Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Zaak- en rolnummer: 1070855 DX EXPL 09-296
Vonnis van: 14 juli 2010
F.no.: 695
 

Vonnis van de kantonrechter
 
inzake
 
[X],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
gedaagde in reconventie,
nader te noemen: [X],
gemachtigde: mr. J.C.Th. Papeveld,
 
tegen
 
de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
nader te noemen: Dexia,
gemachtigde: Swier & Van der Weijden Gerechtsdeurwaarders.
 
1.     Verdere verloop van de procedure in conventie en in reconventie
 
1.1.   Op 28 april 2010 heeft de kantonrechter een in deze zaak gewezen tussenvonnis (hierna: het tussenvonnis) uitgesproken. Voor het verloop van het proces tot dan toe, verwijst de kantonrechter naar hetgeen dienaangaande in het tussenvonnis is overwogen.
 
1.2.   Het verdere verloop van de procedure blijkt voorts uit:
de akte uitlating tevens houdende akte vermeerdering van eis, met producties van [X];
de antwoordakte na tussenvonnis, met één productie van Dexia.
 
1.3.   Daarna is vonnis bepaald op heden.
 
2.     Vordering in conventie
 
2.1.   [X] vordert - na wijziging van eis - op gronden als vermeld in de processtukken dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij
voorraad:
 
I.     Dexia veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van een in dezen te wijzen veroordelend vonnis te betalen:
a.    in het kader van schadevergoeding wegens schending van de zorgplicht een bedrag ad € 29.527,- althans enig ander door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
b.    in het kader van de buitengerechtelijke kosten zoals bedoeld in art. 6:96 lid 2 sub b BW, een bedrag van € 476,-, althans enig ander door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag,
 
te vermeerderen met vergoeding van de wettelijke rente over de onder a. en b. genoemde bedragen, met ingang van de datum van betaling van die bedragen tot aan de dag der algehele voldoening, althans met ingang van enige andere door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum;
 
II.    Dexia te gebieden om binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis schriftelijk en onvoorwaardelijk aan de Stichting Bureau Krediet Registratie (BKR) te Tiel te berichten dat de registratie van de lease-overeenkomsten en alle eventueel daarop gebaseerde andere inschrijvingen ten laste van [X], blijvend dienen te worden verwijderd en/of gestaakt en/of gewijzigd ten gunste van [X], op straffe van verbeurte van een dwangsom;
 
III.   alles met veroordeling van Dexia in de proceskosten.
 
2.1.   [X] heeft aan deze vorderingen - voor zover van belang - het volgende ten grondslag gelegd. Dexia heeft onrechtmatig gehandeld en is aansprakelijk voor de daardoor ontstane schade. Voorts heeft [X] kosten moeten maken om zijn inkomen en vermogen en dergelijke vast te laten stellen en is van oordeel dat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen op grond van art. 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW.
 
2.2.   Dexia heeft de vorderingen en de grondslag daarvan bestreden op gronden die, voor zover van belang, hierna aan de orde zullen komen.
 
3.     Verdere beoordeling
 
in conventie
 
3.1.   De kantonrechter verwijst naar en blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis. In het tussenvonnis heeft de kantonrechter [X] in de gelegenheid gesteld de gegevens die nodig zijn in het geding te brengen voor de berekening die het Amsterdamse hof in zijn arresten van 1 december 2009 heeft gehanteerd. Tevens heeft de kantonrechter partijen in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de daadwerkelijk op grond van lease-overeenkomst 1 over en weer betaalde en ontvangen bedragen.
 
3.2.   Vervolgens heeft [X] bij akte uitlating tevens houdende akte vermeerdering van eis de volgende gegevens verstrekt. In 1998 bedroeg zijn netto maandinkomen € 2.076,00 en zijn vermogen € 1.193,00. In 2000 had hij een netto maandinkomen van € 1.071,00 en bedroeg zijn vermogen € 5.397,00. Hij had in 1998 en 2000 geen woonlasten. [X] heeft een rapportage van de registeraccountant overgelegd, waaruit deze gegevens blijken (productie 11 bij de akte uitlating tevens houdende akte vermeerdering van eis).
 
3.3.   Tevens heeft [X] bij genoemde akte de volgende gegevens in het geding gebracht met betrekking tot de op grond van lease-overeenkomst I over en weer betaalde bedragen. Hij heeft een bedrag van € 10.825,16 vooruitbetaald en vervolgens één maandtermijn ad € 225,52 betaald, zodat hij in totaal aan rente en aflossing een bedrag van € 11.050,68 heeft betaald. In het kader van het overnemen van de aandelen heeft hij in totaal een bedrag van € 23.285,54 betaald. De oorspronkelijke waarde van de aandelen bedroeg €23.060,02 en het koersresultaat op de datum van afkoop bedroeg € 10.016,64. Per saldo bedroeg de door hem betaalde restschuld € 13.043,38. Dexia heeft deze gegevens niet weersproken. Bij conclusie van antwoord in conventie tevens houdende conclusie van eis in reconventie heeft Dexia - onweersproken - aangevoerd dat zij uit hoofde van leaseovereenkomst 1 aan [X] een bedrag van € 1.832,95 aan dividenden heeft uitgekeerd.
 
3.4.   Dexia heeft bij antwoordakte na tussenvonnis gesteld dat [X] niet aan zijn bewijslast heeft voldaan met betrekking tot zijn inkomens- en vermogenspositie. [X] heeft wel standpunten betrokken met betrekking tot zijn toenmalige financiële positie, maar die niet genoegzaam onderbouwd, met name omdat geen biljet van een proces in het geding is gebracht. De documenten die [X] wel in het geding heeft gebracht zijn onvoldoende, nu deze de mogelijkheid openlaten dat hij andere inkomsten heeft genoten. Overigens volstaat het overleggen van belastingaangiften niet omdat geen sprake is van definitieve gegevens. Op grond van het voorgaande kan volgens Dexia thans nog niet worden beoordeeld of er in de onderhavige zaak sprake was van een onaanvaardbaar zware financiële last. [X] zou de ontbrekende informatie alsnog over moeten leggen, bij gebreke waarvan uitgangspunt moet zijn dat er geen sprake was van risico op een onverantwoord zware financiële last en er dus geen vergoedingsplicht is ter zake van de inleg. Zelfs indien wordt uitgegaan van de - ongenoegzame - informatie die [X] heeft overgelegd blijkt dat er geen risico op een onverantwoord zware financiële last bestond, zodat zij [X] het sluiten van de lease-overeenkomsten niet had behoeven te ontraden.
 
3.5.   Geoordeeld wordt als volgt. De kantonrechter ziet in het door [X] gestelde nog immer geen grond om af te wijken van de door de Hoge Raad en het Amsterdamse hof voor zaken als de onderhavige ontwikkelde beoordelingsmaatstaven (zie ook het tussenvonnis onder rechtsoverweging 3.3. en volgende). Anders dan Dexia stelt heeft [X] bij conclusie van repliek in conventie tevens houdende nadere conclusie en conclusie van antwoord in reconventie reeds biljetten van een proces van 1998 en 2000 overgelegd. Zoals de kantonrechter in het tussenvonnis heeft overwogen zijn de door [X] overgelegde biljetten van een proces een toereikende basis om zijn bruto inkomen te bepalen, echter om zijn netto maandinkomen te kunnen vaststellen diende te worden vastgesteld welk bedrag hij aan belastingen en premies heeft betaald in de betreffende jaren. De kantonrechter heeft daartoe overwogen dat hierbij gegevens over de werkelijk ingehouden inkomstenbelasting dan wel berekeningen van de op het bruto maandinkomen ingehouden inkomstenbelasting in de betrefïendejaren aan de hand van de door Belastingdienst gecorrigeerde bedragen raadzaam zijn. De registeraccountant heeft in tekst toegelicht hoe de gegevens met betrekking tot het netto maandinkomen, netto woonlasten en het vermogen van [X] in 1998 en 2000 zijn berekend en dit met cijfers onderbouwd (productie 11 bij de akte uitlating tevens houdende akte vermeerdering van eis). Bovendien blijkt uit correspondentie tussen de gemachtigde van [X] en de registeraccountant (productie 11 bij de akte uitlating tevens houdende akte vermeerdering van eis) dat de registeraccountant bij het bepalen van de gegevens onder meer gebruik heeft gemaakt van afschriften van de aangiften inkomstenbelasting van [X] over 1998 en 2000 en een overzicht biljetten van een proces van de Belastingdienst van deze afschriften.
 
3.6.   De kantonrechter is van oordeel dat [X], door ter onderbouwing van zijn betwisting van eigen schuld inkomens- en vermogensgegevens in het geding te brengen en deze nader te onderbouwen, aan zijn (verzwaarde) stelplicht heeft voldaan en aldus de stellingen van Dexia voldoende gemotiveerd heeft weersproken. Desalniettemin zou indien de door [X] overgelegde gegevens in de berekening worden betrokken in dit geval nakoming door Dexia van haar onderzoeksplicht hebben uitgewezen dat Dexia het aangaan van lease-overeenkomst I niet had behoren te ontraden omdat daardoor naar redelijke verwachting niet een onaanvaardbaar zware financiële last op [X] werd gelegd. Voor wat betreft lease-overeenkomst 2 heeft te gelden dat nakoming door Dexia van haar onderzoeksplicht hebben uitgewezen dat Dexia het aangaan van lease-overeenkomst 2 had behoren te ontraden omdat daardoor naar redelijke verwachting wel een onaanvaardbaar zware financiële last op [X] werd gelegd. In navolging van het Amsterdamse hof is de kantonrechter van oordeel dat deze (na verrekening van voordeel resterende) schade aan termijnen voor wat betreft lease-overeenkomst 1 geheel en voor wat betreft leaseovereenkomst 2 in beginsel 1/3 deel vanwege eigen schuld voor rekening van [X] behoort te blijven.
 
3.7.   Voor de aan bovenbedoelde beoordeling ten grondslag liggende berekening wordt verwezen naar de aan dit vonnis gehechte bijlage I. Deze berekening is gebaseerd op hetgeen het Amsterdamse hof dienaangaande in zijn arresten van 1 december 2009 heeft overwogen. De kantonrechter heeft daarbij, in navolging van het Amsterdamse hof, in aanmerking genomen de zogenoemde "Nibud-basisnorm" (Y) en het door Nibud gehanteerde basisbedrag met betrekking tot de (netto) woonlasten, behorende bij de gezinssamenstelling van [X] ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomsten (voor de normbedragen die het Nibud met betrekking tot de verschillende gezinssituaties door de jaren heen heeft gepubliceerd, verwijst de kantonrechter naar:
www, rechtspraak. nl/Gerechten/Rechtbanken/Amsterdam/Actualiteiten/Basis+cn+woonlastnormen.htm).
 
Respectievelijke restschulden
 
3.8.   Ten aanzien van de respectievelijke restschulden stelt de kantonrechter voorop dat uit de lease-overeenkomsten voldoende duidelijk kenbaar was dat een geldlening werd verstrekt, dat het geleende geld werd belegd in effecten, dat [X] over het geleende bedrag rente was verschuldigd en dat het geleende bedrag moest worden terugbetaald ongeacht de verkoopopbrengst van de effecten. Op de gronden zoals door de Hoge Raad en het Amsterdamse hof is overwogen, is de kantonrechter van oordeel dat hieruit volgt dat wat betreft de (na verrekening van voordeel resterende) schade bestaande uit de respectievelijke restschulden in beginsel 1/3 deel daarvan vanwege eigen schuld voor rekening van [X] behoort te blijven.
 
3.9.   De kantonrechter neemt hierbij in overweging dat - anders dan [X] heeft gesteld - de restschuld uit hoofde van lease-overeenkomst 1 op een bedrag van € 13.268,90 (€ 23.285,54 minus € 10.016,64) dient te worden gesteld omdat het moment van overname van de aandelen doorslaggevend is. Op het moment van overname was het koersresultaat van de aandelen € 10.016,64 en heeft [X] in totaal een bedrag van €23.285,54 voorde aandelen betaald.
 
Algemeen
 
3.10.  Van omstandigheden die meebrengen dat de billijkheid een andere verdeling van de schade eist dan volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen, is niet gebleken. De door [X] aangevoerde omstandigheden zijn in de verdeling van de schade, waarbij het tekortschieten van Dexia zwaarder is gewogen dan de eigen schuld van [X], reeds verdisconteerd.
 
3.11.  Onder verwijzing naar de in bijlage II weergegeven berekeningen, brengt het voorgaande mee dat Dexia-na verrekening van voordeel, zijnde het bedrag van € 1.832,95 aan ontvangen dividenden uit hoofde van lease-overeenkomst I - aan schade dient te dragen € 10.907,39 wegens de respectievelijke restschulden (€ 8.695,59 voor wat betreft leaseovereenkomst 1 plus € 2.211,80 voor wat betreft lease-overeenkomst 2), € 847,05 wegens achterstallige termijnen van lease-overeenkomst 2 en voorts dat Dexia terzake van voor haar rekening komende schade € 5.808,40 aan [X] dient terug te betalen wegens betaalde termijnen met betrekking tot lease-overeenkomst 2.
 
3.12.  Het bovenstaande brengt mee dat Dexia voor wat betreft lease-overeenkomst 1 geen geleden schade hoeft te vergoeden wat betreft betaalde termijnen en dat de restschuld van lease-overeenkomst 2, die [X] niet heeft betaald, zijnde € 2.211,80, voor rekening van Dexia dient te blijven. Derhalve dient Dexia een bedrag van in totaal € 15.351,04 (schade aan restschuld van lease-overeenkomst I en aan termijnen en achterstallige termijnen van lease-overeenkomst 2) aan [X] te betalen.
 
Wettelijke rente
 
3.13.  Dexia is over de door haar te betalen schadevergoeding wettelijke rente verschuldigd vanaf het moment dat zij dienaangaande in verzuim is. Ingevolge artikel 6:83 aanhef en onder b, BW treedt verzuim ter zake van een schadevergoedingsplicht als de onderhavige van rechtswege in als zij niet terstond wordt nagekomen. Het verzuim kan echter pas intreden op het moment dat een opeisbare verbintenis tot schadevergoeding is ontstaan. In dit geval kon pas op het moment van beëindiging van de lease-overeenkomsten worden vastgesteld dat schade was geleden, zodat Dexia op de dag van de eindafrekening van lease-overeenkomst 2, zijnde 6 oktober 2005, respectievelijk de datum van overname van de aandelen van lease-overeenkomst 1, zijnde 15 oktober 2003, in verzuim is geraakt en dus vanaf die data wettelijke rente is verschuldigd.
 
Buitengerechtelijke kosten
 
3.14.  De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de zaak. Dat [X] kosten heeft moeten maken om zijn inkomen en vermogen en dergelijke vast te laten stellen, zoals hij stelt, doet hier niet aan af aangezien het de eigen keuze van [X] is geweest voor het vaststellen van de inkomens-en vermogensgegevens een registeraccountant in te schakelen. Voor zover [X] vergoeding vordert van kosten voor het bij derden opvragen van bescheiden behoren deze tot de in artikel 241 Rv bedoelde kosten, en derhalve tot de proceskosten.
 
in reconventie
 
3.15.  Nu Dexia bij conclusie van dupliek tevens houdende intrekking eis in reconventie haar reconventionele vordering heeft ingetrokken, ligt deze vordering thans voor afwijzing gereed.
in conventie en in reconventie
 
BKR-registratie
 
3.16.  Nu [X] ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft, zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
 
Proceskosten
 
3.17.  Gelet op de uitslag van de procedure dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en in reconventie.
 
De beslissing
 
De kantonrechter:
 
in conventie
 
I..    veroordeelt Dexia aan [X] te betalen een bedrag van € 15.351,04, te
vermeerderen met de wettelijke rente over € 8.695,59 vanaf 15 oktober 2003 en over € 6.655,45 vanaf 6 oktober 2005, tot aan de dag der algehele voldoening;
 
II.    veroordeelt Dexia om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het
Bureau Kredietregistratie te Tiei te berichten dat [X] geen verplichtingen uit de lease-overeenkomsten meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,-;
 
III.   veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [X] gevallen, tot aan deze uitspraak begroot op:
 
voor verschuldigd griffierecht        €    208,00
voor het exploot van dagvaarding  €     85,98
voor salaris van gemachtigde        €    750,00
totaal:                                      € 1.043,98

een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw;
 
IV.    verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorrad;
 
V.     wijst het meer of anders gevorderde af.
 
in reconventie
 
VI.    wijst de vorderingen af;
 
VII.   veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [X] gevallen, tot aan deze uitspraak
begroot op € 150,00 voor salaris van gemachtigde;
 
VIII.  verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
 

Aldus gewezen door mr. W.A.J.P. van den Reek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juli 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.


Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL