Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: DX 07-229
Vonnis van: 27 februari
2008
F.no.: 621
Vonnis van de
kantonrechter
inzake
[X],
wonende te
[woonplaats],
eiser,
nader te noemen: [X],
gemachtigde: mr. G. van
Dijk,
tegen
de naamloze vennootschap DEXIA BANK
NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te
noemen: Dexia,
gemachtigde mr. F.R.H. van der Leeuw.
Verder verloop van de
procedure
Op 27 juni 2007 is in de onderhavige zaak een
vonnis in het incident gewezen, waarbij de vordering van Dexia in het incident
tot verwijzing naar de sector civiel van de rechtbank Amsterdam is
afgewezen.
Vervolgens is het volgende processtuk
ingediend:
- de conclusie van antwoord van Dexia, met
producties.
Bij tussenvonnis van 17 oktober 2007 is een
comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 17 januari 2007. Van hetgeen
besproken is ter comparitie is proces-verbaal gemaakt. Voorafgaand aan deze
comparitie zijn van de zijde van [X] bij faxbrief van 14 januari 2008
aanvullende stukken ingediend en van de zijde van Dexia bij faxbrief van 8
januari 2008.
Daama is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de beslissing
1.
Feiten
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat
vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder
algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake
is van Dexia wordl haar rechtsvoorgangster daaronder mede begrepen.
1.2. Op of omstreeks 23 oktober 2000 heeft
[X] een leaseovereenkomst ondertekend met de naam Overwaarde Effect
Maandbetaling met Herbelegging waarop hij als lessee stond vermeld, met als
wederpartij Labouchere (hierna: de leaseovereenkomst). Deze overeenkomst, die is
tot stand gekomen via Spaar Select is aangegaan onder nummer 21980420 voor
een periode van 240 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [X] in
totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 55.318,16 een certificaat leaset en
dat [X] 240 maandelijkse termijnen van telkens € 589,91 verschuldigd was. De
totale leasesom beliep € 141.578,40 waarin begrepen € 86.260,24 rente. Per 9 mei
2006 is deze overeenkomst op verzoek van [X] door Dexia beëindigd.
1.3. Met het oog op de voldoening van de
maandtermijnen van de leaseovereenkomst heeft [X] op 10 oktober 2000 via Spaar
Select een "Aanvraagformulier Depot Aandelenlease" bij Dexia ingediend voor een
storting van een depot groot € 32.899,07, welk bedrag hij op 28 december 2000
heeft voldaan. Dit depot is door [X] gefinancierd met een tweede hypotheek op de
overwaarde van zijn woning. Van het gedeponeerde bedrag zijn participaties
gekocht in Labouchere Global Aandelenfonds N.V. De maandtermijnen uit de
leaseovereenkomst konden tot en met augustus 2003 uit het depot voldaan worden,
waarna het depot uitgeput was.
1.4. [X] verkeerde bij het aangaan van de
leaseovereenkomst in de volgende omstandigheden:
Geboortejaar:
1962
Beroep: onderhoudsmonteur
Opleiding: MBO
Netlo inkomen per maand:
circa € 1.550,25
Vermogen (exclusief overwaarde eigen woning): circa €
20.000,-
Relevante beleggings- of beroepservaring: geen.
1.5. [X] heeft ter zake van deze
leaseovereenkomst aan Dexia betaald:
- 61
maandelijkse termijnen tot een totaalbedrag van € 35.984,51, waarvan 33
termijnen
ofwel € 19.467,03 ten laste van het depot betaald zijn en
vervolgens nog 28 termijnen
ofwel € 16.517,48 door [X]
rechtstreeks;
- op 14 september 2006 een bedrag van €
250,24 ter zake van de hierna genoemde
eindafrekening.
1.6. Op 9 mei 2006 heeft Dexia een
eindafrekening opgesteld van de leaseovereenkomst volgens welke [X] nog
verschuldigd is € 2.835,93 waarvan € 2.359.64 aan achterstallige
termijnbetalingen en € 49.959,08 aan restant hoofdsom en waaruit de
verkoopopbrengst van het certificaat blijkt van € 49.592,79.
1.7. [X] heeft uit hoofde van de
leaseovereenkomst geen dividenden ontvangen.
2. Vordering
[X]
[X] vordert bij vonnis, voor zoveel mogelijk
uitvoerbaar bij voorraad:
ten aanzien van het contract Overwaarde Effect
met contractnummer 21980420 (en niet 22600087. kantonrechter)
1. een verklaring voor recht
dat leaseovereenkomst, het onlosmakelijk aan deze overeenkomst verbonden depot
daarbij inbegrepen, rechtsgeldig is vernietigd wegens dwaling allhans wegens
misbruik van omstandigheden.
2. Voor zover de overeenkomst
niet vernietigd is op grond van dwaling of misbruik van omstandigheden, te
verklaren voor recht dat Dexia de zorgplicht, die zij zowel uit de wet als uit
het contract als uit de redelijkheid en billijkheid jegens [X] had moeten
betrachten heeft geschonden, waardoor [X] rechl heeft op vergoeding van de
gehele door hem geleden schade, althans als gevolg waarvaan Dexia jegens [X]
wanprestal ie heeft gepleegd, zodat de overeenkomst op die grond terecht door
[X] is ontbonden;
ten aanzien van de onderhavige
overeenkomst:
3. de veroordeling van Dexia
tot terugbetaling aan [X] van de som van € 49.782,03 bestaande uit de door [X]
aan Dexia betaalde inleg en het geleden verlies uit het depot te vermeerderen
met de wettelijke rente vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van
algehele terugbetaling door Dexia, althans de veroordeling van Dexia tot
terugbetaling aan [X] van de som van alle door [X] aan Dexia belaalde bedragen,
te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de dag van de
betalingen tot aan de dag van algehele tenigbetaling door Dexia; alsmede Dexia
te veroordelen tot betaling van de som van € 13.106,62 p.m. beslaande uil de
gestelde schadeposten betreffende de hypotheek en alle verdere hiermee verband
houdende kosten, waaronder de notaris en taxatiekosten, waarbij Dexia geen
aanspraak kan maken op betaling door [X] van enige restschuld.
3. de veroordeling van Dexia
tot betaling van [X]s werkelijke proceskosten, te weten het vaste bedrag van €
895,- alsmede 15% over de door Dexia aan [X] teug te betalen bedragen en 15%
over de door Dexia gevorderde bedragen die [X] na de uitspraak in deze zaak niet
meer zal hoeven te betalen, alsmede de nakosten, de deurwaarderskosten daarbij
inbegrepen, althans tot betaling van de door de rechtbank in goede justitie vast
te stellen proceskosten. [X] is niet BTW-plichtig, hij lijdt schade gelijk aan
het percentage waarmee de kosten van derden aan BTW worden
verhoogd.
4. dat Dexia zal worden gelast
om binnen twee weken na betekening van het vonnis te bewerkstelligen dat de
registratie van [X] bij de Stichting Bureau Krediet Registratie in Tiel (verder:
BKR) wordt doorgehaald en dat in de betreffende gevallen de aan die regislratie
gekoppelde achterstandscodering ongedaan wordt gemaakt, op straffe van een
dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft met een
maximum van € 24.000,-.
3. Standpunt
[X]
3.1. [X] stelt dat de leaseovereenkomst
moet worden aangemerkt als
huurkoop in de zin van artikel 7A:l576h BW en
derhalve als koop op afbetaling in de zin
van artikel 7A:1576 BW, [X] legt
aan zijn vordering hoofdzakelijk ten grondslag dat
hij door toedoen van Dexia
heeft gedwaald, althans dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar
zorgplichten), en/of onrechtmatig heeft gehandeld. Daarnaast stelt [X] dat Dexia
aansprakelijk is voor de gedragingen van Spaar Select bij de totstandkoming van
de overeenkomst.
3.2. Volgens [X] is Dexia aansprakelijk
voor de door hem geleden schade. De schade bestaat volgens [X] uit alle
financiële gevolgen van het aangaan van de leaseovereenkomst en de daarmee
samenhangende overeenkomst, althans uit de reeds door hem betaalde bedragen,
waarbij [X] tevens aanspraak maakt op vergoeding van zijn werkelijke
proceskosten.
3.3. Volgens [X] is Dexia wettelijke rente
verschuldigd over alle betaalde bedragen ingaande de dag van de betreffende
betalingen.
4. Standpunt
Dexia
4.1 Dexia betwist de vorderingen van
[X] en voert - kort gezegd - aan dat de leaseovereenkomst door dwaling tot stand
is gekomen, dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar
zorgplichten of dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld. Volgens Dexia
beschikte [X] bij het aangaan van de overeenkomst over alle relevante
informatie, Dexia betwist aansprakelijk te zijn voor het handelen of nalaten van
de tussenpersoon.
4.2. Tenslotte betwist Dexia de schade,
althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn.
5. Beoordeling van de
vordering
5.1. In het vonnis van deze rechtbank van
27 april 2007, LJN nummer BA3920, is in een soortgelijk geschil een aantal
rechtsvragen beantwoord en zijn beoordelingsmaalstaven gegeven, waarvan voor dit
geding met name van belang zijn:
- omschrijving van de risico's van de
depotconstructies zoals de onderhavige (rov 7.2 - 7.5);
- dwaling (rov
8.5);
- aansprakelijkheid voor tussenpersonen (rov 8.7);
-
toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR), (rov 8,8);
-
nakoming zorgplicht (rov 8.9);
- verdeling van het nadeel (rov
9).
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het
vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna
wordt afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel
mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dat neer op
het volgende.
5.2. De kantonrechter blijft bij hetgeen is
overwogen en beslist bij incidenteel vonnis van 27 juni 2007 waarbij de
onderhavige leaseovereenkomst is aangemerkt als huurkoop.
Aansprakelijkheid voor
tussenpersonen
5.3. Een effecteninstelling is
aansprakelijk voor gedragingen van een tussenpersoon, door wiens toedoen één of
meer overeenkomsten als de onderhavige tot stand zijn gekomen. Het verweer van
Dexia dat dit anders is wordt derhalve verworpen.
Dwaling / misbruik van
omstandigheden
5.4. [X] heeft uit de van Dexia c.q. van de
tussenpersoon ontvangen adviezen moeten en kunnen afleiden dat het depot
aangewend zou worden om te beleggen in een (effccten)fonds. Bij vragen
daaromtrent had (ook) van [X] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor
/over [X] de depotbelegging onder invloed van een onjuiste voorstelling van
zaken is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging
van de leaseovereenkomst wegens dwaling dan wel misbruik van omstandigheden
leiden. Dat laat de zorgplicht die Dexia overigens had en die hierna aan de orde
komt, onverlet.
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht
Effectenverkeer (NR)
5.5. Dexia was bij het aanbieden van het
onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het
verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
Nakoming zorgplicht
5.6. [X] heeft Dexia verweten dat Dexia te
zijnen opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer
doordat Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico's van het
onderhavige product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende
gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had
haar [X]s op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. Door
Dexia is niet gesteld of aangetoond dat zij op enige wijze aan deze
informatieverplichting voldaan heelt. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de
als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
Omvang en toerekening van het
depotnadeel
5.7. [X] heeft ter zake van het samenstel
van de lease- en depotovereenkomst de volgende uitgaven en kosten besteed, die
geleid hebben tot het door hem ondervonden nadeel:
I. de
inleg in het depot (dat deels is opgegaan aan de uit het depot betaalde
termijnen van de leaseovereenkomst en deels aan waardeverlies van het fonds
waarin het depot belegd is);
II. de financieringskosten van het
depot (dat is de aan de hypotheekbank betaalde rente, notariskosten,
provisiekosten, royementskosten etc);
III. de maaridtermijnen die nog
betaald of verschuldigd zijn in de periode tussen
het moment dat het depot op
was en het moment dal de leaseovereenkomst werd beëindigd. Hierbij gaat de
kantonrechter in het voetspoor van hel vonnis van deze rechtbank van 27 april
2007 met het oog op een gelijke behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de
berekening van het nadeel uit van een fictieve looptijd van 60 maanden, nu een
langere termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaard
kan worden. Hieruit volgt dat
termijnbetalingsverplichtingen, die na deze 60
maanden resteren, niet tot het nadeel zullen worden gerekend.
IV.
de restant hoofdsom, te verminderen met de verkoopwaarde van de effecten en met
de aan de [X] uitgekeerde of nog uit te keren dividenden.
5.8. Alle door [X] geleden nadeel wordt in
aanmerking genomen, maar voor de hoogte van de vergoeding wordt onderscheid
gemaakt tussen die onderdelen van het nadeel die bij een toerekening naar
maatstaven van redelijkheid en billijkheid voor 100% voor rekening van [X]
dienen te blijven, respectievelijk voor 100% voor rekening van Dexia, of die in
een procentuele sleutel tussen partijen verdeeld dienen te worden. Bij
deze
verdeling speelt niet slechts een rul in welke mate het nadeel aan ieder
van partijen is toe te rekenen, maar eveneens in hoeverre de toegekende
vergoeding per onderdeel passend is in het totaal van de aan [X] toegekende
vergoeding.
5.9. De verschillende componenten van het
door de [X] geleden nadeel zullen als volgt aan ieder van partijen worden
toegerekend:
A. het waardeverlies van de depolbelegging
(het verschil tussen de inleg en de uit het depot betaalde leasetermijnen) komt
voor 100% voor rekening van Üexia;
B. de aan Dexia
verschuldigde maandtermijnen uit hoofde van de leaseovereenkomst, vermeerderd
met de restant hoofdsom en verminderd met de uitgekeerde of nog uit te keren
dividenden, alsmede met de verkoopwaarde van de effecten, komen voor 85 % voor
rekening van Dexia; dit omvat dus zowel de termijnen die uit het depot betaald
zijn, als de daarna nog verschuldigde termijnen; er zijn over maximaal 5 jaar 60
maandtermijnen verschuldigd;
C. de financieringskosten van
het depot blijven geheel voor rekening van [X].
5.10. Het voorgaande leidt in het onderhavige
geval tot het volgende:
A. Uit de inleg in het depot van €
32.877,07 is uit hoofde van de leaseovereenkomst een bedrag van £ 19.467,03 aan
maandtermijnen voldaan. Het saldo van het depot bedroeg op het moment dat het
depot was uitgeput € 224,43. Tijdens de comparitie hebben partijen te kennen
gegeven dat zij het erover eens zijn dat het saldo van het depot vermeerderd met
rente is aangewend om een gedeelte van de restschuld te betalen. Het gaat om een
bedrag van € 250,24. Bij de berekening van het waardeverlies zal de
kantonrechter dan ook uitgaan van laatstgenoemd bedrag. Dit betekent dat Dexia
met betrekking tol het waardeverlies van het depot aan [X] dient te voldoen €
32.899,07 - € 19.467,03 - € 250,24 = €13.181,80.
B. [X] is
over 60 maanden in totaal € 35.394,60 verschuldigd. 60 maanden na het aangaan
van de leaseovereenkomsl bedroeg de restant hoofdsom € 50.499,23 en was de
verkoopwaarde van de effecten € 45.104,79. Het totale nadeel bedraagt derhalve €
40.789,04 (verschuldigde termijnen plus restant van de hoofdsom minus de
verkoopwaarde van de effecten). Van dit totale nadeel dient 15 % voor rekening
van [X] te blijven, zijnde een bedrag van € 6.118,36.
Per saldo is door [X] € 35.984,51 aan termijnen
aan Dexia betaald (de termijnen uit
het depot ad € 19.467,03 vermeerderd met
de nadien betaalde leasetermijnen van
€ 16.517,48. zie 1.5.). Daarnaast is
een bedrag terzake van de eindafrekening betaald ad
€ 250,24. [X] heeft
derhalve met betrekking tot de leaseovereenkomst
€ 36.234,75 betaald. Na
aftrek van het bedrag dat voor rekening van [X] dient te
blijven van €
6.118,36 resteert daarvan € 30.116,39. Dit bedrag vermeerderd met
het
waardeverliesvan het depot ad € 13.181,80 brengt het totaal op
€43.298,19. Dit bedrag
dient Dexia aan [X] te voldoen.
Wettelijke rente
5.11. Met betrekking tot de wettelijke rente
heeft Dexia nog aangevoerd dat zij eerst in verzuim heeft kunnen geraken na in
gebreke te zijn gesteld. De kantonrechter kan Dexia hierin niet volgen. Immers,
Dexia heeft de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de
totstandkoming van de leaseovereenkomst, nadien niet meer deugdelijk kunnen
nakomen. In die zin - en ook overigens - is voor het intreden van verzuim niet
vereist dat Dexia in gebreke is gesteld.
5.12. De wettelijke rente over het in 5.9. onder
A bedoelde waardeverlies is toewijsbaar vanaf de datum gelegen halverwege het
moment waarop het depotbedrag is betaald (te weten 28 december 2000) en het
moment waarop het depot (voortijdig) uitgeput was (te weten
september 2003).
derhalve vanaf 1 mei 2002 tot de voldoening.
Bij de bepaling van dit moment
is in aanmerking genomen dat bezwaarlijk is vast te stellen op welk(e) exacte
moment(en) tussen storting van het depot en uitputting daarvan het waardeverlies
is ontstaan. Met inachtneming van artikel 6:97 BW en aannemende dat het
waardeverlies geleidelijk is ontstaan, wordt [X] geacht dit nadeel vanaf
genoemde datum te hebben ondervonden.
5.13. Met betrekking tot de wettelijke rente over
het in 5.9. onder B bedoelde nadeel wordt overwogen dat dit als gevolg van de
schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane
betalingen. Voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente dient
telkens te worden uitgegaan van de data waarop [X] zijn betalingen aan Dexia
heeft verricht (zie in deze zin het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van
24 mei 2007, LJN BA5684). Tevens dient in ogenschouw te worden genomen dat het
in dit verband in aanmerking te nemen nadeel niet alleen bestaat uit door [X]
betaalde termijnen, maar ook uit nog (een percentage van) verschuldigde doch
niet betaalde termijnen en restant hoofdsom. Dit brengt mee dat de betalingen
van [X] voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar voor een
deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is een breuk,
waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [X] met betrekking tot de
leaseovereenkomst dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat [X]
ter zake van de leaseovercenkomst aan Dexia heeft betaald. De aldus voor de
berekening van de wettelijke rente in aanmerking te nemen hoofdsom is te stellen
op 83,1 % van de termijnen, telkens vanaf hun betaaldata.
Ontbinding
5.14. De door [X] gevorderde ontbinding van de
leaseovereenkomst wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de
zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase als een (voor)contractuele
tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding
eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te
worden en zal de beslissing daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan
waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist. [X] heeft derhalve bij
deze vordering geen belang.
Schadevergoeding
5.15. De overigens door [X] gevorderde
schadevergoeding en kosten wordt afgewezen. De in verband daarmee gestelde
feilen en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor [X] daaronder
begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar
maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te
gelden.
Verklaring voor recht
5.16. De door [X] ingestelde vorderingen, gericht
op een verklaring voor recht, wordt afgewezen nu [X] daarbij, gelet op het
voorgaande, geen belang meer heeft.
BKR-registratie
5.17. Nu [X] ingevolge dit vonnis geen
betalingsverplichtingen jegens Dexia meer zal hebben, zal de vordering met
betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de
gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de termijn waarbinnen
Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien
dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis.
5.18. Hetgeen partijen overigens over en weer
hebben aangevoerd, behoeft geen behandeling meer.
Proceskosten
5.19. Gelet op de uitslag van de procedure dient
Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding, waaronder begrepen de
kosten van het door Dexia ingestelde incident. Door [X] zijn de werkelijk
gemaakt proceskosten gevorderd. Het bestaande systeem van
proceskostenveroordeling brengt mee dat niet de werkelijke kosten worden
vergoed, maar dat slechts forfaitaire bedragen worden toegekend, behoudens in
uitzonderlijke gevallen. De kantonrechter ziet in het onderhavige geval geen
aanleiding af te wijken van hetgeen dienaangaande gebruikelijk is.
Overig
5.20. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen
partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige
rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de overeenkomst gekochte
effecten is bij Dexia verbleven.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. veroordeelt Dexia aan [X] te
voldoen:
€43.298,19, te vermeerderen met de wettelijke rente over t 13.181,80
vanaf 1 mei 2002 met betrekking tot het waardeverlies van het depot en met
betrekking tot de betaalde leasetermijnen over 83,1 % van de desbetreffende
termijnen vanaf hun betaaldata tot aan de dag der algehele
voldoening;
II. veroordeelt Dexia om binnen tien
dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Krediet Registratie te Tiel te
berichten dat [X] geen verplichtingen uit de leaseovereenkomst meer heeft, op
straffe van een dwangsom van € 100,- voor elke dag dat Dexia niet aan deze
veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,-.
III. veroordeelt Dexia in de kosten van het
geding, gevallen aan de zijde van [X], tot deze uitspraak begroot
op:
vast
recht
€
199,00
explootkosten €
84,31
salaris
gemachtigde €
2.100,00
Totaal
€
2.383,31
IV. verklaart deze veroordelingen
uitvoerbaar bij voorraad:
V. wijst het meer of anders
gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M, de
Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 februari
2008 in tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL