Y] is
          vernietigd, althans voor recht zal verklaren dat de overeenkomst nietig is, althans de
          overeenkomst zal vernietigen, althans zal ontbinden, althans voor recht zal verklaren
          dat Aegon onrechtmatig jegens [X] en [Y] heeft gehandeld,
     II.  Aegon op grond van de op haar rustende ongedaanmaldngsverplichting dan wel ten
          titel van schadevergoeding zal veroordelen tot terugbetaling van de betaalde rente ad
          € 2.200,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de contractuele ver-
          valdata,
     III. voor recht zal verklaren dat Aegon niets meer van [X] en [Y]te vorderen
          heeft, althans dat aan [X] en [Y] een verwerend beroep in rechte
          toekomt als bedoeld in artikel 3:51 lid 3 BW jegens elke aanspraak van Aegon uit
          welken hoofde ook,
     IV. Aegon zal gebieden om binnen zeven dagen na het in deze zaak te wijzen vonnis aan
          de Stichting BKR te Tiel te melden dat geen betalingsachterstanden bestaan en/of dat
          de inschrijving en achterstandscodering op basis van de overeenkomst ten onrechte
          zijn geschied, op straffe van een dwangsom van 6 500,— per dag met een maximum
          van € 10.000,--,
     V.  Aegon zal veroordelen in de proceskosten.
 
4.  Naast de voren vermelde feiten leggen [X] en [Y] daaraan - kort zakelijk
    weergegeven - ten grondslag dat de overeenkomst is aan te merken als overeenkomst van
    koop op afbetaling (huurkoop). [X] is de overeenkomst met Aegon aangegaan zonder
    toestemming of medeweten van [Y]. Eerst in april 2005 is [Y] op de hoogte gekomen van
    het bestaan van de overeenkomst, waarna hij deze buitengerechtelijk vernietigd heeft.
    Voorts stellen zij zich op het standpunt dat de overeenkomst nietig is omdat Aegon niet
    beschikte over een vergunning ex artikel 9 van de Wet op het consumentenkrediet (ver-
    der: Wck).
    Verder hebben [X] en [Y] aangevoerd dat Aegon wanprestatie heeft ge-
    pleegd en onrechtmatig gehandeld heeft doordat zij haar (pre)contractuele zorgplicht
    heeft geschonden. [X] is in het geheel niet gewezen op de risico's die verbonden zijn
    aan beleggen met geleend geld en zij heeft niet begrepen wat de overeenkomst inhield.
    Zij is van Chinese origine, beheerst de Nederlandse taal slechts matig, en had geen enkele
    ervaring met beleggen. De tussenpersoon noch Aegon heeft bij het aangaan van de over-
    eenkomst geïnformeerd naar de financiële situatie van [X], noch naar het beleggings-
    doel en de bereidheid van [X] om financiële risico's te lopen. Ware dat wel gebeurd
    dan zou een zorgvuldig handelend bankier dit beleggingsproduct hebben ontraden.
    Doordat de overeenkomst buitengerechtelijk vernietigd is, is er geen sprake van beta-
    lingsachterstand, zodat de melding daarvan bij het BKR te Tiel ongedaan dient te worden
    gemaakt.
 
Verweer
 
5.  Aegon heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring dan wel afwijzing van de
     vorderingen, althans matiging van de gevorderde vergoeding naar redelijkheid en billijk-
     heid, althans verrekening van de waardedaling van de participaties c.q. deelnemings-
     rechten ex artikel 6:278 BW, althans matiging ex artikel 6:101 BW, met veroordeling van
     [X]  en [Y], uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten vermeerderd met de
     wettelijke rente daarover vanaf de achtste dag na het te wijzen vonnis.
 
6.  Kort zakelijk weergegeven komt het verweer op het volgende neer: Aegon bestrijdt dat de
     overeenkomst gekwalificeerd moet worden als overeenkomst van huurkoop, zodat de ar-
     tikelen 1:88 en 89 BW niet van toepassing zijn. Voor het geval daarover anders geoor-
     deeld wordt, voert zij aan dat de bevoegdheid van [Y] om de overeenkomst wegens het
     ontbreken van zijn toestemming te vernietigen, verjaard is. Volgens Aegon moet ervan
     uitgegaan worden dat [Y] vanaf de aanvang van de overeenkomst op de hoogte is geweest
     van het bestaan daarvan. Tevens voert Aegon aan dat [X] na het overlijden van [Y]
     geen beroep meer kan doen op de bescherming van artikel 1:88 BW. Voorts bestrijdt Aegon
     de toepasselijkheid van de Wck op de onderhavige overeenkomst, terwijl zij tevens aanvoert
     dat het ontbreken van een vergunning ex artikel 9 Wck niet leidt tot nietigheid van de
     overeenkomst. Verder bestrijdt Aegon dat zij haar zorgplicht jegens [X] geschonden heeft
     of anderszins wanprestatie heeft gepleegd of onrechtmatig gehandeld heeft. Volgens Aegon
     is de RenteRetour Vliegwiel geen financieel riskant product, zodat er geen sprake kan zijn
     van een ver strekkende zorgplicht. Zij bestrijdt voorts het bestaan van causaal verband
     tussen de eventuele schending van haar zorgplicht en de gestelde schade. Bovendien kunnen
     de betaalde maandtermijnen volgens Aegon niet als schade van [X] worden aangemerkt. Ook
     voert zij aan dat er aan de zijde van [X] sprake is van eigen schuld. Ten aanzien van de
     omvang van de eventueel op haar rustende restitutieverplichting stelt Aegon zich op het
     standpunt dat het naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou
     zijn dat zij de reeds betaalde termijnen aan [X] zou moeten terugbetalen. Dit zou bovendien
     bezwaarlijk zijn, omdat [X] daardoor onbillijk zou worden bevoordeeld. Voorts zou volledige
     restitutie volgens Aegon in strijd zijn met artikel 6:278 BW. Tenslotte beroept Aegon zich
     op verrekening met het aan [X] uitbetaalde dividend ten bedrage van € 25,10. Met betrekking
     tot de gevorderde opheffing van de BKR-registratie heeft Aegon aangevoerd dat zij voor haar
     Vliegwiel-producten niet aangesloten is bij het BKR, zodat die vordering niet kan worden
     toegewezen.
 
Beoordeling
 
Kwalificatie van de overeenkomst
 
7.  [X] en [Y] stellen zich op het standpunt de de overeenkomst naar aard en
     strekking te beschouwen is als een huurkoopovereenkomst Aegon heeft gemotiveerd
     betoogd dat de overeenkomst niet kan worden aangemerkt als een overeenkomst van koop op
     afbetaling / huurkoop. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de cliënt-belegger noch bij het
     aangaan van de RenteRetour Vliegwiel-overeenkomst, noch bij het einde van de overeenkomst
     de beschikking krijgt over de participaties. In de praktijk - zo begrijpt de kantonrechter
     het betoog van Aegon - worden de participaties nimmer aan de belegger (af)geleverd, maar
     blijven deze in eigendom en bezit van de Stichting Aegon Beleggingsgiro.
 
8.  De in dit verband relevante bepalingen van de overeenkomst luiden als volgt:
"1. Cliënt neemt van AEGON in lease, gelijk de 2e aan cliënt in lease verstrekt, de hierna te
     noemen participaties (zie omschrijving in artikel 1 van de bijzondere voorwaarden) in het
     AEGON Optimum Wereld aandelenfonds. (...)
     (...)
 6. Zodra cliënt al datgene aan Aegon heeft betaald wat hij haar krachtens deze RenteRetour
     Vliegwiel-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden RenteRetour
     Vliegwiel verschuldigd is of zal worden, wordt cliënt van rechtswege eigenaar van de deel-
     namerechten.
 7. Aan het einde van de looptijd heeft cliënt de keuze om de deelnemingsrechten te verkopen
     of aan te houden op een geblokkeerde beleggings rekening bij AEGON Bank NV. op naam
     van cliënt. Indien cliënt kiest om de deelnemingsrechten direct te verkopen, ontvangt cliënt
     een bonus in contanten van 5% van de totale betaalde rente uit hoofde van deze overeen-
     komst. Indien cliënt kiest voor het aanhouden van de deelnemingsrechten op een geblok-
     keerde rekening bij AEGON Bank N. V. op zijn naam kan hij een hogere bonus opbouwen.
     De hoogte van de bonus is afhankelijk van het moment van verkoop van (een deel van) de
     deelnemingsrechten. Achtereenvolgens bedraagt de bonus 5%, 12,5%, 25%, 45%, 70% van
     de totaal betaalde rente uithoofde van het leasecontract gedurende respectievelijk de 1e, 2e,
     3e, 4e en 5e periode van 12 maanden. Na 5 perioden van 12 maanden ontvangt cliënt een
     bonus van 100% van de totale betaalde rente uit hoofde van deze overeenkomst.
     Indien cliënt een deel van de participaties verkoopt geldt deze regeling onverkort.
     Het recht op bonus is niet overdraagbaar en geldt alleen indien de participaties worden aan-
     gehouden op een geblokkeerde beleggingsrekening bij AEGON Bank N.V. (...)".
     (...)
     De voorts in dit verband relevante bepalingen van de Bijzondere Voorwaarden luiden als
     volgt:
"1. Het deelnemingsrecht dat de cliënt onder deze overeenkomst van AEGON in lease neemt
     betreft de in een aantal participaties uitgedrukte vordering die Aegon heeft op de Stichting
     Beleggingsgiro (de Stichting). De participaties zelf zullen door de Stichting worden gehou-
     den.
 2. AEGON blijft eigenaresse van de deelnemingsrechten totdat de cliënt haar al datgene
     heeft betaald wat hij haar krachtens de RenteRetour Vliegwiel-overeenkomst verschuldigd is.
     AEGON draagt het risico van het verloren gaan van deze vordering totdat deze eigendom
     van cliënt zal zijn geworden. Koersrisico 's komen echter voor rekening van de cliënt.
 3. Alle baten en waardeveranderingen van de deelnemingsrechten komen cliënt toe. De fondsen ke-
     ren stockdividend uit. AEGON zal deze participaties kosteloos verkopen en de opbrengst zo spoe-
     dig mogelijk aan de cliënt doen toekomen, zulks eventueel onder aftrek van wettelijk verplichte
     inhoudingen.
 4. Het beleggingsrisico, waaronder begrepen het risico van een waardedaling van de aangekochte
     participaties, waaraan het deelnemingsrecht is gekoppeld, alsmede het uitblijven van opbrengsten
     daarvan, is voor rekening van cliënt. Met AEGON RenteRetour Vliegwiel wordt belegd met ge-
     leend geld in AEGON Optimum Fondsen. De cliënt loopt kans zijn inleg te verliezen
     (...)
10. Cliënt zal niet om de uitlevering van de deelnemingsrechten vragen en stemt er mee in dat
     de deelnemingsrechten op naam van AEGON geadministreerd blijven totdat AEGON ver-
     plicht is tot rechtstreekse levering van de deelnemingsrechten aan cliënt."
11. Aan het eind van de RenteRetour Vliegwiel-overeenkomst, nadat cliënt aan al zijn ver-
     plichtingen uit de RenteRetour Vlieg wiel-overeenkomst heeft voldaan, zal AEGON de
     deelnemingsrechten leveren aan de cliënt op een AEGON Be leggings rekening via AEGON
     Bank N.V, tenzij cliënt alsdan schriftelijk meedeelt de voorkeur re geven aan verkoop van
     de participaties. De verkoopopbrengst zal in dat geval door Aegon aan cliënt worden uit-
     betaald. De verkoop vindt plaats op de eerste handelsdag na opdracht daartoe."
 
9.  Uit deze bepalingen van de overeenkomst en de Bijzondere Voorwaarden, in samenhang
     met de daarop door Aegon bij conclusie van antwoord (§§ 7.4 tot en met 7.17) en conclu-
     sie van dupliek (§§5.1 tot en met 5.5) gegeven toelichting, begrijpt de kantonrechter dat
     de RenteRetour Vliegwiel-constructie het volgende inhoudt;
     Er is een aandelenfonds met de naam Aegon Optimum Wereld Aandelenfonds (verder te
     noemen: het Fonds), dat eigenares is van een hoeveelheid aandelen. De eigendomsrechten
     op deze aandelen zijn onderverdeeld in zogenaamde participaties, die op naam gesteld
     zijn van en gehouden worden door de Stichting Aegon Beleggingsgiro (hierna: de Stich-
     ting). Aegon "koopt" ten behoeve van de cliënt-belegger een x-aantal van die participa-
     ties van de Stichting. Wat hier "koop" genoemd wordt is echter geen koop in die zin dat
     Aegon daardoor eigenares wordt van die participaties, maar houdt in dat Aegon een vor-
     dering krijgt op de Stichting tot betaling van een geldsom die bestaat uit de eventuele op-
     brengsten van de betreffende participaties en de waarde daarvan bij eventuele toekomsti-
     ge verkoop. Deze vordering geeft zij in lease uit aan de cliënt-belegger en de aanspraken
     die de cliënt-belegger uit dien hoofde verwerft worden in de overeenkomst "deelnemings-
     rechten" genoemd,
     In essentie komt het er dus op neer dat de cliënt-belegger nimmer houder, bezitter of
     eigenaar van de onderliggende aandelen of participaties wordt, maar "slechts" een geld-
     vordering op Aegon krijgt waarvan de hoogte bepaald wordt door de opbrengst van on-
     derliggende participaties gedurende de looptijd van de overeenkomst en waarde van die
     participaties bij toekomstige verkoop. Op de keper beschouwd heeft de overeenkomst dus
     betrekking op lease van een vorderingsrecht van de cliënt-belegger op Aegon tot betaling
     van een geldsom waarvan de hoogte (mede) afhankelijk is van de waarde van de onder-
     liggende participaties, waarvan de waarde klaarblijkelijk weer afhankelijk is van die van
     de onderliggende aandelen.
 
10. De kantonrechter verwerpt echter het betoog van Aegon, ertoe strekkende dat in deze
     constructie geen sprake is van huurkoop, en overweegt daartoe het volgende.
     Hoe men het ook wendt of keert en wat er zij van de wijze waarop volgens Aegon in de
     praktijk uitvoering aan de RenteRetour Vliegwiel-contructie wordt gegeven, uit de bepa-
     lingen van de overeenkomst en de Bijzondere Voorwaarden blijkt dat de constructie is
     opgezet als gericht op en resulterende in de uiteindelijke eigendomsverkrijging door de
     cliënt-belegger van het aan hem in lease uitgegeven vorderingsrecht (de deelnemings-
     rechten) op Aegon tot betaling van een geldsom. Voorts blijkt uit die bepalingen alsook
     uit de door Aegon gegeven toelichting op de constructie dat de overeenkomst beoogt de
     cliënt-belegger, mits aan de contractuele betalingsverplichting geheel is voldaan, aan het
     einde van de overeenkomst eigenaar te doen worden van dat vorderingsrecht (de deelne-
     mingsrechten). Dit vorderingsrecht is aan te merken als een vermogensrecht.
     Ook overigens voldoet de overeenkomst naar het oordeel van de kantonrechter aan de
     wettelijke definitie van huurkoop in artikel 7A:1576h juncto 1576 BW. Voor de motive-
     ring van dit oordeel verwijst de kantonrechter mede naar het vonnis van de Rechtbank
     Amsterdam van 14 april 2004, NJF 2004, 409, welke overwegingen de kantonrechter hier
     overneemt en tot de zijne maakt. Kort samengevat is de kantonrechter van oordeel dat
     huurkoop op de voet van de artikelen 7:47 en 7A: 1576 lid 5 BW betrekking kan hebben
     op vermogensrechten. De stelling van Aegon, dat de onderhavige overeenkomst geen
     huurkoopovereenkomst is omdat deze betrekking heeft op vermogensrechten, wordt der-
     halve verworpen. De overeenkomst voldoet voorts aan de essentialia van huurkoop, al-
     thans hebben deze strekking. Zoals blijkt uit artikel 6 van de overeenkomst en artikel 11
     van de Bijzondere Voorwaarden wordt [X] eerst nadat zij aan al haar verplichtingen
     uit de overeenkomst voldaan heeft, van rechtswege eigenaar van de in de overeenkomst
     bedoelde deenemingsrechten (lees: het vorderingsrecht) en is Aegon gehouden om deze
     alsdan aan [X] te leveren. Daaraan doet niet af dat [X] bij het einde van de over-
     eenkomst kan kiezen voor verkoop van deze deelnemingsrechten (lees: het vorderings-
     recht). Uit artikel 3 van de Bijzondere Voorwaarden blijkt verder dat alle baten en waar-
     deveranderingen gedurende de looptijd van overeenkomst aan [X] toekomen. Daar-
     mede is voldaan aan het vereiste van aflevering (in de zin van het feitelijk verschaffen
     van het genot) van de deelnamerechten (lees: het vorderingsrecht) aan [X] bij aanvang van
     de overeenkomst. Tenslotte blijkt uit artikel 3 van de overeenkomst dat de leasesom (waar-
     van de koopsom deel uitmaakt) in 180 termijnen betaald moet worden, zodat ook aan het ver-
     eiste van twee of meer termijnen is voldaan.
 
Toepasselijkheid van de artikelen 1:88 en 89 BW
 
11. Nu blijkens het voorgaande de overeenkomst als een huurkoopovereenkomst dient te
     worden aangemerkt, was voor het aangaan daarvan door [X] op grond van het bepaalde
     in artikel 1:88 lid 1 sub d BW de toestemming van [Y] vereist. Ingevolge artikel
     1:88 lid 3 BW moet die toestemming in geval van een huurkoopovereenkomst schriftelijk
     worden verleend, aangezien voor de huurkoopovereenkomst een onderhandse of authentieke
     akte vereist is (artikel 7A:1576i lid 1 BW). Niet in geschil is dat in het onderhavige
     geval de schriftelijke toestemming van [Y] ontbreekt.
 
12. Anders dan Aegon stelt, is de kantonrechter van oordeel dat de in artikel 1:88 lid 1 sub d
     vereiste toestemming ook geldt voorkoop op afbetaling en huurkoop van vermogens-
     rechten. De kantonrechter verwijst voor dat oordeel naar rechtsoverweging 9 van het
     vonnis van de kantonrechter te Amsterdam d.d. 25 augustus 2004 (rolnummer 03-5323,
     te vinden op
www.rechtspraak.nl onder LJN AQ 7412). De overwegingen in dat vonnis
     worden hier overgenomen en bevestigd. Er is geen aanleiding om in de onderhavige zaak
     tot een ander oordeel te komen. De beschermingsfunctie van het toestemmingsvereiste
     van artikel 1;88 lid 1 sub dBW dient van toepassing te zijn op de gehele wettelijke rege-
     ling van de koop op afbetaling, met inbegrip van de in artikel 7A: 1576 lid 5 bedoelde
     vermogensrechten zoals die van de in de onderhavige overeenkomst genoemde participa-
     ties c.q. deelnemingsrechten.
 
Verjaring
 
13. Aegon heeft verder aangevoerd dat de bevoegdheid van [Y] om de overeenkomst wegens het
     ontbreken van haar toestemming te vernietigen, is verjaard.
 
14. Ingevolge artikel 3:52 lid 1 sub d BW verjaart de rechtsvordering tot vernietiging van een
     rechtshandeling door het verloop van driejaar nadat "de bevoegdheid om deze vemieti-
     gingsgrond in te roepen, aan degene aan wie deze bevoegdheid toekomt, ten dienste is
     komen te staan". Uit de parlementaire geschiedenis (vide Parlementaire Geschiedenis
     Boek 3, pagina's 235 en 236) blijkt dat van "ten dienste komen te staan" sprake is op het
     moment waarop degene, aan wie de bevoegdheid tot het inroepen van de vernietigings-
     grond in te roepen, bekend is geworden, of redelijkerwijs geacht moet worden bekend te
     zijn geworden met de feiten die de reden vormen voor het inroepen van de vemietigings-
     grond; anders gezegd: op het moment waarop de belanghebbende de feiten leende en op
     grond daarvan de vemietigingsgrond kon inroepen (vgl. HR 31 oktober 2003, NJ 2006,
     112). Vast staat dat [Y] eerst bij brief van 27 juni 2005 een beroep gedaan heeft
     op deze vemietigingsgrond. Er was toen reeds meer dan drie jaar verstreken sedert het
     aangaan van de overeenkomst door [X]. Derhalve staat de vraag ter beantwoording op welk
     moment [Y] wist of geacht moet worden geweten te hebben dat [X] de overeenkomst met Aegon
     had gesloten.
 
15. Bij de beantwoording van deze vraag moet voorop gesteld worden dat het op de weg ligt
     van degene die een beroep op de vemietigingsgrond doet - in casu [Y] om concrete feiten
     te stellen, die de conclusie rechtvaardigen dat het beroep op de vemietigingsgrond tijdig
     is geschied.
 
16. [X] en [Y] hebben dienaangaande aangevoerd dat [X] gelijktijdig met het aangaan van de
     onderhavige overeenkomst met Aegon een andere aandelenleaseover-eenkomst heeft gesloten
     met (de rechtsvoorgangster van) Dexia N.V. en dat de periodieke betalingen voor beide
     overeenkomsten door middel van een incassomachtiging werden afgeschreven van haar eigen
     Postbankrekening, die zij zelf beheert. Daarnaast had [Y] eveneens een eigen Postbankre-
     kening die door hem beheerd werd. Voorts heeft [X] aangevoerd dat zij de onderhavige over-
     eenkomst en die met Dexia is aangegaan omdat zij meende daarmee een op termijn een kapitaal-
     tje op te bouwen als toekomstig appeltje voor de dorst, waarmee zij haar man [Y] wilde ver-
     rassen. Daarom heeft zij [Y] destijds niet over de overeenkomsten geïnformeerd. Zij stelt
     [Y] daarover eerst geïnformeerd te hebben nadat deze in april 2005 van de postbode
     een aangetekende brief van Dexia in ontvangst had genomen waarin betaling werd ver-
     langd van een bedrag van ruim € 7.000,-- op grond van de door [X] met Dexia gesloten overeen-
     komst. Mede gelet op de betrekkelijk geringe omvang van de maandelijkse financiële last uit
     de onderhavige overeenkomst, acht de kantonrechter deze verklaring niet ongeloofwaardig.
     Behoudens door Aegon te leveren tegenbewijs acht de kantonrechter daarom voldoende door [X]
     en [Y] aannemelijk gemaakt dat eerst in april 2005 met het bestaan van de overeenkomst bekend
     is geworden. Door Aegon is dienaangaande evenwel geen concreet tegenbewijs aangeboden, zodat
     haar verweer op dit punt als onvoldoende gemotiveerd dient te worden gepasseerd. Het door
     Aegon gedane beroep op verjaring wordt derhalve verworpen.
 
17. De conclusie is derhalve dat de overeenkomst door [Y] bij brief van 27 juni 2005 buitengerech-
     telijk is vernietigd wegens het ontbreken van zijn op grond van het bepaalde in artikel 1 :88
     BW vereiste toestemming tot het aangaan van de overeenkomst door [X].
 
18. Aegon heeft voorts nog aangevoerd dat, nu [Y] inmiddels overleden is, [X] geen belang meer
     heeft bij een beroep op de bescherming van artikel 1:88 BW. Aegon ziet er daarbij echter aan
     voorbij dat de overeenkomst door [Y] reeds vernietigd is voordat hij kwam te overlijden. Die
     vernietiging wordt niet ongedaan gemaakt door het overlijden van [Y]. Voorts is de uit die
     vernietiging voortvloeiende rechtsvordering tot ongedaanmaking aan te merken als een vermo-
     gensrecht dat door het overlijden van [Y] over gegaan is op diens erfgenamen. Niet weersproken
     is [X] erfgename is van [Y]. Zij kan derhalve de vordering tot ongedaanmaking jegens Aegon gel-
     dend maken. Dat zou overigens evenzeer het geval zijn geweest als [Y] niet overleden was.
     Weliswaar kan op grond van artikel 1:89 lid 1 BW slechts de andere echtgenoot een beroep doen
     op de vernietigingsgrond, doch geen wettelijke bepaling verzet zich er tegen dat vervolgens de
     echtgenoot-contractspartij een beroep doet op de rechtsgevolgen van die vernietiging. Ware dat
     anders dan zou daardoor de met de artikelen 1:88 en 89 BW beoogde gezinsbescherming illusoir
     zijn.
 
Omvang restitutieverplichting
 
19. Het voren overwogene leidt ertoe dat op Aegon de verplichting rust tot restitutie van het-
     geen [X] uit hoofde van de vernietigde overeenkomst aan haar heeft voldaan. Het gaat daar-
     bij om een bedrag van € 2.200,-.
 
20. Aegon heeft een beroep gedaan op verrekening van het door [X] uithoofde van de overeenkomst
     ontvangen dividend ten bedrage van € 25,10. [X] heeft bij conclusie van repliek (§ 11.1)
     aangegeven dit niet onredelijk te achten en zich dienaangaande te refereren. Deze verreke-
     ning zal derhalve worden gehonoreerd.
 
21. Het beroep van Aegon op de artikelen 6:2 en 6:248 BW ten betoge dat (volledige) resti-
     tutie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, wordt door
     de kantonrechter verworpen. Aegon had het risico van vernietiging van de overeenkomst op
     grond van de artikelen 1:88 en 89 BW op eenvoudige wijze kunnen vermijden door de over-
     eenkomst mede door [Y] te doen ondertekenen. De overeenkomst voorziet er ook in dat deze
     mede ondertekend wordt door de andere echtgenoot/partner. Dat Aegon in het onderhavige ge-
     val van die mede ondertekening afgezien heeft, is een omstandigheid die geheel voor haar
     risico komt. De kantonrechter ziet geen enkele grond om de gevolgen van die nalatigheid van
     Aegon geheel of ten dele af te wentelen op [X] en [Y] en op die manier de vernietiging van
     de overeenkomst feitelijk geheel of ten dele op te heffen. Om dezelfde redenen bestaat even-
     min grond voor toepassing van artikel 6:101 BW.
 
22. Het beroep van Aegon op toepassing van artikel 6:278 BW wordt eveneens verworpen.
     Daartoe wordt overwogen dat die bepaling eerst dan toepassing kan vinden, indien aan
     een tweetal voorwaarden is voldaan. In de eerste plaats moet ter uitvoering van de over-
     eenkomst een prestatie zijn verricht die als gevolg van ontbinding, vernietiging, of nietig-
     heid ongedaan moet worden gemaakt. In de tweede plaats moet blijken dat voor degene
     die kiest voor het rechtsmiddel dat restitutie meebrengt, deze keuze door wijziging van de
     waarde van de prestatie aantrekkelijker is geworden dan zij dadelijk na de uitvoering van
     de overeenkomst was en dat de keuze juist door deze omstandigheid is ingegeven (zie
     Toelichting Meijers bij art. 6:278 BW, Pari. Gesch. Boek 6, p. 1039, tweede volle alinea).
     Zowel ten aanzien van het eerste als ten aanzien van het tweede aspect rusten de stelplicht
     en eventuele bewijslast op de partij die zich van art. 6:278 BW wenst te bedienen, in casu
     Aegon. (vgl. Commissie van Beroep DSI, uitspraak van 27 januari 2005, te vinden op
    
www.dsi.nl onder "uitspraken": KCHB 2005 nr. 91). Uit de eigen stellingen van Aegon
     volgt evenwel dat zij de litigieuze deelnemingsrechten (lees: het vorderingsrecht) nimmer
     aan [X] heeft geleverd, zodat van een prestatie in de zin van voormelde bepaling geen sprake
     is.
     Voorts is de kantonrechter van oordeel dat de gevolgen van toepassing van artikel 6:278
     BW zich niet verdragen met de door de wetgever beoogde, in de artikelen 1:88 en 89 BW
     vormgegeven bescherming van de echtgenoot die geen partij was bij de overeenkomst en
     daarvoor evenmin toestemming heeft gegeven.
 
23. De wettelijke rente over het per saldo door Aegon aan [X] en [Y] terug te betalen bedrag
     is toewijsbaar vanaf het verstrijken van de in de brief van Van der Vos d.d. 27 juni
     2005 genoemde termijn van 14 dagen, derhalve vanaf 11 juli 2005.
 
BKR-registratie
 
24. Aegon heeft gesteld dat zij terzake Vliegwiel-producten niet aangesloten is bij het BKR,
     zodat de hierop betrekking hebbende vordering van [X] en [Y] niet kan worden toegewezen.
 
25. In artikel 12 van de Bijzondere Voorwaarden is evenwel bepaald:
         " AEGON zal het Bureau Kredietregistratie (B.K.R.) te Tiel informeren over de RenteRetour
         Vliegwiel-overeenkomst en eventuele betalingsachterstanden van cliënt."
     Het door Aegon ten processe ingenomen standpunt spoort niet met deze bepaling in haar
     Bijzondere Voorwaarden.
 
26. Niettemin zal de hierop betrekking hebbende vordering van [X] en [Y] worden afgewezen,
     nu gesteld noch gebleken is dat Aegon daadwerkelijk bij het BKR melding heeft gemaakt
     van de onderhavige overeenkomst en eventuele betalingsachterstanden van A uit hoofde
     van de overeenkomst. Dat neemt niet weg dat, indien bedoelde stellingen van Aegon on-
     juist mochten blijken te zijn, [X] zonodig alsnog zal kunnen vorderen dat Aegon doet
     wat nodig is om de betreffende registratie bij het BKR ter zake de onderhavige over-
     eenkomst te doen opheffen.
 
Slotsom en kosten
 
27. Het voorgaande leidt tot slotsom dat de primaire vordering als omschreven in alinea 3
     onder I toewijsbaar is. Eveneens toewijsbaar is de vordering als omschreven in alinea 3
     onder II voor zover het de ongedaanmakingsverplichting van Aegon betreft.
     Aangezien hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd niet tot een andere uitkomst
     leidt, behoeven die stellingen geen verdere bespreking.
 
28. Als overwegend in het ongelijk gestelde partij zal Aegon worden veroordeeld in de pro-
     ceskosten aan de zijde van [X] en [Y] zoals hierna vermeld.
 
Beslissing
 
De kantonrechter:
 
1.  verklaart voor recht dat de overeenkomst bij brief van 27 juni 2005 door [Y]
     buitengerechtelijk is vernietigd;
2.  veroordeelt Aegon tot (terugbetaling aan [X] en [Y] van een bedrag groot
    (€ 2.200,-- minus € 25,10=) € 2.174,90 vermeerderd met de wettelijke rente daarover
    vanaf 11 juli 2005 tot de dag der voldoening;
3.  veroordeelt Aegon in de proceskosten aan de zijde van [X] en [Y] tot op heden in
    totaal vastgesteld op € 580,87 en veroordeelt Aegon mitsdien te voldoen:
a.  aan de griffier van de sector Kanton, locatie 's-Gravenhage:
    1. € 147,-- voor in debet gesteld griffierecht,
    2. € 84,87 voor kosten van de dagvaarding,
    3. € 300,-- voor salaris van de gemachtigde van [X] en [Y]
    in totaal derhalve € 531,87, met welk bedrag de griffier zal dienen te handelen over-
    eenkomstig het bepaalde in artikel 243 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering,
b.  aan [X] en [Y] € 49,-- voor niet in debet gesteld griffierecht;
 
4.  verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af wat meer of anders gevorderd is.
 

Dit vonnis is gewezen door mr. H.S. Wiarda, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van 25 oktober 2006.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL