Beleggen met geleend geld
Door slechte beursjaren en
aandelenlease-affaires daalde de interesse in beleggen met geleend geld. Toch
lonkt de nog altijd lage rente. Hoe riskant is beleggen met geleend
geld?
» Tom Loonen en Arjen Schepen
Beleggen met
geleend geld is voordelig wanneer het netto rendement op de beleggingen hoger is
dan de netto rente die op de lening wordt betaald. Inderdaad een open deur, maar
er zitten aspecten aan dit uitgangspunt die de moeite waard zijn om er eens
dieper op in te gaan. Ten eerste het netto rendement. Dit bestaat uit het
beleggingsresultaat minus kosten, zoals bewaar-en beheerloon en
transactiekosten. De netto rente is de rente die na kosten (afsluit-provisie, de
kosten van onderpand en dergelijke) en eventuele fiscale verrekeningen op de
lening wordt betaald. Daarbij is van belang dat van de meeste leningen waarmee
effecten worden gefinancierd, de rente niet aftrekbaar is van het inkomen. Wel
komt de lening in aftrek op het vermogen dat in box 3 de grondslag voor heffing
van de 1,2% vermogensrendementsheffïng (vrh) vormt.
Dga en zijn eigen bv
Een situatie waarin niet de gehele rente
gecompenseerd hoeft te worden, is die waarin een directeur-grootaandeelhouder
(dga) leent van zijn besloten vennootschap (bv). Omdat de dga dan de rente aan
zijn eigen bv betaalt, houdt hij een groot gedeelte van de rente in eigen zak.
De vennootschapsbelasting (vpb) en de heffing in box 2 van de inkomstenbelasting
snoepen samen bijna 48% van de rente af. Wanneer het voorstel "Werken aan winst"
van de regering Balkenende 3 het haalt, waarin een verdere verlaging van het
vpb-tarief wordt bepleit tot 25,5%, wordt dat ruim 44%. Dus in dat geval behoudt
de dga 56% van de aan de bv betaalde rente. Terwijl het lenen van bijvoorbeeld
een bank betekent dat u 100% van de rente moet betalen.
In de situatie
waarbij een particulier een lening aangaat om effecten te kopen, zijn er zoals
gezegd geen mogelijkheden om de bruto rentelast te verlagen. In dat geval dienen
dus de beleggingen minimaal deze rentelast te compenseren.
Bij de
berekening van het voor- of nadeel over meerdere jaren, kan echter niet worden
volstaan met het aftrekken van het rentepercentage van het rendementspercentage.
Er zal in absolute termen naar het resultaat moeten worden gekeken. Stel dat in
jaar 1 de netto rente op de lening 4% is en het netto beleggingsresultaat 7%
negatief. Als in jaar 2 wederom 4% rente wordt betaald en een positief
beleggingsrendement wordt behaald van 7%, dan lijkt de vermogensachteruitgang na
twee jaar gelijk aan de betaalde rente. Het positieve rendement in jaar 2 gaat
echter niet over 100% van de beleggingen, maar over slechts 89% van de
oorspronkelijke inleg, omdat het vermogen waarover het rendement kon worden
behaald in waarde was gedaald. De werkelijke vermogensachteruitgang komt neer op
bijna 9% in plaats van 8%.
HOE GROOT IS DE IMPACT VAN EEN PROCENT MEER OF
MINDER RENTE?
Hoe groot is de impact van een procent meer
of minder rente? Stel: Koos leent een bedrag van € 100.000 bij een bank. Zijn
streven is om met de beleggingen die hij hiervoor koopt minimaal de rente die
hij moet betalen goed te maken. Hij heeft een beleggingshorizon van tien jaar.
Na afloop van die termijn wil hij dus dat er nog steeds minimaal € 100.000 aan
beleggingen is en hij hoopt natuurlijk op meer. Omdat de schuld nominaal blijft,
hoeft hij voor een positief resultaat geen rekening te houden met inflatie. Hij
realiseert zich dat hij, om een positief resultaat te behalen, voornamelijk in
aandelen en alternatieve beleggingen (zoals vastgoed- en hedgefondsen) moet
beleggen, en beperkt in obligaties. Hij kiest dan ook voor een
vermogensgroeipro-ffel dat voor 60% uit aandelen, 20% uit alternatieve en 20%
uit vastrentende waarden bestaat. Als hij ieder jaar 4% rente verschuldigd is,
dan is de kans dat zijn beleggingen na tien jaar in ieder geval € 100.000 waard
zijn ongeveer 72%, uitgaande van historische statistische gegevens over de
afgelopen dertig jaar. In drie van de tien gevallen lijdt Koos verlies. Naar
verwachting heeft de portefeuille na tien jaar een omvang van € 147.000. Hierbij
is nog geen rekening gehouden met de vermogensrendementsheffïng van 1,2% die
jaarlijks over het positieve saldo van beleggingen minus schuld moet worden
betaald.
Als Koos niet 4% maar 5% rente per jaar moet betalen, dan
neemt de kans dat hij minimaal zijn lening kan terugbetalen af tot 63%, bij 6%
rente per jaar is de kans hierop nog slechts 52%. Dit houdt in dat Koos in één
op de drie respectievelijk één op de twee gevallen zijn lening niet met de
aangegane beleggingen kan terugbetalen en er dus een restschuld
ontstaat.
En eigenlijk is de doelstelling van Koos niet eens bijzonder
ambitieus. Waarom zou je gaan beleggen om minimaal hetzelfde vermogen te houden?
Ais het zijn doel is om na tien jaar een beleggingsportefeuille te hebben van
minimaal € 140.000 dan moet hij een jaarlijks rendement behalen van 6,9%. Bij 4%
rente per jaar haalt hij dat naar verwachting niet: de kans op € 140.000 na tien
jaar is ongeveer 47%. Met hogere rentepercentages is de haalbaarheid van deze
doelstelling uiteraard nog kleiner.
Alternatieve rentebetaling
Dit fenomeen doet zich in mindere mate voor wanneer
de rente niet uit de beleggingen wordt betaald, maar uit andere inkomstenbronnen
zoals salaris of opbrengsten uit vastgoed. In dat geval lijken de beleggingen op
zichzelf te staan. Toch kleven er ook in deze situatie behoorlijke risico's aan
het aangaan van een lening. Zo bestaat het gevaar dat bij sterk negatieve
koersontwikkelingen de bank eist dat er bijgestort moet worden, dat extra
zekerheden gegeven moeten worden, of zelfs dat de lening volledig moet worden
afgelost ondanks de omstandigheid dat de rente steeds keurig wordt
betaald.
Een dergelijk scenario is goed denkbaar wanneer de rente
scherp stijgt: dan stijgen de jaarlijkse lasten, terwijl de dekkingswaarde van
bijvoorbeeld een effectenportefeuille of van vastgoed onder druk komt te staan.
Hierdoor kan de dekkingswaarde van het vermogen snel verdwijnen. En het
gedwongen moeten verkopen van beleggingen of een woning komt altijd op een
verkeerd moment.
Dit gevaar is ook groot bij een situatie die de
laatste tijd veel voorkomt: mensen die een grote overwaarde in hun eigen woning
hebben en een laag opgebouwd pensioen, komen nogal eens in de verleiding om de
woning te belenen om daarmee een effectenportefeuille op te bouwen. De
beleggingen zouden dan als aanvulling op het inkomen kunnen dienen. Als de
opbrengsten hieruit onvoldoende zijn, wordt in feite het huis opgegeten. De kans
dat dit tot een positief resultaat kan leiden is - indachtig de bovenstaande
vergelijking van de diverse rentestanden - uitermate klein aangezien boven op de
rente ook nog bedragen voor levensonderhoud onttrokken worden aan de
portefeuille. Verstandiger lijkt het om tijdig kleiner (lees: goedkoper) te gaan
wonen en de overwaarde te beleggen zonder extra rentelasten.
Alleen
bij zeer lage netto rentelasten bestaat er dus een gerede kans dat beleggen met
geleend geld tot het gewenste resultaat leidt. Bovendien is het zaak alleen
hiertoe over te gaan indien u uw financiële doelstellingen ook bij een negatief
resultaat kunt realiseren.
Tom Loonen en Arjen Schepen zijn
werkzaam bij Bank Insinger de Beaufort NV als respectievelijk senior bankier en
manager financiële planning. Zij schrijven dit artikel op persoonlijke
titel.
Copyright (c) 2006 Het Financieele
Dagblad