Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector kanton - locatie 's-Gravenhage  
vm 
rolnummer. 594000/06-13574
16 januari 2007
 
Vonnis in de zaak van: 
  
  
[X],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr, M. J. Meijer, advocaat te 's-Gravenhage,
 
tegen
 
de besloten vennootschap Aegon Financiële Diensten B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde partij,
gemachtigde: mrs. B.W.G. van der Velden en L.W.H. Sinnige, advocaten te Amsterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als "[X]" en "Aegon". 
  
Procedure
 
1 .De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:

-   de dagvaarding van 28 maart 2006;
-   het vonnis van deze rechtbank, sector civiel tot verwijzing van 21 juni 2006;
-   de conclusie van antwoord;
-   de conclusie van repliek/akte wijziging eis;
-   de conclusie van dupliek.
 
Feiten
 
2. Op grond van hetgeen door partijen over en weer is gesteld en blijkt uit overgelegde stukken, een en ander voor zover niet of onvoldoende weersproken, kan in deze zaak van het volgende worden uitgegaan:
 
a.   Tussen [X] en Aegon is op 1 februari 2000, respectievelijk op 15 januari 2001, telkens een effectenlease-overeenkomst gesloten, respectievelijk met de naam "Rendements Vliegwiel" en "Koopsom Vliegwiel" onder de nummers [nummer] en [nummer] (verder: de overeenkomsten),
 
b,   Op de overeenkomsten zijn van toepassing de Bijzondere Voorwaarden Rendements Vliegwiel en de Bijzondere Voorwaarden Koopsom Vliegwiel (verder; de Bijzondere Voorwaarden). 
 
c. De overeenkomsten betreffen het beleggen met geleend geld en hebben een looptijd van 120, respectievelijk van 60, maanden. 
 
d.   De overeenkomsten houden in dat de belegger een bedrag leent van Aegon tegen een rente van 10,00% (10,47% effectief), respectievelijk van 10,50 % per jaar, waarvoor door Aegon aandelen worden gekocht, die door haar in lease aan de belegger worden verstrekt.
 
e.   Ten aanzien van de eerste overeenkomst geldt dat de belegger gedurende de looptijd van de overeenkomst een maandelijks bedrag betaalt, dat bestaat uit rente en administratiekosten. Op de 15de dag van de 119e maand moet een bedrag van ƒ 100,00 (€ 45,38) moet worden voldaan in mindering op de hoofdsom van de geldlening. Het restant van de geldlening moet aan het einde van de looptijd van de overeenkomst worden voldaan, waarna de belegger eigenaar wordt van de onderliggende aandelen. Bij voortijdige beëindiging vindt verkoop van de aandelen en verrekening plaats. Bij een negatieve uitkomst van de verrekening moet de belegger het tekort aan Aegon voldoen.
Ten aanzien van de tweede overeenkomst geldt dat de contante waarde van de over de geldlening gedurende de looptijd van de overeenkomst verschuldigde rente door de belegger binnen twee weken na contractsluiting wordt voldaan. Op de 15e dag van de 59e- maand moet een bedrag van / 100,00 (€ 45,38) worden voldaan in mindering op de hoofdsom van de geldlening. Het restant van de geldlening moet aan het einde van de looptijd van de overeenkomst worden voldaan, waarna de belegger eigenaar wordt van de onderliggende aandelen. Desgewenst kan het restant van de geldlening worden verrekend met de verkoopopbrengst van de onderliggende aandelen. In geval van tussentijdse beëindiging van de overeenkomst heeft . de belegger recht op teruggave van de helft van de op dat moment nog niet vervallen renteverplichting. Deze teruggave wordt verrekend met het saldo van de verkoopopbrengst van de onderliggende aandelen en de restant hoofdsom van de geldlening. Indien de uitkomst hiervan negatiefis, dient de belegger het tekort aan Aegon te betalen.
 
f.    Bij de totstandkoming van de overeenkomsten is [X] geadviseerd door Pel & Mulder Adviesgroep.
 
g.    [X] heeft ingevolge de eerste overeenkomst van Aegon 255 aandelen geleased in de volgende fondsen: ABN AMRO, Ahold, Getronics, ING en Numico (telkens 51 aandelen). De totale leasesom bedraagt € 21.189,60 en is opgebouwd uit het aankoopbedrag van de aandelen ad € 10.322,40, € 544,80 administratiekosten en
€ 10.322,64 rente.
 
h.   [X] heeft ingevolge de tweede overeenkomst van Aegon 849 aandelen geleasd in elk van de volgende fondsen: Ahold, Kon.Olie, TPG, ING en Wolters Kluwer. De totale leasesom bedraagt € 45.381,94 en is opgebouwd uit het aankoopbedrag van de aandelen ad € 32.252,14 en rente ad € 13.129,80.
 
i.   Gedurende de looptijd van de overeenkomst heeft [X] uit de Rendements Vliegwiel overeenkomst een bedrag ad € 967,51 en uit de Koopsom Vliegwiel overeenkomst € 2.353,75 aan dividend ontvangen. 
  
Vordering
 
3.    [X] vordert na wijziging van eis dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
4.    Naast de voren vermelde feiten legt [X] daaraan - kort zakelijk weergegeven - ten grondslag dat de overeenkomsten zijn aan te merken als overeenkomsten van koop op afbetaling (huurkoop). [X] voert aan dat Aegon toerekenbaar tekortgeschoten is in haar (precontractuele) zorgplicht jegens hem, althans onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld, door hem voorafgaande aan de totstandkoming van de overeenkomsten onjuist te (doen) infonneren omtrent de werkelijke aard, inhoud en betekenis van de overeenkomsten en de daaraan verbonden risico's, geen cliëntenprofïel van hem op te stellen zoals op grond van (de toelichting bij artikel 28 lid 2 van) de Nadere Regeling toezicht Effectenverkeer 1999 (hiema: de NR 1999) vereist is en geen of onvoldoende rekening te houden met zijn geringe financiële draagkracht.
Voorts voert [X] aan dat hij bij het aangaan van de overeenkomsten heeft gedwaald omtrent de aard en inhoud van de overeenkomsten, de betekenis daarvan en de aan de overeenkomsten verbonden risico's. Het hem verstrekte informatiemateriaal is daarover onduidelijk en misleidend, in zoverre is er naar zijn mening sprake van misleiding. Aegon heeft voorts misbruik gemaakt van bevoegdheid door [X], die van beleggen geen verstand had en slechts een bescheiden inkomen heeft, niet naar behoren te informeren over de aard, inhoud en risico's van de overeenkomsten. Als Aegon zich naar behoren van haar zorgplicht had gekweten, dan had zij alvorens de overeenkomsten aan te gaan zich op de hoogte gesteld van de financiële situatie van [X] en had zij op grond daarvan [X] ervan moeten weerhouden de overeenkomsten aan te gaan. Deze nalatigheid van Aegon is aan te merken als onrechtmatige daad.
Verder voert [X] aan dat de overeenkomsten niet voldoen aan dwingendrechtelijke bepalingen van de Wck en titel 5 van boek 7A BW, alsmede dat Aegon ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten niet beschikte over een vergunning als bedoeld in artikel 9 Wck en dat zij bepalingen van de Wid niet nageleefd heeft. Ook zijn de overeenkomsten in strijd met de wetsbepalingen van boek 7A, vijfde titel A van het BW. Volgens [X] zijn de overeenkomsten daarom nietig.
Tenslotte betwist [X] dat de onderliggende aandelen daadwerkelijk door Aegon zijn gekocht.
 
Verweer
 
5.   Aegon heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [X] en veroordeling van [X], uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de achtste dag na het te wijzen vonnis,
Kort zakelijk weergegeven komt het verweer op het volgende neer: Aegon bestrijdt dat de overeenkomsten gekwalificeerd moeten worden als overeenkomsten van huurkoop. Voorts bestrijdt zij dat zij haar zorgplicht geschonden heeft, dan wel jegens [X] onrechtmatig heeft gehandeld of misbruik gemaakt heeft van omstandigheden. Zij bestrijdt dat zij tekortgeschoten is in haar informatieverstrekking over de aard en inhoud van de overeenkomsten en de daaraan verbonden risico's en zich heeft bediend van misleidende reclame. Ook bestrijdt zij het beroep van [X] op dwaling, misbruik van omstandigheden en misbruik van recht. De Wck is volgens Aegon niet op de overeenkomsten van toepassing en overigens zijn de bepalingen van de overeenkomsten daarmee niet strijd. Het ontbreken van een vergunning ex artikel 9 Wck maakt de overeenkomsten niet nietig. Evenmin is er volgens Aegon sprake van handelen in strijd met bepalingen van de Wid en artikel 7A:1576c BW. Zij handhaaft dat zij aandelen heeft gekocht, Artikel 6:278 lid 2 BW is niet van toepassing. Tenslotte beroept Aegon zich op eigen schuld van [X].
 
Beoordeling
 
Kwalificatie van de overeenkomst
 
6.    Met betrekking tot de vraag of de onderhavige overeenkomsten zijn aan te merken als huurkoopovereenkomst overweegt de kantonrechter dat de overeenkomsten voldoen aan de wettelijke definitie van huurkoop in artikel 7A;1576h juncto 1576 BW. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de kantonrechter mede naar het vonnis van de Rechtbank Amsterdam van 14 april 2004, NJF 2004,409, welke overwegingen de kantonrechter hier overneemt en tot de zijne maakt,
 
7.   Kort samengevat is de kantonrechter van oordeel dat huurkoop op de voet van de artikelen 7:47 en 7A:1576 lid 5 BW betrekking kan hebben op vermogensrechten. De stelling van Aegon, dat de onderhavige overeenkomsten geen huurkoopovereenkomst zijn omdat deze betrekking hebben op vermogensrechten, wordt derhalve verworpen.
De overeenkomsten voldoen voorts aan de essentialia van huurkoop, althans hebben deze strekking. Zoals blijkt uit artikel 7, respectievelijk 6, van de overeenkomsten en artikel 9 van de Bijzondere Voorwaarden dat [X] eerst nadat hij aan al zijn verplichtingen uit de overeenkomsten voldaan heeft, van rechtswege eigenaar van de in de overeenkomsten genoemde aandelen wordt en is Aegon gehouden om de aandelen alsdan aan [X] te leveren. Daaraan doet niet af dat [X] bij het einde van de overeenkomsten kan kiezen voor verkoop, van de aandelen. Uit artikel 2 van de Bijzondere Voorwaarden blijkt verder dat alle ' baten en waardeveranderingen gedurende de looptijd van overeenkomst aan [X] toekomen. Daarmede is voldaan aan het vereiste van aflevering (in de zin van het feitelijk verschaffen van het genot) van de aandelen aan [X] bij aanvang van de overeenkomsten. Tenslotte blijkt uit artikel 3 van de overeenkomsten dat de leasesom (waarvan de koopsom deel uitmaakt) telkens in 120, respectievelijk 240, termijnen betaald moet worden, zodat ook aan het vereiste van twee of meer termijnen is voldaan. De door [X] gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomsten als koop op afbetaling (te weten huurkoop) dienen te worden gekwalificeerd, zal mitsdien worden toegewezen.
 
Misleidende reclame en wilsgebreken
 
8.    Het beroep van [X] dat hij bij het aangaan van de overeenkomsten omtrent de aard, inhoud en risico's van de overeenkomsten door Aegon misleid is en dat de overeenkomsten op grond van een wilsgebrek tot stand zijn gekomen wegens - kort gezegd - misleidende, onjuiste, dan wel niet of onvoldoende informatieverstrekking door Aegon, wordt verworpen,
 
9.    Overwogen wordt dat Aegon- naar zij bij conclusie van antwoord heeft gesteld en door [X] bij conclusie van repliek niet is weersproken - voorafgaande aan het sluiten van de overeenkomsten aan [X] informatiemateriaal heeft toegezonden bestaande uit de (concept)overeenkomst, de Bijzondere Voorwaarden en een brochure over het Vliegwiel, en dat zulks geschied is naar aanleiding van een door [X] aan Aegon toegezonden aanvraag. In deze brochure wordt bij herhaling gewezen op de risico's die aan het beleggen in aandelen verbonden zijn. Voorts blijkt zowel uit de brochure, als uit de (concept)overeenkomst als uit de Bijzondere voorwaarden duidelijk dat er sprake is van een geldlening waarmee aandelen worden gekocht en waarvoor in maandelijkse termijnen een bedrag betaald moet worden dat bestaat uit aflossing, rente en administratiekosten. Dit moet ook [X], aangenomen dat hij - zoals van hem verwacht mag worden - deze documenten zorgvuldig gelezen heeft alvorens de overeenkomst te ondertekenen, duidelijk zijn geweest. Daar komt bij dat, indien hij de inhoud van die documenten niet begreep of daarover vragen had, het op de weg van [X] had gelegen om daarover nadere uitleg te vragen. Gesteld noch gebleken is dat hij dat gedaan heeft,
Voor zover er aan de zijde van [X] al sprake mocht zijn geweest van dwaling omtrent de aard van de overeenkomsten en de daaraan verbonden risico 's, dient deze op grond van het vorenstaande voor zijn rekening en risico te blijven.
Van bedrog, in de zin van het doen van opzettelijke gedane onjuiste mededelingen, opzettelijke verzwijging van feiten of een andere kunstgreep is niet gebleken. Misbruik van omstandigheden, hierin bestaande dat misbruik is gemaakt van de onervarenheid en afhankelijkheid van [X], is in het licht van het bovenstaande evenmin aannemelijk geworden.
 
Toepasselijkheid Wck
 
10.    De stelling van Aegon dat de Wck niet op de Koopsom Vliegwiel overeenkomst van toepassing is, omdat de kredietsom bij het aangaan van de overeenkomsten meer dan ƒ 50.000,-- (€ 22.698,01) bedroeg, treft doel, Immers de voor de aankoop van de aandelen door Aegon aan [X] beschikbaar gestelde geldsom bedroeg blijkens de overeenkomst € 32,252,14. Ingevolge artikel 3 lid 2 Wck, zoals geldend ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten, is de Wck dus niet op deze overeenkomst van toepassing. Dit brengt mee dat de stellingen van [X] met betrekking tot schending door Aegon van bepalingen van de Wck in zoverre geen nadere bespreking behoeven.
 
11.    Anders ligt dit aanzien van de Rendements Vliegwiel overeenkomst, waarbij aan [X] € 10,322,40 ter beschikking is gesteld voor de aankoop van aandelen, Hier geldt het navolgende.
 
12. [X] heeft zich er op beroepen dat deze overeenkomst nietig dan wel vernietigbaar is, omdat niet is voldaan aan het bepaalde in de artikelen 9,26,28,30, derde lid onder c, 33 sub b onder 1, 33 aanhef en onder c Wck, hetgeen door Aegon is bestreden.
 
13.    Overwogen wordt dat in de Wck onder krediettransactie onder meer wordt verstaan iedere overeenkomst en ieder samenstel van overeenkomst met de strekking dat door of vanwege de kredietgever aan de kredietnemer een geldsom ter beschikking wordt gesteld en de kredietnemer aan de kredietgever een of meer betalingen doet (artikel \ aanhef en sub a onder 1 Wck). De onderhavige overeenkomst kenmerkt zich onder meer hierdoor dat Aegon aan [X] een bedrag ter beschikking heeft gesteld, waarover [X] rente verschuldigd was, en welk bedrag hij gedurende de looptijd diende terug te betalen. Aldus voldoen deze overeenkomst aan bovengenoemde definitie. In dit verband is van belang dat de wetsgeschiedenis bij art. 1 Wck (Kamerstukken II1986-1987,19 7S5, nr. 3, blz. 68) onder meer venneldt:
    "Centraal in de wet staat het begrip krediettransactie, dat beoogt alle relevante vormen van consumentenkrediet te omvatten. Uitgangspunt is dat een feitelijke omschrijving wordt gegeven van de verschillende elementen, waaruit een krediettransactie kan bestaan. Bij een meer formeel-juridische benadering beslaat het gevaar van ontduiking van de wet via juridische constructies die de economische werkelijkheid maskeren."
Nu ook aan de overige eisen voor toepasselijkheid van de Wck is voldaan, is deze wet op de onderhavige overeenkomst van toepassing.
 
14.    Hierbij is in aanmerking genomen dat de overeenkomst niet valt onder de uitzondering van artikel 4 lid 1 onder h Wck. In het onderhavige geval was immers geen sprake van het verstrekken van zekerheid door middel van belening van effecten van [X], reeds omdat volgens de voorwaarden de onderhavige aandelen niet eerder dan aan het einde van de looptijd eigendom zouden worden van [X]. Ook uit de memorie van toelichting op de Wck (Kamerstukken II1986-1987,19 785, nr. 3, blz. 40/41)* waarin - kort samengevat -wordt gesteld dat de regering wat betreft effectenbelening ervoor heeft gekozen deze niet onder de Wck te brengen omdat de bestendige praktijk is dat de lening niet groter mag zijn dan ongeveer 70% van de waarde van de effecten en de aldus geboden ruime mate van zekerheid hier tot gevolg heeft dat het krediet goedkoper is, volgt dat deze bepaling niet ziet op een constructie als de onderhavige waarin van belening geen sprake is. De hiertegenover staande opvatting, die blijkt uit de beantwoording van Kamervragen door de Minister van Financiën op 6 juli 1998 (aanhangsel Handelingen II1997-1998, nr. 1470, blz. 3015-3016) en uit de memorie van toelichting op de wet van 20 december 
2001, Stb. 2001,669, tot wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 en de Wet op het consumentenkrediet teneinde de reikwijdte van de bepalingen inzake de informatieverstrekking aan publiek uit te breiden (Kamerstukken II2000-2001,27 869, nr. 3, blz. 3), dat aandelenlease-constnicties onder de uitzondering van artikel 4 lid l onder h Wck vallen, kan niet tot een ander oordeel leiden. Deze interpretatie strookt namelijk niet met de duidelijke bewoordingen van de wet en de bedoeling van de (toenmalige) wetgever, zoals die volgt uit de hiervoor geciteerde passage in de memorie van toelichting op de Wck, en gaat uit van de kennelijk onjuiste opvatting dat aandelenlease-constructies mede inhouden dat de kredietnemer aan de kredietgever zekerheid verstrekt op aandelen die hem (de kredietnemer) in eigendom toebehoren.
 
Ontbreken vergunning ex artikel 9 Wck
 
15.  Nu vast is komen te staan dat de Wck op de onderhavige overeenkomst van toepassing is, staat tevens vast dat Aegon over een vergunning als bedoeld in artikel 9 Wck diende te beschikken. Aegon erkent geen Wck vergunning te hebben (gehad), doch meent dat dit niet meebrengt dat de overeenkomst nietig of vernietigbaar zijn.
 
16.  De kantonrechter deelt het standpunt van Aegon dat uit de systematiek van de Wck volgt dat het sluiten van een onder het bereik van de Wck vallende kredietovereenkomst zonder te beschikken over de vereiste vergunning, de overeenkomst niet nietig of vernietigbaar maakt, maar slechts leidt tot strafbaarheid van de kredietinstelling. In de Wck is immers telkens nauwkeurig aangegeven welke afwijkingen van de bepalingen van die wet leiden tot nietigheid dan wel vernietigbaarheid. Daarentegen kent die wet geen bepaling die inhoudt dat het ontbreken van de vergunning leidt tot nietigheid of vernietigbaarheid van de kredietovereenkomstj doch wordt het sluiten van kredietovereenkomst zonder vergunning in artikel 69 Wck strafbaar gesteld,
 
17.  De vernietigbaarheid van de overeenkomst volgt ook niet uit artikel 3:40 lid 2 BW, aangezien het vergunningvereiste van artikel 9 Wck niet de strekking heeft de geldigheid van zonder die vergunning gesloten overeenkomst aan te tasten en het ontbreken van de vergunning ingevolge artikel 3:40 lid 3 BW derhalve niet leidt tot vernietigbaarheid van de overeenkomst.
 
Schending van de artikelen 26, 28 en 30, derde lid onder c, Wck
 
18. Ten aanzien van de artikelen 26 en 28 Wck wordt overwogen dat de wetgever aan de schending van deze bepalingen kennelijk welbewust evenmin een civielrechtelijke sanctie heeft verbonden. Dit geldt a fortiori ten aanzien van artikel 30, derde lid onder c Wck, nu het vijfde lid van dit wetsartikel nadrukkelijk bepaalt dat de kredietovereenkomst vernietigbaar is, indien niet is voldaan aan het bepaalde in het eerste en tweede lid en schending van het derde lid hierbij niet wordt genoemd. Dit brengt mee dat schending van voornoemde wetsbepalingen evenmin leidt tot nietigheid dan wel vernietigbaarheid van de overeenkomst. De stellingen van partijen betreffende schending van de artikelen 26,28 en 30, derde lid onder c Wck behoeven dan ook geen nadere bespreking.
 
Artikel 33 sub b onder 1 Wck
 
19. Ingevolge artikel 33 sub b onder 1 Wck is een kredietovereenkomst nietig, behoudens twee met name genoemde uitzonderingsgevallen, voor zover de kredietnemer zich daarbij verplicht tot het aangaan van een andere overeenkomst. Deze wetsbepaling ziet op een situatie waarin een kredietnemer verplicht wordt een andere overeenkomst aan te gaan, doch van een dergelijke situatie is in casu geen sprake, De onderhavige overeenkomst betreft nu juist de huurkoop van de in de pvereenkomst zelve met name genoemde aandelen en het is ten behoeve van deze specifieke aandelen dat door Aegon een lening aan [X] wordt verstrekt. Tot het aangaan van een enige andere overeenkomst is [X] niet verplicht.
 
20. De slotsom is dat de Rendements Vliegwiel overeenkomst niet op grond van de Wck nietig of vernietigbaar is.
 
Toepasselijkheid Wid
 
21. Met betrekking tot de toepasselijkheid van de Wid op de overeenkomsten heefl Aegon terecht aangevoerd dat al zou in strijd met de Wid gehandeld zijn, zulks de overeenkomsten niet nietig of vernietigbaar maakt, De juistheid van dit standpunt blijkt - zoals Aegon met juistheid heeft gesteld - uit het door haar in § 10.3 van haar conclusie van dupliek weergeven citaat uit de parlementaire geschiedenis, luidende
    Overigens wordt voor de duidelijkheid opgemerkt dat indien in strijd met de identificatieplicht is gehandeld [...] dit [...] in burgerrechtelijk opzicht geen gevolgen heeft voor de rechtsgeldigheid van de overeenkomst. Immers de overeenkomst zelve wordt door deze wet niet verboden, terwijl daarnaast deze wet aan overtreding niet do sanctie van nietigheid van de overeenkomst verbindt. Ook artikel 3:40 BW roept deze gevolgen niet op,"
De stellingen van [X] omtrent schending door Aegon van bepalingen van de Wid behoeven daarom geen nadere bespreking.
 
Strijd met bepalingen van titel 5 van boek 7A BW
 
22. [X] stelt dat artikel 6 van de Bijzondere Voorwaarden in strijd is met het bepaalde in artikel 7A: 1576c BW omtrent vervoegde opeisbaarheid. Artikel 6 van de Bijzondere Voorwaarden handelt echter niet over vervroegde opeisbaarheid, maar over de in geval van wanbetaling verschuldigde incassokosten. Kennelijk doelt [X] op het bepaalde in artikel 5 van de Bijzondere Voorwaarden, dat luidt:
    "Indien:
    -  cliënt na schriftelijke ingebrekestelling nalatig blijft met het betalen van één of meer maandtermijnen of indien hij na dergelijke ingebrekestelling nalatig blijft met het nakomen van enige verplichting die deze Vliegwiel-overeenkomst of de wet op hem legt,
    -  cliënt surseance van betaling heeft aangevraagd of in staat van faillissement is verklaard, is Aegon gerechtigd het nog niet betaalde deel van de overeengekomen leasesom in zijn geheel op te eisen. Indien cliënt dan alsnog aan zijn verplichtingen heeft voldaan is hij eigenaar van de aandelen geworden, Indien hij echter niet binnen 30 dagen nadat een van de in dit artikel omschreven evenementen zich voordeed aan zijn verplichtingen heeft voldaan, zal Aegon via Bank Labouchère N. V. de aandelen op de Amsterdamse Effectenbeurs verkopen, Aegon zal de opbrengst van de verkoop in mindering brengen op datgene wat cliënt haar verschuldigd is. Een eventueel batig saldo zal alsdan door Aegon aan cliënt worden uitbetaald."
23.  Met Aegon is de kantonrechter van oordeel dat, anders dan [X] heeft aangevoerd, indien en voor zover het bepaalde in artikel 5 van de Bijzondere Voorwaarden in strijd is met artikel 7A; 1576c BW, dit niet leidt tot nietigheid van de gehele overeenkomst, maar slechts tot nietigheid van het met artikel 7A:1576c BW strijdige beding. 
 
24.  Voorts deelt de kantonrechter de opvatting van Aegon dat de overeenkomsten geen bepaling bevatten die vervroegde aflossing verbieden. Overigens geldt ook hier dat, al zou de overeenkomsten wel een beding in strijd met artikel 7A:1576e BW bevatten, zulks niet tot gevolg zou hebben dat de gehele overeenkomsten nietig zouden zijn, maar slechts dat het strijdige beding nietig zou zijn.
 
Aankoop van ds aandelen
 
25. Met Aegon is de kantonrechter van oordeel dat dit geschilpunt voor de onderhavige procedure niet van belang is» omdat de vorderingen van [X] niet gericht zijn op nakoming van de overeenkomst en verkrijging van de aandelen, maar daarentegen juist op het ongedaan maken van de overeenkomsten en haar gevolgen,
 
Zorgplicht
 
26. Bij beide overeenkomsten blijft aan het einde van de looptijd een restschuld over, die ofwel uit de (eventuele) waardestijging van de aandelen, ofwel uit andere financiële middelen van [X] moet worden betaald.
 
27.  De stellingen van [X] dat Aegon zich niet naar behoren heeft gekweten van de op haar rustende zorgplicht treffen doel.
 
28.  Bij dit oordeel stelt de kantonrechter voorop dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (23 mei 1997 NJ 1998 nr. 192,9 januari 1998 NJ 1999 nr. 285 en 11 juli 2003, JOR 2003,199) banken, gelet op hun maatschappelijke functie, een bijzondere zorgplicht hebben jegens ondermeer hun (potentiële) cliënten zoals [X]. Hoewel Aegon geen bank is, heeft deze zorgplicht ook voor haar als financiële instelling te gelden. Weliswaar zagen deze arresten niet op aandelenleaseconstructies, maar gelet op de aan de onderhavige overeenkomst verbonden risico's bestaat er geen aanleiding om in dit soort gevallen anders te oordelen.
 
29. Overeenkomstig de uitspraken van de Rechtbank Amsterdam d.d. 30 juni 2004, NJF 2004 nr. 410, en de Klachtencommissie DSI d.d. 5 februari 2004, NJF nr. 446, alsmede de Commissie van Beroep DSI d.d. 27 januari 2005, JOR 2005,97 is de kantonrechter van oordeel dat Aegon bij het aanbieden van de onderhavige overeenkomst van aandelenlease met name gehouden was aan artikel 28 van de Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer 1999 (hierna: de NR), waarin voormelde bijzondere zorgplicht van banken nader is gecodificeerd. Dat Aegon een kant-en-klaar effectenproduct aan een breed publiek aanbood, doet daar niet aan af. De stelling van Aegon dat de NR onverbindend is, treft geen doel, alleen al omdat de daarin neergelegde regels ook reeds volgen uit de bijzondere zorgplicht zoals geformuleerd in de voormelde vaste jurisprudentie van de Hoge Raad. Anders dan Aegon betoogt, kan voorts de restschuld van de lening» waarop de NR niet ziet, niet worden geabstraheerd van de belegging in aandelen, omdat de overeenkomst van aandelenlease als geheel moet worden beoordeeld. Een cliënt zal immers veelal kiezen voor het leasen van aandelen omdat het hem of haar ontbreekt aan financiële middelen om zelf het aankoopbedrag voor de effecten te financieren,
 
30.  Gelet op de aard en de omvang van het risico dat de overeenkomst voor [X] meebracht -met name het risico dat de opbrengst van de onderliggende aandelen bij het einde van de overeenkomsten bij lange na niet voldoende zouden zijn om zijn resterende betalingsver- 
plichtingen jegens Aegon te dekken - is de kantonrechter van oordeel dat Aegon op de voet van art. 28 NR had behoren na te gaan of [X] als haar potentiële wederpartij naar redelijke verwachting over voldoende financiële middelen zou beschikken om aan alle uit de overeenkomsten van aandelenlease voortvloeiende verplichtingen te voldoen. Aegon had erop bedacht dienen te zijn dat tot haar wederpartijen veelal personen zouden behoren die niet over voldoende inzicht in en/of ervaring met beleggen beschikken om zich zelfstandig in effectentransacties te begeven. Reeds gelet op die omstandigheid mocht van een deskundige als Aegon worden verwacht dat potentiële afnemers van deze aangeboden effectenlease-producten indringend werden gewezen op de daaraan verbonden risico's, te meer omdat destijds bij velen de verwachting heerste dat de aandelenkoersen min of meer aanhoudend zouden blijven stijgen. Daartoe noopte ook de aard van deze producten.

31.  Vast staat dat [X] ten tijde van het aangaan van de eerste overeenkomst een bruto jaarinkomen van € 31,191,- genoot en beschikte over een vermogen aan spaargeld van € 33.306,00. Hij was derhalve ten tijde van de sluiting van het eerste contract wel in staat de restschuld van maximaal € 10.322,40 te betalen (als de aandelen aan het einde van de looptijd van het contract een waarde nul zouden bezitten). Voor het betalen van de maximale restschuld van het tweede contract van € 32.206,77 was dit spaargeld niet voldoende. [X] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij zich niet gerealiseerd heeft dat hij ook metterdaad het risico liep met aanzienlijke restschulden geconfronteerd te worden.

32.  Aegon heeft zich, zo volgt uit haar stellingen, voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomsten in het geheel niet verdiept in de financiële situatie van [X] en diens bereidheid om een aanzienlijk financieel risico te lopen. Zij heeft zich er niet van vergewist of deze overeenkomsten wel pasten in de financiële situatie en doelstellingen van [X] en of deze bereid en in staat was om een eventuele aanzienlijke restschuld te betalen.

33.  Door de hiervoor omschreven nalatigheden is Aegon naar het oordeel van de kantonrechter tekortgeschoten in haar zorgplicht jegens [X] in de fase die voorafging aan de totstandkoming van de overeenkomsten. Aldus heeft Aegon jegens [X] onrechtmatig gehandeld en is zij aansprakelijk voor het als gevolg daarvan door [X] ondervonden nadeel. Daarbij dient echter tevens in aanmerking te worden genomen dat [X] ook een eigen verantwoordelijkheid draagt voor de negatieve gevolgen van zijn keuze tot deelname aan de overeenkomsten, mimers heeft [X] in het risico van een negatieve afloop van de overeenkomsten - waarop hij blijkens de hem verstrekte informatie geattendeerd was -blijkbaar geen aanleiding gezien om van de transacties af te zien, of tenminste nadere inlichtingen in te winnen over de risico's. Beide partijen hebben aldus bijgedragen aan het ontstaan van het nadeel. De verantwoordelijkheid van Aegon als professionele partij en als financiële instelling, belast met bovenbedoelde bijzondere maatschappelijke zorgplicht, weegt naar het oordeel van de kantonrechter echter aanmerkelijk zwaarder dan die van [X] als consument, Daaraan doet niet af dat [X] zich bij het aangaan van de overeenkomsten heeft laten adviseren door Pel en Mulder Adviesgroep, aangezien zulks Aegon niet ontheft van haar eigen verantwoordelijkheid voor de nakoming van haar verplichtingen uit de op haar rustende zorgplicht.

34.  Alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, is de kantonrechter van oordeel dat Aegon naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen aanspraak kan maken op betaling door [X] van (enig deel van) de restschuld. Voorts dient Aegon in beginsel de door [X] bij de Koopsom Vliegwiel overeenkomst betaalde inleg ad € 13.129,80 terug te betalen. Daarbij dient echter in aanmerking genomen te worden dat ervan uitgegaan mag worden dat [X] bereid was het bedrag van zijn inleg in aandelen te beleggen en dat hij zich er ook van bewust was dat hij door dit bedrag in aandelen te beleggen koersrisico zou lopen. Daarom brengt de billijkheid naar het oordeel van de kantonrechter mee dat de door Aegon aan [X] te betalen schadevergoeding (de restitutie van het inlegbedrag) aldus wordt gecorrigeerd, dat dese beperkt wordt tot 50 % van het inleg-bedrag en dat het restant voor rekening van [X] blijft, zulks onder verrekening van het uit hoofde van de overeenkomst door [X] ontvangen dividend.
 
35.  Het voorgaande leidt ertoe dat de schade van [X] ten gevolge van het onrechtmatig han-
delen van Aegon gesteld moet worden op het bedrag van de restschuld uit de Rendements Vliegwiel overeenkomst (volgens de pro forma berekening van augustus 2006, met toe-passsing van de Duisenberg-korting, een bedrag ad € 1.785,05), vermeerderd met de restschuld uit de Koopsom Vliegwiel overeenkomst (volgens de pro forma berekening van 13 januari 2006» met toepasssing van de Duisenberg-korting, een bedrag van € 3,462,22), alsmede vermeerderd met een bedrag ad € 6.564,90 (de helft van de door hem betaalde inleg) en verminderd met het door [X] uit hoofde van de overeenkomst ontvangen dividend ad € 2.353,75. Per saldo komt dat erop neer dat Aegon geen aanspraak heeft op betaling van de restschuld en dat zij aan [X] een bedrag terug dient te betalen ad (€ 6.564,90 -/- € 2.353,75 =) € 4.211,15.
 
Het beroep op artikel 6:278 BW
 
36.  Het beroep van Aegon op artikel 6:278 BW kan haar - wat daar verder van zij - in het onderhavige geval niet baten. Dat artikel kan immers slechts aan de orde komen in geval van vernietiging of nietig verklaring, dan wel van ontbinding van de overeenkomst. Daarvan is in dit geval echter geen sprake.
 
Slotsom en kosten
 
37.  Het voren overwogene leidt tot de conclusie dat de vorderingen van [X] in zoverre toe-wijsbaar zijn dat voor recht verklaard dient te worden dat Aegon jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld door niet nakoming van de op haar rustende zorgplicht en dat zij op grond daarvan gehouden is de schade te vergoeden, zoals hiervoor in alinea 32 vermeld. De wettelijke rente over het schadebedrag van € 4.211,15 is toewijsbaar vanaf de dagvaarding. De buitengerechtelijke kosten zijn als niet gespecificeerd niet toewijsbaar.
 
38.  Wat partijen verder nog hebben aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel en kan daarom buiten bespreking blijven.
 
39.  Als overwegend in het ongelijk gestelde partij zal Aegon worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Aegon zoals hierna vermeld. Daarbij geldt dat, nu de dagvaarding bij de sector civiel recht van deze rechtbank terwijl de sector kanton bevoegd was, de als gevolg daarvan ontstane meerdere kosten voor rekening van [X] dienen te blijven. 
  
Beslissing
 
De kantonrechter:
 
1.   verklaart voor recht dat Aegon jegens [X] onrechtmatig heeft gehandeld door niet nakoming van de op haar rustende zorgplicht en dat zij op grond daarvan gehouden is de schade van [X] te vergoeden, bestaande uit het bedrag van de restschuld ad € 5.247,27 (€ 1.785,05 + € 3.462,22), vermeerderd met een bedrag ad € 6.564,90 (de helft van de door [X] betaalde inleg) en verminderd met het door [X] uit hoofde van de overeenkomst ontvangen dividend ad € 2.353,75.
 
2.   Bepaalt dat Aegon per saldo aan [X] dien te betalen een bedrag van €4.211,15,
met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
 
3.   Veroordeelt Aegon in de proceskosten aan de zijde van [X], tot op heden vastgesteld op' € 589,87, waarvan € 400,-- wegens salaris van zijn gemachtigde.
 
4.   Verklaart het onder 2 en 3 bepaalde uitvoerbaar bij voorraad,
 
5.   Wijst af wat meer of anders gevorderd is.  
  
 
Dit vonnis is gewezen door mr. Von Maltzahn, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 januari 2007 in het bijzijn van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL