Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

rolnummer 725/06
8 maart 2007 (bij vervroeging) AFSCHRIFT 
  
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
 
ARREST
 

in de zaak van: 
  
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
APPELLANTE,
procureur: mr. J.M.K.P. Cornegoor,
 

tegen 
  
 
[X] en [Y]
beiden wonend te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDEN,
procureur: mr. M.A. Hupkes
 
  
1. Het geding in hoger beroep
 
De partijen worden hierna Dexia alsmede [X] en [Y] genoemd.
 
1.1 Bij dagvaarding van 11 april 2006 is Dexia in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank te Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam- (hierna: de kantonrechter) van 30 maart 2006, in deze zaak onder nummer CV 05-6050 gewezen tussen Dexia als gedaagde in de hoofdzaak/verweerster in het  incident en [X] en [Y] als eisers in de hoofdzaak en in het incident.
 
1.2  Dexia heeft bij memorie twee grieven geformuleerd en toegelicht, en bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, alsnog, -uitvoerbaar bij voorraad- het verzoek van [X] en [Y] tot hervatting van de procedure zal afwijzen, met compensatie van kosten van het hoger beroep.
 
1.3 Daarop hebben [X] en [Y] geantwoord en daarbij van hun kant incidenteel beroep ingesteld, de rechtsgrond van hun oorspronkelijke incidentele vordering aangevuld, grieven geformuleerd, bescheiden in het geding gebracht, en bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd, dat het hof het principaal beroep zal verwerpen en in het incidenteel beroep het vonnis zal bekrachtigen, met kosten.
 
1.4 Vervolgens heeft Dexia een akte na memorie van antwoord genomen met conclusie -naar het hof begrijpt- dat in dit geval incidenteel beroep niet mogelijk is.
 
1.5  Ten slotte is arrest gevraagd op de stukken van beide instanties. 
  
2. Beoordeling
 
2.1 [X] en [Y] zijn echtelieden. Zij hebben op 15 januari 1999 ieder met een rechtsvoorgangster van Dexia een lease-overeenkomst gesloten met betrekking tot aandelen. Bij inleidende dagvaarding, van 16 februari 2005 vorderen [X] en [Y] -zeer kort samengevat en voor zover
thans van belang- verklaring voor recht dat deze overeenkomsten buitengerechtelijk zijn vernietigd en veroordeling van Dexia tot terugbetaling van door hen betaalde rente. 
  
2.2 Dexia en anderen hebben op 18 november 2005 bij dit hof een verzoek op de voet van art. 7:907 lid 1 BW ingediend tot verbindendverklaring van een door hen gesloten overeenkomst strekkend tot vergoeding van schade voortvloeiend uit door Dexia gesloten aandelenlease-overeenkomsten. Bij akte van 8 december 2005 heeft Dexia onder verwijzing naar art. 1015 Rv de kantonrechter meegedeeld dat de procedure tussen haar en [X] en [Y] geschorst is. [X] en [Y] hebben Dexia bij exploit van 4 januari 2006 opgeroepen om voort te procederen.
 
2.3 Overwegend dat de verzoekschriftprocedure bij het hof naar verwachting onaanvaardbaar lang zal duren, heeft de kantonrechter bij het vonnis waarvan beroep in het incident vastgesteld dat de procedure van partijen is hervat. Hij heeft in het incident voorts bepaald dat tussentijds beroep kan worden ingesteld. In de hoofdzaak heeft hij de zaak verwezen naar de rol van 27 april 2006 voor voortprocederen.
 
2.4 Voor de beoordeling van de grieven van Dexia is van belang dat op 25 januari 2007 het hof een beschikking heeft gegegeven op het verzoek tot verbindendverklaring van de overeenkomst die Dexia met anderen heeft getroffen. [X] en [Y] hebben de mogelijkheid om mee te delen dat zij niet aan die overeenkomst gebonden willen zijn, waardoor de verbindend­verklaring voor hen geen gevolg heeft. Partijen moeten in dat geval hoe dan ook in eerste aanleg in de hoofdzaak voortprocederen, zodat Dexia geen belang meer heeft bij haar hoger beroep. Het hof zal daarom het beroep van Dexia verwerpen en de zaak terugwijzen.
In de omstandigheid dat niet gezegd kan worden dat Dexia zonder goede grond in beroep is gekomen, vindt het hof aanleiding de kosten te compenseren als hierna te bepalen.
 
2.5  Tegen de achtergrond van het vorenoverwogene is het incidenteel beroep van [X] en [Y] nodeloos ingesteld, zodat daarop niet behoeft te worden beslist zoals in de kop van dit arrest ook tot uitdrukking is gebracht. 
 
3. Beslissing
 
Het hof:
 
verwerpt het hoger beroep van Dexia;
 
wijst de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam;
 
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt. 
  

Dit arrest is gewezen door mr. W.J.J. Los, mr. P.G. Wiewel en mr. J.H. Huijzer en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2007.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL