Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
 
zaak- en rolnummer: 1007826 DX EXPL 08-2738
vonnis van: 17 februari 2010
f.no.:641
 
Vonnis van de kantonrechter
 
inzake
 
[X],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
nader te noemen: [X],
gemachtigde: mr. J.C.Th. Papeveld,
 
tegen
 
de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen: Dexia,
gemachtigde: dw. P. Swier.
 
De procedure
 
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 
de dagvaarding van 8 december 2008, met producties;
 
Bij rolmededeiing van 16 december 2008 is de procedure aangehouden in afwachting van arresten van de Hoge Raad waarin rechtsvragen zouden worden beantwoord die partijen in effecten lease-zaken verdeeld houden. Op 5 juni 2009 heeft de Hoge Raad een drietal arresten gewezen, waarin hij op deze rechtsvragen een antwoord heeft gegeven.
 
[X] heeft bij akte gemotiveerd verzocht om hervatting van het geding. [X] heeft hierbij tevens zijn eis gewijzigd en vermeerderd. Bij roimededeiing van 22 juli 2009 is de zaak verwezen naar de rol van 12 augustus 2009 voor uitlating doorhaling dan wel voortprocederen, waarop [X] te kennen heeft gegeven te willen voort procederen.
 
Vervolgens is ingediend:
 
-  een conclusie van antwoord in conventie tevens houdende conclusie van eis in reconventie van Dexia, met producties;
 
Bij tussenvonnis van 2 september 2009 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 2 december 2009. Ter comparitie zijn verschenen [X] in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Papeveld voornoemd en van de zijde van Dexia mr. E.L.M. Visser en P.M, Walenkamp, bijgestaan door mr. H. Bais. Van hetgeen besproken is ter comparitie heeft de griffier aantekening gehouden. Voorafgaand aan deze comparitie heeft [X] een conclusie van antwoord in reconventie tevens akte uitlating genomen. Door Dexia zijn per fax van 19 november 2009 en tevens ter comparitie aanvullende stukken ingediend, welke thans tot de processtukken behoren.
 
Daarop is vonnis bepaald op heden.
 
Gronden van de beslissing
 
1.     De feiten
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
1.1.   Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N. V., alsmede van Legio Lease B.V. (hierna: Labouchere of Legio Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
 
1.2.   [X] en zijn echtgenote hebben de volgende overeenkomsten tot effectenlease (hierna: de lease-overeenkomsten) ondertekend, waarop zij als lessee stonden vermeld, met als wederpartij Dexia:
 
Nr. Contractnr. Datum    Naam overeenkomst                      Leasesom Looptijd
1 39483269 25-01-2000 AllRound Sparen met vooruitbetaling € 32.672,16 240 mnd
2 39481267 25-01-2000 AllRound Sparen met vooruitbetaling € 32.672,16 240 mnd
 
[X] heeft, ter voldoening van de eerste 60 maandtermijnen, per lease-overeenkomst een bedrag van € 6.534,--, inclusief een korting van 20%, vooruitbetaald. [X] is de lease-overeenkomsten aangegaan via assurantietussenpersoon Spaar Select B.V. (hierna: de tussenpersoon).
 
1.3.   In totaal heeft [X] op grond van de lease-overeenkomsten € 13.068,--
(€ 6.534, per overeenkomst) aan maandtermijnen aan Dexia betaald. Tijdens de looptijd heeft [X] geen dividenden en andere voordelen uit hoofde van deze leaseovereenkomsten ontvangen.
 
1.4.   Dexia heeft op 20 september 2005 met betrekking tot de lease-overeenkomsten eindafrekeningen opgesteld. Deze eindafrekeningen waren gelijkluidend en zagen er, voor zover van belang, als volgt uit:
 
Eindafrekening (per lease-overeenkomst):
 
Waarde certificaat                €       9.569,35
Beeindigingskosten (af)          €         110,00
Restant hoofdsom (af)           €     11.451,32
Toaal aan inhaalincasso's (af) €          136,13
Achterstallige post(en) van contract € 952,91
Subtotaal af                         €     12.650,36
Totaal door u nog te voldoen   €       3.081,01
 
[X] heeft de verschuldigde bedragen van € 3.081,01 per lease-overeenkomst (in totaal € 6.162,02) niet aan Dexia voldaan.
 
1.5.   Ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomsten was de inkomens- en vermogenspositie van [X] en van zijn echtgenote, met wie hij destijds een gezamenlijke huishouding voerde, als volgt:
 
Netto maandinkomen                              €   1.598,--
Netto woonlast per maand                       €     273,80
In aanmerking te nemen vermogen            €         0,--
Verplichtingen uit eerdere iease-overeenkomsten € 0,--
Rente- en aflossing van andere leningen    €          0,--
 
2.     Het geschil
 
2.1.   [X] vordert - na wijziging en vermeerdering van eis - op gronden als vermeld in de processtukken dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld, en dat Dexia dientengevolge gehouden is alle door [X] geleden schade, waaronder de schade uit hoofde van de hypothecaire lening en de lease-overeenkomsten aan [X] dient te vergoeden, welk bedrag bij akte tot wijziging en vermeerdering eis op € 18.368,-- is gesteld, te vermeerderen met de wettelijke rente over die betalingen vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling door Dexia. Voorts vordert [X] dat de kantonrechter Dexia beveelt om binnen twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van [X] bij het BKR te Tiel, althans de aan die registratie gekoppelde achterstandcodering, ongedaan wordt gemaakt, zulks op straffe van een dwangsom. Ten slotte vordert [X] dat de kantonrechter Dexia veroordeelt tot betaling van de (werkelijke) proceskosten.
 
2.2.   [X] heeft aan deze vordering - voor zover van belang - ten grondslag gelegd dat Dexia de op haar rustende zorgplicht geschonden.
 
2.3.   Dexia heeft de vordering en de grondslag daarvan bestreden op gronden die, voor zover van belang, hierna aan de orde zullen komen.
 
3.     Reconventie
 
Vordering
 
3.1.   In reconventie vordert Dexia dat de kantonrechter [X] veroordeelt tot betaling van € 2.464,80, zijnde het totale saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekeningen van de lease-overeenkomsten na vermindering van de 60% die op grond van de werking van de arresten van de Hoge Raad van 5 juni 2009 voor rekening van Dexia moet blijven, vermeerderd met de wettelijke rente en met de kosten, stellende dat [X] dit bedrag opeisbaar verschuldigd is
 
Verweer
 
3.2.   [X] heeft de vordering van Dexia en de grondslag daarvan bestreden op gronden die, voor zover van belang, hierna aan de orde zullen komen.
 
4.     Beoordeling in conventie en in reconventie
 
4.1.   Dexia heeft allereerst aangevoerd dat zij niet verantwoordelijk is voor het handelen van de tussenpersoon. De kantonrechter volgt dit verweer niet. Onder verwijzing naar het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN BA3914, en het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007 (LJN AZ9722) oordeelt de kantonrechter dat een effecteninstelling (als Dexia) aansprakelijk is voor gedragingen van een tussenpersoon.
 
Zorgplicht, causaal verband en eigen schuld
 
4.2.   In zijn eerdergenoemde arrest van 5 juni 2009 heeft de Hoge Raad uitgangspunten en een beoordelingskader geformuleerd voor wat betreft de volgende vragen:
(i) heeft Dexia de op haar rustende bijzondere zorgplicht geschonden?
(ii) zo ja, in hoeverre bestaat er causaal verband (als bedoeld in artikel 6:162 BW) tussen
deze onrechtmatige daad van Dexia en de door [X] geleden schade?
(iii) welk deel van deze schade moet op de voet van artikel 6:101 BW (eigen schuld) voor
rekening van [X] blijven?
In een viertal op 1 december 2009 uitgesproken arresten, heeft het Amsterdamse hof deze
uitgangspunten en dit beoordelingskader van een nadere invulling voorzien (zie LJN
BK4978, BK4981, BK4982 en BK4983). De kantonrechter neemt de in deze rechtspraak
neergelegde overwegingen en beslissingen tot leidraad voor de verdere beoordeling van het
voorliggende geschil. Dit betekent voor de onderhavige zaak het volgende.
 
4.3.   Op Dexia rust als professionele dienstverlener jegens haar wederpartij als particuliere belegger met wie zij voornemens is een overeenkomst tot effectenlease aan te gaan een uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortkomende bijzondere zorgplicht. Deze bijzondere zorgplicht strekt ertoe particuliere wederpartijen te beschermen tegen de gevaren van eigen lichtzinnigheid of gebrek aan inzicht. Deze bijzondere zorgplicht is tweeledig en brengt allereerst mee dat Dexia degene met wie zij een overeenkomst tot effectenlease aangaat tevoren indringend in duidelijke en niet mis te verstane bewoordingen moet waarschuwen voor het bijzondere, aan het risicovolle en complexe effecten leaseproduct verbonden, gevaar van een restschuld bij (tussentijdse) beëindiging van de overeenkomst (de waarschuwingsplicht). Gelet op de ratio van de waarschuwingsplicht
moet onder 'restschuld' worden verstaan het verschil tussen (het restant van) de hoofdsom en de waarde van de geleaste effecten bij verkoop op het moment van beëindiging van de lease-overeenkomst, vermeerderd met hetgeen eventueel overigens is verschuldigd wegens (voortijdige) beëindiging. Tevens brengt de bijzondere zorgplicht mee dat Dexia voorafgaande aan het aangaan van de overeenkomst onderzoek moet doen naar de inkomens- en vermogenspositie van haar wederpartij, ten einde zich er rekenschap van te geven dat deze over voldoende bestedingsruimte beschikt om naar redelijke verwachting aan zijn betalingsverplichtingen uit de overeenkomst te kunnen voldoen (de onderzoeksplicht).
 
4.4.   Op grond van hetgeen hieromtrent uit de gedingstukken en de stellingen van partijen blijkt, stelt de kantonrechter vast dat Dexia ook jegens [X] de waarschuwingsplicht en de onderzoeksplicht heeft geschonden. Nu de waarschuwingsplicht erop is gericht [X] te behoeden voor het lichtvaardig aangaan van de leaseovereenkomsten, moet het ervoor worden gehouden dat [X] de lease-overeenkomsten niet zou hebben afgesloten als Dexia wel aan haar waarschuwingsplicht had voldaan. Dexia heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel leiden. Dit betekent dat ervan kan worden uitgegaan dat er causaal verband (in de zin van condicio sine qua non verband als bedoeld in artikel 6:162 BW) bestaat tussen de schending van de waarschuwingsplicht en het aangaan van de lease-overeenkomsten. Dit betekent tevens dat niet alleen de restschuld, maar ook de op grond van de lease-overeenkomsten betaalde rente en eventuele periodieke aflossingen worden aangemerkt als schade ten gevolge van deze onrechtmatige daad van Dexia. Deze schade kan ook aan Dexia worden toegerekend als schade die het gevolg is van schending van de waarschuwingsplicht (zoals bedoeld in artikel 6:98 BW), nu Dexia geen feiten of omstandigheden heeft gesteld die tot een ander oordeel kunnen leiden.
 
4.5.   De gevorderde schade bestaande uit de betaalde rente over de door [X] aangegane hypothecaire lening houdt naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende verband met de schending van de zorgplicht(en) door Dexia, zodat dit gevorderde bedrag om die reden niet voor vergoeding in aanmerking kan komen.
 
4.6.   Op de schade die Dexia aldus - behoudens eigen schuld (zie hierna) - dient te vergoeden dient ingevolge artikel 6:100 BW (verrekening van voordeel) in mindering te worden gebracht het voordeel dat [X] ingevolge de lease-overeenkomsten eventueel heeft genoten, zoals aan [X] betaalde of toekomende dividenden.
 
4.7.   Vervolgens moet worden beoordeeld in hoeverre de door [X] geleden schade op de voet van artikel 6:101 BW (eigen schuld) als door hemzelf veroorzaakt voor zijn rekening moet blijven. De kantonrechter stelt in dit verband voorop dat uit de leaseovereenkomsten voldoende duidelijk kenbaar was dat een geldlening werd verstrekt, dat het geleende geld werd belegd in effecten, dat [X] over het geleende bedrag rente was verschuldigd en dat het geleende bedrag moest worden terugbetaald ongeacht de verkoopopbrengst van de effecten.
 
4.8.   Wat betreft de betaalde maandelijkse termijnen (rente en eventuele aflossingen) geldt het volgende. Indien nakoming door Dexia van haar onderzoeksplicht zou hebben uitgewezen dat de lease-overeenkomsten naar redelijke verwachting een onaanvaardbaar zware financiële last op [X] zou hebben gelegd was Dexia gehouden het aangaan van de lease-overeenkomsten te ontraden. Dit betekent dat in dat geval ook een deel van de betaalde maandelijkse termijnen voor vergoeding in aanmerking komen. In navolging van het Amsterdamse hof is de kantonrechter van oordeel dat in dat geval in beginsel 2/3 deel voor vergoeding in aanmerking komt en 1/3 deel voor rekening van [X] behoort te blijven.
 
4.9.   Indien nakoming door Dexia van haar onderzoeksplicht daarentegen niet zou hebben uitgewezen dat de lease-overeenkomsten naar redelijke verwachting een onaanvaardbaar zware financiële last op [X] zou hebben gelegd, was Dexia niet gehouden het aangaan van de lease-overeenkomsten te ontraden. In een dergelijk geval moet de schade wat betreft de betaalde maandelijkse termijnen geheel voor rekening van [X] blijven. In die situatie kan die schade immers geheel worden toegeschreven aan de omstandigheid dat [X] de lease-overeenkomsten is aangegaan terwijl hij wist of behoorde te weten dat met geleend geld werd belegd (zie Hoge Raad 5 juni 2009, LJN BH2815, r.ov. 5.6.3).
 
4.10.  Thans moet worden vastgesteld of de lease-overeenkomsten een onaanvaardbare financiële last voor [X] met zich brachten. Op grond van de berekening zoals weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bijlage I is de kantonrechter van oordeel dat nakoming van de onderzoeksplicht zou hebben uitgewezen dat de lease-overeenkomsten een onaanvaardbare financiële last op [X] zouden hebben gelegd. Bij deze berekening zijn de lease-sommen van de lease-overeenkomsten bij elkaar opgeteld. Immers, hoewel [X] twee lease-overeenkomsten met Dexia heeft afgesloten zijn deze leaseovereenkomsten volledig gelijkluidend en zijn zij tevens op hetzelfde moment aangegaan, zodat er sprake is van slechts één beslismoment. Deze berekening is gebaseerd op hetgeen het Amsterdamse hof dienaangaande in zijn arresten van 1 december 2009 heeft overwogen. De kantonrechter heeft daarbij, in navolging van het Amsterdamse hof, in aanmerking genomen de zogenoemde "Nibud-basisnorm" (Y) en het door Nibud gehanteerde basisbedrag met betrekking tot de (netto) woonlasten, behorende bij de gezinssamenstelling van [X] ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomsten (voor de normbedragen die het Nibud met betrekking tot de verschillende gezinssituaties door de jaren heen heeft gepubliceerd, verwijst de kantonrechter naar
www, rechtspraak. nl/Gerechten/Rechtbanken/Amsterdam/Actualiteiten/Basis+en+woonlastnormen,htm). Met betrekking tot de gezinssamenstelling van [X] is de kantonrechter bij zijn berekening ervan uitgegaan dat [X] en zijn echtgenote twee kinderen hadden ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomsten. Weliswaar is ter comparitie gebleken dat [X] destijds nog maar één kind had, maar tevens is als onbetwist komen vast te staan dat [X] en zijn partner toen reeds voornemens waren een tweede kind te krijgen. Dit zou bij nader onderzoek door of namens Dexia ook zijn gebleken. Voorts is dit kind ook daadwerkelijk na eenjaar geboren. Nu [X] dus voor het overgrote deel van de looptijd van de lease-overeenkomsten kosten had voor een gezin met twee kinderen stelt de kantonrechter de onderhavige situatie gelijk met de situatie waar [X] al bij aanvang van de lease-overeenkomsten twee kinderen had.
 
4.11.  Ten aanzien van de restschuld stelt de kantonrechter voorop dat uit de leaseovereenkomsten voldoende duidelijk kenbaar was dat een geldlening werd verstrekt, dat het geleende geld werd belegd in effecten, dat [X] over het geleende bedrag rente was verschuldigd en dat het geleende bedrag moest worden terugbetaald ongeacht de verkoopopbrengst van de effecten. Op de gronden zoals door de Hoge Raad en het Amsterdamse hof is overwogen, is de kantonrechter van oordeel dat hieruit volgt dat wat betreft de (na verrekening van voordeel resterende) schade bestaande uit restschuld in
beginsel 1/3 deel daarvan vanwege eigen schuld voor rekening van [X] behoort te blijven.
 
4.12.  Van omstandigheden die meebrengen dat de billijkheid een andere verdeling van de schade eist dan uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt, is niet gebleken. De door [X] aangevoerde omstandigheden zijn in de verdeling van de schade waarbij het tekortschieten van Dexia zwaarder is gewogen dan de eigen schuld van [X], reeds verdisconteerd.
 
4.13.  Al het voorgaande betekent dat, na verrekening van voordeel, zowel de uit de maandelijkse termijnen bestaande schade als de uit de restschuld bestaande schade voor 1/3 voor rekening van [X] moet blijven. Onder verwijzing naar de aan dit vonnis gehechte bijlage II weergegeven berekening, brengt het voorgaande mee de conventionele vorderingen wordt toegewezen tot een bedrag van € 8.712,--.
 
Wettelijke rente
 
4.14.  Dexia is over de door haar te betalen schadevergoeding wettelijke rente verschuldigd vanaf het moment dat zij dienaangaande in verzuim is. Ingevolge artikel 6:83 aanhef en onder b, BW treedt verzuim ter zake van een schadevergoedingsplicht als de onderhavige van rechtswege in als zij niet terstond wordt nagekomen. Het verzuim kan echter pas intreden op het moment dat een opeisbare verbintenis tot schadevergoeding is ontstaan. In dit geval kon pas worden vastgesteld dat schade was geleden op het moment van beëindiging van de lease-overeenkomsten, zodat Dexia op de dag van de eindafrekening in verzuim is geraakt en dus vanaf die datum, zijnde voor beide lease-overeenkomsten 20 september 2005, wettelijke rente is verschuldigd.
 
in reconventie
 
4.15   Uit hetgeen in conventie is overwogen volgt dat de maandtermijnen voor 1/3 deel voor rekening van [X] komen. Dit betekent dat ook het bedrag aan achterstallige termijnen op de eindafrekeningen voor 1/3 deel voor zijn rekening blijven, zodat [X] dat deel aan Dexia dient te betalen. Ten aanzien van het resterende door Dexia gevorderde bedrag geldt, zoals volgt uit hetgeen hieromtrent in conventie is overwogen, dat [X] 1/3 deel van de (na verrekening van voordeel resterende) schade bestaande uit restschuld aan Dexia moet vergoeden. Onder verwijzing naar de in de aan dit vonnis gehechte bijlage II weergegeven berekening, betekent het voorgaande dat [X] nog een bedrag van € 2.054,- aan Dexia dient te betalen. Over dit bedrag is [X] wettelijke rente verschuldigd vanaf het moment dat hij in verzuim is, zijnde de datum van de eindafrekening, aldus vanaf 20 september 2005.
 
BKR registratie
 
4.16.  Nu [X] ingevolge dit vonnis nog betalingsverplichtingen jegens Dexia heeft, zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden afgewezen.
 
Proceskosten
 
4.17.  Gezien de uitkomst van het geding in conventie en in reconventie zal de kantonrechter Dexia veroordelen in de kosten van het geding in conventie [X] veroordelen in de kosten van het geding in reconventie.
 
De beslissing
 
in conventie
 
I.     veroordeelt Dexia om aan [X] te voldoen het bedrag van € 8.712,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 september 2005;
 
II.    veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op:
- voor verschuldigd griffierecht  €     201,--
- kosten dagvaarding               €      85,44
- voor salaris van gemachtigde  €     900,--
- verschotten                               nihil     
totaal:                                  €   1.186,44
 
in reconventie
 
III.   veroordeelt [X] om aan Dexia te voldoen het bedrag van € 2.054,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 september 2005;
 
IV.    veroordeelt [X] in de kosten van de procedure aan de zijde van Dexia gevallen, tot op heden begroot op € 175,-- voor salaris gemachtigde;
 
in conventie en in reconventie
 
V.     verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
 
VI.    wijst het meer of anders gevorderde af..
 

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 februari 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.
 
 
 
Bijlage I
 
Beoordeling (on)aanvaardbaar zware last  
                 
  samenstelling huishouden  2vw 1k     
                 
Y.  nibudbasisnorm      1.030,99     
X.  netto maandinkomen  1.598,00     
                 
    vermogen            0,00     
V.  vermogen per maand  0,00     
                 
  netto woonlasten      273,80     
  norm woonlast Nibud   162,00     
W.  Woonlasten boven Nibud   111,80     
                 
  leasesom             65.364,32     
  looptijd in maanden  240     
A.  verplichting leaseovereenkomst  272,27     
                 
B.  verpl. eerdere leaseovereenk   0,00     
C.  verpl. eerdere overig krediet  0,00     
                 
  besteedbaar inkomen        
  X + V - W - A - B - C   1.213,93     
                 
  bestedingsnorm        
  Y + (0,1xY) + 0,15x(X-Y)  1.219,14     
                 
  SLOTSOM  onaanvaardbare last  
                 
 
Bijlage II
 
Contractnummers  39784308 en 3948127  
Rolnummer:  DX 08-2738  
reconventionele vordering ingesteld  ja
  
     
A. Betaalde leasetermijnen  13.068,00  
     
saldo eindafrekening  6.162,02  
af: achterstallige termijnen  1.905,82  
B. in aanmerking te nemen restschuld  4.256,20  
     
totale schade exclusief voordeelstoerekening  19.230,02  
af: batig saldo voorgaande lease-overeenkomsten  0,00  
af: uitgekeerde dividenden c.a.  0,00  
af: verrekende dividenden c.a.  0,00  
C. totale schade minus voordeel  19.230,02  
     
schade m.b.t. betaalde termijnen minus voordeel  13.068,00  
eigen schuld afnemer   1/3  
D. door Dexia te dragen schade m.b.t. betaalde termijnen  8.712,00  
     
schade m.b.t. achterstallige termijnen minus voordeel  1.905,82  
eigen schuld afnemer   1/3  
E. door Dexia te dragen schade m.b.t. achterstallige termijnen  1.270,55  
     
schade wat betreft restschuld minus voordeel  4.256,20  
eigen schuld afnemer   1/3  
F. door Dexia te dragen schade m.b.t. restschuld  2.837,47  
     
door afnemer volgens eindafrekening verschuldigd  6.162,92  
af: door Dexia te dragen schade m.b.t. restschuld (F)  2.837,47  
af: door Dexia te dragen schade m.b.t. achterstallige termijnen (E)  1.270,55  
af: verrekende dividenden c.a.  0,00  
af: door afnemer reeds betaald  0,00  
G. door afnemer te betalen:  2.054,00  

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL