Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton - Locatie Amsterdam
Kenmerk : 685698 CV EXPL 05-10877
Datum   : 11 oktober 2006
018 Bie-CV-Caaa
 
Vonnis in de zaak van:
 
[X]
te [woonplaats]
nader te noemen [X]
gemachtigde mr. M. Jongeneelen
 
tegen
 
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.
te Amsterdam
nader te noemen Dexia
gemachtigde mr. G.P. Roth  
  
De procedure
 
1.1   Het verloop van de procedure blijkt uit:
-  de dagvaarding;
-  de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in (voorwaardelijke)
reconventie;
-  de rolbeslissing van de rechtbank Amsterdam, sector civiel, d.d. 22 december 2004;
-  de akte na rolbeslissing van [X];
-  de akte na rolbeslissing van Dexia;
-  het vonnis van 13 april 2005, waarin de rechtbank Amsterdam, sector civiel, de zaak
tussen [X] en Dexia verwijst naar de sector kanton van de rechtbank Amsterdam,
locatie Amsterdam
-  de rolmededeling van 27 maart 2005;
-  de akte aan de zijde van [X];
-  de antwoordakte uitlating rolbeschikking van Dexia;
-  de rolmededeling van 14 juli 2005;
-  het vonnis van 18 augustus 2005;
-  de conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in
(voorwaardelijke) reconventie;
-  de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in (voorwaardelijke)
reconventie, tevens houdende akte wijziging, vermeerdering van eis in
onvoorwaardelijke reconventie;
-  de conclusie van dupliek in (voorwaardelijke)reconventie.
 
1.2   Ten slotte is vonnis bepaald. 
  
2     De feiten 
 
2.1   Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van de Bank Labouchère NV. 
 
2.2   Medio 2000 is [X] meermalen telefonisch benaderd door een medewerker van
Spaar Select. Tijdens een gesprek dat vervolgens bij [X] thuis plaatsvond heeft
de medewerker van Spaar Select [X] geadviseerd een effectenlease-constructie
met Bank Labouchère NV/Dexia aan te gaan. In septenber 2000 heeft [X]
hiertoe een hypothecaire lening van FL. 82.000,- (€ 37.209,98) afgesloten bij de SNS
bank. Van deze lening heeft [X] een bedrag van € 34.260,41 gestort in een
effectendepot, rekeningnummer [nummer], welke zij bij Dexia heeft geopend Dit
bedrag is door Dexia aangewend voor de aankoop van 652,58 participaties in het
Labouchère Global Aandelenfonds. 
  

2.3   Op 11 juli 2001 heeft [X] met Bank Labouchère NV een effectenlease-
overeenkomst gesloten onder contractnummer [nummer], genaamd 'Overwaarde
Effect zonder Herbelegging Maandbetaling' (hierna: de effectenlease-overeenkomst).
Op deze overeenkomst zijn van toepassing de Bijzondere voorwaarden Effecten
Lease. De overeenkomst is aangegaan voor een periode van 15 jaar (180 maanden),
met dien verstande dat de lessee ([X]) de overeer komst na 60 maanden zonder
annuleringskosten kan beëindigen, onder betaling of verrekening van de
restanthoofdsom.
 
2.4   De totaal overeengekomen leasesom bedraagt € 110.179,80. De effectenlease-
overeenkomst houdt in dat Dexia de in die overeenkomst genoemde aandelen zou
kopen tegen de toenmalige waarde van € 52.399,36, welk bedrag over een periode
van 180 maanden (annuïtairj zou worden afgelost. Over het nog niet afgeloste
bedrag is in totaal een bedrag van € 57.780,44 aan rente verschuldigd. Rente en
aflossing worden betaald in 180 termijnen van € 612,11 elk. 
 
2.5   Het depot in het Labouchère Global Aandelenfonds (2.2) strekte tot voldoening van
de maandtermijnen die verschuldigd zijn op grond van de effectenlease-
overeenkomst. De betaling van de maandtermijnen geschiedde uit de opbrengst van
de maandelijkse verkoop van participaties uit het effectendepot. Dit depot is op enig
moment in 2003 ontoereikend geworden om de maandtermijnen te voldoen.
 
2.6   Bij brief van 29 januari 2004 heeft (de gemachtigde van) [X] de effectenlease-
overeenkomst buitengerechtelijk vernietigd, althans vernietiging in rechte
aangekondigd, en Dexia aansprakelijk gesteld voor de door [X] geleden schade. 
 

3.    Het geschil
 
in conventie
 
3.1   [X] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
voor recht zal verklaren dat de effectenlease-overeenkomst met nummer [nummer]
bij brief van 29 januari 2004 rechtsgeldig buitengerechtelijk is vernietigd;
subsidiair:
de effectenlease-overeenkomst met nummer [nummer] zal vernietigen;
meer subsidiair:
voor recht zal verklaren dat Dexia toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming
van haar verplichtingen jegens [X] en/of dat Dexia onrechtmatig jegens haar
heeft gehandeld en Dexia zal veroordelen tot vergoeding van de door [X]
geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet
en voorts:
Dexia zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
 
3.2   Dexia voert verweer.
 
in onvoorwaardelijke reconventie
 
3.3   Dexia vordert in onvoorwaardelijke reconventie - na vermeerdering van eis -
veroordeling van [X] tot betaling van de achterstallige maandtermijnen van de effectenlease-overeenkomst, zijnde per 1 december 2005 een bedrag van
€ 11,017,98, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim tot
aan de dag der algehele voldoening, en tot betaling van de maandtermijnen op de
daarvoor overeengekomen data, met veroordeling var [X] in de kosten van het
geding.
 
in voorwaardelijke reconventie
 
3.4   Voor het geval de vordering van [X] in conventie (deels) zal worden toegewezen,
vordert Dexia dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij
voorraad, [X] zal veroordelen tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil
tussen de aankoopwaarde van de in artikel 1 van de effectenlease-overeenkomst
genoemde effecten minus de waarde van bedoelde effecten op de datum van
vernietiging van de overeenkomst.
 
in voorwaardelijke en in onvoorwaardelijke reconventie
 
3.5   Dexia vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij
voorraad, [X] zal veroordelen in de kosten van het geding.
 
3.6   [X] voert verweer tegen de vordering in (on)voorwaardelijke reconventie. 
  
het standpunt van [X]
 
3.7   Kort samengevat legt [X] aan haar vordering de volgende stellingen ten
grondslag. [X] heeft gedwaald bij het aangaan van het samenstel van
overeenkomsten. Zij was er niet van op de hoogte dat zij zou beleggen met geleend
geld. Als zij dit had geweten, of was gewaarschuwd vcor de risico's van beleggen
met geleend geld, was zij de overeenkomsten niet aargegaan. [X] betwist de
door Dexia genoemde brochure te hebben ontvangen, zodat zij zich slechts heeft
kunnen baseren op de tekst van de effectenlease-overeenkomst, uit welke tekst zij
niet heeft kunnen afleiden dat sprake was van een geldlening. Het beroep op dwaling
ziet op de onjuiste voorstelling van zaken bij het aangean van de onderhavige
constructie.
 
3.8   Voorts heeft Dexia niet voldaan aan haar verplichtingen uit hoofde van de Nadere
Regeling Toezicht Effectenverkeer (hiema: NR) en het Besluit Toezicht
Effectenverkeer (hierna: Bte). Dexia heeft verzuimd zich te vergewissen van de
financiële omstandigheden van haar cliënte. Zij heeft gaen cliëntenprofiel van haar
opgesteld. Dexia heeft nagelaten [X] te waarschuwen voor de risico's van
beleggen met geleend geld en is daarmee in de op hasir rustende zorgplicht
tekortgeschoten. [X] stelt geen ervaring met beleggen te hebben en bij het
aangaan van de overeenkomsten slechts pensioenopbouw te hebben beoogd.
Tengevolge van het aangaan van de geadviseerde constructie heeft [X] schade
geleden, welke schade voor rekening van Dexia dient te komen.
 
het standpunt van Dexia
 
3.9   Dexia betwist de vordering en stelt daartoe allereerst dat niet zij, maar Spaar Select
verantwoordelijk is voor de advisering, nu Spaar Select een onafhankelijke, niet aan
Dexia gelieerde cliëntenremisier is. Voorts voert Dexia aan dat de tekst van de
effectenlease-overeenkomst voldoende duidelijk is. Als [X] al niet zou weten wat
de overeenkomst inhield dient dat voor haar eigen rekening te komen, aldus Dexia.
[X] heeft er bovendien zelf voor gekozen de maandtermijnen van de
effectenlease-overeenkomst van de bij Dexia afgesloten beleggingsrekening te
voldoen.
 
3.10  Voorts voert Dexia aan dat de zorgvuldigheidseisen die gelden bij het aanbieden of
verrichten van effectendienstverlening niet van toepassing zijn op het onderhavige
product. Een effecten instelling is niet verplicht tot het inwinnen van informatie,
wanneer de door die effecteninstelling aangeboden effectendiensten geen nadere  
invulling behoeven. Dexia betoogt verder dat een verplichting om eventueel geen
overeenkomst aan te gaan naar aanleiding van de uitkomst van onderzoek naar,
persoonlijke omstandigheden van [X] in strijd is met de contractsvrijheid er geen
basis vindt in de wet. Voorts geldt dat, mocht de NR al van toepassing zijn op
aandelenlease, de zorgverplichting op grond van die regeling niet op Dexia rust maar
op Spaar Select. 
 
3.11  Overigens heeft Dexia - hoewel zij daartoe niet was verplicht - voorafgaand aan het
sluiten van de overeenkomst informatie ingewonnen omtrent de financiële positie
van [X]. Op grond van die informatie mocht Dexia menen dat [X] in staat zou
zijn haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst te voldoen.
 
3.12  Dexia voert voorts nog aan dat niet vast staat dat [X] aan het einde van de
looptijd van de overeenkomst schade zal lijden. Indiër dit wel het gevai is, dienen de
reeds aan [X] uitbetaalde dividenden op dat schadebedrag in mindering te
worden gebracht. 
  
3.13  Ten slotte heeft Dexia een beroep gedaan op eigen schuld aan de zijde van [X].
Zij heeft immers nagelaten de overeenkomst voldoende te bestuderen. 
 
  
4.    De beoordeling in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie 
  
in conventie 
  
tussenpersoon 
  
4.1   Met betrekking tot de beantwoording van de vraag of een effecteninstelling
aansprakelijk is voor gedragingen van een hulppersoon die zij heeft ingeschakeld bij
het tot stand komen van overeenkomsten als de onderhavige, zal de kantonrechter
aansluiting te zoeken bij het bepaalde in art. 6:76 BW. Wanneer een effecteninstelling
zich bij het aangaan van overeenkomsten van de bemiddeling van een
tussenpersoon bedient, komen de gevolgen van gedragingen van deze
tussenpersoon, tekortkomingen daaronder begrepen, op gelijke wijze voor rekening
van de opdrachtgever als de gevolgen van zijn eigen gedragingen en tekortkomingen.
Hierbij is niet van belang of de tussenpersoon al dan niet kan worden beschouwd als
vertegenwoordiger van de opdrachtgever. Het gaat erom dat de bemiddeling
geschiedt ten voordele van de opdrachtgever; nadelige gevolgen van gedragingen
van de tussenpersoon behoren dan niet te worden afgewenteld op de wederpartij,
maar dienen voor risico te komen van de opdrachtgever. Dexia is derhalve
aansprakelijk voor het handelen en nalaten van Spaar Select bij de totstandkoming
van het onderhavige samenstel van overeenkomsten. 
  
dwaling/informatieplicht en onderzoeksplicht 
  
4.2   Van dwaling in de zin van artikel 6:228 lid 1 is sprake, indien de dwaling te wijten is
aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mochl aannemen dat de
overeenkomst ook zonder deze inlichting zou zijn gesloten. In de onderhavige zaak
gaat het er dus om of Dexia in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling van
[X] wist of behoorde te weten, haar had behoren in te lichten en dat nagelaten
heeft. [X] dient aannemelijk te maken dat zij bij een juiste voorstelling van zaken
de overeenkomsten niet, althans niet onder dezelfde voorwaarden, zou hebben
afgesloten. 
  
4.3   Teneinde te kunnen beoordelen of in dit geval sprake is van dwaling is enerzijds
bepalend welke inlichtingen Dexia in de fase vóór het sluiten van de overeenkomst
aan [X] had moeten geven en anderzijds welke informatie [X] in die fase zelf
bij Dexia had moeten inwinnen. Voor wat partijen dienaangaande over en weer van
elkaar mochten verwachten, is van doorslaggevend belang wie partijen zijn er welke
hoedanigheden aan hen toegekend moeten worden.
 
4.4   Ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten ontving [X] een belastbaar
inkomen van circa € 36.110,-. Op het moment van aangaan van de overeenkomsten
had zij geen ervaring met beleggen. [X] moet daarom aangemerkt worden als
een niet ter zake deskundige, van wie Dexia mocht verwachten dat zij in beginsel het
verstrekte informatiemateriaal met de nodige nauwlettendheid zou bestuderen en zich
van de inhoud daarvan rekenschap zou geven, zoals dat van elke niet ter zake
deskundige, doch aandachtige en oplettende consument verwacht mag worden.
 
4.5   Dexia trad in dit verband op in haar hoedanigheid van effectenbemiddelaar in de zin
van artikel 1b van de Wet toezicht effectenverkeer 1995. Bij het aanbieden en
uitvoeren van de overeenkomst was Dexia gehouden aan de in de NR 99
gecodificeerde zorgplicht, waaraan niet afdoet dat zij een kant en klaar
effectenproduct aan een breed publiek aanbood. De stelling van Dexia dat de NR 99
onverbindend is treft geen doel, reeds omdat de daarin neergelegde regels ook
volgen uit de zorgplicht, waarvan de Hoge Raad in zijn arrest van 9 januari 1998, NJ
1999, 285, JOR 1998,116, heeft beslist "dat de maatschappelijke functie van de
banken een bijzondere zorgplicht meebrengt, zowel jegens haar cliënten uit hoofde
van de met hen bestaande contractuele verhouding, als ten opzichte van derden met
wier belangen zij rekening behoort te houden op grond van hetgeen volgens
ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt."
 
4.6   Op grond van het voorgaande en gelet op de complexiteit van het onderhavige
samenstel van overeenkomsten - welke constructie bijzondere risico's met zich
meebrengt - is de kantonrechter van oordeel dat hoge eisen mogen worden gesteld
aan de door Dexia aan (toekomstige) cliënten te verstrekken informatie. Dit geldt te
meer, nu Dexia beoogde met dergelijke producten een breed publiek te bereiken.
  
4.7   Uit de tekst van de effectenlease-overeenkomst blijkt dat [X] voor het bedrag van
de hoofdsom aandelen zal verwerven die aan haar geleverd zullen worden onder de
opschortende voorwaarde dat aan alle verplichtingen jegens Dexia zal zijn voldaan.
De gebruikte terminologie (lease-overeenkomst, lessee) is weliswaar verhullende -
nergens wordt klip en klaar gesproken over een geldlening - maar een oplettende
niet-deskundige moet in staat kunnen zijn te begrijpen dat sprake is van beleggen
met geleend geld. De kantonrechter concludeert dat Dexia met betrekking tot de
effectenlease-overeenkomst op zichzelf voldoende informatie heeft verstrekt.
 
4.8   Voorts dient te worden bezien wat door Dexia aan [X] kenbaar is gemaakt met
betrekking tot de gehele effectenlease-constructie, met name omtrent het feit dat de
leasetermijnen van de effectenlease-overeenkomst zouden worden voldaan door
maandelijkse verkoop van aandelen die waren aangeschaft uit de inleg op het
effectendepot, en de risico's van deze constructie.
 
4.9   De kantonrechter stelt vast dat uit noch uit de stukken noch uit de stellingen van
partijen blijkt dat [X] is gewaarschuwd dat zij bij een effectenlease-constructie als
de onderhavige het risico liep om èn het in het depot gestorte bedrag geheel te
verliezen, èn (daardoor) geconfronteerd te worden met maandelijkse
betalingsverplichtingen waarmee vooraf geen rekening behoefde te worden
gehouden, èn geconfronteerd te worden met een aanzienlijke schuld veroorzaakt
door de waardedaling van de met geleend geld gekochte effecten.
 
4.10  Gelet op de ingewikkeldheid van het product kan van een gemiddelde onervaren
belegger als [X] niet worden verwacht dat zij - zelfs bij zorgvuldige bestudering
van het documentatiemateriaal - dergelijke risico's goed in kan schatten. Dexia was
gehouden deze reële risico's expliciet te vermelden, dan wel voorzieningen te treffen
teneinde de voldoening van een eventuele restschuld in geval van een koersdaling te
verzekeren.

4.11  Dexia heeft nog betoogd dat de betreffende overeenkomst een aflossingsproduct is
met een looptijd van 15 jaar, zodat er geen kans is op een restschuld. De
kantonrechter deelt dit standpunt niet. Allereerst geldt dat de overeenkomst, als
gevolg van de bepaling dat deze na vijf jaar (en na die datum dagelijks) kan worden
opgezegd, is aan te merken als een overeenkomst voer de duur van vijf jaar met de
mogelijkheid van (dagelijkse) verlenging tot 15 jaar. Gelet op de door de medewerker
van Spaar Select opgestelde berekening (productie 1 bij dagvaarding) - welke
berekening uitgaat van een beëindiging van de overeenkomst na vijf jaar - en de
hoogte van de maandelijkse termijnen in verhouding tot het maandelijkse inkomen
van [X], moet (de tussenpersoon van) Dexia er van op de hoogte zijn geweest
dat [X] met de storting in het depot voor een looptijd van vijf jaar de maandelijkse
termijnen van de effectenlease-overeenkomst beoogde te voldoen.
 
4.12  Uit het vorenstaande concludeert de kantonrechter dat Dexia niet heeft voldaan aan
haar verplichting om [X] voldoende en op niet mis te verstane wijze te informeren
over de bijzondere risico's die verbonden zijn aan de onderhavige effectenlease-
constructie. Voldoende aannemelijk is dat [X] bij een juiste voorstelling van
zaken de overeenkomsten niet, althans niet op dezelfde; voorwaarden zou zijn
aangegaan. Dit ontbreken van een juiste voorstelling van zaken is een gevolg van het
tekortschieten van Dexia in de nakoming van haar informatieverplichting.

4.13  Uit het voorgaande volgt dat [X] bij de totstandkoming van de overeenkomst
heeft gedwaald en dat zij op goede gronden de effecten lease-overeenkomst heeft
vernietigd bij brief van 29 januari 2004. De primaire vordering in conventie zal worden
toegewezen. Daarmee komt de kantonrechter niet toe aan de subsidiaire vorderingen.

ongedaanmaking
 
4.14  De vernietiging van de effectenlease-overeenkomst brengt in beginsel met zich mee
dat de door partijen geleverde prestaties ongedaan worden gemaakt. Het
uitgangspunt hierbij is dat beide partijen (financieel) hersteld dienen te worden in de
situatie waarin zij zich bevonden ten tijde van het sluiten van het samenstel van
overeenkomsten. Dit houdt in dat Dexia de door [X] betaalde maandelijkse
termijnen - voorzover deze niet zijn betaald uit het effectendepot - als onverschuldigd
aan [X] terug dient te beialen, minus de ontvangen dividenden. Voorts dient    
Dexia de maandelijkse termijnen die in het kader van de effectenlease-overeenkomst
uit het effectendepot zijn betaald te restitueren.

4.15  Aangezien niet duidelijk is hoeveel [X] in het kader van de effectenlease-
overeenkomst aan Dexia heeft betaald en welk bedrag aan dividenden door Dexia
aan [X] is uitgekeerd, dienen partijen zich daarover uit te laten.
 
4.16  De kantonrechter verwacht daarbij van [X] in ieder geval dat zij bij akte - en waar
nodig onderbouwd met schriftelijke bescheiden - inzicht geeft in het volgende:
•      op welk moment is het effectendepot ontoereikend geworden
•      hoeveel maandelijkse termijnen van de effecter lease-overeenkomst heeft
[X] (buiten de uit het depot voldane maandelijkse termijnen) aan Dexia
betaald
•      welk bedrag aan dividenden heeft [X] in totaal van Dexia ontvangen.

4.17  Dexia wordt in de gelegenheid gesteld op deze akte te reageren.
 
de wettelijke rente 
  
4.18  De kantonrechter ziet aanleiding de wettelijke rente toe te wijzen vanaf het moment
dat (de gemachtigde van) [X] de effectenlease-overeenkomst buitengerechtelijk
heeft vernietigd, te weten bij brief van 29 januan 2004.

in onvoorwaardelijke reconventie
 
niet-ontvankelijkheid 
  
4.19  Dexia heeft bij conclusie van dupliek in conventie haar vordering in onvoorwaardelijke
reconventie gewijzigd c.q. vermeerderd. [X] tekent hiertegen bezwaar aan nu
Dexia bij conclusie van eis in reconventie heeft verzuimd haar vordering in het
petitum te vermelden. Dit verzuim dient tot niet-ontvankelijkheid van de vordering in
onvoorwaardelijke reconventie te leiden, zo stelt [X].
 
4.20  De kantonrechter overweegt als volgt. De ratio van de eis ingevolge artikel 137 Rv dat
de reconventionele vordering bij conclusie van antwoord moet worden ingesteld is dat
conventie en reconventie tegelijkertijd kan worden behandeld. Nu in het lichaam van de
conclusie van eis in reconventie de vordering is omschreven, en overigens niet is 
gebleken dat [X] door de vermeerdering van die vordering onredelijk in haar
verweer is bemoeilijkt, of dat de vermeerdering/wijzigirg heeft geleid tot een
onredelijke vertraging van het geding, is van strijd met de eisen van een goede
procesorde geen sprake. Dexia kan derhalve in haar vordering in (onvoorwaardelijke)
reconventie worden ontvangen.

4.21 Nu de effectenlease-overeenkomst waarvan Dexia nakoming vordert nietig is, zal de
onvoorwaardelijk ingestelde reconventionele vordering van Dexia worden afgewezen.

in voorwaardelijke reconventie

toepasselijkheid artikel 6:278 BW

4.22 Nu de kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst rechtsgeldig is
vernietigd, komt het beroep van Dexia op artikel 6:278 BW aan bod. Op grond van dit
artikel vordert Dexia het verschil in de waarde van de eeleaste effecten op de datum
van aankoop van de effecten en de datum van de vernietiging van de effectenlease- 
overeenkomst.
 
4.23 Het beroep van Dexia op artikel 6:278 BW wordt verworpen. Uit hetgeen in de
Toelichting Meijers is opgemerkt volgt dat artikel 6:278 BW niet van toepassing is
in een geval waarin ervan moet worden uitgegaan dat de stoot tot ongedaanmaking
erop is gegrond dat de partij die daartoe overgaat zijn wederpartij, terecht, verwijt dat
deze is tekortgeschoten in de hem betamende zorg door eerstbedoelde niet
voldoende te waarschuwen voor het risico dat de waande van de prestatie na
uitvoering van de overeenkomst kan dalen als gevolg van koersdaling. Deze situatie
doet zich hier voor; niet de situatie waarin de daling van de waarde van de prestatie
na de uitvoering van de overeenkomst is gedaald als gevolg van een omstandigheid
die niet in verband staat met het in zorg tekortschieten als zo-even bedoeld.

conclusie 
  
4.24 Uit het vorenstaande volgt dat de zaak naar de rol zal worden verwezen voor
aktewisseling. [X] zal in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten als
bedoeld in rechtsoverweging 4.16. Dexia kan hierop bij antwoordakte reageren.

4.25 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden. 
 
5.     De beslissing
 
De kantonrechter
 
in conventie en in reconventie:
 
5.1  bepaalt dat [X] zich kan uitlaten over hetgeen is weergegeven in rechtsoverweging 4.17;
 
5.2  verwijst de zaak daartoe naar de rol van 22 november 2006;;
 
5.3  bepaalt dat Dexia vervolgens hierop bij antwoordakte kan reageren;
 
5.4  houdt iedere verdere beslissing aan.
 
 
 
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. J.E. Biesma en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van 11 oktober 2006.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL