1. Procedure
1.1. Op 24 februari 2010 en 26 mei 2010
heeft de kantonrechter telkens een in deze zaak gewezen vonnis uitgesproken
(hierna: het eerste respectievelijk het tweede tussenvonnis). Voor het verloop
van de procedure tot dan toe verwijst de kantonrechter naar hetgeen
dienaangaande in de tussenvonnissen is overwogen.
1.2. Het verdere verloop van de procedure
blijkt uit:
- het op 14 januari 2011 ter griffie van
deze rechtbank ingekomen schriftelijk bericht
- van
de in het tweede tussenvonnis benoemde deskundige;
-
de conclusie na deskundigenbericht van de zijde van [X];
- de nadere conclusie, met producties, van de zijde van
Dexia.
1.3. Ten slotte is wederom vonnis
bepaald.
2. De verdere
beoordeling van het geschil
2.1. Voor de vaststaande feiten verwijst de
kantonrechter naar hetgeen dienaangaande in het eerste tussenvonnis onder
2.1 tot en met 2.9 is overwogen.
2.2. Dexia Bank Nederland N.V., de
vennootschap die aanvankelijk procespartij was, is na een fusie met haar
aandeelhoudster verdwenen als rechtspersoon. Dexia is haar rechtsopvolgster
onder algemene titel. Dexia is tevens de rechtsopvolgster onder algemene titel
van Bank Labouchère N.V., alsmede van Legio-Lease B.V. (hierna: Labouchère of
Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters
daaronder mede begrepen.
2.3. Naar de kern genomen gaat het in deze
zaak om het volgende. De echtgenoot van [X], [Y], heeft onder de naam
WinstVerDriedubbelaar en contractnummer 7409940 respectievelijk 75100581 op 24
juni 1999 respectievelijk 10 juli 2001 telkens een leaseovereenkomst met Dexia
gesloten (hierna: de lease-overeenkomsten of lease-overeenkomst I en
lease-overeenkomst II), welke beide, op 26 juni 2002 respectievelijk 29 juni
2004 zijn verlengd. Op 5 juni 2003 heeft [Y] het Aanmeldingsformulier Dexia
Aanbod ondertekend. Op dit formulier is onder het vak "Echtgeno(o)t(te) of
geregistreerd partner" en naast het vak "Naam" ingevuld: "M.M. [Y]-[X]".
Daaronder is naast het vak "Uw handtekening" een handtekening geplaatst
voorafgegaan door de letters "b/a". Voorts heeft [Y] op 20 mei 2003 een
zogenoemd Gegevensformulier Hardheidsclausule ingevuld en ondertekend. Op dit
formulier is onder het vak "Naam echtgeno(o)t(te)/partner" ingevuld: "M.M.
[Y]-[X]" en is onder het vak "Handtekening echtgeno(o)t(te)" een handtekening
geplaatst. Bij brief van 24 mei 2005 (hierna: de vernietigingsbrief) heeft [X]
de lease-overeenkomsten op de voet van artikel 1:88 en 1:89 van het Burgerlijk
Wetboek (BW) vernietigd.
2.4. De vordering van [X] strekt - naar de
kern genomen - ertoe dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de
lease-overeenkomsten en de verlengingen rechtsgeldig door [X] zijn vernietigd en
dat Dexia wordt veroordeeld tot terugbetaling van hetgeen [Y] ingevolge de
lease-overeenkomsten heeft betaald verminderd met hetgeen hij ingevolge die
lease-overeenkomsten heeft ontvangen. Dexia heeft zich tegen deze vordering
verweerd met de stelling dat (niet alleen [Y], maar ook) [X] zich door
ondertekening van het Dexia Aanbod jegens Dexia heeft gebonden aan een
vaststellingsovereenkomst, waarbij zij afstand van haar rechten heeft gedaan.
Subsidiair heeft Dexia zich op het standpunt gesteld dat vernietigingsrecht van
[X] reeds was verjaard toen zij dat bij brief van 24 mei 2005 uitoefende. Hierop
heeft [X] in de eerste plaats weersproken dat zij het Aanmeldingsformulier Dexia
Aanbod heeft ondertekend, daartoe stellende dat [Y] een handtekening heeft
geplaatst die voor die voor haar moest doorgaan.
2.5. Naar aanleiding hiervan heeft de
kantonrechter in het tweede tussenvonnis een deskundigenbericht naar de
handtekeningen op het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod en het Gegevensformulier
Hardheidsclausule gelast en de heer W. de Jong als deskundige benoemt. De
deskundige heeft een concept van zijn rapport ter reactie aan partijen
voorgelegd. Geen van partijen heeft op dit concept commentaar gegeven. In zijn
(definitieve) rapport heeft de deskundige de volgende conclusies
geformuleerd:
"De handtekening in de rubriek " Uw handtekening" bij
"Echtgeno(o)t(te) of geregistreerd partner "op het Aanmeldingsformulier Dexia
Aanbod, gedateerd 05 juni 2003, is met hoge waarschijnlijkheid niet door mevrouw
M.M. [Y]-[X] op dit formulier geplaatst.
De handtekening in de rubriek "Uw
handtekening" bij "Echtgeno(o)t(te)/partner"op het Gegevensformulier
Hardheidsclausule, gedateerd 20 mei 2003, is met hoge waarschijnlijkheid door
mevrouw M.M. [Y]-[X] op dit formulier geplaatst."
De deskundige heeft deze conclusies gestoeld op de
resultaten van een door hem beschreven onderzoek van de onderhavige
handtekeningen, waarbij - onder meer- een vergelijking is gemaakt met 10
handtekeningen en het handschrift van [Y] op brieven uit de periode 2003 -2004
en met 25 handtekeningen van [X] uit de periode 2004 - 2009.
2.6. Gegeven de door de deskundige gegeven
motivering voor zijn conclusies en in aanmerking nemende dat partijen niets
daartegen hebben ingebracht, maakt de kantonrechter voormelde uitkomsten van het
deskundigenbericht tot de zijne. Dit brengt mee dat thans als vaststaand heeft
te gelden dat [Y] een handtekening op het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod
heeft geplaatst die voor die van [X] moest doorgaan. Daarmee staat tevens vast
dat [X] dit formulier niet heeft ondertekend en er (dus) geen
vaststellingsovereenkomst tussen haar en Dexia tot stand is gekomen. Nu [X]
aldus geen afstand heeft gedaan van haar recht een vordering in rechte tegen
Dexia in te stellen op basis van haar vernietiging van de lease-overeenkomsten,
dient thans te worden beoordeeld of in dit verband sprake is van verjaring,
zoals Dexia heeft gesteld.
2.7. De kantonrechter stelt hierbij voorop
dat, anders dan Dexia heeft gesteld, artikel 1:88 BW eveneens van toepassing is
op de verlengingen, zodat ook daarvoor schriftelijke toestemming van [X] was
vereist. Immers, de verlenging brengt rechten en plichten mee die gelijksoortig
zijn aan de uit de oorspronkelijke lease-overeenkomst voortspruitende rechten en
plichten. Dexia had redelijkerwijs moeten en kunnen begrijpen dat de
vernietigingsbrief mede gericht was op de verlengingen, aangezien de
lease-overeenkomsten en de verlengingen daarvan dezelfde contractnummers
hebben.
2.8. De verjaringstermijn ten aanzien van
een vernietigingsrecht als het onderhavige is op grond van artikel 3:52, lid 1,
sub d, BW driejaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de
bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomsten of de
verlengingen. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische
kwalificatie daarvan (vgl. HR 5 januari 2007, LJN AY8771 en Gerechtshof
Amsterdam, 19 mei 2009, LJN BI 4359). Van belang is derhalve wanneer [X] bekend
was met het bestaan van de lease-overeenkomsten en de verlengingen.
2.9. Ter onderbouwing van haar beroep op
verjaring heeft Dexia - onder meer - aangevoerd dat er in de Nederlandse
gezinsverhoudingen vanuit mag worden gegaan dat de ene echtgenoot steeds ervan
op de hoogte is wanneer de andere echtgenoot investeringen als de onderhavige
doet. Voorts heeft Dexia aangevoerd dat het gebruikelijk is dat echtparen een
zogenoemde en/of-rekening hebben, zodat [X] door middel van raadpleging van
(mede) aan haar gerichte afschriften van die bankrekening, wist van de
leaseovereenkomsten. Verder heeft Dexia erop gewezen dat [Y] nog een, thans niet
in geding zijnde lease-overeenkomst heeft gesloten, waarop eind 2001 een
positief resultaat van € 1.086,30 is behaald. Volgens Dexia is het onaannemelijk
dat [X] hiervan niet door [Y] op de hoogte is gesteld. Ook heeft Dexia
aangevoerd dat [X] geen specifieke feiten of omstandigheden heeft gesteld die
verklaren dat zij pas in mei 2005 en niet al eerder op de hoogte is geraakt van
de lease-overeenkomsten. Dexia heeft hierbij erop gewezen dat met het
deskundigenbericht is gebleken dat [X] op 20 mei 2003 het Gegevensformulier
Hardheidsclausule heeft ondertekend, zodat zij, anders dan zij heeft gesteld, in
elk geval toen al op de hoogte was van de lease-overeenkomsten. Hiermee is haar
geloofwaardigheid aangetast, aldus Dexia.
2.10. [X] heeft hiertegen ingebracht dat zij tot
omstreeks 14 mei 2005 niet heeft geweten van de lease-overeenkomsten en dat [Y]
toen een op 13 mei 2005 gedateerde brief van Dexia heeft ontvangen, waarin werd
aangekondigd dat lease-overeenkomst I tot een restschuld zou leiden. [Y] heeft
[X] daarvan toen op de hoogte gebracht, omdat "hij met zijn billen bloot moest"
omdat "hij er niet meer onderuit kon". Voorst heeft [X] gesteld dat betalingen
aan Dexia zijn geschied van bankrekeningen die uitsluitend op naam van [Y] staan
en waarvan de afschriften niet (ook) aan [X] zijn geadresseerd, zodat niet ervan
mag worden uitgegaan dat zij door raadpleging van aan haar gerichte
bankafschriften kennis heeft kunnen nemen van de
lease-overeenkomsten.
2.11. Naar aanleiding hiervan overweegt de
kantonrechter als volgt. [Y] heeft de beide lease-overeenkomsten verlengd. Het
is de kantonrechter ambtshalve uit de behandeling van andere procedures inzake
lease-overeenkomsten bekend dat afnemers hun leaseovereenkomst pleegden te
verlengen, omdat na ommekomst van de reguliere looptijd een restschuld was
ontstaan waarvan zij hoopten dat deze na ommekomst van de verlenging zou zijn
verdwenen of verminderd. De kantonrechter gaat ervan uit dat dit ook voor [Y]
gold, aangezien hij de verlenging van lease-overeenkomst II onder protest heeft
getekend. Waar [X] heeft gesteld dat de kennisgeving door Dexia in mei 2005 van
een restschuld de aanleiding was voor [Y] om [X] van de lease-overeenkomsten te
vertellen, valt in dit licht zonder nadere motivering, welke ontbreekt, niet in
te zien waarom [Y] niet reeds ten tijde van de verlengingen van de
lease-overeenkomsten met [X] daarover heeft gesproken. Verder is het niet zo
zeer vanzelfsprekend dat [Y] de lease-overeenkomsten buiten medeweten van [Y]
heeft afgesloten, dat het op de weg van [X] lag hieromtrent een verklaring te
geven. De enkele niet nader toegelichte opmerking in een overgelegde
handgeschreven verklaring dat [Y] "sinds 1971, meer dan 38 jaar de bankzaken"
regelde, schiet in dit verband te kort. Immers, dat [Y] de bankzaken regelde,
laat onverlet dat hij daarover met [X] heeft gesproken. Dit geldt temeer, nu [Y]
en [X] als gevolg van het ontslag van [Y] kennelijk reeds in een penibele
financiële situatie verkeerden, waar immers uit diezelfde schriftelijke
verklaring blijkt dat [Y] in 1998 was ontslagen en een hypotheeklening meermalen
moest worden verhoogd om in de kosten van het levensonderhoud te kunnen
voorzien. Ten slotte heeft Dexia met recht erop gewezen dat bij de stellingen
van [X] een kanttekening moet worden geplaatst, nu thans is komen vast te staan
dat zij in 2003 het Gegevensformulier Hardheidsclausule heeft ondertekend,
waarop de onderhavige lease-overeenkomsten staan vermeld en zij dus, anders dan
zij aanvankelijk stellig heeft gesteld, toen al daarvan heeft
geweten.
2.12. Dit alles voert de kantonrechter tot het
oordeel dat de motivering van de stellingen van [X] wat betreft het moment
waarop zij op de hoogte is geraakt van de leaseovereenkomsten tekort schiet, op
welke grond aan die stellingen voorbij moet worden gegaan. Reeds daarmee heeft
als vaststaand te gelden de stelling van Dexia dat [X] van meet af aan wist van
de in 1999 en 2001 lease-overeenkomsten. Dit betekent dat de verjaringstermijn
reeds was verstreken toen [X] de lease-overeenkomsten bij brief van 24 mei 2005
vernietigde. In zoverre ligt het door [X] gevorderde voor afwijzing
gereed.
2.13. Aangezien lease-overeenkomst I op 26 juni
2002 en lease-overeenkomst II op 29 juni 2004 is verlengd, moet worden
geoordeeld dat de verjaringstermijn ten aanzien van de verlengingen nog niet was
verstreken ten tijde van voormelde vernietigingsverklaring van 24 mei 2005. De
verlengingen zijn derhalve wel rechtsgeldig vernietigd, zodat Dexia hetgeen
ingevolge de verleningen heeft betaald, verminderd met hetgeen [Y] in dat
verband van Dexia heeft ontvangen, dient te worden terugbetaald. In aanmerking
nemende het bepaalde in artikel 1:89, lid 5, BW, is in zoverre de vordering wel
toewijsbaar.
2.14. Uit door Dexia overgelegde gegevens, welke
[X] onweersproken heeft gelaten, leidt de kantonrechter in dit verband het
volgende als vaststaand af. [Y] heeft ingevolge lease-overeenkomst I en de
verlenging daarvan in totaal € 7.935,10 aan leasetermijnen betaald. Ingevolge
lease-overeenkomst I diende hij 36 maandtermijnen van € 113.31, zijnde €4.079,16
te voldoen. Dit betekent dat [Y] ingevolge de verlenging van lease-overeenkomst
I (€ 7.935,10 minus € 4.079,16 is gelijk aan) € 3.855,94 heeft betaald. Na 26
juni 2002 heeft Dexia in totaal € 919,89 aan dividenden uitbetaald. Per saldo
dient Dexia als gevolg van de vernietiging van de verlenging van
lease-overeenkomst I derhalve € 2.936,05 te restitueren.
2.15. Ingevolge lease-overeenkomst II en de
verlenging daarvan heeft [Y] in totaal € 2.778,39 aan leasetermijnen betaald.
Aangezien [Y] ter zake de verschuldigde leasetermijnen van de oorspronkelijke
overeenkomst een bedrag van € 2.174,40 vooruit heeft betaald, heeft hij
ingevolge de verlenging daarvan (€ 2.778,39 minus € 2.174,40 is gelijk aan) €
603,99 betaald. Na 29 juni 2004 heeft Dexia in totaal € 119,39 aan dividenden
uitbetaald. Per saldo dient Dexia als gevolg van de vernietiging van de
verlenging van leaseovereenkomst II derhalve € 484,60 te restitueren. In totaal
dient Dexia aldus € 3.420,65 terug te betalen.
2.16. Dexia is over voormelde bedragen wettelijke
rente verschuldigd vanaf het moment dat zij met de terugbetaling daarvan in
verzuim is geraakt. In een namens [Y] geschreven brief d.d. 24 mei 2005 is Dexia
tegen een termijn van 14 dagen in gebreke gesteld (zie productie 13 bij
dagvaarding). Nu terugbetaling door Dexia is uitgebleven, mocht (ook) [X]
redelijkerwijs ervan uitgaan dat Dexia tekort zou (blijven) schieten in de
nakoming van haar terugbetalingsverplichtingen. Aldus is Dexia met de
terugbetaling in verzuim geraakt vanaf 7 juni 2005. De gevorderde wettelijke
rente is derhalve toewijsbaar over het door Dexia te restitueren bedrag vanaf
dat moment.
2.17. De kantonrechter ziet onvoldoende grond om
het ter zake de BKR-notering gevorderde te kunnen toewijzen, aangezien het
voldoende aannemelijk is dat de leaseovereenkomsten na ommekomst van de looptijd
daarvan in een restschuld hebben geresulteerd terwijl vaststaat dat [Y] ter zake
van restschulden niets heeft voldaan aan Dexia.
2.18. Dexia moet als de voor het merendeel in het
ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden
veroordeeld.
3. De
beslissing
De kantonrechter
3.1. verklaart voor recht dat artikel 1:88
BW op de verlengingen van de onderhavige lease-overeenkomsten van toepassing is
en dat die verlengingen rechtsgeldig buitengerechtelijk zijn
vernietigd;
3.2. veroordeelt Dexia aan [X] te betalen €
3.420,65, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2005 tot aan de
dag der algehele voldoening;
3.3. veroordeelt Dexia in de kosten van de
procedure aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op € 993,98, als
volgt te voldoen:
te betalen aan [X]:
- voor verschuldigd
griffierecht €
52,00
en te betalen aan de griffier van deze rechtbank:
-
explootkosten
€ 85,98
- voor verschuldigd
griffierecht €
156,00
- voor salaris van
gemachtigde €
700,00
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw;
3.4. verklaart de veroordelingen in dit
vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5. wijst af het meer of anders
gevorderde.
Aldus gewezen door mr. W.A.J.P. van den Reek,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 september 2011
in tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL