Beoordeling van het hoger
beroep
1. Het hof gaat uit van de feiten die onder 2 in
het bestreden vonnis zijn vastgesteld, nu die als zodanig in hoger beroep niet
worden bestreden.
2. Het gaat om het volgende.
2.1 [Y], verder te noemen [Y], is op 27 oktober
1992 gehuwd met [X]. Op 9 januari 2006 is het huwelijk ontbonden door het
overlijden van [Y].
2.2 Tussen [X] en AEGON is op of omstreeks 5 april
2002 een effectenleaseovereenkomst gesloten met de naam "RenteRetour Vliegwiel"
onder nummer 60504810, hierna te noemen: de overeenkomst. De overeenkomst is tot
stand gekomen door tussenkomst van Spaar Select Rotterdam B.V. als
tussenpersoon.
2.3 Op de overeenkomst zijn van toepassing de
Bijzondere Voorwaarden RenteRetour Vliegwiel, hierna te noemen: de Bijzondere
Voorwaarden.
2.4 De overeenkomst betreft het beleggen met
geleend geld en heeft een looptijd van 180 maanden.
2.5 De overeenkomst houdt in dat de belegger een
bedrag leent van AEGON tegen een rente van 10,5% per jaar (effectief 11,02% per
jaar), waarvoor door AEGON participaties worden gekocht in het AEGON Optimum
Wereld aandelenfonds, die door haar in lease aan de belegger worden verstrekt.
Gedurende de looptijd van de overeenkomst betaalt de belegger aan AEGON een vast
maandelijks bedrag dat bestaat in een aflossingsgedeelte, rente en
administratiekosten. Indien de belegger aan zijn betalingsverplichtingen
voldoet, is aan het einde van de looptijd de geleende geldsom, inclusief rente
en administratiekosten, geheel afgelost. Volgens de overeenkomst wordt de
belegger van rechtswege eigenaar van de deelnamerechten.
2.6 De belegger heeft na 90 maanden het recht om
de overeenkomst met onmiddellijke ingang tussentijds te beëindigen zonder dat
boeterente verschuldigd is, onder betaling of verrekening van het nog niet
terugbetaalde deel van de hoofdsom.
2.7 In geval van tussentijdse beëindiging van de
overeenkomst voordat de periode van 90 maanden is verstreken, is de belegger een
boeterente verschuldigd ter grootte van drietiende deel van de nog niet
vervallen maandtermijnen tot en met de negentigste maandtermijn.
2.8 [X] heeft ingevolge de overeenkomst van AEGON
478,0675 participaties AEGON Optimum Wereld aandelenfonds geleased. De totale
leasesom bedraagt € 9.000,- en is opgebouwd uit het aankoopbedrag van voornoemde
participaties ad € 4.116,16, alsmede rente ad € 4.073,84 en administratiekosten
ad € 810,-. De leasesom dient door [X] te worden afbetaald in maandelijkse
termijnen van € 50,-, de eerste maal verschuldigd per de eerste van de maand
volgend op de aankoopdatum van de participaties en nadien telkens op de eerste
van de volgende maand.
2.9 De maandelijkse termijnen werden op grond van
een daartoe door [X] aan AEGON verstrekte incassomachtiging afgeschreven van een
rekening bij de Postbank ten name van [X].
2.10 Bij brief van 27 juni 2005 aan AEGON heeft
[Y] de buitengerechtelijke vernietiging van de overeenkomst ingeroepen en
aanspraak gemaakt op terugbetaling van hetgeen [X] reeds aan AEGON heeft
betaald.
2.11 Ten tijde van de dagvaarding had [X] in
totaal uit hoofde van de overeenkomst een bedrag ad € 2.200,- aan AEGON
betaald.
2.12 Aan [X] is uit hoofde van de overeenkomst een
bedrag van € 25,10 aan dividend betaald.
2.13 Volgens een pro forma berekening van AEGON
per 20 februari 2006 zou [X] bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst
per die datum aan haar nog een bedrag dienen te betalen van €
194,06.
2.14 [X] c.s. heeft in eerste aanleg een aantal
vorderingen in verband met de overeenkomst ingesteld. De rechtbank heeft deze
vorderingen grotendeels toegewezen en AEGON in de proceskosten veroordeeld.
Hiertegen is AEGON in hoger beroep gekomen.
3.1 In grief 1 bestrijdt AEGON het oordeel van de
rechtbank dat de overeenkomst als huurkoop moet worden gekwalificeerd. Volgens
AEGON is er geen object waarvan de belegger de eigendom kan krijgen en ontvangt
de belegger alleen maar geld.
3.2 Het hof oordeelt als volgt. AEGON heeft gesteld, dat
artikel 6 van de overeenkomst en artikel 11 van de Bijzondere Voorwaarden
abusievelijk zijn overgenomen uit de documentatie van andere
Vliegwiel-producten. Deze stelling vormt voor het hof geen reden om bij de
interpretatie van de overeenkomst geen rekening te houden met deze beide
bepalingen, omdat voor [X] niet kenbaar was dat opname van deze beide bepalingen
abusievelijk was en voor [X] niet kenbaar was dat AEGON met de overeenkomst
mogelijk iets anders heeft bedoeld dan zij in de overeenkomst heeft
verwoord.
3.3 De belangrijkste bepalingen van de
overeenkomst luiden als volgt:
"Cliënt neemt van AEGON in lease, gelijk
deze aan cliënt in lease verstrekt, de hierna te noemen participaties (zie
omschrijving in artikel 1 van de bijzondere voorwaarden) in het AEGON Optimum
Wereld aandelenfonds.
(...)
6. Zodra cliënt al datgene aan AEGON
heeft betaald wat hij haar krachtens deze RenteRetour Vliegwiel-overeenkomst en
de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden RenteRetour Vliegwiel verschuldigd
is of zal worden, wordt cliënt van rechtswege eigenaar van de
deelnamerechten.
7. Aan het einde van de looptijd heeft cliënt de keuze om de
deelnemingsrechien te verkopen of aan te houden op een geblokkeerde
beleggingsrekening bij AEGON Bank N. V. op naam van cliënt. Indien cliënt kiest
om de deelnemingsrechien direct te verkopen, ontvangt cliënt een bonus in
contanten van 5% van de totale betaalde rente uit hoofde van deze overeenkomst.
Indien cliënt kiest voor het aanhouden van de deelnemingsrechien op een
geblokkeerde beleggingsrekening bij AEGON Bank N. V. op zijn naam kan hij een
hogere bonus opbouwen. De hoogte van de bonus is afhankelijk van het moment van
verkoop van (een deel van) de deelnemingsrechien. Achtereenvolgens bedraagt de
bonus bij verkoop 5%, 12,5%, 25%, 45%, 70% van de totaal betaalde rente uit
hoofde van het leasecontract gedurende respectievelijk de le, 2", 3e, 4e en 5e
periode van 12 maanden. Na 5 perioden van 12 maanden ontvangt cliënt een bonus
van 100% van de totale betaalde rente uit hoofde van deze overeenkomst. Indien
cliënt een deel van de participaties verkoopt geldt deze regeling onverkort. Het
recht op de bonus is niet overdraagbaar en geldt alleen indien de participaties
worden aangehouden op een geblokkeerde beleggingsrekening bij AEGON Bank
N.V.
(...)"
3.4 De belangrijkste bepalingen van de
Bijzondere Voorwaarden luiden als volgt:
"1. Het deelnemingsrecht dat de
cliënt onder deze overeenkomst van AEGON in lease neemt betreft de in een aantal
participaties uitgedrukte vordering die AEGON heeft op de Stichting AEGON
BeleggingsGiro (de Slichting). De participaties zelf zullen door de Stichting
worden gehouden.
2. AEGON blijft eigenaresse van de deelnemingsrechten
totdat de cliënt haar al datgene heeft betaald wat hij haar krachtens de
RenteRetour Vliegwiel-overeenkomst verschuldigd is. AEGON draagt het risico van
het verloren gaan van deze vordering totdat deze eigendom van cliënt zijn
geworden. Koersrisico 's komen echter voor rekening van cliënt.
3. Alle
baten en waardeveranderingen van de deelnemingsrechten komen cliënt toe. De
fondsen keren stockdividend uit. AEGON zal deze participaties kosteloos verkopen
en de opbrengst zo spoedig mogelijk aan de cliënt doen toekomen, zulks eventueel
onder aftrek van wettelijk verplichte inhoudingen.
4. Het
beleggingsrisico, waaronder begrepen het risico van waardedaling van de
aangekochte participaties, waaraan het deelnemingsrecht is gekoppeld, alsmede
het uitblijven van opbrengsten daarvan, is voor rekening van cliënt. Met AEGON
RenteRetour Vliegwiel wordt belegd met geleend geld in AEGON Optimum fondsen. De
cliënt loopt kans zijn inleg te verliezen.
(...)
10. Cliënt zal niet
om de uitlevering van de deelnemingsrechten vragen en stemt er mee in dat de
deelnemingsrechten op naam van AEGON geadministreerd blijven totdat AEGON
verplicht is tot rechtstreekse levering van de deelnemingsrechten aan
cliënt.
11. Aan het eind van de RenteRetour Vliegwiel-overeenkomst, nadat
cliënt aan al zijn verplichtingen uit de RenteRetour Vliegwielovereenkomst heeft
voldaan, zal AEGON de deelnemingsrechten leveren aan de cliënt op een AEGON
Beleggingsrekening via AEGON Bank N. V, tenzij cliënt alsdan schriftelijk
meedeelt de voorkeur te geven aan de verkoop van de participaties. De
verkoopovereenkomst zal in dat geval door AEGON aan cliënt worden uitbetaald. De
verkoop vindt plaats op de eerste handelsdag na opdracht
daartoe.
(...)"
3.5 Volgens art.6 van de overeenkomst wordt [X] als al
het verschuldigde is betaald, van rechtswege eigenaar van de deelnamerechten.
Volgens art. 7 van de overeenkomst heeft [X] aan het einde van de looptijd de
keuze om de deelnemingsrechten te verkopen of aan te houden op een geblokkeerde
beleggingsrekening bij AEGON. In art.2 van de Bijzondere Voorwaarden staat dat
AEGON eigenaresse van de deelnemingsrechten blijft totdat [X] al het
verschuldigde heeft betaald. In art. 11 van de Bijzondere Voorwaarden staat dat
AEGON aan het eind van de overeenkomst, nadat [X] aan al haar verplichtingen
heeft voldaan, de deelnemingsrechten aan haar zal leveren op een AEGON
beleggingsrekening, tenzij [X] schriftelijk de voorkeur geeft aan verkoop van de
participaties. Uit al deze bepalingen volgt dat de strekking van de overeenkomst
is dat [X] aan het einde van de looptijd eigenaar wordt van het
beleggingsproduct. De stelling van AEGON dat er geen object is waarvan [X] de
eigendom kan krijgen, en [X] alleen maar geld zou ontvangen, is dan ook
onjuist.
3.6 AEGON heeft erop gewezen, dat de participaties in
AEGON Optimum Wereld aandelenfonds altijd op naam blijven staan van Stichting
AEGON BeleggingsGiro en [X] dan ook nooit rechtstreeks een participatie kan
krijgen in AEGON Optimum Wereld aandelenfonds. Hieruit volgt dat het object van
de overeenkomst is een vorderingsrecht van [X] op AEGON tot betaling van een
geldsom, waarvan de hoogte (mede) afhankelijk is van de waarde van de
onderliggende, door de Stichting AEGON BeleggingsGiro gehouden particpaties. Het
hof verenigt zich met hetgeen de rechtbank in ro. 9 van het bestreden vonnis
hierover heeft overwogen.
3.7 Uit artikel 3 van de Bijzondere Voorwaarden volgt
dat baten, waardeveranderingen en dividenden vanaf het begin aan [X] toekomen.
Uit artikel 4 van de Bijzondere Voorwaarden volgt dat het beleggingsrisico vanaf
het begin voor rekening van [X] is. Daarmee is aan [X] het genot van het
beleggingsproduct verschaft en heeft aflevering in de zin van art. 7A: 1576 lid
1 BW plaatsgevonden.
3.8 Het oordeel van de rechtbank dat de
overeenkomst als huurkoop moet worden gekwalificeerd, is juist. Grief 1
faalt.
4.1 In grief 2 stelt AEGON dat de rechtbank ten
onrechte de gevolgen van ontbreken van toestemming niet heeft gerelativeerd. In
grief 3 doet AEGON een beroep op matiging van de verbintenis tot terugbetaling.
Zij stelt dat restitutie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid
onaanvaardbaar is en dat er sprake is van oneigenlijk gebruik van art. 1: 88
BW.
4.2 Deze beide grieven lenen zich voor een gezamenlijke
behandeling. De strekking van art. 1: 88 BW is de andere echtgenoot te
beschermen tegen het zonder zijn toestemming aangaan van de daarin bedoelde
rechtshandelingen. Het relativeren van de gevolgen van het ontbreken van
toestemming of het aannemen dat restitutie naar maatstaven van redelijkheid en
billijkheid onaanvaardbaar is of dat er sprake is van oneigenlijk gebruik van
art. 1: 88 BW, is met deze strekking niet te verenigen. Hetgeen AEGON ter
toelichting op beide grieven heeft gesteld, leidt niet tot relativering van de
gevolgen van het ontbreken van toestemming of tot het aannemen dat restitutie
naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn of dat
er sprake zou zijn van oneigenlijk gebruik van art. 1: 88 BW. Er is geen reden
tot matiging. De grieven 2 en 3 falen.
5. Grief 4 bouwt voort op de eerste drie grieven. Nu de
eerste drie grieven falen, faalt ook grief 4.
6. Nu de grieven falen, zal het hof het bestreden vonnis
bekrachtigen. Het hof zal AEGON als de in het ongelijk gestelde partij in de
proceskosten veroordelen.
Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de Rechtbank 's-Gravenhage
van 25 oktober 2006;
veroordeelt AEGON in de proceskosten in hoger beroep,
tot aan deze uitspraak aan de zijde van AEGON begroot op € 1.515,-, waarvan te
voldoen:
a. aan de griffier van het hof € 1.452,25, te
weten € 188,25 voor in debet gesteld griffierecht en € 1.264,- aan salaris van
de advocaat, waarmee de griffier zal handelen overeenkomstig het bepaalde in
art. 243 Rv,
b. aan [X] c.s. voor niet in debet gesteld
vast recht € 62,75.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.A. Schuering, J.A.
van Kempen en R. van der Vlist en is uitgesproken ter openbare terechtzitting
van 9 november 2010 in aanwezigheid van de
griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL