Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
zaaknummer/rolnummer: 817154/DX EXPL
06-3515
Vonnis van: 14 mei 2008
F.no.: 568
Vonnis van de
kantonrechter
inzake
[X],
wonende te
[woonplaats],
eiser,
nader te noemen [X],
gemachtigde: mr. P.A. Aan de
Kerk,
tegen
de naamloze vennootschap,
DEXIA BANK
NEDERLAND NV.,
gevestigd te Amsterdam,
geda
dc,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: mr. F.R.H, van der
Leeuw.
Procedure
Het volgende processtuk is
ingediend:
- de dagvaarding van 5 december 2005
met producties,
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de
procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM).
Bij rolmededeling van 30 januari 2006 is vastgesteld dat de procedure is
geschorst.
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari
2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [X] een afschrift overgelegd van de
opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW),
waarin hij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn.
Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt
hervat.
Vervolgens is
ingediend:
- de conclusie van antwoord van
Dexia met producties.
Bij tussenvonnis van 19 december 2007 is een
comparitie bepaatd, die heeft plaatsgevonden op 17 maart 2008. Voorafgaand aan
deze comparitie zijn door Dexia bij brief van 13 maart 2008 aanvullende stukken
ingediend. [X] heeft bij akte van 13 maart 2008 aanvullende stukken ingediend en
zijn eis gewijzigd. Bij akte van 14 maart 2008 heeft [X] opnieuw zijn eis
gewijzigd en nog een nader stuk overgelegd.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de
beslissing
1.
Feiten
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat
vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder
algemene titel van Bank Labouchere N.V./Legio Lease B.V. (hierna:
Labouchere/Legio Lease). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar
rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.
1.2. [X] was bij het aangaan van de
hieronder bedoelde overeenkomsten gehuwd met [Y] (hierna [Y] te
noemen),
1.3. [X] en [Y] verkeerden ten tijde van
het aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomst(en) m de volgende
omstandigheden:
Geboortejaar [X]:
1950
[Y]:
1952
Beroep
[X]:
onderwijzer [Y]:
secretaresse
Opleiding
[X]:
PABO [Y]:
HAVO doktersassistente
Netto (gezins)inkomen per jaar: circa € 40.500
Vermogen: circa € 5.500 aan banksaldo Relevante beleggings- of beroepservaring:
nee
1.4. [X] heeft de volgende
leaseovereenkomsten ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als
wederpartij Labouchere/Legio Lease (hiema gezamenlijk de leaseovereenkomsten te
noemen en individueel aan te duiden met het volgnummer vermeld in de linker
kolom van de onderstaande tabel):
Nr. Contractnr. Datum
Naam van de overeenkomst
Leasesom
I. 22083016 15-12-2000 Ovenvaarde
Effect Maandbetaling € 179.728,80
II. 56183938
09-01-2001 Profit Effect
Maandbetaling
€ 39.408,10
1.5. De overeenkomsten zijn beide tot stand
gekomen via Spaar Select B.V. (hierna Spaar Select te noemen). Leaseovereenkomst
I is aangegaan voor een periode van 240 maanden. Leaseovereenkomst II is
aangegaan met een looptijd van 120 maanden.
1.6. Voor wat betreft het in totaal aan
Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan ontvangen en/of verrekende
dividenden en andere gegevens per leaseovereenkomst wordt verwezen naar de aan
dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage).
1.7. Met het oog op de voldoening van de
maandtermijnen van leaseovereenkomst I heeft [X] een depot van € 37.436,87
gestort. Van het gedeponeerde bedrag zijn participaties gekocht in Labouehere
Global Aandelenfonds N.V. Het depot is door [X] gefinancierd met met een tweede
hypotheek op de overwaarde van zijn woning. Er zijn 29 maand-termijnen uit het
depot voldaan, waarna het depot - per maart 2003 - uitgeput was.
1.8. Op 9 februari 2006 heeft Dexia
leaseovereenkomst I tussentijds beëindigd, omdat sprake was van een
betalingsachterstand van [X]. Dexia heeft een eindafrekening opgesteld, volgens
welke [X] uit hoofde van deze overeenkomst nog een bedrag van € 17.990,23 aan
Dexia verschuldigd was. [X] heeft dit bedrag onbetaald gelaten.
1.9. Leaseovereenkomst II is door Dexia op
12 januari 2006 tussentijds beëindigd, eveneens in verband met een
betalingsachterstand van [X]. Met betrekking tot deze leaseovereenkomst heeft
Dexia een eindafrekening opgesteld, volgens welke [X] nog € 16.141,08 aan Dexia
verschuldigd was. [X] heeft een bedrag van € 15.613,39 onbetaald
gelaten.
1.10. Bij brief van 23 oktober 2004 heeft [Y] met
een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de
leaseovereenkomsten.
2. Vordering
[X]
[X] vordert - na wijziging van zijn eis - bij
vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. primair voor recht te
verklaren dat bij de dagvaarding rechtsgeldig de nietigheid van de
leaseovereenkomst werd ingeroepen op grond van artikel 3:40 lid 2 BW, wegens het
ontbreken van de Wte-vergunning aan de zijde van Spaar Select;
2. subsidiar voor recht te
verklaren dat de leaseovereenkomsten bij de dagvaarding werden vernietigd wegens
strijd met artikel 12 onder 1 Colportagewet;
3. meer subsidiair voor recht
te verklaren dat de leaseovereenkomsten door [X] bij brief van 2 mei 2005
rechtsgeldig werden vernietigd op grond van artikel 3:40 lid 2 BW wegens het
ontbreken van de Wck-vergunning aan de zijde van Dexia;
4. meer subsidiair voor recht
te verklaren dat de leaseovereenkomsten door [Y] bij brief van 2 mei 2005 werden
vernietigd op grond vanartikel 1:89 BW;
5. meer subsidiair voor recht
te verklaren dat de leaseovereenkomsten door [X] bij brief van 2 mei 2005 werden
vernietigd wegens dwaling respectievelijk misbruik van
omstandigheden;
6. meer subsidiair voor recht
te verklaren dat - indien Dexia de in de dagvaarding onder 10.2 verzochte
bescheiden niet overlegt - de leaseovereenkomsten vanwege het niet aankopen van
de aandelen/effecten nimmer tot stand is gekomen;
7. meer subsidiair voor recht
te verklaren dat - indien Dexia de in de dagvaarding onder 10.2 verzochte
bescheiden niet overlegt - de leaseovereenkomsten door [X] werden ontbonden
wegens een tekortkoming in de nakoming;
8. op grond van 1,2,3,4,5,
danwei 6, danwei wegens onrechtmatig handelen van Spaar Select jegens [X] ter
zake van het verbod op cold calling danwei ter zake van
schending van
zorgplicht, danwei als gevolg van ontbinding, Dexia te veroordelen tot
vergoeding van het door [X] geleden nadeel, bestaande uit:
Overwaarde Effect
een bedrag van in
totaal € 55.699,81;
Profit Effect
de door hem betaalde
termijnen ad € 9.453,08;
onder aftrek van de door hem genoten voordelen
zoals dividenden ad € 5.477,17 (Overwaarde Effect) en € 827,51 (Profit Effect)
en overige voordelen en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum
betaling tot de dag der algehele voldoening;
9. Dexia te veroordelen tot
(medewerking aan de) ongedaanmaking van zijn registratie bij het Bureau
Kredietregistratie te Tiel;
10. Dexia te veroordelen tot betaling
aan [X] van de kosten van juridische bijstand van € 1.500;
11. Dexia te veroordelen tot betaling
van de kosten van dit geding.
3. Standpunten
[X]
3.1. [X] stelt dat de leaseovereenkomsten
moeten worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW en
derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A: 1576 BW en dus de
toestemming behoefde van [Y] ingevolge
artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat [Y]
deze (schriftelijke) toestemming niet verleend heeft, heeft zij de overeenkomst
rechtsgeldig kunnen vernietigen, aldus [X].
3.2. [X] legt voorts aan zijn vorderingen
hoofdzakelijk ten grondslag dat hij door toedoen van Dexia heeft gedwaald,
althans dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplichten,
en/of onrechtmatig heeft gehandeld. Daarnaast heeft [X] zich er op beroepen dat
Dexia gehandeld heeft in strijd met een aantal andere door hem genoemde
wettelijke regelingen en/of met een aantal voor Dexia geldende normen en
criteria en dat de leaseovereenkomsten als gevolg daarvan nietig zou zijn, dan
wel dat Dexia daardoor onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. [X] betwist
voorts dat Dexia de leaseaandelen gekocht heeft. [X] stelt tenslotte dat Dexia
aansprakelijk is voor de gedragingen van Spaar Select bij de totstandkoming van
de overeenkomst. Volgens [X] is Dexia aansprakelijk voor de door hem geleden
schade. De schade bestaat volgens [X] uit de door hem gevorderde
bedragen.
4. Standpunten
Dexia
4.1. Dexia betwist de vorderingen van [X]
en voert - kort gezegd - aan dat de lease-overeenkomst niet kan worden
aangemerkt als huurkoop. Voorts voert Dexia aan dat er geen sprake is van
vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:89 BW, omdat - kort gezegd -artikel
1:88 BW geen betrekking heeft op vermogensrechten als de onderhavige, er geen
sprake is van huurkoop bij gebrek aan aflevering en omdat partijen niet hebben
beoogd om de afnemer de effecten te doen verkrijgen. Dexia steit verder dat de
huwelijkspartner zijn of haar in artikel 1:88 BW bedoelde toestemming ook op
andere wijze dan schriftelijk kan verlenen en dat [Y] dit ook gedaan heeft.
Daarbij beroept Dexia zich er onder meer op dat [Y] aanwezig was bij de
gesprekken met Spaar Select die tot het sluiten van de
onderhavige
overeenkomsten hebben geleid, zodat zij van aanvang af op de hoogte moet zijn
geweest van het bestaan van de leaseovereenkonisten. Om die reden is het recht
om de overeenkomst op deze grond te vernietigen volgens Dexia tevens
verjaard.
4.2. Dexia betwist verder dat de
leaseovereenkomsten door dwaling tot stand zijn gekomen, dat zij tekort zou zijn
geschoten in de nakoming van haar zorgplichten of dat zij onrechtmatig zou
hebben gehandeld. Volgens Dexia beschikte [X] bij het aangaan van de
overeenkomst over alle relevante informatie. Dexia betwist aansprakelijk te zijn
voor het handelen of nalaten van de tussenpersoon. Ook betwist Dexia dat zij de
bepalingen - voor zover van toepassing - van de door [X] genoemde wetten en
regelingen niet in acht zou hebben genomen. Dexia stelt de leaseaandelen wel
gekocht te hebben. Tenslotte betwist Dexia de schade, althans betwist zij
daarvoor aansprakelijk te zijn.
5. Beoordeling van de
vorderingen
5.1. In het vonnis van deze rechtbank van
27 april 2007, LJN nummer BA3920, is in een soortgelijk geschil een aantal
rechtsvragen beantwoord en zijn beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit
geding met name van belang zijn:
huurkoop en bevoegdheid (rov 8,1);
artikel
1:88/1:89 BW (rov 8.2);
strijd met de WCK. en/of andere wetten en regelingen
(rov 8.3);
dwaling (rov 8.5);
aankoop effecten (rov
8.6);
aansprakelijkheid voor tussenpersonen (rov 8.7);
toepasselijkheid
Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR), (rov 8.8);
nakoming zorgplicht
(rov 8.9);
verdeling van het nadeel (rov 9),
5.2. De kantonrechter neemt de overwegingen
uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan
niet hierna wordt afgeweken. In het onderhavige geval komt dat neer op het
volgende.
Huurkoop; bevoegdheid en artikel
1:88/1:89
5.3. Leaseovereenkomsten als de onderhavige
worden aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd. Artikel l
:88 lid 1 onder d BW is op deze leaseovereenkomsten van toepassing. Nu volgens
artikel 7A: 1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde
toestemming voor de lease-overeenkomst ook schriftelijk te worden gegeven (vgl.
het arrest van de Hoge Raad 28 maart 2008, LJN; BX2837), Nu deze schriftelijke
toestemming ontbreekt, had [Y] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier
bedoelde vernietigbaarheid.
5.4. De verjaringstermijn voor dit beroep
is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW 3 jaar. De termijn vangt aan op het
moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt
met de overeenkomst. Anders dan [X] heeft gesteld, is niet noodzakelijk is dat
[Y] (ook) bekend was met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl.
HR 5 januari 2007, RvdW 2007, 68 en LJN: AY8771). Op Dexia rust de stelplicht en
bewijslast ter zake het beroep op verjaring.
5.5. Dexia heeft in casu gesteld dat [Y]
aanwezig was bij de gesprekken met Spaar Select die tot het sluiten van de
onderhavige overeenkomsten hebben geleid. Ter zitting is komen vast te staan dat
zulks inderdaad het geval was, in die zin dat [Y] in ieder geval bij de
ontvangst van een medewerker van Spaar Select bij [X] en [Y] thuis
aanwezig
is geweest. Voorts is tussen partijen komen vast te staan, dat [Y] heeft
meegetekend voor het verhogen van de hypothecaire schuld, met het doel een
(belangrijk) deel daarvan in het voormelde depot te storten. Tegen deze
achtergrond moet het er naar het oordeel van de kantonrechter voor worden
gehouden dat [Y] van aanvang af van het bestaan van de overeenkomsten op de
hoogte is geweest. Dit betekent dat het bij de onder 1.10 genoemde brief gedane
beroep op de hier bedoelde vernietigbaarheid niet binnen drie jaar na bedoelde
ontvangstdatum heeft plaatsgevonden en dat het desbetreffende vernietigingsrecht
van [Y] is verjaard. De vordering van [X] wordt derhalve in zoverre
afgewezen.
Aansprakelijkheid voor
tussenpersonen
5.6. Een effecteninstelling is
aansprakelijk voor gedragingen van een tussenpersoon, door wiens toedoen één of
meer overeenkomsten als de onderhavige tot stand zijn gekomen. Het verweer van
Dexia dat dit anders is wordt derhalve verworpen.
Strijd met WCK en andere wetten en
regelingen
5.7 Dexia beschikte niet over een
vergunning krachtens de WCK, op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de
leaseovereenkomsten is bepleit. Daarnaast wordt aangevoerd dat sprake is van
nietigheid van de overeenkomst, dan wel van een tekortkoming of onrechtmatig
handelen jegens de [X], wegens strijd met andere wetten en
regelingen.
5.8. De toepasselijkheid van de WCK en de
andere hier bedoelde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Indien [X]
zich terecht op die regelingen zou beroepen, zouden de gevolgen daarvan eveneens
beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en zou
zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van partijen te
dragen gevolgen van het aangaan van de leaseovereenkomsten, dan zou hebben te
gelden zonder een zodanig beroep.
Dwaling
5.9. [X] heeft uit de van Dexia c.q. van de
tussenpersoon ontvangen adviezen moeten en kunnen afleiden dat het depot
aangewend zou worden om te beleggen in een (effecten)fonds. Voorts had [X] uit
de inhoud van de leaseovereenkomsten en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden
Effecten Lease kunnen en moeten afleiden dat sprake was van een lening met
renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van hem gekochte
effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van de
hoofdsom. De leaseovereenkomsten geven bovendien aan welke rente in rekening
wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Bij vragen daaromtrent had (ook)
van [X] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover [X] onder invloed
van een onjuiste voorstelling van zaken de depot belegging of een
leaseovereenkomst is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot
vernietiging van die overeenkomst wegens dwaling leiden. Dit laat de zorgplicht
van Dexia overigens onverlet.
Aankoop effecten
5.10. Er zijn onvoldoende redenen om te twijfelen
aan de feitelijke verwerving van de effecten door Dexia. Het verwijt van [X] dat
Dexia de aandelen niet gekocht zou hebben, wordt derhalve
verworpen.
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht
Effectenverkeer (NR)
5.11. Dexia was bij het aanbieden van het
onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het
verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doet.
Nakoming zorgplicht
5.12. [X] verwijt Dexia dat Dexia te zijnen
opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat
Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico's van de onderhavige
producten. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en
onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers
op niet mis te verstatie wijze op die risico's dienen te wijzen. De brochures en
folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet in
en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze
informatieverplichting voldaan heeft. Voorts is niet gebleken dat Dexia zich
tenminste rekenschap heeft gegeven van de vraag of haar (potentiële) wederpartij
naar redelijke verwachting over voldoende bestedingsruimte zou beschikken om aan
de uit de leaseovereenkomsten voortvloeiende verplichtingen te kunnen voldoen.
Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten
opgetreden nadelige gevolgen.
Omvang en toerekening nadeel
5.13. De kantonrechter ziet aanleiding allereerst
in te gaan op de omvang en toerekening van het nadeel met betrekking tot
leaseovereenkomst II. Vervolgens zal worden ingegaan op het samenstel van
leaseovereenkomst I en de depotovereenkomst.
Leaseovereenkomst II
5.14. Wat betreft leaseovereenkomst II is het op
gronden als vermeld in het vonnis van 27 april 2007 onaanvaardbaar om Dexia
onverkort aüe nadeel te laten dragen en dient het voor rekening van Dexia
komende nadeel te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde
schatting berustende, mate waarin aan [X] toe te rekenen omstandigheden tot het
nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist
in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal
tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde
maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde
schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van [X] die van invloed zijn op
de waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomst tot stand zou zijn gekomen
indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom
en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia.
Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van
[X] (bepalend voor de vraag of deze financiële risico's wenste te lopen en in
hoeverre dat verantwoord was), de beleggingsdoelstellingen en de kennis en
ervaring waarover [X] beschikte (zowel ten aanzien van beleggingen als
daarbuiten), één en ander ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. Ook
andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen kan worden
dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweest op de beslissing van
[X] om de leaseovereenkomst aan te gaan.
5.15. Zoals nader is toegelicht in het vonnis van
27 april 2007 onderscheidt de kantonrechter voor de toerekening van het nadeel
aan ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van
afnemers. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder l .2 bij de
feiten zijn vermeld, is voor [X] wat betreft de onderhavige overeenkomst
categorie 2 van toepassing. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid
dient 60% van het nadeel met betrekking tot deze overeenkomst voor rekening van
Dexia te
komen en het resterend percentage voor rekening van [X]. Bij de
vaststelling van dit percentage is tevens rekening gehouden met eventuele te
verrekenen dividendbelasting.
5.16. In het voetspoor van het vonnis van deze
rechtbank van 27 april 2007 gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke
behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel uit van
een fictieve looptijd van 60 maanden, nu een langere termijn naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid niet aanvaard kan worden. Hieruit volgt dat
tennijnbetahngs verplichtingen, die eventueel na deze 60 maanden resteren, niet
tot het nadeel zullen worden gerekend. In het onderhavige geval komt het nadeel
neer op het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van de
onderhavige overeenkomst onder Lin aanmerking te nemen termijnen' staat vermeld,
te vermeerderen met het daarachter onder 'restant hoofdsom' vermelde restant van
de hoofdsom van de geldlening en te verminderen met de vervolgens onder
'waarde/opbrengst' vermelde opbrengst/waarde van de geleasete effecten alsmede
met het onder 'dividenden' vermeide bedrag wegens in verband met de overeenkomst
ontvangen en (eventueel) verrekende dividenden.
5.17. Het totale nadeel van deze
leaseovereenkomst bedraagt derhalve het bedrag dat in de bijlage achter het
contractnummer van deze overeenkomst onder 'totaal nadeel' staat vermeld.
Hiervan dient, gelet het in 5.15 genoemde percentage, een bedrag voor rekening
van [X]te blijven gelijk aan het daarachter onder 'voor rekening
afnemer'genoemde bedrag.
5.18. Door [X] is in het kader van de onderhavige
teaseovereenkomst een bedrag betaald gelijk aan het achter het contractnummer
van deze overeenkomst onder 'betaald' vermelde bedrag. Hierop dienen in
mindering te worden gebracht de ontvangen dividenden als vermeld onder
'ontvangen dividenden' en het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van
[X] dient te blijven, zodat Dexia ten aanzien van de onderhavige
leaseovereenkomst per saldo aan [X] dient te voldoen het onder 'te ontvangen'
vermelde bedrag, te weten € 2.863,10.
Leaseovereenkomst I en de
depotovereenkomst
5.19. Ten aanzien van het samenstel van
leaseovereenkomst I en de depotovereenkomst heeft [X], behalve het met
betrekking tot deze leaseovereenkomst als zodanig ondervonden nadeel, ook nadeel
ondervonden door waardeverlies van de depotbelegging. De kantonrechter neemt ook
dit nadeel in aanmerking, doch maakt voor de hoogte van de vergoeding een
onderscheid tussen de onderdelen van het nadeel die bij een toerekening naar
maatstaven van redelijkheid en billijkheid voor 100% voor rekening van Dexia
dienen te blijven, of die onderdelen, die in een procentuele sleutel tussen
partijen verdeeld dienen te worden. Bij deze verdeling speelt niet slechts een
rol in welke mate het nadeel aan ieder van partijen is toe te rekenen, maar
eveneens in hoeverre de toegekende vergoeding per onderdeel passend is in het
totaal van de aan [X] toegekende vergoeding.
5.20. De voormelde componenten van het door [X]
geleden nadeel zullen als volgt aan ieder van partijen worden
toegerekend:
A. het waardeverlies van de depotbelegging
(het verschil tussen de inleg en de uit het depot betaalde leasetermijnen) komt
voor 100% voor rekening van Dexia.
B. het met betrekking
tot de leaseovereenkomst als zodanig ondervonden nadeel (bestaande uit de aan
Dexia betaalde maandtermijnen uit hoofde van de
leaseovereenkomst,
vermeerderd met de restant hoofdsom en verminderd met de onvangen of verrekende
dividenden, alsmede met de verkoopwaarde van de effecten), komt voor 85% voor
rekening van Dexia en voor 15% voor rekening van [X].
5.21. Het hierboven onder 5.21. sub A genoemde
nadeel bedraagt het bedrag dat in depot is gestort, zijnde € 37.436,87, waarop
in mindering moet worden gebracht het bedrag aan termijnen dat uit het depot is
betaald (29 x € 748,87 =€21.717,23) en het resterende saldo dat aan [X] is
voldaan (€ 82,53) zodat als waardeverlies resteert een bedrag van
€15.637,11.
5.22. Het onder B genoemde nadeel dient te worden
bepaald op gelijke wijze als hiervoor onder 5,16 uiteengezet. Het totale nadeel
van deze leaseovereenkomst bedraagt derhalve het bedrag dat in de bijlage achter
het contractnummer van deze overeenkomst onder 'totaal nadeel' staat vermeld.
Hiervan dient, gelet het in 5.20. sub b. genoemde percentage, een bedrag voor
rekening van [X] te blijven gelijk aan het daarachter onder 'voor rekening
afnemer'genoemde bedrag.
5.23 Door [X] is in het kader van de
onderhavige leaseovereenkomst een bedrag betaald gelijk aan het achter het
contractnummer van deze overeenkomst onder 'betaald' vermelde bedrag. Hierop
dienen in mindering te worden gebracht de ontvangen dividenden als vermeld onder
'ontvangen dividenden' en het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van
[X] dient te blijven, zodat Dexia ten aanzien van de onderhavige
leaseovereenkomst per saldo aan [X] dient te voldoen het onder Lte ontvangen'
vermelde bedrag, te weten € 25.715,21.
5.24. Het voorgaande brengt met zich mee dat
Dexia ter zake van het samenstel van leaseovereenkomst 1 en de depotovereenkomst
aan [X] dient te te voldoen € 15.637,11 (zie 5.21) + € 25.715,21 (zie 5.23) = €
41.352,32.
Wettelijke rente
5.25. Met betrekking tot de wettelijke rente
stelt de kantonrechter voorop, dat Dexia de op haar rustende zorgplicht, na
schending daarvan vóór de totstandkoming van de leaseovereenkomst, nadien niet
meer deugdelijk heeft kunnen nakomen. In die zin - en ook overigens - is voor
het intreden van verzuim niet vereist dat Dexia in gebreke is
gesteld.
5.26. De wettelijke rente over het in 5.20. onder
A bedoelde waardeverlies is toewijsbaar vanaf de datum gelegen halverwege het
moment waarop het depotbedrag is betaald en het moment waarop het depot
(voortijdig) uitgeput was, derhalve vanaf 1 februari 2002 tot de voldoening. Bij
de bepaling van dit moment is in aanmerking genomen dat bezwaarlijk is vast te
stellen op welk(e) exacte moment(en) tussen storting van het depot en uitputting
daarvan het waardeverlies is ontstaan. Met inachtneming van artikel 6:97 BW en
aannemende dat het waardeverlies geleidelijk is ontstaan, wordt [X] geacht dit
nadeel vanaf genoemde datum te hebben ondervonden.
5.27. Met betrekking tot de wettelijke rente over
het in 5.20 onder B bedoelde nadeel en het nadeel met betrekking tot
leaseovereenkomst II wordt overwogen dat dit als gevolg van de schending van de
zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane betalingen. Voor
de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente telkens te worden
uitgegaan van de data waarop [X] zijn betalingen aan Dexia heeft verricht (zie
in deze zin hof te Amsterdam 24 mei 2007, LJN: BA5684). Tevens dient in
ogenschouw te worden genomen dat het in dit verband in aanmerking te nemen
nadeel niet alleen bestaat uit door [X] betaalde termijnen, maar ook uit nog
verschuldigde doch niet betaalde termijnen en restschuld. Dit brengt mee dat de
betalingen van [X] voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar
voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is
een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [X] dient terug
te ontvangen en de noemer door het bedrag dat [X] ter zake van de
leaseovereenkomsten aan Dexia heeft betaald. De aldus voor de berekening van de
wettelijke rente in aanmerking te nemen hoofdsom is te stellen op het op de
bijlage achter de betreffende overeenkomst onder '% rente' vernielde percentage
van de termijnen, telkens vanaf hun betaaldata.
Ontbinding
5.28. De door [X] gevorderde ontbinding van de
leaseovereenkomsten wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de
zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase als een (voor)contractuele
tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding
eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te
worden en zal de beslissing daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan
waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist. [X] heeft derhalve bij
deze vordering geen belang.
Buitengerechtelijke kosten
5.29. De gevorderde kosten van jurisiche bijstand
worden afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn
verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de
zaak.
BKR-registratie
5.30. Nu [X] ingevolge dit vonnis geen
betalingsverplichtingen jegens Dexia meer zal hebben, zal de vordering met
betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen.
5.31. De overige stellingen van partijen in
conventie behoeven geen behandeling meer.
Vordering in reconventie
5.32. Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia
ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen. De in verband
daarmee gestelde gronden, feiten en omstandigheden zijn verdisconteerd in het
oordeel in conventie omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid thans tussen parttijen hebben te
gelden.
Proceskosten
5.33. Gelet op de uitslag van de procedure in
conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van
het geding in conventie en in reconventie, met dien verstande dat de kosten van
het geding in reconventie worden begroot op nihil.
Overig
5.34. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen
partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige
rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de overeenkomst gekochte
effecten is bij Dexia verbleven.
Beslissing
De kantonrechter:
in conventie
I. veroordeelt Dexia aan [X] te
voldoen € 44.215,42, te vermeerderen met de
wettelijke rente over € 15.637,11
vanaf 1 februari 2002, alsmede over 66% van de door
[X] inzake
leaseovereenkomst I gedane betalingen en 29,5% van de door [X] inzake
leaseovereenkomst II gedane betalingen, steeds vanaf de datum van betaling tot
aan de dag van voldoening;
II. veroordeelt Dexia om het Bureau
Krediet Registratie te Tiel te berichten dat
[X] geen verplichtingen uit de
leaseovereenkomsten meer heeft;
III. veroordeelt Dexia in de kosten van het
geding aan de zijde van [X], tot deze uitspraak begroot
op
-griffierecht:
€ 103,00
- kosten
dagvaarding:
€ 85,60
- salaris
gemachtigde:
€
1.800,00
totaal:
€ 1.988,60
inclusief eventueel verschuldigde BTW;
IV. verklaart deze veroordelingen
uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst het meer of anders
gevorderde af;
in reconventie
I. wijst de vordering
af;
II. veroordeelt Dexia in de kosten
van het geding, tot deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. C.S. Schoorl,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 mei 2008 in
tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL