Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK ALMELO
 
Sector Civiel
 
zaaknummer: 79546 ha za 06-733
datum vonnis; 17 oktober 2007 (vdv)
 
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
 
[X],
 
en
 
[Y]
echtelieden,
wonende te [woonplaats],
eisers in conventies
gedaagden in reconventie,
verder te noemen: [X] en [Y],
procureur: mr. E.H. Hoeksma,
 
tegen
 
de naamloze vennootschap DEXIA Bank Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
procureur: mr. J. Sleeswijk Visser,
advocaat; mr, H, Post te Helmond.
 
Het procesverloop
 
[X] en [Y] hebben gevorderd conform, de inleidende dagvaarding. Dexia heejft een akte van schorsing genomen, daarna [X] en [Y] op 4 april 2007 een akte uitlaten voortprocederen. Dexia heeft vervolgens een conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie genomen. [X] en [Y] hebben een conclusie van repliek in conventie tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie en akte vermeerdering van eis genomen en Dexia een conclusie van dupliek in conventie tevens houdende conclusie van repliek in reconventie tevens houdende antwoordakte vermeerdering van eis. Na een conclusie van dupliek in reconventie hebben partijen vonnis verzocht.
 
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
 
In conventie en reconventie
 
De vordering
1.   [X] en [Y] zijn in oktober 2000 benaderd door ene Yimsel Serkan van Finans Verzekeringen, een clientenremisier van Dexia, die [X] en [Y] voorhield producten te verkopen, waarmede aan vermogensopbouw kon worden gedaan.
 
2.   Op 16 oktober 2000 sloten [X] en [Y] tegelijkertijd ieder een Capital Effect af, één onder mimmer 21693148 ([X]) met maandbetaling van € 113,46, de ander onder nummer 21693149 ([Y]) met een maandbetaling van € 45,39 (productie 2 en 3).
Op elk der beide overeenkomsten moesten [X] en [Y] 63 termijnen betalen, in totaal op beide overeenkomsten € 10.007,55 (€ 7.147,98 + € 2.859,57).
 
3.   Het aankoopbedrag van de (achterliggende) aandelen van [X] bedroeg in totaal
€ 10.639,80, de totaal te betalen rente tijdens de looptijd van de overeenkomst € 16.590,60,
zodat de totaal overeengekomen leasesom bedroeg € 27.230,40.
Het aankoopbedrag van de (achterliggende) aandelen van [Y] bedroeg € 4.255,92, de
totaal te betalen rente € 6.637,68, zodat de totaal overeengekomen leasesom een bedrag van
e 10.893,60 bedroeg.
Tezamen bedroegen de leasesommen van [X] en [Y] € 38.124,00 (hfl 84.142,40).
 
4.   Verdere voorwaarden (voor zover van belang):
 
2.   Dese lease-overeenkomst wordt aangegaan voor een ononderbroken periode van 240 maanden, te rekenen vanaf de aankoopdag van de waarden.
3.   Lessee kan deze lease-overeenkomst na 60 maanden dagelijks met onmiddelijke ingang en zonder annuleringskosien beëindigen, onder betaling of verrekening van de restant-hoofdsom.........
....
Maandbetaling:
4.   De lease-som bedraagt het totaal van 240 gelijke maandtermijnen.........
Deze eerste maandtermijn diem te worden voldaan op of omstreeks de 1e van de maand volgend op de aankoopdag van de waarden en daarna telkens op of omstreeks de 1e van de daaropvolgende maand.
 
6.   Zodra lessee al datgene aan de Bank heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecien Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden.
 
5.   Op of omstreeks juli 2005 hebben [X] en zijn echtgenote [Y] de wederzijdse Capital Effect's vernietigd wegens ontbrekende toestemming van de ander(e partner) ex artikel 1:88 BW.
 
6.   Bij brief van 3 mei 2006 hebben [X] en [Y] Dexia aansprakelijk gesteld, de beide Capital Effect's buitengerechtelijk ontbonden en vernietigd en gesommeerd tot terugbetaling van de inleg met toepassing van een door deze rechtbank in enige andere zaken gehanteerde billijkheidsformule (productie 4 dagvaarding).
Het voorgaande baseerde [X] en [Y] onder meer op de bepalingen van de volgens hen ten deze toepasselijke Wet Consumenten Krediet respectievelijk het ontbreken van de benodigde vergunning ex artikel 9 dezer wet, zulks in de zin van de aandelenleasejurisprudentie dezer rechtbank (Dexia-Cosex LJN AS 4746 e.v.).
 
7.   Bij brieven van 30 mei 2006 heeft Dexia [X] en [Y] aangeslagen voor de restschulden op de Capital Effect's volgens eindafrekeningen (productie 9 en 10 dagvaarding) € 22.57,12 en € 909,68,
 
8.   [X] en [Y] vorderen;
 
I.   Voor recht te verklaren dat de beide overeenkomsten Capital Effect nietig zijn.
II.  Dexia te veroordelen aan [X] en [Y] te voldoen tegen bewijs van kwijting:
g 8.424,15.
III. Voornoemd bedrag vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dagen dat de
onderscheiden deelbetalingen zijn verricht althans de dag dat Dexia in verzuim verkeert
(20 mei 2006) tot aan de dag der betaling.
IV.  Dexia te veroordelen in de proceskosten.
V.   Het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren,
 
9.   Bij repliek vullen [X] en [Y] de grondslagen hunner vordering aan met de stelling dat Dexia jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld vanwege het feit dat het optreden van Finans Verzekeringen als zodanig is te kwalificeren en Dexia in het verlengde daarvan eveneens, zulks in de zin van een viertal vergelijkbare uitspraken dezer rechtbank van
27 september en 4 oktober 2006 (punt 7 CvR) en vermeerderen de eis (onder I.) met verklaring voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [X] en [Y] heeft gehandeld en deswege schadeplichtig is.
 
Het verweer
10.  Dexia stelt dat de aandelenleaseovereenkomsten Capital Effect zijn afgesloten via de assurantietussenpersoon Finans Verzekeringen B.V. die [X] en [Y] ter zake heeft geïnformeerd en geadviseerd. Na getoonde interesse van [X] en [Y] heeft Finans Verzekeringen hen een aanvraagformulier verschaft en de Bank heeft dat door [X] respectievelijk [Y] ondertekend retour ontvangen. Vervolgens heeft de Bank de overeenkomsten aan Finans Verzekeringen verstuurd.
Dexia stelt daarmede aan haar zorgplicht ten opzichte van [X] en [Y] te hebben voldaan.
 
11.  Voor deze contracten wordt voorzien in aflossing van de aankoopsommen en dienden [X] en [Y] uit hoofde van deze overeenkomsten gedurende de looptijd een maandelijks bedrag, bestaande uit rente en aflossing over de aankoopsom van de portefeuille, aan de Bankte voldoen.
Volledigheidshalve wijst de Bank erop dat hierbij na het verstrijken van de looptijd van deze overeenkomsten, geen zogenaamde restschuld kan ontstaan. Slechts in het geval deze tussentijds worden beëindigd, hetgeen in casu het geval is geweest, bestaat de mogelijkheid dat [X] en/of [Y] nog een bedrag verschuldigd is/zijn.
Volgens Dexia is [X] vanwege verrekening van € 61,43 nog een bedrag van £ 2.195,69 en [Y] vanwege verrekening van € 24,57 nog een bedrag van € 885,11 verschuldigd, ter zake waarvan Dexia een vordering in reconventie formuleert.
 
12.  Tevens wijst Dexia erop dat [X] uit hoofde van de Capital Effect een bedrag van
€ 1,192,53 en [Y] een bedrag van €477,02 aan dividend hebben uitgekeerd gekregen, dat zij nalaten in hun vordering te betrekken.
 
13.  Dexia doet voor alles een beroep op het niet inachtnemen door [X] en [Y] in de dagvaarding van de substantiëringsplicht ex artikel 111 lid 3 Rv.
Voorts betwist Dexia het door [X] en [Y] gestelde ontbreken van de wederzijdse toestemming ex artikel 1:88 BW althans beroept zich op verjaring van het mogelijke beroep daarop, zomede de toepasselijkheid ten deze van de Wet Consumenten Krediet en stelt dat wettelijke rente in voorkomend geval eerst verschuldigd is vanaf het moment dat er verzuim aan de orde is, verzet zich tegen kostenveroordeling en concludeert tot afwijzing van de vordering van [X] en [Y].
 
14.  Ten aanzien van het optreden van Finans Verzekeringen als effectenbemiddelaar zodanig dat die niet (meer) was vrijgesteld van de vergunningsplicht ex artikel 12 van de vrijstellingsregeling Wet toezicht effectenverkeer 1995 zulks vanwege de omstandigheid dat Finans Verzekeringen niet enkel [X] en [Y] als klant bij de Bank heeft aangebracht, maar zich ook heeft beziggehouden met advisering en/of aanbevelen van specifieke effectentransacties, stelt Dexia dat dit nog niet tot nietigheid van de overeenkomst leidt: niet de overeenkomst zelf is strijdig met een dwingendrechtelijke wetsbepaling, hoogstens het handelen van de tussenpersoon.
 
15.  Het ontbreken van een vergunning op basis van de Wck acht Dexia geheeld vanwege het feit dat Dexia ingaande 1 januari 2006 beschikt over een vergunning ex artikel 10 van de Wet financiële Dienstverlening, die blijkens artikel 1Ö2 Wfd de Wck-vergunning vervangt en mitsdien ex artikel 32:58 BW het eerder ontbreken van een vergunning repareert,
 
16.  Naar aanleiding van de door [X] en [Y] nader gestelde grondslag van onrechtmatige daad, stelt Dexia alleen al de tekst van de overeenkomsten duidelijk maakt dat het hier niet om een spaarvorm gaat maar over een geldlening, de door [X] en [Y] ingeroepen bepalingen van NR. 99 omtrent zorgplicht en schriftelijke informatieverschaffing op (het afsluiten van) deze overeenkomsten niet van toepassing zijn en overigens wel degelijk onderzoek naar diens financiële positie middels de BKR-registratie heeft plaatsgevonden.
 
17.  Betreffende de schade wijst Dexia erop dat [X] en [Y] niet door hen genoten fiscale of andere voordelen verdisconteert in hun vorderingen, zomede het causaal verband tussen de gevorderde schade en het onrechtmatig handelen ontbreken.
 
De beoordeling
 
In conventie
18.  De beide overeenkomsten "Capital Effect" en staan tussen partijen vast, evenals het feit dat [X] en [Y] daarop in totaal € 8.424,15 hebben voldaan respectievelijk € 1.669,55 aan dividend hebben ontvangen, die overeenkomsten inmiddels (tussentijds) zijn beëindigd zonder dat de restschulden van [X] ad € 2.195,69 en [Y] ad € 885,11 (totaal €3.080,S0) aan Dexia zijn betaald.
 
Wet Consumenten krediet
 
19.  De rechtbank handhaaft op zich haar in eerdere uitspraken ingenomen standpunt dat de Wek op aandelenleaseovereenkomsten als deze Van toepassing is.
De rechtbank constateert echter dat de WCK ten deze toepassing mist omdat de in aanmerking te nemen credietsom het op 16 oktober 2000 geldende plafond ingevolge artikel 3 dezer wet van hfl 50.000,— overtrof, waarbij de rechtbank de bejde door [X] en [Y] als echtelieden op hetzelfde moment tezamen gesloten overeenkomsten Capital Effect als één geheel beschouwd.
 
Artikel 188 BW
 
20.  [X] en [Y] hebben bij repliek niet langer volhard in het beroep op de ontbrekende toestemming ex artikel 1:88 BW, bovendien blijkt uit het in die conclusie opgenomen persoonlijke statement van gelijktijdige en gezamenlijke ondertekening van de overeenkomsten door [X] en [Y], zodat de rechtbank ervan uitgaat dat [X] en [Y] dit beroep niet langer handhaven.
 
Zorgplicht/onrechtmatige daad/Finans Verzekeringen
 
21.  Gezien de bestaande mogelijkheid van vermeerdering van eis ook betreffende de gronden, ziet de rechtbank aanleiding ook de nader bij repliek gestelde onrechtmatige daad als grondslag voor de vordering van [X] en [Y] te bezien.
 
22.  Met betrekking tot de gedragingen van Finans Verzekeringen en de aansprakelijkheid van Fïnans Verzekeringen voor de schade van [X] en [Y] overweegt de rechtbank het volgende:
 
a.   Finans Verzekeringen is een zogenaamde clientenremisier en is als zodanig weliswaar aan te merken als een effectenbemiddelaar als bedoeld in artikel 1 sub b Wte, maar is op grond van artikel 12 van het Vrijstellingsbesluit onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van de vergunningplicht. De belangrijkste van die voorwaarden is dat zij haar activiteiten beperkt tot het aanbrengen van klanten bij de in dat artikel genoemde instellingen.
 
b.   Dat Dexia een instelling als bedoeld in artikel 12 van het Vrijstellingsbesluit is, staat niet ter discussie. Nagegaan moet derhalve slechts worden of Finans Verzekeringen zich beperkt heeft tot het aanbrengen van [X] en [Y] als klanten bij Dexia of dat Finans Verzekeringen verdere, voor een cliëntenremisier ontoelaatbare bemoeienis met de zaak gehad heeft. Daarvoor is het nodig om vast te stellen wat er onder aanbrengen wordt verstaan,
 
c.   Een wettelijke definitie van het begrip aanbrengen in het kader van de Wte en de daarop gegronde regelgeving bestaat niet. Wel wordt er op haar website (www.afin.nl) een uiteenzetting van het begrip gegeven door de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Daar is, voor zover hier van belang, te lezen: Cliëntenremisiers mogen alleen cliënten aanbrengen bij effecteninsiellingèn die een vergunning hebben van de AFM Cliëntenremisiers mogen bijvoorbeeld geen vermogensbeheer verrichten, orders van cliënten doorgeven of geld van cliënten onder zich houden. Daarnaast mogen zij geen cliënten aanbrengen bij andere cliëntenremisiers. Cliëntenremisiers mogen wel cliënten uitleggen wat een aandeel of een obligatie is. Echter zij mogen niet een specifiek aandeel, obligatie, effectenleaseproduct etc. beroeps- of bedrijfsmatig adviseren.
 
d.   Uitgaande van deze uitleg -en de rechtbank gaat bij gebrek aan een andere gezaghebbende uitleg van deze uitleg, die zij ook Onderschrijft, uit- was het aan Finans Verzekeringen toegestaan om [X] en [Y] te informeren mits die informatie beperkt was tot kenmerken van beleggingscategorien en om hen door te verwijzen naar Dexia, maar niet om [X] en [Y] te adviseren.
 
e.   Een andere voorwaarde is dat de cliëntenremisier zich houdt aan enkele specifieke gedragsregels die voortvloeien uit het Bte en dan hoofdzakelijk uit artikel 24 daarvan en uit de NR, in dit geval de NR 99.1 Dat zijn, voor zover in de£e specifieke zaak van belang, dat hij handelt in het belang van de Client en de adequate functionering van de effectenmarkten, in het belang van de cliënt kennis neemt van diens financiële positie, ervaring en beleg gingsdoelstelling; voor zover dat redelijkerwijs van belang is met het oog op het
_______________
1 Het gaat hier om de NR 1999 en derhalve de tekst van vóór de wijziging van september 2001
 
verrichten van zijn diensten, de cliënt de gegevens en bescheiden verstrekt die nodig zijn voor de beoordeling van de door hem aangeboden diensten en de effecten waarop die diensten betrekking hebben en een verbod op het zogenaamde "cold calling" i.e. een verbod om hen die nog geen cliënt zijn, telefonisch of persoonlijk te benaderen anders dan in het geval de betrokkenen, daar vooraf schriftelijk dan wel telefonisch mee heeft ingestemd dan wel in het contact slechts Wordt aangeboden om schriftelijke of elektronische informatie te verschaften.
 
f.   Op grond van de op dit punt Ongenoegzaam weersproken gebleven stellingen van [X] en [Y] moet worden aangenomen dat Finans Verzekeringen het cold calling"Verbod heeft overtreden en zich niet, althans volstrekt onvoldoende, verdiept heeft in de beleggingsdoelstellingen van [X] en [Y], hun financiële positie, beleggingsdoelstelling(en) en beleggingservaring en aldus ook niet in hun belang gehandeld heeft.
 
g.   Met betrekking tot het totstandkomen van het contact met Finans Verzekeringen is door [X] en [Y] immers onweersproken gesteld,, dat zij door Finans Verzekeringen ongevraagd zijn benaderd en hen vervolgens een beleggingsconstructie is gepresenteerd en geadviseerd waarmede het vermogen snel kon worden vergroot.
Dat is een ander eerste contact dan op grond van een schriftelijke of elektronische uitnodiging, dan wel een contact naar aanleiding van het verschaffen van schriftelijke of elektronische informatie aan [X] en [Y],
 
h.   Met betrekking tot hetgeen verricht is door Finans Verzekeringen om zich een beeld te vormen van [X] en [Y], hun financiële positie, beleggingsdoelstellingen en beleggingservaring, is door [X] en [Y], naast hetgeen reeds onder g hierboven is weergegeven, onweersproken gesteld dat zij, [X] en [Y], aan de medewerker van Finans Verzekeringen naar aanleiding van diens vragen verteld hebben dat zij wilden sparen voor de toekomst van hun kinderen. Schriftelijke productinformatie, van Finans Verzekeringen zeggen zij niet gekregen te hebben en naar aanleiding van vragen bij het tekenen van de overeenkomst werd verwezen naar de looptijd van 60 maanden, dat hen nooit duidelijk is geweest dat zij een lening hebben aangegaan, dat zij daar niet op gewezen zijn, dat zij dat uit de tekst van de overeenkomst niet hebben kunnen opmaken, dat weliswaar Over een maandbedrag, maar niet over leasen, koersdaling en over een restschuld nooit gesproken is, dat ook nooit aan de orde is geweest dat zij alles konden kwijtraken,
 
i.   Deze onder h weergegeven stellingen van [X] en [Y] zijn weliswaar, naar uit de overgelegde producties en dan met name de overeenkomsten Capital Effect en de daaraan voorafgaande aanvraagformulieren moet worden afgeleid, niet allemaal juist, maar niettemin kan er de conclusie uitgetrokken worden dat [X] en [Y] niet begrepen hebben wat hem is voorgehouden alsmede dat ook de voorlichting tekortgeschoten is.
Onjuist is immers dat er niet over leasen gesproken is, want de door [X] en [Y] ondertekende overeenkomsten zijn lease-overeenkomsten, evenals dat [X] en [Y] niet uit de overeenkomst hadden kunnen opmaken dat er sprake van een lening was, want er is immers sprake van rente in die overeenkomsten, dat over een maandbedrag anders dan een spaarbedrag, niet gesproken is, want dat maandbedrag is in de overeenkomst vermeld.
Dat de voorlichting tekortgeschoten is, blijkt genoegzaam uit het feit dat door
Finans Verzekeringen, naar onweersproken gesteld is, in de vooraf mondelinge aan [X] en
[Y] verstrekte informatie er kennelijk geen aandacht aan het break-evenrendement
geschonken is en de omstandigheid dat [X] en [Y], die geen/onvoldoende beleggingservaring hadden, van de hele opzet kennelijk niets begrepen hebben zoals uit de persoonlijke statements die bij de stukken zijn gevoegd blijkt en gezien het opleidingsniveau (LO) en inkomensniveau op minimntnloonniveau ook niet verwonderlijk is. Dat er voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst concreet gewezen is op de mogelijkheid van verlies, is gesteld noch gebleken, hl ieder geval blijkt daarvan niets uit enig overgelegd stuk van Finans Verzekeringen of de door Dexia overgelegde aanvraagformulieren (producties 6 en 7 CvA).
 
j.   Uit de overgelegde producties, de aanvraagformulieren van 10 oktober 2000 van Finans Verzekeringen die voorafgegaan zijn aan de overeenkomsten Capital Effect van 16 oktober 2000, blijkt dat er toen al een keuze is gemaakt voor deze beleggingsconstructie. Op die formulieren, afkomstig van Finans Verzekeringen met de naam van haar adviseur Yimsel en de handtekening van [X] respectievelijk diens echtgenote [Y], is namelijk vermeld dat [X] respectievelijk [Y] uit de vier daarop genoemde constructies gekozen hebben voor Capital Effect, met maandbetaling van f250,- (ê 113,45 resp. f 100,-(€ 45,76). De rechtbank leidt ook daaruit en uit het feit dat er geen daaraan voorafgaande correspondentie tussen [X] en [Y] en Labouchère is overgelegd af, dat Finans Verzekeringen degene is die geadviseerd heeft over de wijze van beleggen en tot welk bedrag. Dat levert een handelen in strijd met de Vrijstellingsregeling op, immers is meer dan aanbrengen en is als beroeps- of bedrijfsmatig adviseren aan te merken.
 
k.   De conclusie tot zover is dat Finans Verzekeringen in haar relatie tot [X] en [Y] niet alleen onrechtmatig gehandeld heeft door te handelen in strijd met de voorschriften van de Vrijstellingsregeling en daarmee ïn strijd met artikel 7 Wte, maar zich ook niet gedragen heeft als een goed opdrachtnemer overeenkomstig de bepalingen van titel 7 :7 BW, immers niet gehandeld heeft als een redelijk handelend bekwaam vakgenoot dient te handelen, hetgeen, naast een contractuele tekortkoming ook weer als onrechtmatig handelen is aan te merken. Finans Verzekeringen is daarmee aansprakelijk voor de door [X] en [Y] als gevolg van hun onrechtmatig handelen opgekomen schade.
 
23.  Daarmee komt de rechtbank toe aan de aansprakelijkheid van Dexia, zowel voor zover die een gevolg is van haar eigen gedragingen als op grond van het bepaalde in artikel 6:16 BW voor gedragingen van Finans Verzekeringen. Dienaangaande wordt het volgende overwogen:
 
a.   De rechtbank stelt voorop dat tussenpersonen -en dus ook cliëntenremisiers- een belangrijke instrument voor financiële instellingen zijn om hun producten in de markt te (kunnen) zetten. Dat legt op de instelling die van de diensten van een cliëntenremisier gebruik maakt en hem doorgaans -zoals dat ook in dit geval kennelijk is gebeurd nu op dit punt niets anders is gesteld of gebleken- ook middels de toekenning van provisie betaalt, een grote verantwoordelijkheid met betrekking tot de selectie van de tussenpersoon van wie hij cliënten en opdrachten accepteert.
 
b.   Een en ander blijkt ook uit het bepaalde in artikel 41 NE. 99 dat de effecten instelling onder andere gebiedt om zich met betrekking tot de onder i, ti en iii van dat artikel genoemde efTecteninstellingen te onthouden van een aantal zaken waaronder het verrichten van effectentransacties voor deze instellingen. Finans Verzekeringen, zou, indien zij zich aan. de voor haar geldende regels had gehouden weliswaar piet tot één van die categorieën behoord hebben, maar nu zij zich niet aan die regels gehouden heeft, behoort zij daar wel toe en is zij met name aan te merken als een effecteninstelling die niet beschikt over een vergunning als
bedoeld in artikel 1, eerste lid Wte (categorie i).
 
c.   De vraag is nu of Dexia voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het aanvaarden van [X] en [Y] als klanten, c.q. het contracteren met [X] en [Y] op basis van wat door Finans Verzekeringen aan haar omtrent [X] en [Y] en hetgeen de inhoud van de door [X] en [Y] gewenste overeenkom st(en) met haar geweest zou zijn is medegedeeld en die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. De aanvraagformulieren d.d. 10 oktober 2000, waarop Dexia zich beroept, geven geen informatie omtrent de financiële positie van [X] en [Y], noch omtrent hun beleggingservaring of beleggingsdoelstelling.
Op deze van Finans Verzekeringen afkomstige aanvraagformulieren, in de tijd voorafgaand aan de overeenkomsten Capital Effect en tevens het eerste schriftelijke contact tussen [X] en [Y] en Dexia, is keuze gemaakt voor Capital Effect met maandbetaling van € 113,45 respectievelijk € 45,76. Daaraan kan alleen verboden advisering door de medewerker van Finans Verzekeringen;, die beide formulieren heeft ingevuld, een ervan ondertekend en beiden van zijn adviseursnummer (913) voorzien heeft, ten grondslag gelegen hebben. Dexia had dat kunnen en moeten onderkennen en zich van contracteren met [X] en [Y] op basis van die adviezen moeten onthouden. Door dat na te laten en aldus te handelen in strijd met artikel 41 NR 99 is de overeenkomst tussen [X] en [Y] en Dexia nietig, immers ligt aan artikel 41 NR 99 dezelfde gedachte ten grondslag als aan artikel 7 Wte, namelijk een adequate werking van de financiële markten en de positie van de belegger. Daarnaast heeft Dexia ook onrechtmatig jegens [X] en [Y] gehandeld en is zij daardoor ook aansprakelijk voor de door [X] en [Y] als gevolg van het complex van onrechtmatige handelingen geleden schade,
 
d.   Los van bovenstaande kan tevens geconcludeerd worden dat Dexia door aldus te handelen -en naar mag worden aangenomen aan Finans Verzekeringen provisie te betalen-gebruik heeft gemaakt van de hulp van Finans Verzekeringen bij het tot stand brengen van de overeenkomst met [X] en [Y] en daarmee tevens voor de gedragingen van Finans Verzekeringen aansprakelijk is.
De vordering, voor zover toewijsbaar is derhalve ook tegen Dexia toewijsbaar.
 
24.  Gelet op de conclusies dat de overeenkomsten Capital Effect nietig zijn, is het gevolg daarvan dat de rechts gr ond(en) die ten grondslag lag(en) aan de wederzijds verrichte prestaties met terugwerkende kracht daaraan is (zijn) ontvallen, Beide partijen dienen financieel hersteld te worden in de toestand waarin zij zich ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten bevonden. Dat betekent dat de aandelen voor rekening van Dexia blijven, Dexia in beginsel al niets meer re vorderen had van [X] en [Y] en hetgeen door [X] en [Y] aan haar betaald is, in beginsel als onverschuldigd aan hen terug moet betalen. Het onderdeel 1 van de vordering van [X] en [Y] is derhalve in principe toewijsbaar.
 
25.  Met betrekking tot onderdeel II wordt daarbij overwogen dat het zoals door [X] en [Y] zelf reeds in zijn dagvaarding onder ogen gezien naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de overeenkomsten met terugwerkende kracht geheel ten nadele van Dexia teniet wordt gedaan omdat aannemelijk is dat de nietigheid van de overeenkomsten niet door hem zou zijn ingeroepen als de waarde van de aandelen gestegen was. De rechtbank vindt daarin aanleiding om op de voet van het bepaalde in artikel 6:273 lid 2 BW te bepalen dat de helft van de som van het door [X] en [Y] aan Dexia betaalde minus de restschulden, zulks onder aftrek van door hen ontvangen dividend, door Dexia aan [X] en [Y] moet worden terugbetaald. De rechtbank relateert dit speciaal aan deze (vorm van) overeenkomst die niet tot een restschuld behoeft te leiden, maar (alleen tot het moment van tussentijdse beëindiging) niet de verwachte opbrengst heeft gebracht,integendeel tot een restschuld heeft geleid.
Toegewezen wordt derhalve (€ 8.424,15 - € 3.080,80); 2 minus € 1.669,55 = € 1. 002,13.
 
26,  Door Dexia is nog een beroep op eigen schuld van [X] en [Y] gedaan. De rechtbank onderschrijft de stelling van Dexia dat de schade mede aan [X] en [Y] moet worden toegerekend, immers hebben zij zich zonder enige beleggingservaring, zonder voldoende schriftelijke informatie vooraf en zonder voldoende onderzoek naar het aangeboden product te hebben gedaan in een voor hen duister avontuur gestort.
 
27,  Toch verbindt de rechtbank daar niet de door Dexia gewenste consequenties aan. Dexia is zo ernstig tekortgeschoten in haar de jegens [X] en [Y] betamende zorg, dat de rechtbank daarin aanleiding vindt om de schade met toepassing van de bïllijkheidscorrectie van artikel 6:101, eerste lid BW over de partijen te verdelen als onder 25 hierboven overwogen2.
 
28,  Hetgeen partijen verder verdeeld houdt, waaronder de reconventionele eis, behoeft gelet op bovenstaande geen bespreking.
 
29.  Als ieder gedeeltelijk in conventie ïn het ongelijk gesteld, dient elke partij de eigen kosten van het geding in conventie en Dexia als in het ongelijk gesteld die van [X] en [Y] in reconventie te dragen.
 

RECHTDOENDE
 
In conventie
 
I.   Verklaart voor recht dat de tussen partijen gesloten overeenkomsten Capital Effect met nummers 21693148 en 21693149 d.d. 16 oktober 2000 nietig zijn.
II.  Veroordeelt Dexia om aan [X] en [Y] te betalen een bedrag van € 1.002,13 (éénduizendtwee euro en dertien eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente hierover van 20 mei 2006 tot de dag van betaling.
 
III. Compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
 
IV.  Verklaart het onderdeel 11 van het dictum van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
 
V.   Wijst af het meer of anders gevorderde.
 
In reconventie
 
VI.  Wijst af de vordering van Dexia.
 
VII. Veroordeelt Dexia in de proceskosten aan de zijde van [X] en [Y] gevallen en tot op deze uitspraak begroot op nihil aan verschotten en €384,- aan salaris voor de procureur,
 
_______________
2 Commissie van Beroep DSI 27-01-2005
 
op de voet van artikel 243 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te betalen aan de griffier van dit gerecht.
 

Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Van der Veer en op 17 oktober 2007 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL